Hoofdstuk 6

‘Nee,’ flapte ik er automatisch uit. ‘Nee, nee, nee. Je kunt niet zomaar bij me intrekken.’ Een golf van pure paniek sloeg door me heen, te snel om te kunnen onderdrukken. Ik moest met een argument komen. Nu meteen. Maar mijn hersens produceerden slechts één gedachte, waar ik verder niets mee kon: nee.

‘Toch wel, mijn besluit staat vast,’ zei Marcie, en ze verdween naar binnen.

‘En ik dan?’ riep ik. Ik schopte tegen de deur, maar eigenlijk had ik het liefst mezelf een paar flinke schoppen verkocht. Ik had Vee een gunst bewezen, en kijk nou wat me dat had opgeleverd.

Ik zwiepte de deur open en marcheerde naar binnen. Vee zat aan ons tafeltje.

‘Welke kant ging ze op?’ vroeg ik op hoge toon.

‘Wie?’

‘Marcie!’

‘Ik dacht dat ze bij jou was.’

Zo pinnig mogelijk keek ik Vee aan. ‘Dit is allemaal jouw schuld. Ik moet haar zien te vinden.’

Zonder verder iets uit te leggen wrong ik me door de menigte, op zoek naar een spoor van Marcie. Ik moest dit regelen voordat het uit de hand liep. Ze stelt je op de proef, hield ik mezelf voor, ze probeert maar wat, er staat nog niks vast. Bovendien zou mijn moeder hier het laatste woord in hebben. En zij zou Marcie niet bij ons laten intrekken. Marcie had haar eigen huis en gezin. Goed, ze had een ouder te weinig, maar ik was het levende bewijs dat het in een gezin niet om aantallen gaat. Opgebeurd door deze gedachte kon ik iets ontspannener ademhalen.

Het licht werd gedimd, de zanger van Serpentine pakte de microfoon en bewoog zijn hoofd om het ritme aan te geven. Dit was het signaal voor de drummer om een intro te roffelen, Scott en de andere gitarist zetten in, en zo begon het optreden met een gewelddadig en onheilspellend nummer. Het publiek ging uit zijn dak, en headbangend zong iedereen luidkeels mee.

Nog één keer keek ik gefrustreerd om me heen, maar toen ik Marcie nog steeds niet zag, liet ik het er maar bij. Ik moest dat later maar regelen. Patch en ik hadden afgesproken dat ik hem zodra het optreden begon bij de bar zou treffen, en plotseling klopte mijn hart in mijn keel.

Ik liep naar de bar en ging op de eerste de beste barkruk zitten. Iets te snel, want ik verloor mijn evenwicht. Het was alsof mijn benen van rubber waren, en mijn handen trilden. Ik wist niet hoe ik me hier doorheen moest slaan.

‘Kun je je identificeren, schatje?’ vroeg de barman. Ik voelde iets zinderen, een waarschuwing dat hij Nephilim was. Precies zoals Patch had gezegd.

Ik schudde mijn hoofd. ‘Alleen een Sprite, graag.’

Even later voelde ik Patch achter me. De energie die hij uitstraalde, was krachtiger dan die van de barman, ik voelde de hitte op mijn huid. Dat effect had hij altijd op me, maar in tegenstelling tot andere keren maakte die heftige tinteling me nu misselijk van angst. Patch’ aanwezigheid betekende dat het zover was. Ik wilde dit niet, maar snapte ook dat ik geen andere keus had. Ik moest het spelletje slim spelen en aan mijn eigen veiligheid denken… en aan die van degenen die me lief waren.

Klaar? hoorde ik Patch via onze gedachten vragen.

Als je met klaar bedoelt dat ik elk moment kan gaan kotsen, ja, dan ben ik klaar.

Ik kom later bij je langs, dan hebben we het er nog wel over. Maar laten we nu maar beginnen.

Ik knikte.

