Hoofdstuk 8

Voetje voor voetje strompelde ik het bos uit. Toen ik thuiskwam, was het gevoel alsof ik vanbinnen in brand stond grotendeels verdwenen. Ik kon weer normaal ademhalen, maar ik was nog wel ontzettend op mijn hoede. Wat had Dante me gegeven? En waarom?

Om mijn hals hing een koordje met de sleutel, dus kon ik gewoon naar binnen. Nadat ik mijn schoenen uit had getrokken, sloop ik de trap op en liep op mijn tenen langs de slaapkamer van mijn moeder. Het wekkertje naast mijn bed gaf aan dat het tien voor zeven was. Voordat Dante in mijn leven was gekomen, zou dat een normaal – of een beetje vroeg – tijdstip zijn om uit bed te komen. Meestal werd ik ’s morgens uitgerust wakker, maar nu was ik alleen maar bekaf en ongerust. Ik pakte schone kleren en liep de badkamer in om te douchen en me klaar te maken voor school.

Om tien voor acht stuurde ik de Volkswagen het parkeerterrein van school op en liep naar het gebouw, een hoog grijs pand dat veel weg had van een oude protestantse kerk. Eenmaal binnen propte ik mijn spullen in mijn kluisje, pakte de boeken voor het eerste en tweede uur en ging naar het klaslokaal. Ik had maagpijn van de honger, maar was nog te overstuur om iets te eten. Het blauwe drankje klotste onbehaaglijk in mijn buik.

Het eerste uur hadden we geschiedenis. Ik ging op mijn plek zitten en scrolde door het schermpje van mijn nieuwe telefoontje om te kijken of ik een berichtje had. Nog steeds niets van Patch. Geeft niks, dacht ik, waarschijnlijk is er iets tussengekomen. En toch raakte ik het gevoel niet kwijt dat er iets mis was. Patch had gezegd dat hij gisteravond langs zou komen, en het was niets voor Patch om zich niet aan zijn woord te houden. Vooral omdat hij wist hoe overstuur ik zou zijn nadat we het hadden uitgemaakt.

Net toen ik mijn mobieltje weg wilde stoppen, floepte er een sms’je binnen.

OVER EEN HALFUUR BIJ DE WENTWORTH RIVIER, had Patch geschreven.

ALLES GOED MET JE? schreef ik onmiddellijk terug.

JA. IK BEN BIJ DE STEIGERS. ZORG DAT JE NIET WORDT GEVOLGD.

Geen geweldige timing, maar geen haar op mijn hoofd die erover dacht niet te gaan. Hij zei dat het goed met hem ging, maar daar was ik niet zo zeker van. Als alles goed met hem ging, waarom haalde hij me dan de klas uit, en waarom moesten we elkaar helemaal bij de steiger spreken?

Ik liep naar de tafel van mevrouw Warnock. ‘Mevrouw Warnock, het spijt me, maar ik voel me niet zo lekker. Mag ik naar de schoolverpleegkundige, ik moet even liggen.’

Mevrouw Warnock zette haar bril af en keek me ernstig aan. ‘Is er iets aan de hand, Nora?’

‘Ongesteld,’ fluisterde ik. Kon ik nou echt niets beters verzinnen?

Ze zuchtte eens diep. ‘Als ik een stuiver kreeg voor elke keer dat een leerling dat aanvoert…’

‘Ik zou het niet vragen als ik niet zo’n verschrikkelijke buikpijn had, met kramp en zo.’ Ik dacht erover mijn handen op mijn buik te drukken, maar zag daarvan af omdat het misschien overdreven zou overkomen.

Uiteindelijk zei ze: ‘Vraag de verpleegkundige maar om een paracetamolletje. Maar zodra je je beter voelt, kom je terug in de klas. We beginnen vandaag met de module over het republikeinse gedachtegoed van Jefferson. Als je niemand hebt van wie je betrouwbare aantekeningen over kunt nemen, ben je de komende twee weken bezig het in te halen.’

Ik knikte heftig. ‘Dank u wel.’

Ik wist niet hoe snel ik de klas uit moest komen en rende vervolgens de trap af. Nadat ik de gang had afgespeurd om te kijken of de conrector niet de ronde deed, glipte ik via een zijdeur het gebouw uit.

Ik sprong in de Volkswagen en gaf gas. Dit was uiteraard het gemakkelijke deel. Zonder briefje van de verpleegkundige terugkomen in de klas was iets waar tovenarij aan te pas zou moeten komen. Maar niet getreurd, dacht ik, in het ergste geval zou mijn smoes worden ontdekt en moest ik me de hele volgende week voor dag en dauw melden.

Bovendien was het een goede smoes om uit de buurt van Dante te blijven, want ik vertrouwde hem niet meer.

