Hoofdstuk 26

Ik had nooit geloofd dat Dabria werkelijk over de gave beschikte om in de toekomst te kunnen kijken. In elk geval niet nadat ze was gevallen – maar nu had ze het voor elkaar gekregen dat ik mijn mening moest herzien. Want even later ging Patch’ garagedeur zoemend open en verscheen hij boven aan de trap. Hij zag er niet al te best uit, erg vermoeid en met een doffe blik in de ogen. De aanblik van Dabria en mij die elkaar in zijn woonkamer bijna te lijf gingen maakte zijn humeur er niet beter op.

Met zijn donkere ogen keek hij ons onderzoekend aan. ‘Dit kan nooit goed zijn.’

‘Ik eerst,’ zei Dabria, en ze haalde even diep adem.

‘Mocht je willen,’ snauwde ik. Ik richtte me tot Patch en sloot Dabria buiten. ‘Ze heeft met je zitten zoenen! Dante heeft je gevolgd en alles vastgelegd. Kun je je voorstellen hoe verrast ik was toen ik dit vanavond allemaal te zien kreeg? Is het ooit bij je opgekomen het mij te vertellen?’

‘Ik heb haar verteld dat ik je heb gekust en dat jij me wegduwde,’ wierp Dabria schril tegen.

‘Wat doe je hier nog?’ viel ik tegen haar uit. ‘Dit is iets tussen Patch en mij. Rot op!’

‘Wat doe je hier eigenlijk?’ vroeg Patch aan Dabria. Het klonk behoorlijk scherp.

‘Ik… ik heb ingebroken,’ stamelde ze. ‘Ik was bang. Ik kon niet slapen. Ik moet aldoor aan Hanoth en de andere Nephilim denken.’

‘Maak dat de kat wijs,’ zei ik. Ik keek Patch om bevestiging vragend aan, in de hoop dat hij niet in haar zielige verhaaltje zou trappen. Dabria was hier gekomen op zoek naar een bepaald soort troost, een soort troost dat ik ten sterkste afkeurde.

‘Ga naar het onderduikadres,’ droeg Patch haar op. ‘Daar ben je veilig.’ Hoewel hij doodmoe was, klonk hij toch streng. ‘Dit is de laatste keer dat ik je zeg dat je je gedeisd moet houden en geen problemen over jezelf moet afroepen.’

‘Maar hoelang moet ik daar dan blijven?’ Het klonk bijna jammerend. ‘Ik voel me daar zo eenzaam. Bijna iedereen is er mens. Ze kijken me raar aan.’ Ze wierp hem een smekende blik toe. ‘Ik kan je helpen. Deze keer doe ik niets fout. Als ik hier mag blijven…’

‘Ga weg,’ beval Patch op scherpe toon. ‘Je hebt al voor genoeg gedonder gezorgd, zowel met Nora als met de Nephilim die je hebt gevolgd. Ik heb geen idee wat voor conclusie ze daaruit hebben getrokken, maar één ding staat vast: ze weten dat je het op Blakely hebt gemunt. Als ze ook maar over een beetje hersens beschikken, hebben ze inmiddels niet alleen uitgevogeld dat je weet dat Blakely voor hen van vitaal belang is, maar ook dat je weet waar hij mee bezig is in dat lab van hem, waar dat ook mag zijn. Het zou me niks verbazen als ze de hele operatie hebben verplaatst. En dan zijn wij weer terug bij af, geen stap dichter bij het opsporen van Blakely en een einde maken aan duivelskunstenarij,’ voegde hij er geërgerd aan toe.

‘Ik wilde alleen maar helpen…’ fluisterde Dabria. Haar lip trilde. Ze keek Patch aan met een blik die wel iets weg had van een puppy die op zijn kop had gekregen, en liep toen de deur uit.

‘Het spijt me,’ zei hij zacht en berouwvol.