Precies zoals we het hebben geoefend, klonk zijn stem in mijn hoofd.

Patch? Wat er ook gebeurt, ik hou van je. Ik had veel meer willen zeggen, want die vier laatste woordjes waren echt niet voldoende om uit te drukken wat ik voor hem voelde. Maar tegelijkertijd zeiden ze precies waar het op neerkwam.

Geen spijt hebben, engel.

Nee, reageerde ik plechtig.

Toen de barman met een andere klant klaar was, kwam hij Patch’ bestelling opnemen. Hij liet zijn blik over Patch gaan, en te zien aan de frons die op zijn gezicht verscheen had hij onmiddellijk door dat Patch een gevallen engel was. ‘Wat moet je?’ vroeg hij afgemeten terwijl hij zijn handen afveegde aan een theedoek.

Patch antwoordde met een dikke tong, alsof hij veel te veel gedronken had: ‘Een mooie rooie, liefst lang en slank, met benen waar geen eind aan lijkt te komen.’ Hij streek met zijn vinger over mijn jukbeen, waarop ik verstarde en mijn hoofd wegtrok.

‘Geen interesse,’ zei ik. Met mijn ogen strak op de spiegelwand achter de bar gericht, nam ik een slokje Sprite. Ik had het een beetje benauwd laten klinken om de aandacht van de barman te prikkelen.

De barman leunde met zijn indrukwekkende onderarmen op de granieten bar en keek Patch streng aan. ‘Kijk de volgende keer eerst op de kaart, voordat je mijn tijd verknoeit. We hebben hier geen ongeïnteresseerde vrouwen in de aanbieding. Niet met rood haar of wat dan ook.’ Hij liet een dreigende stilte vallen en liep toen weg naar de volgende klant.

‘Als ze Nephilim is, is het nog beter,’ riep Patch hem lallend na.

De barman bleef staan en draaide zijn hoofd om. Zijn ogen schitterden kwaadaardig. ‘Hou je een beetje gedeisd, gast. Het is hier een gemengd gezelschap, er zitten ook mensen tussen.’

Patch wuifde zijn woorden weg met een ongecoördineerde armbeweging. ‘Aardig dat je je om mensen bekommert, maar na een gedachtetrucje herinneren ze zich toch geen woord meer van wat ik heb gezegd. Heb dat zo vaak gedaan dat ik het slapend kan,’ zei hij een beetje opschepperig.

‘Wil je dat die sukkel de tent uit wordt gegooid?’ vroeg de barman mij. ‘Je hoeft het maar te zeggen en ik roep de uitsmijter.’

‘Dank je wel, maar ik handel dit zelf wel af,’ reageerde ik. ‘Sorry, maar mijn ex is een enorme hufter.’

Patch schoot in de lach. ‘Hufter? De laatste keer dat we samen waren noemde je me iets heel anders,’ merkte hij suggestief op.

Vol walging keek ik hem aan.

‘Weet je, ze is niet altijd Nephilim geweest,’ zei Patch tegen de barman. Hij klonk heel sentimenteel. ‘Misschien heb je van haar gehoord? De erfgenaam van de Zwarte Hand. Toen ze nog mens was, vond ik haar leuker, maar ja, het geeft ook wel een kick om iets te hebben met de beroemdste Nephil ter wereld.’

Nieuwsgierig nam de barman me op. ‘Ben jij de dochter van de Zwarte Hand?’

Ik keek Patch kwaad aan. ‘Je wordt bedankt.’

‘Klopt het dat de Zwarte Hand dood is?’ vroeg de barman. ‘Ik kan het nauwelijks geloven. En groot man, moge hij rusten in vrede. Gecondoleerd, ook voor je familie.’ Verward zweeg hij even. ‘Maar dood? Echt dóód?’

‘Dat zeggen ze,’ mompelde ik. Het ging me te ver om te gaan huilen, maar ik wist wel iets treurigs en plechtigs in mijn stem te leggen, wat de barman tevreden leek te stellen.

