Hoofdstuk 25

Ik zat met opgetrokken knieën op de vloer van de badkamer, met mijn rug tegen de deur. Hoewel de verwarming aan stond, was mijn huid koud en klam. Naast me lag een leeg flesje duivelskunstenarij. Het was het laatste uit mijn voorraad en ik kon me niet eens meer herinneren dat ik het had opgedronken. Een héél flesje… En het had geen enkele uitwerking op me gehad. Het had me zelfs niet immuun gemaakt voor deze diepe wanhoop.

Ik vertrouwde Patch. Ik hield te veel van hem om te kunnen geloven dat hij me zoveel verdriet zou doen. Er moest een reden voor zijn, een verklaring.

Een verklaring. Het woord bleef tergend in mijn hoofd galmen.

Er werd op de deur geklopt.

‘We moesten de badkamer delen, weet je nog? En ik heb de blaas van een eekhoorn,’ zei Marcie.

Langzaam krabbelde ik overeind. Het idiootst van alles was dat ik me nog het meest zorgen maakte of Dabria beter kon zoenen dan ik en of Patch soms wilde dat ik meer op haar leek: doortrapt, ijzig en chic. Ik vroeg me af wanneer hij precies naar haar was teruggegaan en of hij het alleen nog niet met me had uitgemaakt omdat hij wist hoe ontredderd ik dan zou zijn.

Nog niet…

De onzekerheid daalde als een loden last op me neer.

Ik deed de deur open en wurmde me langs Marcie. Al na een paar passen voelde ik haar ogen in mijn rug prikken.

‘Gaat het?’ vroeg ze.

‘Ik wil er niet over praten.’

‘Wacht even, Nora. Huil je?’

Ik streek met mijn vinger over mijn wang, en inderdaad: ik had gehuild. Het voelde allemaal zo onwerkelijk en veraf als in een droom.

Zonder me om te draaien zei ik: ‘Ik ga nu de deur uit. Wil je een smoes voor me verzinnen? Misschien red ik het niet om op tijd weer thuis te zijn.’

Op weg naar Patch’ huis zette ik de Volkswagen even aan de kant en ijsbeerde een poosje langs de berm. Het was pikdonker en zo koud dat ik spijt had dat ik mijn jas niet had meegenomen. Ik wist niet wat ik tegen hem moest zeggen als ik tegenover hem stond. In ieder geval wilde ik geen scène maken en mezelf laten kennen door tegen hem te gaan schreeuwen.

Tenslotte had ik de foto’s bij me en die zeiden genoeg. Ik zou ze aan hem geven en mijn vragen beperken tot een simpel: ‘Waarom?’

Terwijl ik weer verderreed, nam een ijzige afstandelijkheid bezit van me, maar die verdween als sneeuw voor de zon zodra ik Dabria’s Bugatti voor Patch’ huis zag staan. Halverwege de straat trapte ik op de rem en moest even slikken. Stikkend van woede stapte ik uit de auto.

Ik stak mijn sleutel in het slot van de deur en stampte naar binnen. Er brandde alleen een lamp op een bijzettafeltje in de woonkamer. Dabria drentelde heen en weer voor het tuimelraam, maar toen ze me zag, bleef ze abrupt staan.

‘Wat doe jíj hier?’ vroeg ze, duidelijk geschrokken.

Ik schudde kwaad mijn hoofd. ‘Correctie. Dat hoor ík te vragen, want dit is het huis van mijn vriendje. Waar is hij?’ vroeg ik op hoge toon terwijl ik door de gang koers zette naar de slaapkamer.

‘Doe geen moeite. Hij is hier niet.’

Ik draaide me om en wierp Dabria een blik toe waarin ongeloof, walging en dreiging waren samengebald. ‘En wat doe jíj dan hier?’ Ik beklemtoonde elk woord en deed geen enkele moeite om de razernij die in me opkwam te onderdrukken. Dat was Dabria’s eigen schuld.

