Hoofdstuk 4

Ik stapte het stoepje voor de hut op en vroeg me af hoe ik weer thuis zou kunnen komen, toen ik een motor op de lange oprit hoorde brullen. Ik zette me schrap voor de terugkeer van Cowboyhoed en zijn maten, maar er kwam een Harley Sportster-motor aangesjeesd met slechts één persoon erop.

Patch.

Hij zwaaide zijn been over het zadel en was in drie snelle stappen bij me. ‘Gaat het?’ vroeg hij. Hij omvatte mijn gezicht met zijn handen en keek onderzoekend of ik niet gewond was. Er verscheen een mengeling van opluchting, bezorgdheid en woede in zijn ogen. ‘Waar zijn ze?’ vroeg hij met een snoeiharde klank in zijn stem.

‘Ze waren met z’n drieën, allemaal Nephilim,’ zei ik. Ik klonk nog erg beverig en haalde hortend adem door de klap die ik te verduren had gekregen. ‘Vijf minuten geleden zijn ze vertrokken. Hoe heb je me weten te vinden?’

‘Via het tracking-apparaatje.’

‘Heb je me stiekem voorzien van een apparaatje om me mee op te sporen?’

‘In de zak van je spijkerjasje genaaid. Dinsdag is het nieuwe maan, het begin van Cheshvan, en jij bent een onbeëdigde Nephil. Plus de dochter van de Zwarte Hand. Er is een beloning voor je uitgeloofd, en dat maakt je heel verleidelijk voor zowat elke gevallen engel. Je gaat geen trouw zweren, engel. Punt. En het is pech voor je dat ik daarvoor inbreuk op je privacy moet maken.’

‘Pech? Pardon?’ Ik wist niet zeker of ik hem moest omhelzen of een zet geven.

Patch negeerde mijn verontwaardiging. ‘Vertel me alles wat je over hen weet. Hoe ze eruitzien, in wat voor auto ze rijden, alles wat me kan helpen ze op te sporen.’ Zijn ogen schitterden van wraaklust. ‘En ze te laten boeten.’

‘Heb je ook iets in mijn mobieltje gestopt?’ wilde ik weten. Ik kon er nog steeds niet over uit dat Patch mijn privacy had geschonden zonder er ook maar iets over te zeggen.

Zonder aarzelen bevestigde hij dat. ‘Ja.’

‘Met andere woorden: ik kan niets meer voor je verbergen.’

De uitdrukking op zijn gezicht werd zachter, en als de situatie iets minder gespannen was geweest, zou hij waarschijnlijk hebben geglimlacht. ‘Er zijn nog steeds een paar dingen die je voor me hebt weten te verbergen, engel.’

Oké, ik was erin getrapt.

Ik bracht hem op de hoogte. ‘De leider had zijn gezicht achter een zonnebril en een cowboyhoed verstopt, maar ik weet zeker dat ik hem nooit eerder heb gezien. De andere twee – een man en een vrouw – waren onopvallend gekleed.’

‘Auto?’

‘Er zat een zak over mijn hoofd, maar ik weet zeker dat het een bestelbusje was. Twee van hen zaten met me achterin, en toen ze me er uithaalden, klonk het of het portier aan de zijkant openschoof.’

‘Verder nog iets bijzonders?’

Ik zei tegen Patch dat de leider had gedreigd onze geheime verhouding openbaar te maken.

‘Als dat bekend wordt, kan het er wel eens lelijk voor ons gaan uitzien.’ Hij fronste zijn wenkbrauwen en in zijn ogen verscheen een onzekere bik. ‘Weet je zeker dat je wilt doorgaan met onze geheime relatie? Ik wil je niet kwijt, maar ik raak je liever kwijt op mijn voorwaarden dan op die van hen.’

Ik liet mijn hand in de zijne glijden, en het viel me op dat zijn huid ijskoud was. Hij hield zijn mond, waarschijnlijk zette hij zich schrap voor wat komen ging. ‘Ik wil dit met jou doen, anders hou ik ermee op,’ zei ik, en dat meende ik. Ik was Patch al eens kwijtgeraakt, en zonder melodramatisch te klinken, zou ik nog liever dood zijn dan hem te moeten missen. Patch was niet voor niets in mijn leven. Ik had hem nodig. We waren ieder de helft van een geheel.

