12
Het geoefende oog van Hummin leek in een enkele blik alles in zich op te nemen: de rustplaats, de andere taxi's, het restaurant, de wandelpaden, de andere mannen en vrouwen. Seldon, die opnieuw probeerde onopvallend te zijn zonder te weten hoe, keek naar Hummin, terwijl hij zijn best deed dat zo onverschillig mogelijk te doen.
Toen ze aan een tafeltje waren gaan zitten en hun bestelling hadden ingetikt, zei Seldon zo nonchalant mogelijk: 'Alles oké?'
'Zo te zien wel,' zei Hummin.
'Hoe zie je dat?'
Hummin liet zijn donkere ogen even op Seldon rusten. 'Mijn instinct,' zei hij. 'Jaren van nieuwsgaren. Je kijkt en weet: "Geen nieuws hier".'
Seldon knikte en voelde zich opgelucht. Hummin had het misschien wat smalend gezegd, maar er moest toch een kern van waarheid in zitten.
Zijn tevredenheid overleefde de eerste hap van zijn broodje niet. Met volle mond keek hij op naar Hummin. Het was te zien dat hij pijnlijk verrast was.
'Dit is wegrestaurantvoer, beste vriend,' zei Hummin. 'Goedkoop, snel en niet erg goed. Het eten wordt hier ter plekke verbouwd en bereid en bevat nogal wat scherp zuurdesem. Trantoriaanse verhemelten zijn eraan gewend.'
Seldon had moeite de eerste hap door te slikken. 'Maar in het hotel...'
'Je zat in de Keizerlijke Sector, Seldon. Daar importeren ze hun voedsel en als er microvoedsel wordt gebruikt, is dat van de beste kwaliteit. En duur.'
Seldon vroeg zich af of hij nog een hap moest nemen. 'Je bedoelt te zeggen dat zolang ik op Trantor...'
Hummin maande hem tot stilte. 'Wek nu maar niet de indruk dat je beter gewend bent. Er zijn plaatsen op Trantor waar het erger is om voor aristocraat te worden aangezien dan voor Buitenwerelder. Ik verzeker je dat het eten niet overal zo beroerd is als hier. Deze wegrestaurants staan bekend om hun slechte maaltijden. Als het je lukt dat broodje weg te werken, kun je overal op Trantor eten. En je gaat er heus niet dood aan. Het is niet bedorven of verrot of wat dan ook. Het heeft alleen maar een scherpe, sterke smaak en echt, je kunt eraan wennen. Ik ken Trantorianen die eerlijk eten uitspugen en zeggen dat ze die scherpe smaak missen.'
'Wordt er veel voedsel verbouwd op Trantor?' vroeg Seldon. Een snelle blik overtuigde hem ervan dat er niemand bij hen in de buurt zat en hij voegde er op gedempte toon aan toe: 'Ze hebben mij altijd verteld dat er twintig werelden nodig zijn om de honderden vrachtschepen te vullen die vereist zijn om iedereen op Trantor iedere dag te kunnen voeden.'
'Ik weet het. En honderden om de bergen afval weer weg te werken. Als je het verhaaltje rond wilt hebben moet je zeggen dat de vrachtschepen heen voedsel vervoeren en terug afval. Het is waar dat we aanzienlijke hoeveelheden voedsel importeren, maar dat zijn vooral de luxe dingen. En we exporteren flink wat afval, zorgvuldig onschadelijk gemaakt, als organische kunstmest - net zo belangrijk voor die andere werelden als het voedsel voor ons. Maar dat is slechts een fractie van het geheel.'
'O ja?'
'Ja. Behalve vis in onze zeeën hebben we overal tuinen en landbouwbedrijven. En fruitbomen en pluimvee en konijnen en enorme bedrijven waar micro-organismen worden gekweekt - die worden meestal zuurdesemboerderijen genoemd, ook al is de zuurdesem maar een van de vele producten. En ons afval wordt voor het grootste deel hier thuis bruikt om al die groei in stand te houden. In feite komt het erop neer dat Trantor heel veel wegheeft van een enorme, overbevolkte ruimtekolonie. Ben je wel eens op zo'n ruimtekolonie geweest?'
'Ja zeker.'
Ruimtekolonies zijn in feite gewoon omheinde steden, met alles kunstmatig gereguleerd, met kunstmatige ventilatie, kunstmatige dagen en nachten, enzovoort. Trantor is anders in die zin dat zelfs de grootste ruimtekolonie door niet meer dan tien miljoen mensen wordt bewoond terwijl Trantor vierduizend keer zoveel inwoners heeft. Natuurlijk, wij hebben onze zwaartekracht. En bovendien is er geen ruimtekolonie de aan ons kan tippen wat betreft micro-voedsel. Wij hebben zuurdesemvaten, fungiplantages en algenvijvers die elk voorstellingsvermogen te boven gaan. En in smaakstoffen zijn we ook sterk, en daar zijn we niet bepaald zuinig mee. Daar komt de smaak van wat je nu eet ook vandaan.'
Seldon had zich al een flink eind door het broodje heen geslagen en vond het niet meer zo weerzinwekkend als bij de eerste hap. 'En ik krijg er geen last van?'
'Je ingewanden krijgen natuurlijk wel iets te verwerken en zo af en toe krijgt een Buitenwerelder er weleens een diarree-aanval van, maar dat gebeurt zelden en zelfs daar raak je snel aan gewend. Maar je moet je milkshake maar eens opdrinken - die je trouwens ook wel zal tegenvallen - : er zit een antidiarreemiddeltje in dat problemen moet voorkomen, zelfs al ben je misschien wat gevoelig voor zulke ongemakken.'
'Praat me er niet over, Hummin,' klaagde Seldon. 'Alleen al door eraan te denken kan een mens diarree krijgen.'
'Drink je milkshake nu maar op en vergeet je vatbaarheid voor wat dan ook.'
Gedurende de rest van de maaltijd spraken ze niet meer en even later waren ze weer onderweg.