Er lag een vraag op mijn tong: bedoel je dat je spijt hebt van het zoenen, of spijt dat ik het heb gezien? Maar ik slikte de vraag in. Ik had genoeg van de onzichtbare last die ik meetorste, die onder andere bestond uit jaloezie en twijfel.

Patch’ gevoelens van spijt waren haast tastbaar. Ik had de pest aan Dabria en vertrouwde haar voor geen meter, maar ik kon het hem niet kwalijk nemen dat hij haar had gered. Hij had een betere inborst dan hij zelf dacht. Ik vermoedde dat hij jaren geleden, toen hij een heel andere Patch was, niet zo op deze situatie zou hebben gereageerd. Hij gaf Dabria nog een kans, en die zou hij zelf ook graag krijgen. Daar vocht hij elke dag voor.

‘Het spijt mij ook,’ mompelde ik, met mijn hoofd tegen zijn borst en zijn sterke armen om me heen. ‘Ik heb de foto’s gezien en ben nog nooit zo overstuur of bang geweest. De gedachte dat ik je zou kwijtraken was onverdraaglijk. Ik was razend op haar. En dat ben ik nog steeds. Ze heeft je gezoend en dat had ze niet moeten doen. Het zou best kunnen dat ze het nog eens probeert.’

‘Dat gaat ze niet doen, want ik zal haar heel duidelijk maken hoe het er tussen ons voor staat. Ze heeft een grens overschreden, en ik zal ervoor zorgen dat ze zich wel tweemaal bedenkt als het ooit in haar opkomt dat nog een keer te doen,’ merkte Patch vastbesloten op. Hij tilde mijn gezicht bij de kin op en kuste me, en tussen de kussen door zei hij: ‘Ik had niet verwacht bij thuiskomst jou hier aan te treffen, maar nu je er toch bent, ben ik niet van plan je te laten gaan.’

Ik voelde me verschrikkelijk schuldig vanwege al die leugens die er tussen ons in stonden. Ik had over duivelskunstenarij tegen hem gelogen. Ik loog nog steeds tegen hem. Hoe had ik dat kunnen doen? Ik walgde van mezelf en schaamde me diep. Het liefst zou ik alles willen opbiechten, maar waar moest ik beginnen? Ik was zo achteloos met mijn leugens omgesprongen dat ze helemaal uit de hand waren gelopen.

Ik opende mijn mond om hem de waarheid te vertellen, maar toen was het net alsof ik ijskoude handen om mijn hals voelde die mijn keel dichtknepen. Ik kon geen woord meer uitbrengen en bijna geen adem meer halen. Er zat een dikke prop in mijn keel, net als de eerste keer dat ik duivelskunstenarij had gebruikt. En in mijn geest was een stem gekropen die me van alles influisterde.

Als ik het Patch vertelde, zou hij me nooit meer vertrouwen. Hij zou het me nooit vergeven. Ik zou hem alleen maar nog meer verdriet doen als ik alles opbiechtte. Ik moest alleen Cheshvan zien door te komen en dan kon ik ophouden met duivelskunstenarij. Nog eventjes doorzetten. Nog slechts een paar leugens.

De ijskoude handen lieten los. Bibberig haalde ik adem.

‘Druk gehad?’ vroeg ik Patch, in een poging een gesprek te beginnen – alles om maar niet aan mijn leugens te hoeven denken.

Hij slaakte een zucht. ‘En nog geen spat dichter bij Peppers afperser. Ik denk steeds dat het iemand moet zijn die ik al in het vizier had, maar misschien heb ik het wel helemaal verkeerd. Misschien is het heel iemand anders. Iemand buiten mijn aandachtsveld. Ik ben alle aanwijzingen nagegaan, ook de meest onwaarschijnlijke. En voor zover ik weet, is iedereen clean.’

‘Zou het kunnen dat Pepper alles maar verzint? Misschien wordt hij niet echt gechanteerd.’ Dit was de eerste keer dat deze gedachte bij me opkwam. Ik had geen moment aan Peppers verhaal getwijfeld, terwijl de man toch allesbehalve betrouwbaar was gebleken.

