80
Raych had een schuilplaats voor ze gevonden. Ze hadden er de metalen treden van een ladder voor moeten beklimmen, waarna ze waren uitgekomen in een grote, zolderachtige ruimte, waarvan het Seldon niet duidelijk was waar die toe diende. Het stond vol met allerlei apparatuur, log en stil, en de functie van die apparaten was ook een mysterie. De kamer was redelijk schoon en stofvrij. De tocht voorkwam dat eventueel stof bleef liggen en - belangrijker - dat de stank onverdraaglijk werd.
Raych leek tevreden te zijn. 'Mooi, hè?' vroeg hij. Hij wreef nog steeds af en toe over zijn schouder en vertrok van de pijn als hij te hard wreef.
'Het kon slechter,' zei Seldon. 'Weet je waar deze ruimte voor gebruikt wordt, Raych?'
Raych haalde zijn schouders op, althans dat probeerde hij, maar er schoot weer een pijnscheut door zijn schouder. 'Weet ik niet,' zei hij. En opschepperig voegde hij eraan toe: 'Wat dondert dat?'
Dors, die op de vloer was gaan zitten nadat ze een plekje schoongeveegd had met haar hand en achterdochtig haar handpalm had bekeken, zei: 'Zal ik eens raden? Ik denk dat dit deel uitmaakt van een complex dat betrokken is bij het schoonmaken en recyclen van afval. Het zal wel compost worden.'
'Dan,' zei Seldon mismoedig, 'zullen degenen die hier werken hier wel af en toe een kijkje komen nemen, en kunnen ze elk moment voor onze neus staan.'
'Ik ben hier vaker geweest,' zei Raych. 'Ik heb hier nooit iemand gezien.'
'Ik neem aan dat Trantor zoveel mogelijk geautomatiseerd is, en als er iets is wat erom vraagt geautomatiseerd te worden dan is het wel de behandeling van afval,' zei Dors. 'Misschien zijn we veilig... voor een tijdje.'
'Maar niet voor lang. We moeten eten en drinken, Dors.'
'Ik kan voor ete en drinke voor ons zorge,' zei Raych. 'Je moet jezelf wete te redde as je op straat leeft.'
'Dank je, Raych,' zei Seldon afwezig, 'maar ik heb nu geen trek.' Hij snoof de lucht op. 'Misschien zal ik nooit meer trek hebben.'
'Toch wel,' zei Dors, 'en zelfs al verlies je een tijdje je eetlust, dan zul je toch nog dorst krijgen. Gelukkig is de ontlasting geen probleem hier. We zitten hier zo'n beetje pal boven wat onmiskenbaar een open riool is.'
Het was even stil. Het licht was flauw en Seldon vroeg zich af waarom de Trantorianen het hier niet gewoon donker hielden. Maar toen besefte hij dat hij nog nooit volledige duisternis gezien had op een voor het publiek toegankelijke plaats. Het was waarschijnlijk de gewoonte van een samenleving die rijk was aan energie. Vreemd dat een wereld waar veertig miljard mensen wonen rijk aan energie is, maar het is wel zo. Maar ja, wat wilde je met al die hitte in het binnenste van de planeet, om nog maar te zwijgen over zonne-energie en de kernfusiefabrieken in de ruimte. Als je er goed over nadacht was er niet één planeet in het Imperium die gebrek aan energie had. Was er een tijd geweest dat de technologie op zo'n laag peil stond dat gebrek aan energie een reële mogelijkheid was?
Hij leunde tegen een aantal buizen aan waardoor - voorzover hij wist - rioolwater liep. Toen die gedachte in hem opkwam ging hij snel rechtop staan en liep naar Dors toe. Hij ging naast haar zitten.
'Is er een manier om met Chetter Hummin in contact te komen?' vroeg hij.
'Sterker nog,' zei Dors, 'ik heb hem al een boodschap gestuurd, hoewel niet van harte.'
'Hoezo niet?'
'Het is mijn opdracht jou te beschermen. Iedere keer dat ik contact met hem moet opnemen betekent dat ik gefaald heb.'
Seldon bekeek haar met samengeknepen ogen. 'Moet je daar nu echt zo moeilijk over doen, Dors? Je kunt mij niet beschermen tegen de veiligheidsofficieren van een complete sector.'
'Ik neem aan van niet, nee. We kunnen er een paar uitschakelen...'
'Dat weet ik. Dat hebben we net gedaan. Maar ze zullen versterkingen sturen... gepantserde grondwagens... neuronenkanonnen... slaapnevels. Ik weet niet precies wat ze allemaal hebben, maar ze zullen alle wapens in de strijd gooien. Daar ben ik zeker van.'
'Je zult wel gelijk hebben,' zei Dors. Haar gezicht verstrakte.