‘Een drankje voor de gevallen engel die hem te pakken heeft gekregen,’ viel Patch me in de rede, en hij hief mijn glas. ‘Volgens mij zijn we het er wel over eens dat het zo is gegaan. Onsterfelijk is niet meer wat het is geweest…’ Uitbundig lachend sloeg hij met zijn vuist op de bar.

‘En vroeger had je iets met dat varken?’ vroeg de barman me.

Ik wierp snel een blik op Patch en fronste. ‘Daar denk ik liever niet meer aan.’

‘Je weet toch…’ De barman dempte zijn stem, ‘je weet toch dat hij een gevallen engel is, hè?’

Ik nam nog een slokje en slikte dat moeizaam door. ‘Herinner me daar niet aan… Maar ik heb mijn leven gebeterd, want mijn nieuwe vriendje is Dante Matterazzi, honderd procent Nephilim. Misschien heb je van hem gehoord?’ Een prima moment om geruchten de wereld in te helpen.

Onder de indruk keek hij op. ‘Tuurlijk! Geweldige kerel. Iedereen kent Dante.’

Patch omklemde mijn pols. Het gebaar had niets liefkozends. ‘Ze vergist zich. Het is nog aan tussen ons. Zeg, moppie, zullen we hier weggaan?’

Ik deed of ik schrok van zijn aanraking. ‘Laat me los!’

‘Mijn motor staat hierachter. Wil je een ritje maken? Vanwege de goede, ouwe tijd?’ Hij stond op en trok me zo ruw van mijn barkruk dat die omviel.

‘Roep de uitsmijter,’ zei ik tegen de barman, en ik liet mijn stem heel angstig klinken. ‘Nu!’

Patch trok me mee naar de voordeur, en terwijl ik me zo overtuigend mogelijk probeerde los te rukken, besefte ik dat het ergste nog moest komen.

De uitsmijter, een Nephil die in het voordeel was omdat hij niet alleen een kop groter was dan Patch maar ook een heel stuk zwaarder, baande zich een weg door de menigte en kwam onze kant op. Hij pakte Patch bij de kraag, rukte hem van me los en knalde hem tegen een muur. Serpentine had zich naar de climax toegewerkt en overstemde elk geluid, maar de bezoekers die in de buurt stonden, weken uiteen en gingen in een halve kring om de twee mannen heen staan.

Patch stak zijn handen op en grijnsde dronken. ‘Ik wil geen gedoe.’

‘Te laat,’ zei de uitsmijter, en hij haalde met zijn vuist uit naar Patch’ gezicht. Er sijpelde bloed uit Patch’ wenkbrauw en ik moest moeite doen mijn afgrijzen niet te laten merken of mijn armen naar hem uit te strekken.

De uitsmijter maakte een hoofdgebaar richting uitgang en zei: ‘Als ik je gezicht hier ooit nog weer zie, ben je nog niet jarig. Duidelijk?’

Patch wankelde naar de deur en salueerde slapjes naar de uitsmijter. ‘Tot uw orders, generaal.’

De uitsmijter lichtte Patch pootje, waardoor hij van het betonnen stoepje viel. ‘Kijk nou eens, mijn voet schoot per ongeluk uit,’ zei de klerenkast.

Mijn aandacht werd getrokken door de lage, ruwe lach van een man die vlak naast de deuropening stond. Het was niet de eerste keer dat ik die lach hoorde. Toen ik nog mens was, zou ik die niet hebben herkend, maar nu waren al mijn zintuigen veel scherper. Ik tuurde door het donker, in een poging die akelige lach aan een gezicht te koppelen.

Daar.

Cowboyhoed. Deze keer droeg hij geen hoed en ook geen zonnebril, maar die opgetrokken schouders en die sarcastische glimlach zou ik uit duizenden herkennen.