‘Ik zit in moeilijkheden, Nora.’ Haar lip trilde.

‘Dat kun je wel zeggen.’ Ik slingerde de envelop met foto’s naar haar voeten. ‘Hoe voelt dat nou, iemands vriendje afpikken? Voel je je daar goed bij, Dabria? Of vind je het gewoon fijn om iets moois kapot te maken?’

Zonder me uit het oog te verliezen bukte Dabria zich om de envelop op te rapen. Ze fronste haar wenkbrauwen en keek onzeker. Ik vond het niet te geloven dat ze het lef had te doen alsof ze van niks wist.

‘Van de week zaten Patch en jij ’s avonds in zijn auto,’ tierde ik. ‘Je hebt hem gekust!’

Ze wendde even haar blik af om in de envelop te kijken. ‘Je begrijpt het niet…’

‘O, ik denk het wel. Ik kijk dwars door je heen. Je hebt nergens respect voor en geen greintje fatsoen. Je pakt wat je pakken kunt en denkt verder nergens over na. Je wilde Patch en het ziet ernaar uit dat je hem hebt gekregen.’ Mijn stem sloeg over en mijn ogen begonnen te prikken. Ik probeerde de tranen weg te knipperen, maar er was geen houden meer aan.

‘Ik zit in de problemen omdat ik een fout heb gemaakt toen ik Patch een gunst wilde bewijzen,’ zei Dabria zacht en zorgelijk; blijkbaar gingen mijn beschuldigingen volkomen langs haar heen. ‘Patch vertelde me dat Blakely duivelskunstenarij ontwikkelt voor Dante, en dat het laboratorium vernietigd moet worden. Hij zei dat als ik op informatie stuitte die naar Blakely of het lab leidde, ik dat meteen aan hem moest melden.

Een aantal dagen geleden kwam ’s avonds laat een groepje Nephilim bij me langs om me te vragen hun de toekomst te voorspellen. Ik kwam er al snel achter dat het bodyguards van het leger van de Zwarte Hand waren, en dat het hun taak was een heel machtige en belangrijke Nephil te beschermen die Blakely heette. Ik was meteen een en al aandacht. Omdat hun werk zo eentonig en saai was en ze lange uren maakten, hadden ze die avond besloten een spelletje poker te spelen om de tijd te doden. Hoewel het verboden was om spelletjes te spelen of wat voor soort afleiding dan ook te zoeken.

Een van die kerels had zijn post verlaten en was een pakje kaarten gaan kopen. Ze hadden nog maar een paar minuten gespeeld toen ze door hun commandant werden betrapt. Hij heeft ze onmiddellijk oneervol uit het leger ontslagen. Hanoth, de leider van de ontslagen soldaten, was helemaal wanhopig en wilde zijn baan terug. Hij heeft hier vrouw en kinderen en was bang dat hij hen niet meer kon onderhouden en dat ze vanwege zijn misstap zouden worden gestraft of verbannen. Daarom hoopte hij dat ik hem kon vertellen of de kans bestond dat hij zijn baan terug zou krijgen.

Toen ik Hanoth de toekomst voorspelde, wilde ik eigenlijk niets liever dan hem de waarheid vertellen: zijn voormalige commandant wilde hem gevangenzetten en martelen, en daarom moest hij samen met zijn gezin zo snel mogelijk de stad verlaten. Maar als ik hem dat zou zeggen, was alle kans om Blakely te vinden verkeken. Dus vertelde ik een leugen, om Patch te helpen.