Er verscheen een frons op Patch’ voorhoofd. ‘Zou kunnen, maar ik denk van niet. Waarom zou hij de moeite nemen om zoiets ingewikkelds te verzinnen?’

‘Omdat hij een smoes nodig heeft om je in de hel te ketenen,’ opperde ik zacht. Het schoot me zomaar te binnen. ‘Stel dat de aartsengelen hem hebben opgestookt? Hij zegt dat hij op aarde is vanwege een opdracht die hij van ze heeft gekregen. Eerst geloofde ik hem niet, maar als dat nou wel zo is? Stel dat de aartsengelen hem opdracht hebben gegeven jou in de hel te ketenen? Het is geen geheim dat ze dat graag willen.’

‘Juridisch gezien moet er een reden zijn om me vast te ketenen in de hel.’ Peinzend streek Patch over zijn kin. ‘Tenzij ze zover heen zijn dat ze zich niets meer aantrekken van de wet. Er zullen zeker wel een paar rotte appels tussen zitten, maar ik denk niet dat alle aartsengelen corrupt zijn.’

‘Als Pepper opdracht heeft gekregen van een kleine factie binnen de aartsengelen, en de anderen erachter komen of vermoeden dat er een vuil spelletje wordt gespeeld, hebben Peppers opdrachtgevers een perfecte dekmantel. Dan kunnen ze gewoon zeggen dat Pepper op eigen houtje opereerde. Ze kunnen zijn vleugels uitrukken nog voordat hij een verklaring kan afleggen, en dan kan ze niks worden gemaakt. Dat lijkt me niet al te vergezocht. Integendeel, het is de perfecte misdaad.’

Patch staarde me aan. Het besef dat mijn verhaal geloofwaardig was, daalde als een kille nevel op ons neer.

‘Jij denkt dus dat een stel gewetenloze aartsengelen Pepper opdracht heeft gegeven ervoor te zorgen dat ik uit de weg word geruimd,’ zei hij uiteindelijk.

‘Kende je Pepper voordat je viel? Hoe was hij toen?’

Patch schudde zijn hoofd. ‘Ik kende hem wel, maar niet goed. Ik wist wel het een en ander over hem. Hij was een vrijdenker in hart en nieren, iemand die zich op sociaal gebied niet altijd aan de regels hield. Het verbaast me dan ook niet dat hij aan het gokken is geslagen. Als ik het me goed herinner, was hij betrokken bij mijn proces. Hij zal voor mijn verbanning hebben gestemd, en dat is merkwaardig, omdat het niet strookt met zijn reputatie.’

‘Denk je dat we Pepper tegen de aartsengelen kunnen opzetten? Zijn dubbelleven is misschien onderdeel van zijn dekmantel… Aan de andere kant zou hij het hier ook iets te veel naar zijn zin kunnen hebben. Met een beetje druk van onze kant kunnen we hem misschien aan de praat krijgen. Als hij kan bevestigen dat een geheime factie van de aartsengelen hem heeft gestuurd om jou in de hel vastgeketend te krijgen, weten we ten minste waar we tegen vechten.’

Om Patch’ lippen verscheen een gevaarlijk lachje. ‘Volgens mij wordt het tijd dat we Pepper een bezoekje brengen.’

Ik knikte. ‘Prima. Maar jij blijft aan de zijlijn, ik wil je niet in de buurt van Pepper zien. Voorlopig moeten we ervan uitgaan dat hij tot alles in staat is om jou in de hel vast te ketenen.’

Patch fronste zijn wenkbrauwen. ‘Wat ben je van plan, engel?’

‘Ik ga met Pepper praten. En ik neem Scott mee. Nee, geen tegen werpingen,’ merkte ik waarschuwend op voordat hij zijn veto kon uitspreken. ‘Jij bent er vaker dan ik wil weten met Dabria in de achterhoede op uit getrokken. Je hebt me bezworen dat het om tactische redenen was, verder niks. Nu is het mijn beurt. Ik neem Scott mee, punt uit. Voor zover ik weet heeft Pepper voor Scott geen kaartje enkele reis naar de hel.’

