Hoofdstuk 7

Vee reed met de Neon de inrit van de woonboerderij op en zette de stereo uit.

‘Zo, voor vanavond hebben we genoeg waanzin gehad,’ zei ze. ‘Wat was dat allemaal? Kakkers tegen de Vetkuiven?’

Ik had mijn adem ingehouden en opgelucht liet ik die nu zachtjes ontsnappen. Er werd niet gehyperventileerd, niet hysterisch met handen gezwaaid, geen opmerking over gebroken nekken gemaakt. Gelukkig maar dat Vee niet het ergste had gezien. ‘Moet je jezelf nou horen. Je hebt The Outsiders niet eens gelezen,’ zei ik jolig.

‘Ik heb de film gezien. Matt Dillon was best een lekker ding toen hij nog niet bejaard was.’

Er viel een loodzware, verwachtingsvolle stilte.

‘Oké, geen geouwehoer meer,’ zei Vee. ‘Vertel op…’ Toen ik aarzelde, zei ze: ‘Wat een krankzinnige toestand was dat, maar daarvoor klopte het ook al niet. Je gedroeg je de hele avond al raar. Je rende maar steeds The Devil’s Handbag in en uit. En toen wilde je ineens iedereen de deur uit hebben. Lieverd, ik wil een verklaring.’

Nu werd het link. Ik wilde Vee het liefst de waarheid vertellen, maar voor haar eigen veiligheid was het absoluut noodzakelijk dat ze de leugens geloofde die ik haar op de mouw ging spelden. Als Cowboyhoed en zijn vriendjes echt in mijn privéleven gingen wroeten, zouden ze er vroeg of laat achter komen dat Vee mijn beste vriendin was. Ik moest er niet aan denken dat ze haar zouden bedreigen of ondervragen, maar mocht dat toch gebeuren, dan moest elk antwoord dat ze gaf overtuigend klinken. Het belangrijkste was dat ze hun vertelde dat ik al mijn banden met Patch had verbroken. Ik was van plan dit brandje te blussen voordat het om zich heen zou grijpen.

‘Ik zat vanavond aan de bar, en toen kwam Patch naar me toe. Het was afschuwelijk,’ zei ik zacht. ‘Hij was… stomdronken. Hij zei allemaal idiote dingen, ik wilde niet met hem meegaan en toen werd hij handtastelijk.’

‘Godsamme,’ mompelde Vee.

‘De uitsmijter heeft hem er uitgegooid.’

‘Wauw. Ik ben sprakeloos. En wat vind jij daarvan?’

Ik frummelde met mijn handen op mijn schoot. ‘Het is uit met Patch.’

‘Helemaal uit?’

‘Zo uit als maar kan.’

Vee boog zich naar me toe en gaf me een knuffel. Ze deed haar mond open, zag de uitdrukking op mijn gezicht en bedacht zich. ‘Ik ga het niet zeggen, maar je weet wat ik denk.’

De tranen prikten in mijn ogen. Vee was duidelijk opgelucht en daardoor was die leugen des te afschuwelijker. Ik was echt een waardeloze vriendin, maar ik wist niet hoe ik het anders moest aanpakken. Ik wilde per se Vee niet in gevaar brengen.

‘En hoe zat het met die gast in dat flanellen overhemd?’

Wat niet weet, wat niet deert, dacht ik. ‘Voordat Patch eruit werd getrapt, waarschuwde hij me dat ik uit de buurt moest blijven van die vent in het flanellen hemd. Patch zei dat hij hem kende, en dat hij moeilijkheden veroorzaakte. Daarom vroeg ik je om uit te vinden hoe hij heette. Ik zag hem steeds naar me kijken en werd er doodzenuwachtig van. Ik wilde voorkomen dat hij me naar huis zou volgen, als hij dat soms van plan was, dus besloot ik een flinke chaos te veroorzaken. Daardoor zou hij ons uit het oog verliezen en konden we The Devil’s Handbag ongezien verlaten.’

