Hoofdstuk 41

Dante wierp mijn lichaam er zo snel uit dat ik het gevoel had uit een rijdende auto te worden geslingerd. Ik klauwde in het gras, op zoek naar houvast terwijl alles om me heen draaide en wervelde. Zodra de duizeligheid wegtrok, keek ik om me heen waar Dante was gebleven. Ik rook hem voordat ik hem zag.

Zijn huid had de kleur van een bloeduitstorting gekregen en uit zijn opzwellende lichaam sijpelde bloed vol duivelskunstenarij in de aarde, als iets levends dat zich verborgen wilde houden voor het zonlicht. Het vlees liet los en verging tot stof. Binnen een paar seconden was er van Dante niets meer over dan droge botten.

Hij was dood. De duivelskunstenarij was verdwenen.

Langzaam krabbelde ik overeind. Mijn spijkerbroek was aan flarden en zat onder de vlekken, plukken gras kleefden aan mijn knieën. Ik streek met mijn tong over mijn gesprongen lippen en proefde bloed en de zilte smaak van zweet. Terwijl de tranen over mijn wangen stroomden, liep ik moeizaam naar Scott toe en stak in een nutteloos gebaar mijn handen uit naar zijn lichaam, dat razendsnel verging. Ik sloot mijn ogen en dwong mezelf aan zijn scheve glimlach te denken en niet aan die lege ogen. In gedachten hoorde ik zijn plagerige lach. Niet het rochelende, hijgende ademen van vlak voordat hij stierf. Ik klampte me vast aan de herinnering van de warme gebaren waarmee hij mij terloops aanraakte en zijn speelse stootjes, terwijl intussen zijn lichaam aan het ontbinden was.

‘Dank je,’ zei ik gesmoord, en ik hield mezelf voor dat hij ergens in de buurt was en me nog steeds kon horen. ‘Je hebt mijn leven gered. Vaarwel, Scott. Ik zal je nooit, nooit vergeten, dat is mijn eed aan jou,’ zwoer ik.

De nevel die over de begraafplaats hing, kreeg een gouden gloed toen de zonnestralen erdoorheen drongen. Ik trok Peppers dolk uit mijn schouder, en zonder op de vlammende pijn te letten strompelde ik tussen de zerken vandaan naar een open plek op de begraafplaats.

Het gras lag bezaaid met vreemde hopen, en toen ik dichterbij kwam, zag ik dat het lijken waren. Gevallen engelen, voor zover ik aan de stoffelijke resten kon zien. Net zoals bij Dante verdween hun vlees binnen enkele seconden. De blauwe vloeistof die van de karkassen droop, werd onmiddellijk door de aarde opgezogen.

‘Het is je gelukt.’

Instinctief greep ik de dolk steviger vast en draaide me pijlsnel om. Rechercheur Basso stak zijn handen in zijn zakken en er speelde een grimmig lachje om zijn lippen. Naast hem zat de zwarte hond die me nog maar luttele dagen geleden het leven had gered. Met zijn vurige gele ogen keek het dier me bedachtzaam aan. Basso boog zich naar hem over en aaide de plukkerige vacht tussen zijn oren.

‘Hij is een brave hond,’ zei Basso. ‘Hij heeft een goed tehuis nodig als ik er niet meer ben.’

Op mijn hoede deed ik een stap achteruit. ‘Wat heeft dit te betekenen?’

‘Het is je gelukt,’ zei hij weer. ‘De duivelskunstenarij is uitgeroeid.’

‘Droom ik soms?’

‘Ik ben een aartsengel.’ Hij vertrok zijn mond in een bijna schaapachtige grijns.

‘Ik weet echt niet wat ik hierop moet zeggen.’

‘Ik ben maanden op aarde geweest en heb hier undercover gewerkt. We verdachten Hank Millar en Chauncey Langeais ervan zich met duivelskunstenarij bezig te houden, en het was mijn taak om Hanks gangen na te gaan en zijn gezin in de gaten te houden – en daar hoorde jij dus ook bij.’

