Hoofdstuk 24

Ik maakte me klaar voor de dag, geheel op de automatische piloot, want ik kon het beeld van Patch met Dabria maar niet uit mijn hoofd krijgen. Ik had Dante niet om bijzonderheden gevraagd, en inmiddels leken de vragen waarop ik antwoord wilde, gaten in mijn brein te branden. Ze waren samen, ik heb er foto’s van…

Wat had het te betekenen? En hoe zat het met ‘samen’? Was ik soms naïef dat ik me dat afvroeg? Nee. Ik vertrouwde Patch. Ik kwam in de verleiding om hem te bellen, maar dat deed ik uiteraard niet. Ik moest wachten totdat ik de foto’s had gezien. Dan zou ik meteen weten hoe de vork in de steel zat.

Marcie slenterde de keuken in en ging op een hoek van de tafel zitten. ‘Ik zoek iemand om na school mee te gaan shoppen.’

Ik schoof mijn kommetje soppig geworden cornflakes van me af. Ik had zo lang zitten peinzen dat ze niet meer te redden waren.

‘Ik ga vrijdagmiddag altijd shoppen,’ ging Marcie verder. ‘Het is een soort ritueel geworden.’

‘Je bedoelt een traditie,’ verbeterde ik haar.

‘Ik heb een nieuwe jas voor de herfst nodig. Iets warms en wolligs, maar toch chic,’ zei ze met een lichte frons vanwege het nadenken.

‘Dank voor het aanbod, maar ik heb lastig wiskundehuiswerk dat ik moet inhalen.’

‘Kom op, zeg! Je hebt de hele week niks aan je huiswerk gedaan, waarom dan nu ineens wel? Echt, ik wil graag je mening horen, want het is een belangrijke aankoop. En we gingen net een beetje normaal met elkaar om,’ pruttelde ze.

Ik stond op en bracht mijn kommetje naar de gootsteen. ‘Met vleierij kom je bij mij nergens.’

‘Toe, Nora, ik wil geen ruzie,’ zei ze klagerig. ‘Ik zou alleen maar graag willen dat je mee ging shoppen.’

‘En ik wil graag een voldoende voor wiskunde. Bovendien heb ik huisarrest.’

‘Daar hoef je je niet druk om te maken, ik heb met je moeder gepraat. Ze is al wat afgekoeld. Je hebt geen huisarrest meer. Na school blijf ik een halfuurtje wachten, dan heb jij alle tijd voor je wiskunde.’

Met tot spleetjes geknepen ogen keek ik haar onderzoekend aan. ‘Heb je mijn moeders gedachten gemanipuleerd?’

‘Weet je wat ík denk? Dat je jaloers bent omdat zij en ik een hechte band hebben gekregen.’

Getver.

‘Het gaat niet alleen om wiskunde, Marcie. Ik moet ook nadenken over wat er gisteravond is gebeurd, en hoe ik kan voorkomen dat zoiets nog eens gebeurt. Ik ga geen gelofte zweren,’ merkte ik vastberaden op. ‘En ik wil ook niet dat andere Nephilim dat nog doen.’

Marcie maakte een geërgerd geluid. ‘Nou klink je al net als mijn vader. Gedraag je toch niet steeds als…’

‘Een Nephil?’ vulde ik aan. ‘Een hybride, een freak, een gril van de natuur? Een doelwit?’

Marcie balde haar vuisten zo stevig dat haar knokkels wit werden. Toen hief ze haar hoofd, en ze had een uitdagende en trotse blik in haar ogen. ‘Ja. Een mutant, een monster, een fenomeen. Net als ik.’

Ik trok mijn wenkbrauwen op. ‘O, zit het zo? Ga je eindelijk toegeven dat je bent wat je bent?’

Er verscheen een bijna bedeesd lachje op haar gezicht. ‘Verdikkeme, ja.’

‘Ik vind deze versie van Marcie veel leuker,’ zei ik.

‘En ik vind deze versie van Nora leuker.’ Ze stond op en griste haar tas van het aanrecht. ‘Gaan we nou shoppen of niet?’

Nog geen twee uur nadat de laatste bel was gegaan, had Marcie bijna vierhonderd dollar uitgegeven aan een wollen jas, een spijkerbroek en een paar accessoires. Ik gaf in een heel jaar nog geen vierhonderd dollar uit aan kleren. Ineens drong tot me door dat als ik was opgegroeid in Hanks huishouden, ik ook een hele middag mijn creditcard zonder erbij na te denken over de toonbank zou schuiven. Ik zou zelfs de trotse bezitter van een creditcard zijn!