Patch nam me in zijn armen en hield me met een zekere woestheid tegen zich aan. ‘Dit zul je niet fijn vinden, maar we zouden eens kunnen nadenken over een fikse ruzie in het openbaar om duidelijk te maken dat het voorbij is tussen ons. Als deze gasten echt rond gaan wroeten, heb ik geen idee wat ze kunnen vinden. Dit gaat een beetje op een heksenjacht lijken, en het is misschien in ons voordeel als we zelf de eerste stap zetten.’

‘Een fikse ruzie?’ zei ik hem na. De angst sloeg me om het hart en ik werd helemaal koud vanbinnen.

‘Wij weten toch hoe het echt zit?’ fluisterde Patch in mijn oor terwijl hij over mijn armen wreef om me te verwarmen. ‘Ik wil je niet kwijt.’

‘Maar wie mogen het dan nog meer weten? Vee? Mijn moeder?’

‘Hoe minder ze weten, hoe veiliger het voor ze is.’

Ik slaakte een vertwijfelde zucht. ‘Ik heb al zo vaak tegen Vee gelogen, dat wil ik niet meer, want ik voel me steeds zo schuldig als ik bij haar ben. Ik wil liever alles opbiechten. Vooral over zoiets belangrijks als wat jij en ik hebben.’

‘De beslissing is aan jou,’ zei Patch zacht. ‘Maar als ze van niks weet, zullen ze haar ook niks doen.’

Daar had hij gelijk in. En dat gaf me weinig keus. Moest ik mijn beste vriendin gevaar laten lopen om zelf een schoon geweten te hebben?

‘Waarschijnlijk kunnen we Dante niet voor de gek houden. Je werkt met hem,’ zei Patch. ‘Misschien is het trouwens wel beter als hij het weet. Dan kan hij je verhaal bevestigen wanneer hij invloedrijke Nephilim spreekt.’ Hij trok zijn leren jasje uit en legde het over mijn schouders. ‘Kom op, ik breng je naar huis.’

‘Kunnen we onderweg even bij Pete’s Locker Room langs? Ik moet mijn mobieltje ophalen, en dat ene dat je me hebt gegeven, dat niet te traceren is. Tijdens de overval heb ik het ene laten vallen en het andere zit nog in mijn tas. Als we geluk hebben, staan mijn nieuwe schoenen ook nog op de stoep.’

Patch gaf een zoen op mijn kruin. ‘Beide mag je niet meer gebruiken. Je gegevens staan erop, en als we van het ergste uitgaan, hebben je Nephilimontvoerders er iets nieuws in gedaan om je te kunnen opsporen of af te luisteren. Nieuwe mobieltjes lijken me beter.’

Eén ding stond vast. Aanvankelijk was ik niet gemotiveerd om met Dante te trainen, maar daar was nu verandering in gekomen. Ik moest leren vechten en snel ook. Patch had nog wel meer aan zijn hoofd dan Pepper Friberg ontlopen en mij raad geven in mijn rol als leider van de Nephilim. Mij voortdurend te hulp moeten schieten als ik in de nesten zat, kon daar echt niet meer bij. Ik was waanzinnig blij met zijn bescherming, maar het werd tijd dat ik leerde zelf mijn mannetje te staan.

Toen ik thuiskwam, was het donker. Zodra ik binnen was schoot mijn moeder de keuken uit, met een zowel ongeruste als geërgerde uitdrukking op haar gezicht.

‘Nora, waar bleef je nou? Ik heb je gebeld, maar kreeg steeds je voicemail.’

Ik kon me wel voor mijn kop slaan. Avondeten. Om zes uur. Helemaal door mijn hoofd geschoten.

‘Sorry, sorry, sorry,’ zei ik. ‘Ik had mijn mobiel in een of andere winkel laten liggen. Het was al bijna tijd voor het eten toen ik erachter kwam, maar toen moest ik nog helemaal terug om het te gaan zoeken. Ik heb het niet gevonden, en nu heb ik dus geen mobieltje meer, en ik heb jou ook nog eens ongerust gemaakt. Sorry, ik kon je echt niet bellen.’ Ik vond het verschrikkelijk dat ik gedwongen was weer tegen haar te liegen. Dit was de zoveelste keer en ik had gedacht dat het me niet meer zou raken, maar het raakte me wel. Ik ging me steeds minder haar dochter voelen en steeds meer die van Hank. Mijn biologische vader was een superleugenaar zonder weerga geweest. Ik had echt geen recht van spreken meer.

‘Had je dan niet ergens anders kunnen bellen?’ zei ze. Het klonk niet erg of ze me geloofde.