Patch kneep zijn lippen tot een dunne streep en er verscheen een duistere blik in zijn ogen; ik kon zijn afkeuring bijna voelen. Patch koesterde geen warme gevoelens voor Scott, maar hij wist dat hij dat niet als troef kon gebruiken, want dat zou hypocriet zijn.

‘Je moet een waterdicht plan hebben,’ zei hij uiteindelijk. ‘Ik zal je niet uit het oog verliezen als er ook maar een kans bestaat dat de boel in het honderd loopt.’

Er bestond altijd een kans dat de boel in het honderd liep. Als ik tijdens mijn tijd met Patch iets had geleerd, dan was het dat wel. Patch wist dat ook, en ik vroeg me af of hij het expres had gezegd om me ervan te weerhouden met Pepper te gaan praten. Ineens voelde ik me net Assepoester die vanwege iets onbeduidends niet naar het bal mocht.

‘Scott is sterker dan je denkt,’ zei ik. ‘Hij zorgt wel dat me niets overkomt. En ik zal het hem goed duidelijk maken dat hij niemand mag vertellen dat jij en ik nog bij elkaar zijn.’

Met een broeierige blik keek Patch me aan. ‘En maak hem dan ook maar goed duidelijk dat als er ook maar een haar op je hoofd wordt gekrenkt, hij met mij te maken krijgt. Als hij over een greintje verstand beschikt, zal hij zich dat ter harte nemen.’

Gespannen glimlachte ik naar hem. ‘Dat is dan geregeld. Nu hoeven we alleen nog maar met een plan te komen.’

De volgende dag was een zaterdag. Ik had mijn moeder verteld dat ik het hele weekend bij Vee zou zijn en dat we maandag vanuit haar huis samen naar school zouden gaan. ’s Avonds gingen Scott en ik naar The Devil’s Handbag, niet voor de muziek of de drankjes, maar voor de kelder. Het gerucht ging dat er in de kelder flink werd gegokt. Ik had nog nooit een voet in dat gok walhalla gezet, maar had gehoord dat dat van Pepper bepaald niet kon worden gezegd. Patch had ons een lijstje gegeven van plekken waar Pepper graag rondhing, en Scott en ik hoopten dat het meteen de eerste keer raak zou zijn.

Terwijl ik er zowel wereldwijs als argeloos probeerde uit te zien liep ik achter Scott aan naar de bar. Hij kauwde op een stukje kauwgum en maakte zoals gewoonlijk een ontspannen, zelfverzekerde indruk. Ik daarentegen zweette peentjes en wel zo erg dat ik eigenlijk onder de douche zou moeten.

Ik had mijn haar met veel moeite steil gekregen, om er volwassener uit te zien. Met vloeibare eyeliner, lippenstift, toren-hoge hakken en een dure, van Marcie geleende tas was ik als bij toverslag vijf jaar ouder geworden. Vanwege Scotts gespierde en intimiderende postuur hoefde ik niet bang te zijn dat hem de toegang werd ontzegd. In zijn oren had hij zilveren ringetjes, en hoewel zijn bruine haar heel kort was geknipt, zag hij er toch ruig en knap uit. Scott en ik waren gewoon vrienden, maar ik snapte heel goed wat Vee in hem zag. Ik gaf hem een arm alsof ik zijn vriendinnetje was en hij wenkte de barman naar zich toe.

‘We zijn op zoek naar Storky,’ zei Scott tegen de barman, en hij leunde over de bar om zijn stem niet te hoeven verheffen.

De barman, die ik nooit eerder had gezien, keek ons onderzoekend aan. Met een uitgestreken gezicht keek ik terug. Niet zenuwachtig doen, hield ik mezelf voor, en kijk vooral niet alsof je iets te verbergen hebt.