Basso was een aartsengel. En hij werkte undercover. Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik weet nog steeds niet wat dit allemaal te betekenen heeft.’

‘Jij hebt gedaan wat ik ook heb proberen te doen. De duivelskunstenarij uitbannen.’

Ik liet dit in stilte tot me doordringen. Na alles wat ik de afgelopen weken had meegemaakt, was er nog maar weinig wat me kon verbazen. Maar dit dus wel. Fijn om te constateren dat ik nog niet helemaal afgestompt was.

‘De gevallen engelen zijn weg. Dat zal niet eeuwig zo blijven, maar zolang het duurt moeten we er maar van genieten, vind je ook niet?’ bromde hij. ‘Ik sluit deze zaak en ga naar huis. Gefeliciteerd.’

Het drong nauwelijks tot me door. De gevallen engelen waren weg. Weg… Het woord vormde een gapende leegte in mijn binnenste.

‘Goed gedaan, Nora. O, en misschien wil je wel weten dat we Pepper in hechtenis hebben genomen en met hem zullen afrekenen. Hij beweert dat jij hem ertoe hebt aangezet de veren te stelen, maar ik zal maar doen alsof ik dat niet heb gehoord. En nu nog één ding, beschouw dit maar als een soort bedankje: maak een mooie snee door het teken op je pols,’ zei hij. Om aan te geven wat hij bedoelde, zaagde hij met de zijkant van zijn hand over zijn eigen pols.

‘Hoezo?’

Een veelbetekenend glimlachje. ‘Voor deze ene keer moet je me maar vertrouwen.’

En toen was hij verdwenen.

Ik leunde met mijn rug tegen een boom en probeerde langzaam alles op een rijtje te zetten. Dante was dood. De duivelskunstenarij was vernietigd. De oorlog bestond niet meer. Ik had me aan mijn eed gehouden. En Scott, o, Scott. Hoe moest ik dit aan Vee vertellen? Hoe kon ik haar helpen over dit verlies heen te komen, over haar verdriet, haar wanhoop? Hoe moest ik haar in de toekomst moed inspreken om door te gaan met haar leven als ik niet wist hoe ik zelf verder moest? Als ik Patch zou proberen te vervangen – of zelfs maar een klein beetje geluk bij iemand anders zou willen vinden – zou dat een leugen zijn. Ik was nu Nephilim, gezegend met het eeuwige leven, en vervloekt omdat dit een bestaan zonder Patch zou zijn.

Door het gras ritselden voetstappen; een bekend geluid. Ik verstarde, klaar om aan te vallen, toen een donkere gestalte uit de mist opdoemde. De gestalte speurde de grond af, duidelijk op zoek naar iets. Hij hurkte neer bij elk lijk, onderzocht het gejaagd en schopte het dan ongedurig met een vloek opzij.

‘Patch?’

Terwijl hij over een bijna tot stof vergaan lijk gebogen stond, verstijfde hij. Met een ruk keek hij op, zijn ogen tot spleetjes geknepen, alsof hij zijn oren niet kon geloven. Zijn blik kruiste de mijne en er verscheen een niet te beschrijven uitdrukking in zijn ogen. Opluchting? Blijdschap? Verlossing?

Er scheidden ons nog een paar meter, en ik vloog op hem af. Ik wierp me in zijn armen, klampte me vast aan zijn shirt en begroef mijn gezicht in zijn hals. ‘Laat dit waar zijn. Laat jij het zijn. Laat me niet meer gaan. Laat me nooit meer gaan.’ Ik liet mijn tranen de vrije loop. ‘Ik heb tegen Dante gevochten. Ik heb hem vermoord. Hij is dood. De duivelskunstenarij is verdwenen, maar ik heb Scott niet kunnen redden.’