Vee blies haar adem langzaam uit. ‘Ik geloof best dat je het met Patch hebt uitgemaakt. Maar van dat andere verhaal geloof ik geen bal.’

Ik schrok. ‘Vee…’

Ze stak haar hand op. ‘Ik snap het wel. Je hebt je geheimpjes en ooit zul je me vertellen wat er gaande is. En zal ik je eens wat zeggen?’ Ze trok veelbetekenend haar wenkbrauwen op. ‘Dat is prima. Je bent niet de enige die geheimen heeft. Zodra de tijd rijp is, zal ik ze verklappen, en ik denk dat voor jou hetzelfde geldt.’

Ik staarde haar aan. Ons gesprek ging een totaal onverwachte kant op. ‘Heb je geheimen? Wat voor geheimen?’

‘Sappige geheimen.’

‘Vertel!’

‘Kijk nou toch,’ zei Vee, en ze tikte op het klokje van het dashboard. ‘Volgens mij moest je al thuis zijn.’

Mijn mond viel open. ‘Niet te geloven dat je dingen voor me geheimhoudt,’ zei ik uiteindelijk.

‘En ik vind het niet te geloven dat je zo’n hypocriet bent.’

‘Hier hebben we het nog wel over,’ zei ik, en ik deed met tegenzin het portier open.

‘Niet leuk, hè, als je ergens buiten wordt gehouden.’

Ik zei mijn moeder welterusten, ging naar mijn kamer en belde Patch. Toen Vee en ik The Devil’s Handbag uit waren gevlucht, stond het bruine Chevrolet-busje er niet meer. Ik vermoedde dat Patch al weg was gegaan voordat de gevallen engelen waren binnengevallen, want hij was ongetwijfeld teruggekomen als hij had gedacht dat ik in gevaar verkeerde. Maar nu was ik meer benieuwd of hij Cowboyhoed had opgepikt. Misschien had hij nu wel een gezellig onderonsje met hem. Ik vroeg me af of Patch vragen zou stellen of bedreigingen uitte. Waarschijnlijk beide.

Ik kreeg Patch’ voicemail en hing op. Het leek me te riskant om een berichtje achter te laten. Als hij het gemiste gesprek zag, zou hij toch wel weten dat het van mij was. Ik hoopte dat hij nog steeds van plan was om vanavond naar me toe te komen. Natuurlijk was onze stomme ruzie nep geweest, maar ik was van streek en wilde zekerheid dat er niets was veranderd en we nog steeds hetzelfde voor elkaar voelden als voor die rel.

Nadat ik voor de goede orde Patch nog een keer had gebeld, ging ik naar bed. Ik voelde me onrustig.

De volgende dag zou het dinsdag zijn. Met het opkomen van de maan begon Cheshvan.

Als ik moest afgaan op het afgrijselijke gevecht van vanavond waren de gevallen engelen de uren aan het aftellen tot ze hun wraaklust onbeperkt konden botvieren.

Ik werd wakker van krakende vloerplanken. Toen mijn ogen aan het donker waren gewend, zag ik twee nogal lange, gespierde benen in een witte trainingsbroek.

‘Dante?’ zei ik. Ik stak mijn hand uit naar het nachtkastje, op zoek naar de wekker. ‘Eh… hoe laat is het? Wat voor dag is het vandaag?’

‘Het is dinsdagochtend,’ zei hij. ‘En je weet wat dat betekent.’ Er werd een bundeltje trainingskleren naar mijn hoofd geslingerd. ‘Ik zie je zo wel op de inrit. Doe rustig aan.’

‘Echt?’

Hij grijnsde en zijn tanden lichtten op in het duister. ‘Niet te geloven dat je daar intrapte. Zorg dat je met je luie reet over vijf minuten buiten staat.’

Vijf minuten later liep ik rillend door de kille oktoberochtend. Er stond een stevige bries die de bomen van hun blaadjes ontdeed en hun takken deed kraken. Ik stretchte mijn benen en sprong op en neer om het bloed te laten doorstromen.