Ik zei tegen Hanoth dat hij Blakely om vergiffenis moest smeken, dan zou Blakely hem vergeven. Als Hanoth mijn voorspelling geloofde, kon hij me naar Blakely leiden en daarmee zou ik Patch helpen. Patch heeft zoveel voor mij gedaan, me een tweede kans gegeven, terwijl niemand daartoe bereid was…’ Haar blik schoot naar mij. ‘Daarom was dit wel het minste wat ik voor hem kon doen. Ik hou van hem,’ zei ze plompverloren zonder op de harde blik in mijn ogen te letten. ‘En dat zal ik altijd blijven doen. Hij was mijn eerste liefde en ik zal hem nooit vergeten. Maar nu houdt hij van jou.’ Ze zuchtte gelaten. ‘Misschien komt er een dag dat jullie gevoelens voor elkaar bekoelen, en daar wacht ik op.’

‘Dan kun je lang wachten,’ zei ik. ‘Ga verder. Leg uit hoe het met die foto’s zit.’ Ik keek naar de envelop op de bank die voor mijn gevoel de hele kamer in beslag nam. Het liefst had ik de foto’s verscheurd en in de open haard gegooid.

‘Hanoth bleek mijn leugens te geloven. Hij vertrok samen met zijn makkers en ik ging hen achterna, maar ik lette goed op dat ze me niet zouden ontdekken. Als ze me betrapten, zou ik groot gevaar lopen.

Ze verlieten Coldwater in noordwestelijke richting. Meer dan een uur reed ik achter ze aan. Toen de dorpjes steeds schaarser werden en we midden op het platteland waren, wist ik dat we in de buurt van Blakely kwamen. De Nephilim sloegen een smalle weg in en ik volgde hen.

Ik wist meteen dat er iets niet klopte toen hun auto midden op de weg stopte en vier van de vijf mannen uitstapten. Ik voelde dat ze zich verspreidden en me in de duisternis probeerden te omsingelen. Geen idee hoe ze hadden gemerkt dat ik hen volgde, want ik had de hele weg zonder licht gereden en steeds zoveel afstand gehouden dat ik ze zelfs een paar keer uit het oog was verloren. Doodsbang dat het nu met me afgelopen was, deed ik het enige wat erop zat: ik rende naar de rivier.

Ik sms’te Patch om hem op de hoogte te brengen. Toen waadde ik de rivier in en hoopte dat het geruis van het water ervoor zou zorgen dat ze me niet konden horen of waarnemen.

Af en toe kwamen ze vlak bij me in de buurt. Na een poosje kroop ik aan de andere kant de oever weer op en rende door het bos, zonder te weten welke kant ik opging. Maar zelfs als ik een stadje zou bereiken, zou ik niet veilig zijn. Als mensen zouden zien dat Hanoth en zijn makkers me aanvielen, zouden de Nephilim gewoon hun geheugen wissen. Dus bleef ik zo snel als ik kon rennen.

Toen Patch me eindelijk terugbelde, had ik me inmiddels verstopt in een verlaten zaagmolen. Ik weet niet of ik nog veel verder had kunnen rennen, niet lang in ieder geval.’ Er glinsterden tranen in haar ogen. ‘Hij kwam naar me toe om me op te halen, ook al was ik er niet in geslaagd Blakely op te sporen.’ Ze streek haar haren achter haar oren en haalde haar neus op. ‘Hij bracht me naar Portland en zorgde ervoor dat ik ergens kon onderduiken. Voordat ik uit de truck stapte, kuste ik hem.’ Ze keek me aan met een blik die voor mijn gevoel zowel uitdagend als verontschuldigend kon zijn. ‘Ik nam het initiatief, maar hij maakte er meteen een eind aan. Ook al weet ik hoe het er op de foto’s uitziet, het was alleen maar een manier om hem te bedanken. Het was meteen weer voorbij, daar zorgde hij wel voor.’

Dabria maakte een plotselinge beweging alsof er door een onzichtbare hand aan haar werd getrokken. Haar ogen rolden naar achteren, zodat heel even alleen maar oogwit te zien was, maar toen kwam het gewone ijzige blauw weer terug. ‘Als je me niet gelooft, moet je het hem zelf maar vragen. Hij kan hier elk moment zijn.’