Hoofdstuk 38

Ik sprong op. Zonder acht te slaan op de hitte stormde ik op de vlammenzee af terwijl de vonken als vuurwerk op de grond regenden. Ik klauwde aan de enorme berg veren en gilde van paniek. Er waren nog slechts twee veren over van Patch’ tijd als aartsengel. Eén veer hadden we achtergehouden. De andere was zorgvuldig opgeslagen door de aartsengelen toen ze Patch uit de hemel hadden verbannen. Die veer moest zich ergens in die berg bevinden.

Patch’ veer kon wel overal zijn. Misschien was die al verbrand. Het waren er zo ontzettend veel. Een wolk gloeiende asdeeltjes zweefde als flintertjes verschroeid papier om het vuur.

‘Scott! Help mee om Patch’ veer te vinden!’ Ik moest nadenken. Patch’ veer. Die had ik eerder gezien. ‘Een zwarte, een pikzwarte,’ zei ik snel. ‘Ga zoeken, dan haal ik dekens om het vuur mee te doven.’

Ik rende terug naar Patch’ appartement, met de rook als een waas voor mijn ogen. Plotseling bleef ik stokstijf staan omdat ik een lichaam in de tunnel zag liggen. Ik knipperde met mijn ogen, die prikten van de rook.

‘Het is te laat,’ zei Marcie. Haar gezicht was opgezet van het huilen en het puntje van haar neus zag rood. ‘Je kunt het vuur niet blussen.’

‘Wat heb je gedáán?’ tierde ik.

‘Ik ben de rechtmatige erfgenaam van mijn vader. Ik zou de Nephilim moeten aanvoeren.’

‘Rechtmatige erfgenaam? Hoor je wel wat je zegt? Wil jij die taak op je nemen? Ik niet. Je vader heeft hem me opgedrongen!’

Haar lip trilde. ‘Hij hield meer van mij. Hij zou mij hebben gekozen. Je hebt dit van me gejat.’

‘Je wilt dit allemaal niet, Marcie,’ zei ik. ‘Wie heeft je die onzin wijsgemaakt?’

De tranen biggelden over haar wangen en ze ademde sidderend. ‘Mijn moeder stelde voor dat ik bij jou zou intrekken. Ze zei dat haar Nephilimvrienden en zijzelf een oogje op je wilden houden. Ik stemde in omdat ik dacht dat je meer wist over de dood van mijn vader maar me dat niet wilde vertellen. Als ik voortdurend bij je in de buurt was, zou ik…’ Opeens viel de paarlemoeren dolk in haar handen me op. Die gloeide wittig op, alsof de sterkste zonnestralen erin gevangenzaten. Dit kon alleen maar Peppers behekste dolk zijn. De stomkop had niet goed opgelet en had zich door Marcie laten volgen. En toen had hij de veren en de dolk hier weggegooid en was ’m gesmeerd, waardoor alles in Marcies handen was gevallen.

Ik stak mijn handen naar haar uit. ‘Marcie…’

‘Raak me niet aan!’ krijste ze. ‘Dante heeft me verteld dat jíj mijn vader hebt vermoord. Hoe kon je? Hoe kón je? Ik was ervan overtuigd dat het Patch was, maar jíj was het dus!’ Ze was helemaal hysterisch.

Ondanks de hitte liep er een koude rilling van angst over mijn rug.

‘Ik… ik kan het uitleggen.’ Maar eigenlijk dacht ik dat ik dat helemaal niet kon. Aan de verwilderde, geagiteerde uitdrukking op Marcies gezicht te zien kon ze elk moment in shock raken. Ik betwijfelde of ze wel wilde horen dat haar vader me ertoe had gedwongen omdat hij had geprobeerd Patch naar de hel te sturen. ‘Geef me de dolk.’

‘Ga weg!’ Ze krabbelde bij me uit de buurt. ‘Dante en ik gaan het iedereen vertellen. Wat denk je dat de Nephilim gaan doen als ze erachter komen dat jíj de Zwarte Hand hebt vermoord?’

Aandachtig keek ik haar aan. Dante was er blijkbaar nog maar net achter gekomen dat ik Hank had gedood. Anders zou hij dat al veel eerder aan de Nephilim hebben verteld. Patch had mijn geheim niet verraden, dus bleef Pepper over. Op de een of andere manier was het Dante gelukt met hem in contact te komen.

‘Dante had gelijk,’ snauwde Marcie witheet van woede. ‘Je hebt de titel van aanvoerder van me gestolen. Ik had dat moeten zijn. En nu heb ik gedaan wat jij niet kon: ik heb de Nephilim de vrijheid geschonken. Wanneer dat vuur is opgebrand, zal elke gevallen engel op aarde vastgeketend zijn in de hel.’