‘Wie zoekt hem?’ vroeg de barman nors.

‘We hadden gehoord dat er vanavond om flinke bedragen wordt gespeeld,’ zei Scott, en hij liet even de biljetten van honderd dollar zien die uit zijn portemonnee piepten.

Schouderophalend pakte de barman zijn doek weer en ging verder met de bar schoonmaken. ‘Geen idee waar je het over hebt.’

Scott schoof onopvallend een biljet naar hem toe. ‘Jammer. Maar misschien, als je er nog eens over nadenkt…’

Tersluiks keek de barman naar het biljet van honderd dollar. ‘Heb ik je hier al eens eerder gezien?’

‘Ik speel basgitaar in Serpentine. En ik speel ook poker, van Portland en Concord tot Boston, en alles wat ertussenin ligt.’

Een knikje van herkenning. ‘Verdomd. Vroeger werkte ik ’s avonds in de Z Pool Hall in Springvale.’

‘Daar heb ik goeie herinneringen aan,’ reageerde Scott meteen. ‘Veel gewonnen, maar nog meer verloren.’ Hij grijnsde alsof het een grapje van mannen onder elkaar was.

De barman legde zijn hand naast die van Scott, keek snel even om zich heen om te zien of iemand op hem lette en pakte toen het honderddollarbiljet. ‘Ik moet jullie eerst fouilleren,’ zei hij. ‘Beneden zijn wapens verboden.’

‘Geen punt,’ reageerde Scott luchtig.

Ik ging nog erger zweten. Patch had ons gewaarschuwd dat ze ons zouden fouilleren op het bezit van pistolen, messen en andere scherpe voorwerpen die als wapen konden dienen. Dus waren we creatief te werk gegaan. De riem die Scotts broek moest ophouden en waarover zijn shirt viel, was eigenlijk een zweep, behekst met duivelskunstenarij. Scott had me bij hoog en laag bezworen dat hij duivelskunstenarij niet inwendig gebruikte en dat hij nog nooit had gehoord van het superdrankje, maar ik vond dat we best gebruik konden maken van deze zweep die hij in een opwelling uit Dantes auto had gejat. De zweep verried zich door een blauwige gloed, maar zolang de barman niet onder Scotts shirt keek, zaten we snor.

Op uitnodiging van de barman stapten we achter de bar en vervolgens achter een scherm, waar we onze armen omhoogdeden. Ik was als eerste aan de beurt en moest een korte, niet erg grondige fouillering ondergaan. Daarna kwam Scott, en bij hem ging het wat grondiger. De barman streek over de zijkanten van zijn broek, en klopte onder zijn oksels en op zijn rug. Achter de bar was het vrij donker, en ook al had Scott een nogal dik katoenen shirt aan, toch meende ik de gloed van de zweep erdoorheen te zien. Het scheen de barman ook op te vallen, want met gefronste wenkbrauwen stak hij zijn hand uit naar Scotts shirt.

Op dat moment liet ik mijn tas vallen en er vlogen verschillende biljetten van honderd dollar uit. De barman was meteen een en al aandacht. ‘Oeps,’ zei ik, en ik lachte flirterig terwijl ik de biljetten terug in mijn tas veegde. ‘Dat geld brandt echt een gat in mijn tas. Zullen we gaan spelen, lekker ding?’

Lekker ding? hoorde ik Scott in mijn gedachten. Leuk, hoor. Met een brede grijns boog hij zich over me heen en zoende me stevig op de mond. Daar werd ik zo door verrast dat ik ter plekke verstijfde.

Relax, seinde hij me toe. We zijn bijna binnen.

Ik knikte nauwelijks merkbaar. ‘Je gaat vanavond winnen, schat, en veel ook. Ik voel het gewoon,’ kirde ik.