‘Het zal niet meer gebeuren. Beloofd.’

‘En je was natuurlijk niet met Pátch?’ Het ontging me niet dat ze spottend de nadruk op zijn naam legde. Mijn moeder was net zo dol op Patch als op de wasbeertjes die vaak een enorme zooi rond het huis maakten. Ik twijfelde er niet aan dat ze er wel eens over fantaseerde dat ze met het geweer in de aanslag op de veranda op hem stond te wachten.

Nadat ik diep adem had gehaald nam ik me plechtig voor dat dit mijn laatste leugen zou zijn. Als Patch en ik zogenaamd ruzie gingen maken, was het beter om nu alvast wat voorwerk te doen. Eerst mijn moeder en Vee bewerken, dan zou de rest een eitje zijn. ‘Ik was niet met Patch, mam. Het is uit.’

Ze trok haar wenkbrauwen op, niet overtuigd.

‘Het gebeurde gewoon, en, nou ja, ik wil het er niet over hebben.’ Ik liep naar de trap.

‘Nora…’

Ik draaide me om, en er stonden echte tranen in mijn ogen. Die kwamen spontaan en hoorden niet bij het toneelstukje. Alleen al bij de gedachte aan die keer dat Patch en ik het echt hadden uitgemaakt, kreeg ik bijna geen adem meer. Die herinnering zou me eeuwig bijblijven. Patch had het beste van me meegenomen en mij als een lege huls achtergelaten. Dat meisje wilde ik nooit meer zijn. Nooit!

Ik zag het gezicht van mijn moeder ontspannen. Ze liep naar me toe, wreef over mijn rug en fluisterde in mijn oor: ‘Ik hou van je. Mocht je van gedachten veranderen en erover willen praten…’

Ik knikte en ging naar mijn kamer.

Zo, zei ik tegen mezelf, in een poging het van de optimistische kant te bekijken, dat was één, nu de volgende nog. Eigenlijk was het geen echte leugen als ik tegen mijn moeder en Vee zei dat het uit was; ik deed het voor hun veiligheid. Eerlijk duurt het langst, meestal. Maar soms gaat veiligheid voor, nietwaar? Dat leek me een goed argument, al werd ik er misselijk van.

Er was nog een andere gedachte die aan me knaagde. Hoelang konden Patch en ik een leugen in stand houden zonder dat die tot waarheid werd?

Het werd veel te vroeg maandagochtend vijf uur. Halverwege de piepjes mepte ik op mijn wekker. Daarna draaide ik me om en beloofde mezelf nog twee minuutjes. Ik sloot mijn ogen, liet mijn gedachten zweven en zag het begin van een nieuwe droom ontstaan – en voordat ik het wist kreeg ik een stapel kleren in mijn gezicht gedrukt.

‘Opstaan,’ zei Dante, die in het donker naast mijn bed stond.

‘Wat doe jíj hier?’ piepte ik nog slaperig terwijl ik snel het dekbed omhoogtrok.

‘Wat iedere behoorlijke personal trainer zou doen. Kom met je luie reet uit bed en kleed je aan. Als je niet over drie minuten op de inrit staat, kom ik terug met een emmer koud water.’

‘Maar hoe ben je binnengekomen?’

‘Het raam zat niet op slot. Zou ik in het vervolg toch maar doen, anders kan iedereen hier zomaar binnenkomen.’

Hij beende naar de deur terwijl ik mijn bed uit kwam.

‘Ben je soms gek geworden? Niet door de gang, hoor! Mijn moeder zou je kunnen horen. Stel je voor dat ze een jongen beschaamd uit mijn kamer ziet sluipen? Ik zou eeuwigdurend huisarrest krijgen!’

Hij keek geamuseerd. ‘Ik zou me anders niet schamen, hoor.’

Toen hij weg was, bleef ik me wel tien tellen roerloos afvragen of ik een diepere betekenis moest zoeken achter wat hij daarnet had gezegd. Natuurlijk niet. Het had dan wel flirterig geklonken, maar zo was het niet bedoeld. Klaar.

Ik trok een zwarte trainingsbroek aan en een stretch microvezelshirt, en deed mijn haar in een paardenstaart. In elk geval zou ik er goed uitzien wanneer ik me door Dantes toedoen dood had gerend.

Precies drie minuten later stond ik op de inrit. Ik keek om me heen, want ik had het gevoel dat er iets belangrijks ontbrak. ‘Waar staat je auto?’