‘Dante werkt voor de gevallen engelen,’ zei ik op scherpe toon.

‘Nee,’ zei Marcie. ‘Dat doe jíj.’

Ze haalde naar me uit met Peppers dolk en ik sprong achteruit. Door de dikke rook kon ik niets meer zien.

‘Weet Dante dat je de veren aan het verbranden bent?’ riep ik, maar Marcie gaf geen antwoord. Ze was weg.

Was Dante van strategie veranderd? Doordat hij onverwachts de veren van de gevallen engelen in handen had gekregen, en daarmee zeker kon zijn van de overwinning van de Nephilim, had hij misschien besloten alsnog partij te kiezen voor zijn eigen soort.

Er was geen tijd om daar verder over na te denken. Ik had al te veel kostbare tijd verspild. Ik moest Scott helpen Patch’ veer te redden. Hoestend en naar adem snakkend rende ik door de rook terug naar de ruimte waar het vuur woedde.

‘Ze zijn allemaal zwart geworden,’ riep Scott naar me. ‘Ze zien er allemaal hetzelfde uit.’ Door de hitte waren zijn wangen helemaal rood aangelopen. Brandende deeltjes wervelden om hem heen en dreigden zijn beroete haar in de fik te laten vliegen. ‘We moeten hier weg. Als we hier blijven, vatten we zelf nog vlam.’

Gebogen rende ik naar hem toe, in een poging aan de verzengende hitte te ontkomen. ‘Eerst moeten we Patch’ veer hebben.’ Ik sloeg de berg brandende veren uiteen en dolf steeds dieper. Scott had gelijk. Alle veren waren besmeurd met vettig zwart roet. Ik slaakte een wanhoopskreet. ‘Als we zijn veer niet vinden, wordt hij naar de hel gestuurd!’

Ik gooide nog meer veren uiteen en kon alleen maar hopen dat ik Patch’ veer op het eerste gezicht zou herkennen. Ik kon alleen maar hopen dat die nog niet was verbrand. Ondertussen stond ik mezelf niet toe aan het ergste te denken. Zonder op de rook te letten die mijn ogen en longen pijnigde, doorzocht ik de veren. Ik mocht Patch niet kwijtraken. Ik zou Patch niet kwijtraken. Niet op deze manier. Niet terwijl ik verantwoordelijk was.

De tranen sprongen uit mijn ogen en biggelden over mijn wangen. Ik kon niet meer goed zien. Het werd te heet om te kunnen ademen. Mijn huid leek te smelten, mijn schedel leek in brand te staan. Toch liet ik mijn handen steeds weer in de berg veren verdwijnen, wanhopig op zoek naar die ene zwarte veer.

‘Ik laat je niet verbranden,’ gromde Scott, nauwelijks hoorbaar door het geknetter en geloei van het vuur. Op zijn knieën schoof hij naar achteren en trok mij met zich mee. Meedogenloos klauwde en krabde ik aan zijn handen. Zonder Patch’ veer wilde ik niet weg.

Het suisde in mijn oren en ik werd licht in mijn hoofd door het gebrek aan zuurstof. Ik wreef over mijn tranende ogen, waardoor er nog meer roet in kwam. Ik stak mijn handen uit naar de veren met het gevoel dat er loodzware gewichten aan mijn armen hingen. Er trok een waas voor mijn ogen en toch verzette ik me hevig, want ik mocht het bewustzijn pas verliezen als ik Patch’ veer te pakken had.

‘Patch…’ mompelde ik net op het moment dat er een vonk op mijn mouw terechtkwam en de stof in brand vloog. Voordat ik de vlam kon uitslaan, verspreidde het vuur zich langs mijn elleboog. De pijn was zo hevig dat ik gillend opzijviel. Pas toen merkte ik dat mijn spijkerbroek ook in brand stond.

Achter me schreeuwde Scott iets over wegwezen hier. Hij wil de de deur sluiten en het vuur in het vertrek laten uitbranden.

Dat kon niet, dat mocht niet. Ik móést Patch’ veer redden.

Ik was mijn gevoel voor richting kwijt en krabbelde blindelings naar voren. Heldere, felle vlammen schoten voor mijn ogen op.

Scotts dwingende stem loste op in het niets.

Nog voordat ik mijn ogen opensloeg, wist ik dat ik me in een rijdende auto bevond. Ik voelde het gebonk wanneer we door een kuil reden, en ik hoorde het geluid van een motor. Ik zat onderuitgezakt tegen het portier met mijn hoofd tegen het raampje. De handen in mijn schoot zagen er onbekend uit en het verbaasde me dan ook dat ze in mijn opdracht bewogen. Langzaam draaide ik ze om en staarde naar het gekke zwarte papier dat eraf krulde.