Patch! riep ik hem in gedachten toe, hoewel ik twijfelde of hij het nog kon opvangen, want iedereen dromde om me heen nu de vechtpartij was afgelopen. Er is hier een van de Nephilim uit de hut! In de deuropening, met een zwart met rood flanellen overhemd, een spijkerbroek en cowboylaarzen.

Ik wachtte, maar er kwam geen antwoord.

Patch! Ik probeerde het nog eens, met al mijn mentale kracht. Ik kon niet achter hem aan gaan, anders zou ik mijn dekmantel prijsgeven.

Ineens stond Vee naast me. ‘Wat is hier aan de hand? Iedereen zegt dat hier wordt gevochten. Heb ik het gemist? Heb jij het gezien?’

Ik trok haar een eindje opzij. ‘Wil je iets voor me doen? Zie je die kerel in de deuropening, met dat boerenkinkeloverhemd aan? Kun je erachter komen hoe hij heet?’

Vee fronste haar wenkbrauwen. ‘Waar gaat dit over?’

‘Dat leg ik later wel uit. Flirt een beetje met hem, jat zijn portemonnee, maakt niet uit wat je doet. Maar heb het niet over mij, oké?’

‘Maar dan moet jíj iets voor mij doen. Een dubbele date. Jij en je gevaarlijke vriendje, en Scott en ik.’

Er was geen tijd om uit te leggen dat het uit was tussen Patch en mij, dus zei ik: ‘Prima. En schiet nou op voordat je hem in de drukte uit het oog verliest.’

Vee knakte haar vingerkootjes en liep heupwiegend weg. Ik bleef niet kijken hoe het haar verging. Moeizaam wrong ik me door de menigte, glipte de achterdeur door en holde naar het einde van de steeg. Ik liep om het gebouw heen, op zoek naar Patch.

Patch! riep ik. Ik zag alleen maar duisternis.

Engel? Wat doe jij nou? We mogen niet samen worden gezien. Met een ruk draaide ik me om, maar Patch was er niet. Waar ben je?

Aan de overkant. In het busje.

Ik keek naar de overkant, en ja hoor, daar stond een aftands Chevrolet-busje langs de stoep. Het viel totaal niet op tegen de achtergrond van al die vervallen gebouwen. De ramen waren van getint glas, zodat niemand naar binnen kon gluren.

Een van de Nephilim uit de hut is in The Devil’s Handbag!

Een lange stilte.

Heeft hij het gevecht gezien? vroeg Patch ten slotte.

Ja.

Hoe ziet hij eruit?

Hij heeft een zwart met rood flanellen overhemd aan en draagt cowboylaarzen.

Zorg dat hij naar buiten komt. Samen met die andere twee uit de hut, als die er ook zijn. Ik wil ze spreken.

Het klonk dreigend zoals Patch het zei, maar aan de andere kant, ze hadden het verdiend. Wat mij betrof hadden ze elk greintje medeleven verspeeld toen ze me in hun busje hadden geduwd.

Ik rende The Devil’s Handbag weer in en duwde me door het publiek dat in dikke rijen voor het podium stond. Serpentine ging nog lekker tekeer met een ballad waarvan iedereen uit zijn dak ging. Ik wist niet hoe ik Cowboyhoed naar buiten moest krijgen, maar ik kende wel iemand die ervoor kon zorgen dat iederéén naar buiten ging.

Scott! Ik riep hem maar het was volkomen zinloos, want met die keiharde muziek kon hij me niet horen. En waarschijnlijk was hij veel te geconcentreerd bezig om iets anders dan muziek op te merken.

Ik ging op mijn tenen staan en speurde de ruimte af, op zoek naar Vee. Ze kwam net mijn kant op.

‘Ik heb al mijn Vee-charme ertegenaan gegooid, maar hij was er niet gevoelig voor,’ zei ze. ‘Misschien moet ik mijn haar eens anders doen.’ Ze snoof aan haar oksels. ‘Mijn deodorant werkt nog wel, geloof ik.’