De barman ontsloot een stevige, stalen deur, en ik pakte Scotts hand en liep achter hem aan een donkere trap af. Het rook er naar schimmel en er hing een rioollucht. Eenmaal beneden liepen we door een bochtige gang totdat we bij een kale ruimte kwamen waar een paar pokertafels stonden opgesteld. Boven elke tafel hing een omgekeerde jampot die tot lamp was gepromoveerd en erg weinig licht gaf. Er was geen muziek, er waren geen drankjes, er was geen hartelijk onthaal.

Een van de tafels was in gebruik. Er zaten vier spelers aan, onder wie Pepper, die ik meteen herkende, ook al zat hij met zijn rug naar ons toe. Hij draaide zich niet naar ons om. Niets ongewoons, want ook de andere spelers besteedden geen aandacht aan ons. Ze keken geconcentreerd naar de kaarten in hun hand. In het midden van de tafel stonden keurige stapeltjes pokerfiches. Ik had geen flauw idee hoeveel geld die vertegenwoordigden, maar ik durfde te wedden dat het voor de verliezer een uiterst gevoelig verlies zou zijn.

‘We zijn op zoek naar Pepper Friberg,’ zei Scott. Zijn toon was luchtig, maar de manier waarop hij zijn gespierde armen over elkaar sloeg sprak een heel andere taal.

‘Sorry, lieverd, maar mijn balboekje is al vol,’ zei Pepper spottend terwijl hij naar zijn kaarten bleef turen. Ik observeerde hem en merkte dat hij niet deed alsof, maar dat hij echt opging in het spel. Hij was er zelfs zo door gebiologeerd dat hij blijkbaar niet eens had gemerkt dat ik naast Scott stond.

Scott pakte een stoel bij een van de andere tafels vandaan en zette die naast Pepper neer. ‘Ik heb toch twee linkervoeten… Je zou beter een dansje met Nora Grey kunnen wagen.’

Nu was Peppers reactie heel anders. Hij legde zijn kaarten blind neer en draaide zich met zijn mollige lijf om, zodat hij me kon zien.

‘Dag Pepper. Poosje geleden alweer,’ zei ik. ‘De laatste keer was toen je een poging deed me te ontvoeren. Dat klopt toch, hè?’

‘Ontvoering geldt bij ons aardbewoners als een misdaad,’ bemoeide Scott zich ermee. ‘Iets zegt me dat ze er in de hemel ook nogal op tegen zijn.’

‘Niet zo hard,’ grauwde Pepper, en hij keek nerveus naar de andere spelers.

Ik trok mijn wenkbrauwen op en stuurde Peppers gedachten een boodschap. Je hebt je maten niet verteld wat je in werkelijkheid bent, hè? Ik denk niet dat ze erg blij zullen zijn als ze erachter komen dat je voorspoed bij het pokeren meer te maken heeft met gedachtemanipulatie dan met geluk of vaardigheid.

‘Laten we het hier buiten over hebben,’ stelde Pepper voor, en hij trok zich terug uit het spel.

‘Prima, laten we gaan,’ zei Scott, en hij trok Pepper bij zijn armen omhoog.

In de steeg achter The Devil’s Handbag nam ik als eerste het woord. ‘We zullen het makkelijk voor je maken, Pepper. Het was heel leuk dat je mij gebruikte om Patch te pakken te krijgen, maar nu wordt het tijd voor iets anders. Ik denk dat het het beste is als ik eens uitzoek wie jou in werkelijkheid afperst,’ zei ik, als probeersel. Ik wilde hem over mijn theorie vertellen: dat hij boodschappenjongen speelde voor een geheime groep aartsengelen, en dat hij een beetje redelijke smoes moest hebben om Patch naar de hel te kunnen sturen. Maar het leek me beter daar nog even mee te wachten en eerst eens te kijken wat er zou gebeuren.

Met tot spleetjes geknepen ogen keek Pepper me aan, en de uitdrukking op zijn gezicht was zowel ontstemd als spottend. ‘Waar gaat dit over?’