‘Zorg dat je me bijhoudt,’ zei Dante, en hij spurtte het bos in.

Ik vond het nog steeds niet geweldig om alleen met Dante door het bos te sjouwen, maar mijn verstand zei dat als hij van plan was me iets aan te doen, hij daar de vorige dag volop de gelegenheid voor had gekregen. Dus rende ik achter hem aan en probeerde voortdurend de witte flits van zijn broek op te vangen. Blijkbaar was zijn gezichtsvermogen tien keer beter dan het mijne, want ik struikelde om de haverklap over boomstammen, trapte in kuilen en stootte mijn hoofd tegen laaghangende takken terwijl hij met grote zekerheid het terrein doorkruiste. Elke keer dat ik onderuitging en hem spottend hoorde grinniken, sprong ik op en nam me voor hem zodra ik de kans kreeg van een steile helling te duwen. Ravijnen waren er hier genoeg, probleem was hoe ik bij hem in de buurt moest komen.

Eindelijk stopte Dante en tegen de tijd dat ik hem had ingehaald, lag hij ontspannen op een groot rotsblok met zijn handen achter zijn hoofd gevouwen. Hij had zijn trainingsbroek en windjack uitgedaan en droeg nu alleen nog maar een bermuda en een strak T-shirt. Alleen aan het lichte op- en neergaan van zijn borst kon ik zien dat hij net ongeveer vijftien kilometer onafgebroken heuvelopwaarts had gerend.

Ik klauterde op de rots en plofte naast hem neer. ‘Water,’ zei ik naar adem happend.

Dante kwam omhoog op zijn elleboog en glimlachte naar me. ‘Geen sprake van. Ik ga je helemaal uitwringen. Hoe meer vocht, hoe meer tranen, en als ik ergens een hekel aan heb, zijn het tranen. Als je ziet wat ik nu voor je in petto heb, wil je vast gaan huilen. Maar dat gaat dus niet, gelukkig.’

Hij hees me overeind. Aan de horizon gloorde de dageraad en kleurde de hemel ijsroze. We stonden naast elkaar op de rots en konden kilometers ver kijken. In alle richtingen verspreidden altijdgroene loofbomen, sparren en thuja’s zich als een groen tapijt over de heuvels en door een diep ravijn dat het landschap doorkliefde.

‘Kies er maar een uit,’ zei Dante.

‘Wat moet ik uitkiezen?’

‘Een boom. Als je die uit de grond hebt gerukt, mag je naar huis.’

Ik knipperde met mijn ogen en keek naar de bomen. Ze waren allemaal minstens honderd jaar oud met stammen zo dik als drie telefoonpalen. Mijn mond zakte een beetje open. ‘Dante…’

‘Krachttraining voor beginners.’ Hij gaf me een klap op mijn rug ter aanmoediging en ging toen ontspannen op de rots zitten. ‘Dit wordt leuker dan naar het ochtendprogramma op tv kijken.’

‘Ik haat je.’

Hij schoot in de lach. ‘Nee, nu nog niet, maar over een uurtje…’

Een uur later had ik al mijn energie – en misschien ook wel mijn ziel – erin gelegd om een heel koppige en totaal niet meewerkende witte ceder te ontwortelen. Afgezien van het feit dat hij nu een beetje scheef stond, was hij het toonbeeld van een perfecte, gezonde boom. Ik had geprobeerd hem omver te duwen en uit te graven, ik had er als een gek tegenaan geschopt en er vergeefs met mijn vuisten op gebeukt. Zittend op de rots had Dante de hele tijd gesnoven, gelachen en zeikerige opmerkingen naar mijn hoofd geslingerd. Fijn dat ten minste één van ons dit wel lollig vond.

Hij slenterde op me af met een flauw maar daardoor des te weerzinwekkender glimlachje om zijn lippen en krabde aan zijn elleboog. ‘Zeg, Commandant van het Grote en Machtige Nephilimleger, lukt het een beetje?’