Dante stompte zachtjes tegen mijn schouder. ‘Beetje lui? Tss. Ik dacht dat we maar eens een warming-up moesten doen. Een stevig eindje van een kilometer of vijftien.’ Hij wees naar het beboste terrein aan de overkant van de straat. Als kind waren Vee en ik vaak in het bos geweest, in de zomervakantie hadden we daar zelfs een keer een fort gebouwd, maar ik had geen flauw idee hoe ver het bos doorliep. Kennelijk minstens vijftien kilometer. ‘Na jou.’

Ik aarzelde. Ik vond het niet echt een fijn idee om met Dante de wildernis in te rennen. Hij was een van Hanks belangrijkste medewerkers geweest, en dat was reden genoeg om hem niet te mogen of te vertrouwen. Achteraf gezien had ik er nooit mee moeten instemmen om alleen met hem te gaan trainen, vooral niet op zo’n afgelegen plek.

‘Na de training kunnen we even bespreken wat ik van de verschillende Nephilimgroepen heb gehoord over moreel, verwachtingen en jou,’ voegde Dante er nog aan toe.

Na de training. Dat betekende dat hij het komende uur niet van plan was me achter te laten op de bodem van een verlaten put. Bovendien moest Dante me gehoorzamen. Hij had trouw gezworen. Hij was niet langer Hanks luitenant, maar de mijne. Hij zou het niet durven mij iets aan te doen.

Nadat ik me nog even had voorgesteld hoe heerlijk het zou zijn om nog te slapen, liet ik dat soort fantasietjes los en rende naar de bosrand. Boven me strekten de takken zich uit als een baldakijn en belemmerden het eerste licht van de zonsopgang. Ik vertrouwde op mijn verbeterde Nephilimzicht en rende in hoog tempo, waarbij ik over omgevallen bomen sprong, uitweek voor laaghangende takken en verdacht was op onder de aarde liggende stenen en andere verborgen obstakels. Het terrein was verraderlijk hobbelig, en met deze vaart kon een verkeerde stap algauw rampzalig zijn.

‘Sneller!’ blafte Dante achter me. ‘Stamp niet zo. Je lijkt wel een op hol geslagen neushoorn. Ik zou je met mijn ogen dicht nog kunnen vinden.’

Ik nam zijn aanwijzingen ter harte en tilde mijn voeten op zodra ze de grond raakten, en deed mijn best zo min mogelijk geluid te maken, zodat ik minder makkelijk te traceren was.

Dante haalde me met gemak in. ‘Pak me dan,’ daagde hij me uit.

Terwijl ik achter hem aan ging, verwonderde ik me over de kracht en lenigheid van mijn nieuwe Nephilimlijf. In vergelijking daarmee was mijn menselijk lichaam log, langzaam en ongecoördineerd geweest. Ik was niet alleen atletischer nu, ik was een topatleet, iedereen de baas.

Ik bukte onder takken door, sprong over kuilen en stoof om rotsblokken heen alsof het een hindernisbaan was die ik lang geleden in mijn geheugen had geprent. Een poosje voelde het alsof ik hard genoeg rende om elk moment te kunnen opvliegen, hoog de lucht in, en toch bleef ik achter bij Dante. Hij bewoog zich als een dier, steeds sneller, als een roofdier dat jaagde op zijn volgende maaltje. Binnen de kortste keren was ik hem kwijt.

Ik minderde vaart en spitste mijn oren. Niets. Even later kwam hij uit de duisternis tevoorschijn gesprongen.

‘Dat was knudde,’ zei hij neerbuigend. ‘Nog eens.’

De volgende twee uur sprintte ik steeds weer achter hem aan om elke keer te horen: nog eens. En nog eens. Nog steeds was het niet goed. Nog eens.

Ik wilde er net de brui aan geven omdat mijn beenspieren trilden van vermoeidheid en mijn longen brandden, toen Dante terug kwam rennen. Hij sloeg me op de rug. ‘Goed gedaan. Morgen gaan we krachttraining doen.’

‘O? Door rotsblokken op te tillen?’ bracht ik ondanks mijn gehijg spottend uit.

‘Door bomen te ontwortelen.’

Met open mond keek ik hem aan.

‘Omduwen,’ verduidelijkte hij monter. ‘Ga maar vroeg naar bed, je zult je slaap hard nodig hebben.’

‘Hé!’ riep ik hem na. ‘We zijn toch mijlenver van huis?’

‘Een kilometer of acht. Beschouw dat stuk maar als een coolingdown.’