‘Nou,’ nam Scott het van me over, ‘wij dachten dus dat het een goed idee zou zijn om jouw afperser op te sporen.’

Pepper kneep zijn ogen nog meer samen. ‘En wie ben jij dan wel?’

‘Beschouw me maar als de tikkende tijdbom onder je stoel. Mocht je niet met Nora’s voorwaarden in willen stemmen, dan kan ik je wel op andere gedachten brengen.’ Scott rolde zijn mouwen op.

‘Moet ik dat opvatten als een bedreiging?’ vroeg Pepper ongelovig.

‘Dit zijn mijn voorwaarden,’ zei ik. ‘Wij gaan op zoek naar je afperser en dragen die aan je over. In ruil willen we iets heel eenvoudigs, namelijk dat je een eed zweert dat je Patch met rust laat.’ Ik ramde een roze tandenstoker in Peppers vlezige hand. Omdat de barman me had gefouilleerd, had ik niets beters. ‘Een beetje bloed en een paar welgemeende woorden zouden voldoende moeten zijn.’ Als ik hem kon laten zweren, zou hij met zijn staart tussen de benen terug moeten naar de aartsengelen en opbiechten dat hij had gefaald. En als hij weigerde, bevestigde dat mijn theorie.

‘Aartsengelen zweren geen bloedeed,’ snauwde Pepper.

Warmer, dacht ik.

‘Smijten ze gevallen engelen met wie ze ruzie hebben de hel in?’ vroeg Scott.

Pepper keek ons aan alsof we niet goed bij ons hoofd waren. ‘Wat bazel je allemaal?’

‘Hoe voelt het om een pion van de aartsengelen te zijn?’ vroeg ik.

‘Wat hebben ze je in ruil aangeboden?’ vroeg Scott.

‘Er zijn hier geen aartsengelen,’ zei ik. ‘Je staat er alleen voor. Wil je het echt in je eentje opnemen tegen Patch?’ Kom op, Pepper, dacht ik, vertel me wat ik wil horen. Dit doorzichtige smoesje over chantage is alleen maar bedacht vanwege je opdracht van een stel afvallige aartsengelen om van Patch af te komen.

Pepper keek steeds ongeloviger, en omdat hij maar bleef zwijgen, drong ik aan: ‘Je gaat nú zweren, Pepper.’

Scott en ik kwamen dichter bij hem staan.

‘Nee, geen eed!’ piepte Pepper. ‘Maar ik zal Patch met rust laten… Beloofd!’

‘Kon ik er maar op vertrouwen dat je je aan je woord zult houden,’ verzuchtte ik. ‘Probleem is dat ik vermoed dat je niet erg betrouwbaar bent. Ik denk zelfs dat dat hele gedoe met chantage maar een smoes is.’

Pepper zette grote ogen op alsof opeens het kwartje bij hem was gevallen. Hij maakte een sputterend geluid en werd knalrood. ‘Even kijken of ik het wel snap. Denk je dat ik achter Patch aanzit omdat hij me chanteert?’ vroeg hij toen schril.

‘Ja,’ zei Scott. ‘Dat denken we.’

‘En dat hij daarom niet met me wil afspreken? Omdat hij denkt dat ik hem wil vastketenen in de hel? Maar ik bedreigde hem helemaal niet!’ piepte Pepper, en zijn gezicht liep steeds roder aan. ‘Ik wilde hem een klus aanbieden! Ik heb aldoor al geprobeerd dat duidelijk te maken!’

Tegelijkertijd vroegen Scott en ik: ‘Een klús?’ We wisselden een snelle, sceptische blik.

‘Vertel je de waarheid?’ vroeg ik Pepper. ‘Heb je echt een klus voor Patch? Is dat alles?’

‘Ja. Ja, een klus,’ snauwde Pepper. ‘Wat dacht je dan? Jemig, wat een zooitje. Niets is gegaan zoals het moest.’

‘Wat voor klus?’ vroeg ik.