Zwartgeblakerde huid.

Er werd troostend in mijn arm geknepen. ‘Het is in orde,’ zei Scott, die achter het stuur van zijn Barracuda zat. ‘Het geneest wel.’

Ik schudde mijn hoofd in de overtuiging dat hij iets niet had begrepen. Nadat ik mijn droge lippen had bevochtigd, zei ik: ‘We moeten terug. Draai om! We moeten Patch redden.’

Zonder iets te zeggen keek Scott me onzeker aan.

Nee.

Het was een leugen. Er welde een enorme, onvoorstelbare angst in me op. Mijn keel werd dichtgeknepen. Het kon niet waar zijn.

‘Ik weet dat je heel veel voor hem voelde,’ merkte Scott zacht op.

Ik hou van hem, had ik wel willen schreeuwen, ik zal altijd van hem blijven houden, ik had hem beloofd dat we bij elkaar zouden blijven, samen! Het lukte me niet om het hardop te zeggen, de woorden bleven als weerbarstige spijkers in mijn keel steken.

Ik keek naar buiten en staarde naar de bomen, velden en hekjes die in een waas langskwamen en dan verdwenen. De woorden in mijn keel balden zich samen tot een schreeuw die mijn binnenste leek te verscheuren. Toen braken de woorden in stukken en zweefden de ruimte in, buiten bereik.

De weg werd versperd door een berg verwrongen metaal.

Scott zwenkte eromheen en minderde snelheid. Zonder te wachten tot de auto helemaal tot stilstand was gekomen, sprong ik eruit en rende ernaartoe. Het was Patch’ motor. Helemaal in puin. Met open mond keek ik ernaar en knipperde steeds weer met mijn ogen, in de hoop dan iets heel anders te zien. Maar de motor bleef eruitzien als een wrak, alsof de berijder zo hard mogelijk had gereden en vervolgens door een gat in de lucht was gesprongen en verdwenen.

Ik wreef in mijn ogen en wachtte totdat het gruwelijke beeld zou verdwijnen. Zoekend liet ik mijn blik over de weg dwalen. Hij had blijkbaar een ongeluk gehad en was door de klap weggeslingerd en een eind verder neergekomen. Dus rende ik verder, steeds maar verder, en zocht in de greppel, tussen het onkruid en in het donker onder de bomen. Hij kon best nog een eindje verder liggen. Ik riep zijn naam. Ik liep heen en weer over de weg en haalde mijn trillende handen door mijn haar.

Ik hoorde niet dat Scott achter me was komen staan. Ik voelde het nauwelijks toen hij zijn arm om mijn schouders sloeg. Het verdriet en de angst waren zo echt dat het leek of ze als iets levends bezit van me hadden genomen. Ik was helemaal koud vanbinnen en kon nauwelijks ademhalen.

‘Het spijt me,’ zei hij schor.

‘Zeg niet dat hij er niet meer is,’ snauwde ik. ‘Hij heeft een ongeluk met de motor gehad en is doorgelopen. Hij had met me afgesproken dat we elkaar in het appartement zouden zien. Zo’n belofte zou hij nooit verbreken.’ Dat zei ik omdat dat was wat ik wilde horen.

‘Je staat te rillen. Ga mee naar mijn huis, of naar jouw huis, of het zijne… Waar je maar heen wilt.’

‘Néé!’ blafte ik. ‘We gaan terug naar het appartement. Daar is hij, dat zul je wel zien.’ Ik maakte me los uit zijn armen, ook al stond ik te wankelen. Ik schuifelde bij hem weg, het ene loodzware been voor het andere. En toen kwam er zomaar een onvergeeflijke gedachte bij me op: stel dat Patch er echt niet meer was?

Ik schuifelde terug naar de motor.

‘Patch!’ riep ik uit, en ik viel op mijn knieën. Ik strekte me uit naast de motor en diep uit mijn lijf welden merkwaardige, krachtige snikken op. Ik gleed weg, de leugen in.

Patch!

In gedachten herhaalde ik voortdurend zijn naam, en ik wachtte en wachtte maar. Ik snikte terwijl ik hem riep en hoorde mezelf ongecontroleerd geluiden maken, geluiden van diep verdriet en wanhoop.

De tranen rolden over mijn gezicht. Mijn hart leek slechts aan een draadje te hangen. De hoop waaraan ik me had vastgehouden, raakte los en zweefde bij me weg. Ik voelde mijn ziel uiteenvallen in onherstelbaar beschadigde delen die nooit meer een geheel zouden worden.

Wat er nog aan licht in me flakkerde, doofde.