‘Heeft hij je afgepoeierd?’

‘Yep. Ik heb zijn naam niet eens te horen gekregen. Betekent dat dat er geen dubbele date inzit?’

‘Ik kom zo terug,’ zei ik. Ik wrong me weer door de massa heen, terug naar de steeg. Ik moest dichter bij Patch zijn om hem de boodschap te kunnen overbrengen dat het lastiger zou worden dan ik had gedacht om onze Nephilvriend The Devil’s Handbag uit te krijgen. Maar toen zag ik twee donkere gestaltes op het trappetje van het pand ernaast zacht met elkaar praten, en ik bleef stokstijf staan.

Pepper Friberg en… Dabria.

Vroeger was Dabria een engel des doods, en voordat Patch en zij uit de hemel waren verbannen, hadden ze een relatie met elkaar gehad. Patch had me van alle kanten bezworen dat hun verhouding saai was, niet lichamelijk en eigenlijk alleen maar omdat het toevallig zo uitkwam. Maar toch… Toen Dabria vond dat ik een bedreiging vormde voor haar plannen om haar verhouding met Patch hier op aarde nieuw leven in te blazen, had ze geprobeerd me te doden. Ze was cool, blond en chic. Ik had nog nooit meegemaakt dat haar haren niet goed zaten, en van haar lach werd ik helemaal koud vanbinnen. Omdat ze nu een gevallen engel was, voorzag ze in haar bestaan door slachtoffers geld uit de zak te kloppen onder het valse voorwendsel dat ze in de toekomst kon kijken. Ze was een van de gevaarlijkste gevallen engelen die ik kende, en ik twijfelde er niet aan of ik stond op nummer één van haar top tien van meest gehate personen.

Meteen deinsde ik achteruit, tegen de buitenmuur van The Devil’s Handbag aan. Ik hield mijn adem in, maar noch Pepper noch Dabria leek me te hebben gezien. Voetje voor voetje sloop ik dichterbij, maar ik kon niet al te veel risico nemen. Ik kon niet horen wat ze zeiden, want als ik te dichtbij kwam, zou een van de twee, of allebei, mijn aanwezigheid hebben aangevoeld.

Pepper en Dabria bleven nog een paar minuten staan praten, toen draaide Dabria zich om en slenterde het steegje uit. Pepper maakte een obsceen gebaar in haar richting. Lag het aan mij, of zag hij er echt zo ontevreden uit?

Ik wachtte totdat Pepper ook weg was gegaan en kwam toen uit mijn donkere schaduwplekje. Meteen stapte ik The Devil’s Handbag weer in. Daar zat Vee aan ons tafeltje, en ik schoof naast haar op het bankje.

‘Iedereen moet hier weg. Nu meteen,’ zei ik.

Vee knipperde met haar ogen. ‘Pardon?’

‘Denk je dat iedereen naar buiten rent als ik “Brand, brand!” roep?’

‘Dat lijkt me nogal ouderwets. Je zou “Politie!” kunnen roepen, maar dat is eigenlijk hetzelfde. Niet dat ik iets tegen ouderwets heb, hoor. Maar waarom heb je zo’n haast? Zó verschrikkelijk slecht vind ik Serpentine nou ook weer niet.’

‘Ik leg het een andere keer wel uit…’

‘Later.’ Vee knikte. ‘Dat dacht ik al. Als je het mij vraagt, zou ik “Politie!” roepen. Er zijn hier vast wel een paar types die dingen doen die verboden zijn. Zodra je “Politie!” roept, komen ze in beweging.’

Nerveus beet ik op mijn lip. ‘Zeker weten?’ Dit zou best wel eens verkeerd kunnen uitpakken. Aan de andere kant had ik weinig keus. Patch wilde met Cowboyhoed babbelen, en ik wilde ook dat hij dat deed. En ik wilde ook dat die ondervraging gauw achter de rug zou zijn omdat ik Patch over Pepper en Dabria wilde vertellen.