Het zweet droop in straaltjes van mijn neus en kin. Mijn handen lagen open, mijn knieën waren geschaafd, ik had mijn enkel verrekt en elke spier in mijn lichaam deed pijn. Ik greep Dante bij de voorkant van zijn shirt, veegde mijn gezicht eraan af en snoot er toen mijn neus in.

Met zijn handen omhoog stapte Dante achteruit. ‘Hé…’

Ik wees naar de boom van mijn keuze. ‘Ik kan het niet,’ zei ik met een snik. ‘Ik ben hier niet voor gebouwd. Ik zal nooit zo sterk worden als jij of welke Nephil dan ook.’ Mijn lippen trilden van teleurstelling en schaamte.

Dante keek me vriendelijk aan. ‘Haal even diep adem, Nora. Ik wist wel dat je dit niet kon, maar dat was juist de bedoeling. Ik wilde je een onmogelijke opdracht geven, zodat je later, wanneer je dit wel kunt, hieraan terugdenkt en beseft wat je hebt bereikt.’

Ik staarde hem aan en mijn bloed begon te koken.

‘Wat is er?’ vroeg hij.

‘Hoezo “wat is er”? Ben je soms gek geworden? Ik moet vandaag naar school. Ik moest leren voor een proefwerk! Dat heb ik niet gedaan omdat ik dacht dat we iets nuttigs gingen doen, en nu kom ik erachter dat je gewoon een punt wilde maken… Nou, dan zal ík nu eens een punt maken! Ik gooi de handdoek in de ring. Ik ben er klaar mee! Ik heb hier niet om gevraagd. Deze training was jouw idee. Jij hebt alles bepaald, maar nu is het mijn beurt. Ik hou ermee op!’ Ik was uitgedroogd en kon daardoor niet goed nadenken, ik had mijn portie wel gehad. Natuurlijk wilde ik mijn uithoudingsvermogen en kracht verbeteren en leren hoe ik mezelf moest verdedigen. Maar dit was idioot. Ik had mijn uiterste best gedaan om een boom uit de grond te trekken en hij zat daar maar te lachen, terwijl hij wist dat het me nooit zou lukken.

‘Het lijkt wel of je kwaad bent,’ zei hij. Met een frons van verbazing streek hij over zijn kin.

‘Nee, echt?’

‘Beschouw het maar als een praktijkles. Een soort referentiepunt.’

‘O? Dít is mijn referentiepunt.’ Ik stak mijn middelvinger naar hem op.

‘Je overdrijft, dat snap je toch wel?’

Ja hoor, over een uurtje of twee zou ik het vast wel snappen. Nadat ik had gedoucht, genoeg water had gedronken en in mijn bed was geploft. Maar hoe graag ik dat ook zou willen, dat zou niet gebeuren, want ik moest naar school.

‘Jij bent de leider van het leger,’ zei Dante. ‘Maar je bent ook een Nephil die opgesloten zit in een menselijk lichaam. Je moet harder trainen dan wij, want je begint met een behoorlijke achterstand. Ik help je niet door het je makkelijk te maken.’

Terwijl het zweet in mijn ogen droop, keek ik hem woedend aan.

‘Is het wel eens bij je opgekomen dat ik helemaal geen leider wil zijn?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Dat doet er niet toe. Het heeft geen zin om andere scenario’s te verzinnen.’

Ik werd licht wanhopig. ‘Waarom pleeg je geen coup en neem je mijn taak niet over?’ vroeg ik. Ik bedoelde het niet eens als grap. Voor zover ik kon nagaan, had Dante geen enkele reden om ervoor te zorgen dat ik aan de macht of in leven bleef. ‘Je zou het duizend keer beter doen dan ik. Bovendien gaat deze hele zaak je echt aan het hart.’

Nog meer gestrijk over zijn kin. ‘Nou je het zo zegt…’

‘Dit is geen geintje, Dante.’