'Ze vinde jullie hier nooit, dame,' zei Raych opeens. Zijn scherpe ogen waren tijdens hun gedachtenwisseling van de een naar de ander gesprongen. 'Davan vinde ze ook nooit.'
Dors glimlachte een vreugdeloze glimlach en wreef door het haar van de jongen, waarna ze met enige afkeer naar haar hand keek. Ze zei: 'Ik weet niet of je bij ons moet blijven, Raych. Ik wil niet dat ze jou ook vinden.'
'Ze vinde mij niet en als ik jullie alleen laat wie mot er dan voor jullie water en ete zorge, en wie mot nieuwe schuilplaatse voor jullie ontdekke zodat de Zonembleme nooit wete waar ze zoeke motten?'
'Nee, Raych, ze vinden ons wel. Naar Davan zijn ze niet zo hard op zoek. Hij irriteert ze wel, maar ik vermoed dat ze hem niet serieus nemen. Weet je wat ik bedoel?'
'Je bedoelt dat hij alleen maar een zei... een lastpost is en dat ze hem niet belangrijk genoeg vinde om de hele buurt overhoop te hale.'
'Ja, dat bedoel ik. Maar wij hebben twee officieren flink te grazen genomen en dat laten ze niet op zich zitten. Al hebben ze hun hele leger nodig... al moeten ze iedere verborgen gang in de hele sector uitkammen... ze krijgen ons te pakken.'
Raych zei: 'Zo voel ik me een... een nul. Als ik daar niet naar binne was gerend en neergestraald was, zouwe jullie die officiere niet gemold hebbe en zouwe jullie nu niet zo in moeilijkhede zitte.'
'Jawel. Vroeg of laat zouden we ze... eh... gemold hebben. Wie weet? Misschien moeten we er nog meer mollen.'
'Nou, jullie deje het schitterend,' zei Raych. 'Als ik niet zo'n pijn had gehad, zou ik beter hebbe kunne kijke en meer geniete.'
'Het zou ons geen goed doen als we probeerden het tegen het hele veiligheidssysteem op te nemen,' zei Seldon. 'De vraag is: wat gaan ze met ons doen, als ze ons te pakken hebben? Dat zal wel gevangenisstraf worden.'
'Oh nee. Als dat nodig mocht zijn zullen we bij de Keizer in beroep moeten gaan,' onderbrak Dors hem.
'De Keizer?' vroeg Raych met opengesperde ogen. 'Kenne jullie de Keizer?'
Seldon maakte een gebaar naar de jongen. 'Iedere Galactische burger kan bij de Keizer in beroep gaan. Dat lijkt me niet de juiste oplossing, Dors. Sinds Hummin en ik de Keizerlijke Sector verlaten hebben, proberen we de Keizer juist te ontwijken.'
'Niet als dat betekent dat we ons moeten laten opsluiten in een Dahlitische gevangenis. Het Keizerlijke beroep kan als uitstel dienen - in elk geval als afleiding - en misschien kunnen we dat uitstel benutten om iets anders te verzinnen.'
'Zoals Hummin.'
'Niet helemaal,' zei Dors wat ongemakkelijk. 'We kunnen er niet altijd vanuit gaan dat hij de redder-in-nood blijft. Om te beginnen, zelfs al zou mijn boodschap bij hem aankomen en al zou hij zich meteen naar Dahl kunnen spoeden, hoe zou hij ons hier moeten vinden? En al vond hij ons hier, wat zou hij kunnen doen tegen het complete Dahlitische veiligheidsleger?'
'In dat geval,' zei Seldon, 'zullen we iets moeten verzinnen om uit hun handen te blijven.'
Raych zei: As jullie mij volge, kan ik zorge dat we hun voor blijve. Ik ken Billibotton as me broekzak.'
'Je kunt één persoon voor blijven, maar er zijn er een heleboel en die lopen door alle gangen tegelijk. We ontsnappen aan de ene groep en lopen regelrecht in de armen van de andere.'
Er heerste een tijd lang een ongemakkelijke stilte, alle drie zagen ze zich gesteld voor wat een hopeloze situatie leek te zijn. Toen maakte Dors een beweging. 'Ze zijn hier. Ik hoor ze,' fluisterde ze zacht. Ze was gespannen.
Even spitsten ze hun oren, toen sprong Raych overeind en siste: 'Ze komen daar vandaan. We moeten hierheen.'
Seldon hoorde in zijn verwarring helemaal niets, maar vertrouwde graag op de superieure oren van de anderen, maar toen Raych snel en stilletjes de tegenovergestelde kant opliep van waar de naderende voetstappen klonken, weergalmde er een stem langs de wanden van het riool. 'Blijf daar. Blijf daar.'
En Raych zei: 'Dat is Davan. Hoe weet die nou dat we hier zitte?'
'Davan?' vroeg Seldon. 'Weet je het zeker?'
'Zeker weet ik het zeker. Hij komt ons helpe.'