‘Ik weet voor vijfendertig procent zeker…’ zei Vee.

Ze maakte haar zin niet af omdat er ineens een kille luchtvlaag door de ruimte trok. Het was me niet meteen duidelijk of die plotselinge kilte die ik voelde veroorzaakt werd door open getrapte deuren of doordat mijn lichaam reageerde op problemen die in aantocht waren – problemen van de ergste soort.

Gevallen engelen stroomden The Devil’s Handbag binnen. Na de eerste tien raakte ik de tel kwijt, er leek geen einde aan te komen. Ze verspreidden zich zo snel dat ik alleen maar vage bewegingen zag. Ze waren voorbereid op een gevecht en haalden met messen en stalen boksbeugels uit naar alles wat op hun pad kwam. Te midden van het gewoel moest ik hulpeloos toezien hoe twee Nephiljongens op de knieën werden gedwongen en zich vergeefs verzetten tegen de gevallen engelen die zich over hen heen bogen en eisten dat ze een gelofte van trouw aflegden.

Een van de gevallen engelen, een magere jongen zo bleek als de maan, zette zijn elleboog zo gewelddadig in de nek van een Nephilmeisje dat die brak terwijl ze nog aan het gillen was.

Hij keek naar het gezicht van het meisje, dat van deze afstand griezelig veel op mij leek. Hetzelfde lange, krullende haar. Ze was ook ongeveer van mijn lengte en postuur.

Na een poosje aandachtig haar gezicht te hebben bekeken, grauwde hij ongeduldig en liet zijn kille blik door de ruimte dwalen. Ik kreeg het gevoel dat hij op zoek was naar zijn volgende slachtoffer.

‘We moeten hier weg,’ zei Vee gejaagd, en ze greep me bij de hand. ‘Deze kant op.’

Voordat ik me kon afvragen of Vee ook had gezien dat de gevallen engel de nek van het meisje brak, en zo ja, hoe ze dan zo kalm kon blijven, duwde ze me al de menigte in.

‘Niet achteromkijken,’ schreeuwde ze in mijn oor. ‘Schiet op!’

Opschieten. Oké. Probleem was alleen dat minstens honderd bezoekers zich een weg naar de deur vochten. In een paar tellen was het publiek in een paniekerige menigte veranderd die zich met ellebogen een pad naar de uitgang baande. Halverwege een nummer was Serpentine opgehouden. Er was geen tijd om terug te gaan voor Scott. Ik kon alleen maar hopen dat hij via de artiesteningang had weten te ontsnappen.

Vee kwam dicht achter me aan en gaf me zo vaak een duw in de rug dat ik me afvroeg of ze me soms dekking gaf. Ze kon ook niet weten dat ík haar zou proberen te beschermen als de gevallen engelen ons inhaalden. Ondanks de afmattende training met Dante vanmorgen dacht ik niet dat ik een kans zou maken.

Plotseling kwam ik in de verleiding om terug te keren en te vechten. Nephilim bezaten rechten. En ík had rechten. Ons lichaam behoorde niet toe aan gevallen engelen. Ze hadden geen enkele gegronde reden om ons te bezitten. Ik had de aartsengelen overhaast beloofd de oorlog de kop in te drukken, maar ik had persoonlijk belang bij die belofte. Ik wilde oorlog, en ik wilde vrijheid opdat ik nooit, echt nooit, op mijn knieën zou hoeven te zweren dat ik mijn lichaam overdroeg aan een ander.

Maar hoe kon ik krijgen wat ik wilde en ook de aartsengelen te vriend houden?

Eindelijk bereikten Vee en ik de koude nachtlucht. De menigte vluchtte links en rechts de duisternis in. Zonder de tijd te nemen om op adem te komen renden we naar Vee’s auto.