Hoofdstuk 14

Met een schok werd ik wakker en even wist ik niet waar ik was. Ik lag in een vagelijk bekend bed in een donkere kamer waar het warm en aards rook. Er lag iemand naast me en ik voelde een beweging.

‘Engel?’

‘Ik ben wakker,’ zei ik, opgelucht dat ik bij Patch bleek te zijn. Ik wist niet hoelang ik buiten westen was geweest, maar in zijn huis voelde ik me veilig, omdat hij over me waakte. ‘Blakely had bezit van Marcies lichaam genomen. Ik voelde zijn aanwezigheid niet en stapte gewoon op hem af, zonder te beseffen dat ik in de val liep. Ik probeerde je nog te waarschuwen, maar Blakely had me afgeschermd met een soort koepel. De gedachten die ik je stuurde, ketsten daarop af.’

Patch knikte en streek een ontsnapte krul achter mijn oor. ‘Ik zag hem uit Marcies lichaam komen en wegvluchten. Met Marcie gaat alles goed. Ze is geschrokken, maar verder oké.’

‘Waarom heeft hij me gestoken?’ Met een van pijn vertrokken gezicht deed ik mijn shirt omhoog om naar de wond te kijken. Vanwege mijn Nephilimbloed zou de wond nu al geheeld moeten zijn, maar hij was nog vers en er hing een blauwig waas omheen.

‘Hij wist dat als je gewond was, ik bij je zou blijven in plaats van achter hem aan gaan. Daar zal hij nog voor boeten,’ zei Patch afgemeten. ‘Toen ik je hiernaartoe bracht, straalde je van top tot teen een blauw schijnsel uit. Je leek in coma. Ik kon je niet bereiken, zelfs niet door gedachten te sturen. Ik was doodsbang.’ Hij trok me beschermend tegen zich aan en hield me zo stevig vast dat het toen pas ten volle tot me doordrong hóé bang hij was geweest.

‘Wat heeft dit voor gevolgen voor me?’

‘Dat weet ik niet. Het kan nooit goed zijn dat je nu al twee keer duivelskunstenarij in je lijf hebt gehad.’

‘Dante drinkt het dagelijks.’ Als het hem niet deerde, zou het mij toch ook niet deren? Toch? Dat wilde ik graag geloven.

Patch reageerde daar niet op, maar ik kon wel raden wat hij dacht. Net als ik besefte hij dat duivelskunstenarij bepaalde bijwerkingen moest hebben.

‘Waar is Marcie?’ vroeg ik.

‘Ik heb haar geheugen wat aangepast, dus zal ze zich niet herinneren dat ze me vanavond heeft gezien. Dabria heeft haar naar huis gebracht. Kijk niet zo. Ik had weinig keus en bovendien had ik Dabria’s telefoonnummer.’

‘Dat zit me nou juist zo dwars!’ Door de heftige reactie begon mijn wond weer te steken en ik vertrok mijn gezicht van pijn.

Patch rolde met zijn ogen en gaf me een zoen op mijn voorhoofd. ‘Moet ik je nou weer vertellen dat er niets is tussen Dabria en mij?’

‘Dabria is nog lang niet over jou heen.’

‘Om jou te pesten doet ze alsof ze iets voor me voelt. Speel haar nou niet in de kaart.’

‘Bel haar dan niet steeds om je te helpen, alsof ze deel uitmaakt van het team,’ gaf ik hem lik op stuk. ‘Ze heeft geprobeerd me te doden, en als je haar de kans gaf, zou ze je meteen weer van me afpikken. Het kan me niet schelen hoe vaak je het ontkent. Ik heb gezien hoe ze naar je kijkt.’

Aan zijn gezicht te zien wilde Patch hier met een gevatte opmerking op reageren, maar hij hield zich in en liet zich lenig van het bed glijden. Zijn zwarte T-shirt was gekreukt en zijn haar zat door de war, waardoor hij eruitzag als een piraat. ‘Zal ik iets te eten voor je halen? Iets te drinken? Ik voel me zo nutteloos, ik word er gek van.’

‘Ga maar achter Blakely aan, als je zo graag iets wilt doen,’ zei ik pinnig. Op welke manier zou ik voor eens en voor altijd van Dabria af kunnen komen?

Er verscheen een even sluwe als sinistere glimlach op Patch’ gezicht. ‘We hoeven niet naar hem op zoek. Hij komt wel naar ons toe. Toen hij wegvluchtte kon hij zijn mes niet meenemen. Hij weet dat wij het nu hebben, en hij weet ook dat het een bewijsstuk is waarmee ik naar de aartsengelen kan gaan om aan te tonen dat hij aan duivelskunstenarij doet. Hij komt dat mes heus wel halen. Waarschijnlijk heel snel.’