Zijn glimlach verdween. ‘Nee, zeker niet. Ik heb Hank gezworen dat ik je zou helpen slagen. Ik heb mijn nek uitgestoken, net als jij. Ik ga niet elke ochtend met je naar buiten om extra punten voor mijn karma te krijgen. Ik ben hier omdat het voor mij belangrijk is dat je wint. Mijn leven hangt van jou af.’

Langzaam drong het tot me door. ‘Wil je zeggen dat je doodgaat als ik de oorlog niet win? Heb je díé eed gezworen?’

Hij haalde diep adem. ‘Ja.’

Ik deed mijn ogen dicht en wreef over mijn slapen. ‘Had me dat maar niet verteld.’

‘Gestrest?’

Ik leunde met mijn rug tegen de rots en liet het briesje langs mijn huid strijken. Diep ademhalen. Als ik er niet in slaagde Hanks leger naar de overwinning te leiden, joeg ik niet alleen mezelf en mijn moeder de dood in, maar Dante dus ook. En hoe zat het dan met de vrede? En mijn deal met de aartsengelen?

Klote Hank. Dit was zijn schuld. Als hij na zijn dood niet rechtstreeks naar de hel was gegaan, bestond er geen rechtvaardigheid in deze wereld. Of ergens anders.

‘Lisa Martin en andere hooggeplaatste Nephilim willen je weer spreken,’ zei Dante. ‘Ik heb ze aan het lijntje gehouden omdat ik weet dat je niet achter de oorlog staat en me zorgen maak over hoe ze zullen reageren. Het is nodig dat ze je aan de macht laten. En om ze zover te krijgen, moeten we ze ervan overtuigen dat jij dezelfde dingen nastreeft als zij.’

‘Ik wil ze nog niet ontmoeten,’ zei ik plompverloren. ‘Hou de boot maar af.’ Ik moest nadenken over wat mijn volgende stap zou zijn. Wat was de grootste dreiging: ontevreden aartsengelen of opstandige Nephilim?

‘Wil je dat ik hun doorgeef dat je voorlopig alles via mij wilt laten lopen?’

‘Ja,’ antwoordde ik dankbaar. ‘Verzin maar iets waardoor ik wat meer tijd krijg.’

‘Even wat anders. Ik heb gehoord dat je het gisteren zogenaamd hebt uitgemaakt. Je hebt er vast een hele toestand van gemaakt, want de Nephilim zijn er ingetrapt.’

‘Maar jij niet.’

‘Patch heeft me ingelicht.’ Hij gaf me een knipoog. ‘Ik was er trouwens toch niet ingestonken. Ik heb jullie samen gezien. Wat jullie met elkaar hebben, gaat niet zomaar over. Hier,’ zei Dante. Hij gaf me een ijskoud flesje met blauwe sportdrank. ‘Drink maar op, je hebt een heleboel vocht verloren.’

Ik draaide het dopje ervan af, knikte om hem te bedanken en nam een paar fikse slokken. De vloeistof gleed door mijn keel en bleef in mijn slokdarm hangen. Mijn keel stond in de fik en de hitte verspreidde zich verder door mijn hele lichaam. Hoestend en hijgend boog ik me voorover.

‘Wat is dit voor spul?’ wist ik kokhalzend uit te brengen.

‘Dat is om na een work-out je vochthuishouding weer op peil te brengen,’ antwoordde hij, maar hij ontweek mijn blik.

Ik stikte zowat en mijn longen barstten bijna uit mijn lijf. ‘Ik dacht… dat het een sportdrank was… dat staat… op het flesje!’

Dantes gezicht vertoonde geen enkele uitdrukking. ‘Het is voor je eigen bestwil,’ zei hij vaag. Toen ging hij er pijlsnel vandoor.

Ik zat nog steeds voorovergebogen en had het gevoel alsof mijn ingewanden langzaam oplosten. Er flitsten blauwe lichtjes voor mijn ogen. Alles om me heen bewoog naar links en toen naar rechts. Ik greep naar mijn keel, krabbelde overeind en strompelde verder, want ik was bang dat als ik hier flauw zou vallen, ze me nooit meer zouden vinden.