40
De Zusters arriveerden zo'n zes uur later, nadat Seldon en Dors nog wat geslapen hadden in een poging weer in hun biologisch ritme te komen.
De Zusters kwamen heel verlegen binnen, bijna op hun tenen. Hun mantels (die in het Mycogener dialect 'rokken' bleken te heten) waren zacht, fluweelachtig grijs, elk op een heel aparte manier versierd met subtiele borduursels in een iets donkerder grijs. De rokken waren niet echt onaantrekkelijk, maar slaagden er wel degelijk in om elke menselijke vorm te verhullen.
En natuurlijk waren hun hoofden kaal en hun gezichten verstoken van wat voor opmaak dan ook. Ze wisselden veelbetekenende blikken toen ze boven de ogen van Dors iets blauwigs opmerkten en bij haar mondhoeken een veegje lippenstift.
Even vroeg Seldon zich af hoe je er zeker van kon zijn dat deze Zusters ook inderdaad Zusters waren.
Het antwoord kwam meteen met de beleefd formele begroetingen van de Zusters. Beiden piepten en tjilpten. Seldon dacht aan de zware klanken van Zonnemeester en de nerveuze bariton van Grijswolk en vermoedde dat vrouwen, doordat het hun ontbrak aan een duidelijke seksuele identificatie, noodgedwongen allerlei kenmerkende stemmetjes en maniertjes cultiveerden.
'Ik ben Regendruppel Drieënveertig,' piepte de ene, 'en dat is mijn zusje.'
'Regendruppel Vijfenveertig,' tjilpte de andere. 'Wij hebben een nat klimaat in onze cohort.' Ze giechelde.
'Ik ben blij u beiden te ontmoeten,' zei Dors ernstig, 'maar nu moet ik weten hoe ik u het beste kan aanspreken. Ik kan niet gewoon "Regendruppel" zeggen, of wel?'
'Nee,' zei Regendruppel Drieënveertig. 'U moet onze namen voluit noemen als we er allebei zijn.'
'En wat dacht u van alleen Drieënveertig en Vijfenveertig, dames?' vroeg Seldon.
Beiden keken tersluiks naar Seldon, maar ze spraken geen woord.
'Laat mij maar, Hari,' zei Dors zacht.
Seldon ging in de hoek van het vertrek staan. De twee waren vermoedelijk alleenstaande jonge vrouwen en hoogstwaarschijnlijk mochten ze niet met mannen praten. De oudste van de twee leek het meest serieus en was misschien ook het meest puriteins. Het was moeilijk te zeggen op grond van een paar woorden en een tersluikse blik, maar hij kreeg die indruk en was bereid zich daardoor te laten leiden.
'Het probleem, Zusters,' zei Dors, 'is dat wij stamverwanten niet weten hoe we de keuken moeten gebruiken.'
'U bedoelt dat u niet kunt koken?' Regendruppel keek geschokt naar Dors. Het was duidelijk dat Dors geen beste beurt bij haar maakte. Regendruppel Vijfenveertig deed verwoede pogingen om een lachbui te smoren. (Seldon stelde vast dat zijn eerste inschatting van de twee juist was.)
Dors zei: 'Ik heb ooit een eigen keuken gehad, maar die was heel anders en ik weet niet wat voor voedsel hier in voorraad is en hoe ik het klaar moet maken.'
'Het is echt heel eenvoudig,' zei Regendruppel Vijfenveertig. 'We kunnen het u zo leren.'
'We zullen een goede en voedzame lunch voor u klaarmaken,' zei Regendruppel Drieënveertig. 'Voor... u allebei.' Ze aarzelde voor ze die laatste woorden uitsprak. Het kostte haar duidelijk moeite om nota te nemen van het bestaan van een man.
'Als u het niet erg vindt,' zei Dors, 'zou ik graag met u meegaan naar de keuken en ik zou het erg op prijs stellen als u me alles precies uitlegde. Ik kan tenslotte niet van u verwachten, Zusters, dat u hier drie keer per dag naar toe komt om voor ons te koken.'
'We zullen u alles laten zien,' zei Regendruppel Vijfenveertig en knikte stijfjes. 'Maar misschien is het voor een stamverwante moeilijk te leren. U heeft er vast niet... het gevoel voor.'
'Ik zal mijn best doen,' zei Dors met een vriendelijke glimlach.
Ze verdwenen de keuken in. Seldon keek ze na en probeerde de strategie uit te werken die hij in zijn hoofd had.