‘Laten we hem dan meteen uitleveren aan de aartsengelen. Dan mogen zij zich druk maken over het uitroeien van duivelskunstenarij.’

Patch lachte kort en een beetje schamper. ‘Ik vertrouw de aartsengelen niet meer. Pepper Friberg is niet de enige rotte appel. Als ik Blakely aan ze uitlever, is dat nog geen garantie dat ze iets aan de rotzooi gaan doen. Vroeger dacht ik dat aartsengelen niet corrupt konden zijn, maar het is ze goed gelukt me van het tegendeel te overtuigen. Ik heb ze met de dood zien spelen en de andere kant zien opkijken als er sprake was van ernstige misdrijven. Ze hebben me laten opdraaien voor misdaden die ik niet heb begaan. Ik heb fouten gemaakt en ook al heb ik daarvoor geboet, ik denk niet dat ze zullen rusten voordat ze me in de hel hebben opgesloten. Ze houden niet van tegenstand en voor hen belichaam ik dat woord. Deze keer neem ik het heft in handen. Blakely komt zijn mes halen, en wanneer hij komt, sta ik klaar.’

‘Ik wil graag helpen,’ zei ik meteen. Ik wilde de Nephil te grazen nemen die zo stom was geweest me te steken. Blakely maakte deel uit van het Nephilimleger, maar ík was de aanvoerder. Wat hij had gedaan was in mijn ogen uiterst respectloos, maar anderen zouden het als verraad bestempelen. En ik was er zeker van dat Nephilim niet erg op verraders waren gesteld.

Zonder iets te zeggen keek Patch me diep in de ogen, alsof hij erachter wilde komen of ik wel tegen Blakely op kon. Tot mijn grote tevredenheid knikte hij na een poosje. ‘Goed, engel. Maar nu even iets anders. De wedstrijd is twee uur geleden afgelopen en je moeder vraagt zich vast af waar je blijft. Dus nu breng ik je eerst maar eens naar huis.’

Er brandde geen licht meer op de boerderij, maar ik wist dat mijn moeder pas zou gaan slapen wanneer ik veilig thuis was. Zachtjes klopte ik op haar slaapkamerdeur, zette die op een kiertje en fluisterde in het donker: ‘Ik ben er.’

‘Heb je het leuk gehad?’ vroeg ze terwijl ze een geeuw onderdrukte.

‘Ons team heeft heel goed gespeeld,’ ontweek ik de vraag.

‘Marcie is al een paar uur thuis. Ze was nogal stilletjes en ging meteen naar haar kamer. Misschien was ze ergens door van slag of zo.’ Het was geen vraag, maar zo klonk het wel.

‘Waarschijnlijk moet ze ongesteld worden.’ Waarschijnlijk deed Marcie alles wat ze kon om niet in paniek te raken. Ik was ook een keer bezeten geweest, en het was met geen pen te beschrijven hoe verschrikkelijk dat voelde. Toch had ik weinig medelijden met haar. Als Marcie had gedaan wat ik van haar had gevraagd, zou dit allemaal niet zijn gebeurd.

In mijn kamer trok ik gauw mijn kleren uit en keek nog eens goed naar de wond. De blauwe gloed was nog niet helemaal verdwenen, maar wel minder geworden. Dat leek me een goed teken.

Net toen ik in bed was gestapt, werd er op de deur geklopt. De deur ging open en Marcie stond in de deuropening. ‘Ik ga over de rooie,’ zei ze. Ze zag er inderdaad zo uit.

Ik gebaarde dat ze moest binnenkomen.

‘Wat is er allemaal gebeurd?’ wilde ze weten toen ze de deur achter zich had dichtgedaan. Haar stem brak en er stonden tranen in haar ogen. ‘Hoe kon hij mijn lichaam zomaar overnemen?’

‘Blakely nam bezit van je.’

‘Hoe kun je daar zo rustig onder blijven?’ Ze begon nog net niet te gillen. ‘Hij zat ín me. Als een soort parasiet!’

‘Als je Blakely aan mij had overgelaten, zoals we hadden afgesproken, was er niets gebeurd.’ Zodra ik dat had gezegd, drong tot me door dat het wel erg hardvochtig klonk. Marcie was oerstom geweest, maar wie was ik om over haar te oordelen? Ik had ook vaak impulsief gehandeld. Ze had zich laten gaan omdat ze wilde weten wie haar vader had vermoord. Wie kon haar dat kwalijk nemen? Ik al helemaal niet.

Ik slaakte een zucht. ‘Sorry, zo bedoelde ik het niet.’

Het was echter al te laat. Met een gekwetste blik in haar ogen draaide ze zich om en ging weg.