We gingen met Marcies auto, want ze zei dat ze niet in mijn auto gezien wilde worden. Dat kon ik haar niet kwalijk nemen, maar het maakte wel iets duidelijk. Zij had poen en ik niet. Ik had Hanks gedoemde leger geërfd, en Marcie zijn geld. ‘Oneerlijk’ was bij lange na niet het juiste woord hiervoor.

‘Kunnen we even ergens stoppen?’ vroeg ik. ‘Het is een beetje omrijden, maar ik moet iets ophalen bij mijn vriend Dante.’ Ik werd niet goed bij de gedachte aan de foto’s van Patch met Dabria, maar ik wilde ook dat het achter de rug was. Ik kon het geduld niet opbrengen om te wachten totdat Dante ze zou brengen. En omdat ik niet wist of hij ze al had afgeleverd, besloot ik het heft maar in eigen handen te nemen.

‘Dante? Ken ik hem?’

‘Nee, hij zit niet bij ons op school. De volgende rechts… Hij woont dicht bij Casco Bay,’ zei ik.

De ironie van het geheel ontging me niet. Afgelopen zomer had ik Patch er nog van beschuldigd dat hij iets met Marcie had. En nu was het een paar maanden later en reed ik met haar mee om een soortgelijk verhaal te verifiëren, maar dan over Patch met een ander meisje.

Ik wreef onzeker over mijn voorhoofd. Misschien kon ik het maar beter laten zitten. Misschien zei dit wel alles over mijn onzekerheid en moest ik Patch onvoorwaardelijk vertrouwen. En dat dééd ik ook.

Maar Dabria was er ook nog…

Trouwens, als Patch onschuldig was – en dat hoopte ik van ganser harte – kon het geen kwaad gewoon even naar die foto’s te kijken.

Marcie volgde mijn aanwijzingen op en maakte goedkeurende geluiden toen ze Dantes huis zag. ‘Die Dante van je heeft stijl,’ zei ze terwijl ze haar blik liet gaan over het in achttiende-eeuwse stijl gebouwde pand met een fors gazon ervoor.

‘Vrienden van hem hebben het hem nagelaten,’ zei ik. ‘Blijf maar in de auto, ik hoef alleen maar iets aan te pakken.’

‘Geen sprake van. Ik wil het binnen ook zien,’ zei Marcie, en voordat ik haar kon tegenhouden, was ze al uit de auto gesprongen. ‘Heeft Dante een vriendinnetje?’ Ze zette haar zonnebril op haar hoofd en bewonderde openlijk Dantes rijke bezit.

Ja hoor, ik, dacht ik. Blijkbaar was ik er echt een ster in om de schijn op te houden. Zelfs mijn halfzus die bij ons thuis was ingetrokken wist niets van mijn ‘vriendje’.

We stapten de veranda op en belden aan. Na een poosje wachten drukte ik nogmaals op de bel. Met mijn handen boven mijn ogen keek ik door het eetkamerraam een schemerige duisternis in. Echt iets voor mij om langs te komen wanneer hij er niet was.

‘Joehoe, meisjes! Zoeken jullie de jongeman die daar woonde?’

Marcie en ik draaiden ons om. Op het trottoir stond een bejaarde vrouw met roze slippertjes aan haar voeten, roze krulspelden in haar haren en een klein zwart hondje aan de riem.

‘We zijn op zoek naar Dante,’ zei ik. ‘Bent u de buurvrouw?’

‘Ik ben aan het begin van de zomer bij mijn dochter en haar man gaan wonen. Een eindje verder in de straat,’ vertelde ze, en ze wees naar achteren. ‘Mijn echtgenoot, John, is overleden, God hebbe zijn ziel. En toen had ik de keus tussen een verzorgingshuis of intrekken bij mijn schoonzoon. Hij doet nooit de wc-bril naar beneden.’

Wat bazelt ze allemaal, seinde Marcie. En jemig, die hond moet nodig in bad, ik ruik hem helemaal hier.

Ik plakte een hartelijke lach op mijn gezicht en liep het trappetje voor de veranda af. ‘Ik ben Nora Grey. Ik ben bevriend met de jongen die hier woont, Dante Matterazzi.’

‘Matterazzi? Ik wist wel dat hij een Italiaan was! Met zo’n naam móét iemand wel Italiaans zijn. Het is een ware invasie,’ zei de vrouw. ‘Straks deel ik nog een tuinschutting met Mussolini.’ Het hondje gromde als om haar bij te vallen.

Marcie en ik wisselden een blik, en Marcie rolde met haar ogen. ‘Hebt u Dante vandaag nog gezien?’ vroeg ik.

‘Vandaag? Waarom zou ik hem vandaag gezien moeten hebben? Ik heb jullie net verteld dat hij verhuisd is. Twee dagen geleden. In het holst van de nacht, typisch iets voor een Italiaan. Stiekem en achterbaks als een Siciliaanse maffioso. Hij deugt niet, dat kan ik jullie wel vertellen.’