Patch mompelde lieve woordjes in mijn oor, maar ik voelde zijn handen beven. Hij nam me mee naar een stenen bankje en bleef me vasthouden, ook toen we gingen zitten, alsof hij bang was dat ik hem zou ontglippen. Zijn ogen waren rood en ik kon zien dat hij had gehuild.

Blijf praten, zei ik tegen mezelf. Laat deze droom voortduren. Doe alles om Patch hier te houden.

‘Ik heb Rixon gezien.’

‘Hij is dood,’ zei Patch zonder enige omhaal. ‘En de rest ook. Voordat Dante ons uit de hel bevrijdde, heeft hij ons een eed van trouw laten zweren en ons een injectie gegeven met een prototype van duivelskunstenarij. Het was de enige manier om daar weg te komen. We hebben de hel verlaten terwijl dat spul door onze aderen, ons levensbloed stroomde. Alle gevallen engelen die het in zich hadden, zijn gestorven toen jij de duivelskunstenarij vernietigde.’

Dit moet een droom zijn, dacht ik, maar toch is het allemaal zo echt… Zijn aanraking voelde zo vertrouwd en deed mijn hart sneller slaan. Het bloed suisde door mijn aderen. In een droom zou ik nooit zo’n heftige lichamelijke reactie kunnen hebben.

‘Hoe komt het dat jij het hebt overleefd?’

‘Ik heb Dante geen eed gezworen en hij heeft me niet met duivelskunstenarij kunnen injecteren. Om uit de hel te kunnen ontsnappen heb ik tijdelijk bezit van Rixon genomen. Ik vertrouwde Dante en de duivelskunstenarij niet. Mijn vertrouwen was erop gevestigd dat jij korte metten met allebei zou maken.’

‘O, Patch,’ zei ik met trillende stem. ‘Je was weg. Ik zag je motor. Je kwam niet meer terug. Ik dacht…’ Er ging een steek door mijn hart. ‘Toen ik je veer niet kon redden…’ Het gevoel van verlies en wanhoop overviel me als een winterse kou, meedogenloos en verlammend. Ik kroop tegen Patch aan, bang dat hij onder mijn handen zou verdwijnen. Ik ging op zijn schoot zitten en legde snikkend mijn hoofd tegen zijn borst.

Patch wiegde me in zijn armen. Engel, mompelde hij tegen mijn gedachten. Ik ben hier. We zijn samen. Het is voorbij en we hebben elkaar nog.

Samen. We hebben elkaar. Hij was naar me teruggekeerd, en dat was het enige wat ertoe deed. Patch was hier.

Ik veegde mijn tranen af aan mijn mouw en ging schrijlings op zijn schoot zitten. Terwijl ik hem diep in de ogen keek, woelde ik met mijn vingers door zijn donkere haar en trok zijn hoofd naar me toe.

‘Ik wil bij je zijn,’ zei ik. ‘Heel dicht bij je zijn, Patch. Ik wil je helemaal hebben.’

Vurig en zonder enige terughoudendheid kuste ik zijn lippen, verkende zijn mond, wilde hem proeven. Hij sloeg zijn armen om me heen en drukte me stevig tegen zich aan. Teder liet ik mijn handen over zijn schouders, zijn armen en dijen glijden en voelde zijn spieren bewegen, zo echt, zo sterk en levend. Zijn mond op de mijne, gretig, hongerig.

‘Ik wil elke morgen naast je wakker worden en elke avond naast je in slaap vallen,’ zei Patch ernstig. ‘Ik wil voor je zorgen, je koesteren en van je houden zoals geen enkele andere man ooit van je zal houden. Ik wil je verwennen – al mijn kussen, al mijn strelingen, al mijn gedachten zijn voor jou. Ik zal je gelukkig maken, elke dag zal ik je gelukkig maken.’ De antieke, eenvoudige ring die hij tussen zijn vingers hield, glinsterde zilverig in het zonlicht. ‘Ik heb deze ring gevonden toen ik pas uit de hemel was verbannen. Ik heb hem bij me gehouden om me eraan te herinneren hoe eindeloos mijn straf was en hoe een simpele keuze eeuwigdurende gevolgen kan hebben. Ik heb hem heel lang bij me gehouden, maar nu wil ik hem aan jou geven. Jij hebt mijn lijden doorbroken. Jij hebt me een nieuwe eeuwigheid geschonken. Wees mijn meisje, Nora. Wees mijn alles.’