‘Alsof ik jou dat aan je neus ga hangen! Als jij me had geholpen Patch te bereiken, zat ik nu niet zo in de penarie. Het is allemaal jouw schuld. Ik heb een klus voor Patch, alleen voor Patch!’

‘Wacht even, kijken of ik het goed begrijp,’ zei ik. ‘Je denkt dus niet dat Patch je afperst?’

‘Waarom zou ik dat denken als ik al weet wie me chanteert?’ klonk zijn geërgerde wedervraag.

‘Weet je wie de afperser is?’ vroeg Scott.

Vol afkeer keek Pepper me aan. ‘Zorg dat die Nephil me met rust laat. Of ik weet wie me afperst?’ Hij snoof. ‘Ja! En ik heb vanavond een afspraak met die persoon. Je raadt nooit wie het is.’

‘Wie dan?’ vroeg ik.

‘Ha! Dat zou je wel willen weten, hè? Probleem is dat mijn afperser me liet zweren zijn identiteit niet te onthullen. Dus ga maar niet proberen iets uit me te trekken. Mijn lippen zijn verzegeld, letterlijk. Ik krijg telefonisch een kwartier van tevoren door waar ik moet zijn. Maar als ik niet gauw een einde aan deze puinzooi maak, zullen de aartsengelen me weten te vinden,’ voegde hij er handenwringend aan toe. Het viel me op dat hij onmiddellijk angstig werd zodra er andere aartsengelen ter sprake kwamen.

Ik deed mijn best me niet van mijn stuk te laten brengen. Ik had niet verwacht dat hij zo zou reageren. Ik vroeg me af of het een list was om zich van ons te ontdoen, of om ons in de val te laten lopen. Maar het zweet dat op zijn voorhoofd parelde en de wanhopige blik in zijn ogen leken echt. Hij wilde net zo graag als wij dat het afgelopen was.

‘Mijn afperser wil dat ik voorwerpen beheks met alle machten van de hemel waarover aartsengelen beschikken.’ Pepper bette zijn roze voorhoofd met een zakdoek. ‘Daarom word ik gechanteerd.’

‘Welke voorwerpen?’ vroeg ik.

Pepper schudde zijn hoofd. ‘Die krijg ik pas te zien als ik de afperser ontmoet. Er werd me op het hart gedrukt dat als ik ze zou beheksen, ik verder met rust werd gelaten. De afperser snapt er niks van. Zelfs als ik die voorwerpen beheks, kunnen de machten van de hemel alleen voor goede dingen worden gebruikt en niet voor slechte, dan werken ze niet.

‘Maar afgezien daarvan, overweeg je het te doen?’ vroeg ik afkeurend.

‘Ik wil van de afperser af! De aartsengelen mogen niet weten waar ik mee bezig ben. Ze zullen me verbannen. Ze zullen mijn vleugels uitrukken en dan is alles voorbij. Dan zit ik hier voor eeuwig vast.’

‘We moeten een plan maken,’ zei Scott. ‘Een kwartier tussen een telefoontje en een daadwerkelijke afspraak geeft weinig ruimte.’

‘Wanneer de afperser belt, stem je in met een afspraak,’ instrueerde ik Pepper. ‘En als je alleen moet komen, zeg je dat dat oké is. Doe alsof je meewerkt en alles best vindt, maar overdrijf het niet.’

‘En dan?’ vroeg Pepper. Hij bewoog zijn schouders alsof hij zijn oksels wilde luchten. Ik deed mijn best er niet naar te staren. Nooit had ik kunnen denken dat de eerste aartsengel die ik zag zo’n laffe, snotterende rat zou zijn. Dit was wel wat anders dan de aartsengelen uit mijn dromen: krachtig, onontkoombaar, alwetend en misschien nog wel belangrijker: voorbeeldig.

Ik keek Pepper strak aan. ‘En dan gaan Scott en ik in jouw plaats, overmeesteren de afperser en leveren die aan je uit.’