‘U hebt het vast mis. Dante woont hier nog,’ reageerde ik zo luchtig mogelijk.

‘Ha! Hij is ’m gesmeerd. Ging nooit met iemand om, altijd even geheimzinnig. Totaal niet geïnteresseerd in de buurt. Al vanaf de dag dat hij in dat huis trok. Nooit eens goedendag zeggen. Een achterbaks joch in deze keurige buurt. Het klopte gewoon niet. Hij heeft hier maar een maand gewoond, en ik kan niet zeggen dat ik het jammer vind dat hij weg is. Er zou een wet moeten zijn tegen dergelijke huurders in deze buurt. Door zulke lui zakken de huizenprijzen.’

‘Dante was geen huurder. Hij is eigenaar van dit huis. Vrienden van hem hebben het hem nagelaten in hun testament.’

‘Heeft hij jullie dat wijsgemaakt?’ Hoofdschuddend keek ze me met haar priemende blauwe oogjes aan, alsof ik de grootste sukkel van de hele wereld was. ‘Het huis is van mijn schoonzoon. Het is al generaties in de familie. Hij had het van de zomer verhuurd, voordat de economie instortte. Vroeger, toen je nog iets aan toeristen kon verdienen. Tegenwoordig moeten we het aan Italiaanse boeven verhuren.’

‘U hebt het vast mis,’ zei ik nogmaals.

‘Kijk maar in het kadaster. Dat liegt niet. In tegenstelling tot louche Italianen.’

Het hondje rende rondjes om de benen van de vrouw, waardoor ze vast kwam te zitten in de riem. Af en toe bleef het beestje even stilstaan om waarschuwend naar Marcie en mij te grommen. En dan ging het weer verder met snuffelen en rondjes rennen. De vrouw bevrijdde zich uit de riem en schuifelde verder over het trottoir.

Ik staarde haar na. Dante was eigenaar van het huis, hij had het niet gehuurd.

Ineens werd ik overvallen door een angstige gedachte. Als Dante weg was, hoe kon ik dan nog aan duivelskunstenarij komen? Ik had bijna niets meer. Net voldoende voor een dag, misschien twee als ik heel erg zuinig deed.

‘Nou, één van de twee liegt,’ merkte Marcie op. ‘Volgens mij liegt zij. Ik vertrouw geen oude vrouwtjes. Vooral niet van die mopperkonten.’

Ik hoorde haar nauwelijks. Ik belde naar Dantes mobiel, in de hoop dat hij zou opnemen, maar nee hoor. Ik werd zelfs niet doorverbonden naar zijn voicemail.

Terwijl ik Marcie hielp haar tassen naar binnen te sjouwen, kwam mijn moeder de trap af. ‘Een vriend van je heeft dit afgegeven,’ zei ze, en ze hield een gelige envelop voor mijn neus. ‘Hij zei dat hij Dante heette. Had ik hem moeten kennen?’

Ik deed mijn best de envelop niet al te gretig uit haar handen te rukken. ‘Hij is een vriend van Scott,’ legde ik uit.

Vol verwachting hielden mijn moeder en Marcie hun blik op de envelop gevestigd.

‘Waarschijnlijk zit er iets in wat ik moet doorgeven aan Scott,’ loog ik, want ik had geen zin in al die aandacht.

‘Hij zag er iets ouder uit dan de meeste van je vrienden. Ik vind het geen prettig idee dat je omgaat met oudere jongens,’ zei mijn moeder bedenkelijk.

‘Ik zei toch dat hij een vriend van Scott is?’ reageerde ik ontwijkend.

Eenmaal op mijn kamer haalde ik diep adem en verbrak toen het zegel op de envelop. Er viel een aantal uitvergrote foto’s uit, allemaal zwart-wit.

De eerste waren ’s nachts genomen. Patch die door een verlaten straat liep. Patch die zo te zien op zijn motor patrouilleerde. Patch pratend in een telefooncel. Niets bijzonders, want ik wist al dat Patch dag en nacht op zoek was naar degene die Pepper afperste.

Op de volgende foto stonden Patch en Dabria.

Ze zaten in Patch’ nieuwe zwarte Ford F-150 pick-up. De regen prikte als kleine spelden door het licht van de straatlantaarn waar ze onder stonden. Dabria had haar armen om Patch’ hals en lachte koket. Ze omhelsde hem, en Patch bood zo te zien geen weerstand.

Snel bekeek ik de laatste drie foto’s. Mijn maag kwam naar boven en ik moest bijna kotsen. Ze waren aan het zoenen.

Dabria zoende Patch. De foto’s logen niet.