Ik beet op mijn lip om niet van oor tot oor te gaan grijnzen en keek naar de grond om mezelf ervan te overtuigen dat ik niet zweefde. ‘Patch?’

Hij schraapte met de ruwe kant van de ring over de binnenkant van zijn hand, waardoor er een dun straaltje bloed verscheen. ‘Ik zweer je, Nora Grey, dat ik mij op deze dag aan jou geef, voor eens en altijd. Ik ben van jou, en met al mijn liefde, met mijn hele lichaam en ziel lever ik me aan je uit.’ Hij stak de ring naar me uit als een offergave, een bindende belofte.

‘Patch…’ fluisterde ik.

‘Als ik me niet aan mijn woord hou, zal ellende en spijt mijn eeuwige loon zijn.’ Hij hield mijn blik vast en in zijn ogen zag ik pure oprechtheid. Maar ik zal me aan mijn woord houden, engel, ik zal je nooit in de steek laten.

Ik nam de ring aan en wilde er een kerfje in mijn hand mee maken, net zoals Patch had gedaan. Maar toen herinnerde ik me plotseling Basso’s raadselachtige opmerking en ik sneed met de ring door het potlooddunne teken aan de binnenkant van mijn pols, het teken waarmee ik geboren was, het kenmerk van mijn Nephilimafkomst. Helderrood bloed sijpelde over mijn huid. Ik legde de snede tegen Patch’ hand, en op de plaats waar ons bloed zich vermengde, kreeg ik een warm, prikkelend gevoel.

‘Ik zweer je, Patch, dat ik je liefde aanvaard en zal koesteren. En als antwoord schenk ik jou mijn lichaam en mijn hart – alles wat ik bezit. Ik ben van jou, helemaal en zonder voorbehoud. Hou van me, Patch. Bescherm en vervul me. Ik beloof jou hetzelfde te doen.’

Hij schoof de ring aan mijn vinger.

Plotseling maakte Patch een onverwachte beweging, alsof hij een elektrische schok kreeg. ‘Mijn hand,’ zei hij zacht. ‘Mijn hand…’

Hij staarde me aan, en ik zag de verwarring in zijn ogen. ‘Mijn hand tintelt op de plek waar ons bloed zich heeft vermengd.’

‘Je kunt het voelen…’ Ik durfde niet te geloven dat het waar zou zijn.

Ik durfde het niet te hopen, uit angst dat dit voorbij zou gaan en zijn lichaam opnieuw het mijne zou buitensluiten.

Maar dat gebeurde niet. Dit was Basso’s geschenk aan mij.

Patch, een gevallen engel, kon me voelen: mijn kussen, mijn strelingen, mijn warmte en hoe hevig ik op hem reageerde.

Hij maakte een geluid dat het midden hield tussen een lach en een kreun. Vol verbijstering keek hij me aan. ‘Ik kan je voelen.’ Haastig gleed hij met zijn handen over mijn armen, streek over mijn huid en pakte mijn gezicht vast. Bevend van genot kuste hij me vurig.

Hij tilde me op en ik slaakte een gilletje van vreugde. ‘Laten we hier weggaan,’ mompelde hij terwijl zijn ogen glansden van verlangen.

Ik sloeg mijn armen om zijn hals en legde mijn hoofd tegen zijn schouder. Zijn lichaam straalde belofte en warmte uit. En nu kon hij mij ook voelen. Onder mijn huid brandde het verlangen.

Dit was het dus. Samen. Voor altijd. Toen we wegliepen, verwarmde de zon mijn rug en verlichtte de weg voor ons.

Ik kon me geen beter voorteken indenken.