UNDERCOVER
DAVAN - ... In de onzekere tijden die de laatste eeuwen van het Eerste Galactische Imperium kenmerkten, werd de onrust overwegend veroorzaakt doordat politieke en militaire leiders al het mogelijke probeerden om de hoogste macht naar zich toe te trekken (dit hoewel 'hoogste macht' ieder decennium een steeds lozer term werd). In de tijd voor de opkomst van psychohistorie stond er slechts zelden een echte volksbeweging op. In dit verband is er een intrigerend voorbeeld, waarbij Davan was betrokken, over wie weinig bekend is, maar die Hari Seldon een keer ontmoet zou hebben toen...
ENCYCLOPEDIA GALACTICA
72
Zowel Hari Seldon als Dors Venabili hadden een uitgebreid en langdurig bad genomen, gebruik makend van de nogal primitieve faciliteiten die het huis van de Tisalvers te bieden had. Ze hadden schone kleren aangetrokken en zaten in de kamer van Seldon toen Jirad Tisalver 's avonds thuiskwam. Hij belde aan. Het klonk tamelijk timide, een korte zoemtoon.
Seldon deed open en zei vriendelijk: 'Goedenavond, meester Tisalver. En meesteres.'
Ze stond recht achter haar man, haar voorhoofd gerimpeld in verwarde frons.
Aarzelend, alsof hij niet goed wist wat hij met de situatie aan moest, vroeg hij: 'Is alles goed met u en meesteres Venabili?' Hij knikte, alsof hij via lichaamstaal een bevestigend antwoord probeerde af te dwingen.
'Wij voelen ons uitstekend. Billibotton in en uit zonder problemen en we hebben een bad genomen en schone kleren aangetrokken. Je ruikt niets meer.' Seldon tilde zijn hoofd iets op terwijl hij dit zei, glimlachend, zijn woorden over de schouder van Tisalver tot diens vrouw richtend.
Ze snoof luid, alsof ze het wilde toetsen.
Nog steeds aarzelend zei Tisalver: 'Ik heb begrepen dat er een messengevecht is geweest.'
Seldon trok zijn wenkbrauwen op. 'Zeggen ze dat?'
'U en de meesteres tegen zo'n honderd schurken, is ons verteld, en u heeft ze allemaal gedood. Is dat zo?' Het klonk alsof hij zijns ondanks diep respect had voor zijn gasten.
'Absoluut niet,' mengde Dors zich geïrriteerd in het gesprek. 'Dat is belachelijk. Waar houdt u ons wel niet voor? Massamoordenaars? En denkt u dat honderd schurken allemaal braaf hun beurt afwachten om door mij - ons - vermoord te worden? Ik bedoel, stelt u zich dat eens voor.'
'Dat verhaal doet de ronde,' zei Casilia Tisalver scherp en vastberaden. 'Dat soort dingen kunnen wij hier in huis niet gebruiken.'
'Ten eerste,' zei Seldon, 'is het niet hier in huis gebeurd. Ten tweede waren het geen honderd man, maar tien. Ten derde is er niemand gedood. Er werd wat geruzied over en weer en toen trokken ze zich terug en lieten ons erdoor.'
'Ze lieten jullie er gewoon door. Denken jullie dat ik dat geloof, Buitenwerelders?' vroeg meesteres Tisalver op agressieve toon.
Seldon zuchtte diep. Bij de minste spanning leken mensen zich in groepjes op te delen om vijandig tegenover elkaar te gaan staan. 'Vooruit dan,' zei hij, 'ik zal eerlijk toegeven dat een van hen lichte snijwonden opliep, maar dat stelde echt niet veel voor.'
'En u mankeert helemaal niets?' vroeg Tisalver. Hij had er duidelijk meer bewondering voor dan zijn vrouw.
'Nog geen schrammetje,' zei Seldon. 'Meesteres Venabili kan heel goed met twee messen tegelijk omgaan.'
'Dat geloof ik graag,' zei meesteres Tisalver met een blik op haar riem, 'en dat is niet waar wij hier op zitten te wachten.'
'Zolang niemand ons hier aanvalt,' zei Dors grimmig, 'kunt u dan ook lang wachten.'
'Maar dankzij u,' zei mevrouw Tisalver, 'staat er hier een stuk vuil van de straat op de stoep.'
'Schatje,' zei Tisalver sussend, 'laten we nu niet...'
'Waarom niet?' gooide zijn vrouw er vol minachting uit. 'Ben je bang voor haar messen? Ik zou haar hier wel eens in de weer willen zien.'
'Ik ben niet van plan ze hier te gebruiken,' zei Dors, harder snuivend dan ze meesteres Tisalver ooit had horen doen. 'Wat voor vuil van de straat heeft u het over?'
'Wat mijn vrouw bedoelt,' zei Tisalver, 'is dat een kwajongen uit Billibotton - tenminste, zo ziet hij eruit - u wil spreken en we zijn niet aan dat soort dingen gewend in onze buurt. Het is schadelijk voor onze reputatie.' Hij klonk verontschuldigend.
'Welnu dan, meester Tisalver,' zei Seldon, 'dan gaan we naar buiten, kijken wat dat joch hier komt doen en sturen hem zo snel mogelijk...'
'Nee. Wacht.' Dors klonk geërgerd. 'Dit zijn onze kamers. Wij betalen ervoor. Wij beslissen wie ons komt opzoeken en wie niet. Als er een jongen uit Billibotton op de stoep staat, is het niettemin een Dahliet. Sterker nog, een Trantoriaan. En wat nog belangrijker is: een ingezetene van het Keizerrijk en een mens. En het allerbelangrijkste is dat, als hij ons wil spreken, hij onze gast is. We zullen hem dan ook vragen om binnen te komen.'
Meesteres Tisalver bewoog zich niet. Tisalver zelf leek onzeker.
'Aangezien wij volgens u honderd vechtersbazen uit Billibotton gedood hebben, zult u wel niet verwachten dat ik bang ben voor een jongen,' zei Dors, 'of, nu we het er toch over hebben, voor jullie.' Ze liet haar hand losjes op haar riem rusten.
Opeens vol energie zei Tisalver: 'Meesteres Venabili, we willen u niet beledigen. Natuurlijk zijn dit uw kamers en u kunt ontvangen wie u maar wilt.' Hij draaide zich om en trok zijn gepikeerde vrouw met zich mee in een uitbarsting van vastbeslotenheid die hij later nog eens op zijn brood zou kunnen krijgen.
Dors keek ze grimmig na.
Seldon glimlachte droog. 'Zo ken ik je niet, Dors. Ik dacht dat ik de Don Quichot van ons tweeën was die al onze problemen veroorzaakte en dat jij de kalme en praktische metgezel was, wier enige zorg het was die problemen te voorkomen.'
Dors schudde haar hoofd. 'Ik kan het niet uitstaan als ik vol minachting over een mens hoor praten alleen omdat hij bij een bepaalde groep hoort - zelfs niet door andere mensen. Het zijn die fatsoenlijke mensen hier die van de mensen daar tuig hebben gemaakt.'
'En andere fatsoenlijke mensen hebben deze fatsoenlijke mensen gemaakt,' zei Seldon. 'Deze wederzijdse vijandschap hoort net zo goed bij de mensheid...'
'Dan zul je je daar in je psychohistorie ook mee bezig moeten houden, of niet?'
'Zeer zeker... als er ooit een psychohistorie van de grond komt om me waar dan ook mee bezig te houden. Ah, daar komt de deugniet waar het allemaal om begonnen is. En het is Raych, wat me op de een of andere manier niet verbaast.'