De zon scheen, het was een beetje heiig, maar de lucht was blauw en het frisse briesje dat door mijn bodywarmer drong, kondigde de meedogenloze komst van de winter aan. Het parkeerterrein bij het haventje was verlaten. Er waren geen sportvissers. Nadat ik de auto had weggezet, verstopte ik me een poosje in de bosjes langs de rand van het parkeerterrein om er zeker van te zijn dat ik niet werd gevolgd. Toen liep ik over het verharde pad naar de steigers. Algauw kwam ik erachter waarom Patch juist deze plek had uitgekozen: afgezien van een paar tjilpende vogels was hier niemand.

Er strekten zich drie steigers uit in de brede rivier, maar er lagen geen boten aan. Met mijn hand boven mijn ogen tegen de felle zon liep ik naar de eerste en keek speurend om me heen. Geen Patch.

Toen hoorde ik mijn mobieltje.

Een sms’je van Patch: IK STA TUSSEN DE BOMEN AAN HET EIND VAN HET PAD.

Langs de steigers volgde ik het pad naar de bomen, en opeens stapte Pepper Friberg achter een boom vandaan. In zijn ene hand had hij Patch’ mobiel, in de andere een pistool. Met mijn blik strak op het pistool gericht deinsde ik achteruit.

‘Je gaat er niet dood aan, maar een schotwond kan verschrikkelijk veel pijn doen,’ zei hij. Zijn polyesterbroek kwam tot boven zijn middel, en zijn hemd hing scheef omdat hij de knoopjes door het verkeerde knoopsgat had gehaald. Hoewel hij er sullig en bespottelijk uitzag, voelde ik zijn macht als bloedhete zonnestralen over me heen gaan. Hij was veel gevaarlijker dan hij op het eerste gezicht leek.

‘Moet ik soms aannemen dat je daar ervaring mee hebt?’ beet ik hem toe.

Hij liet zijn ogen over het pad schieten. Met een witte zakdoek veegde hij zijn voorhoofd af, nog een teken dat hij niet op zijn gemak was. Zijn nagels waren helemaal afgekloven. ‘Als je weet wat ik ben, en ik durf te wedden dat Patch je dat heeft verteld, weet je ook dat ik ongevoelig voor pijn ben.’

‘Ik weet dat je een aartsengel bent, en ik weet ook dat je je niet aan de regels houdt. Patch heeft me verteld dat je een dubbelleven leidt, Pepper. Een machtige aartsengel die er als mens een beetje bijklust? Met jouw mogelijkheden zou je alles naar je hand kunnen zetten. Wil je geld? Macht? De bloemetjes buitenzetten?’

‘Ik heb je al verteld dat ik achter Patch aan zit,’ antwoordde hij. Het zweet parelde weer op zijn voorhoofd. Hij kon het blijkbaar niet snel genoeg afvegen. ‘Waarom weigert hij me te spreken?’

Misschien omdat je hem in de hel wilt vastketenen. Ik maakte een hoofdgebaar in de richting van de mobiel in Peppers hand. ‘Leuk trucje, me hiernaartoe lokken met dat toestel. Hoe kom je eraan?’

‘Ik heb het gisteravond van hem gejat, bij The Devil’s Handbag. Ik had Patch opgespoord, verstopt in een bruin bestelbusje aan de overkant van de ingang. Hij ging ervandoor voordat ik hem te pakken kreeg, maar in zijn haast heeft hij niet al zijn spullen meegenomen, zoals zijn mobiel met al zijn contacten erin. Ik ben de hele ochtend bezig geweest om alle nummers te bellen en te sms’en om jou te bereiken.’

Stiekem haalde ik opgelucht adem. Patch was ontkomen. ‘Als je me hierheen hebt laten komen om me te ondervragen, heb je pech. Ik weet niet waar Patch is. Ik heb hem sinds gisteren niet meer gesproken. Volgens mij heb jij hem voor het laatst gezien.’

‘Ondervragen?’ De lelletjes van zijn olifantenoren kleurden rood. ‘Tjonge, dat klinkt heftig. Waar zie je me voor aan? Zie ik er soms uit als een ordinaire misdadiger?’

‘Als je me niets te vragen hebt, waarom lokte je me dan helemaal hiernaartoe?’ Tot dusver waren er geen harde woorden gevallen, maar ik werd steeds zenuwachtiger. Ik vertrouwde Peppers onbeholpen, stuntelige gedrag niet. Het was vast een list.

‘Zie je die boot daar?’

Ik volgde Peppers blik. Op het water deinde een motorboot. Een slanke, dure en waarschijnlijk heel snelle motorboot. ‘Mooie boot. Ga je varen?’ vroeg ik, en ik deed mijn best het luchtig te laten klinken.

‘Ja, en jij gaat met me mee.’