76
Raych was aan het eten. Hij likte zijn vingers af en verfrommelde de zak waarin het voedsel - wat het ook was - gezeten had. Een sterke uiengeur hing in de lucht - maar anders dan Seldon kende, misschien wel op gistbasis.
Dors deinsde terug voor de geur en zei: 'Hoe kom je aan dat eten, Raych?'
'Davans mense. Ze hebbe het me gebrach. Davan is oké.'
'Dus dan hoeven we geen eten voor je te kopen?' zei Seldon, zich bewust van zijn eigen lege maag.
'Jullie motte wel iets geve,' zei Raych met een gulzige blik op Dors. 'Wat dachte jullie van het mes van de dame? Eentje van de twee.'
'Niks mes,' zei Dors. 'Jij brengt ons veilig weer terug en dan krijg je vijf kredieten van me.'
'Ken ik nooit een mes voor krijge,' mopperde Raych.
'Je krijgt niets dan vijf kredieten,' zei Dors.
'Je bent een waardeloze tante, dame,' zei Raych.
'Ik ben een waardeloze tante met een snel mes, Raych, dus doorlopen.'
'Oké. Raak niet aan 't zweten.' Raych gebaarde ze om hem te volgen. 'Deze kant op.'
Ze liepen weer terug door lege gangen, maar deze keer stond Dors al gauw stil. Ze keek alle kanten op. 'Wacht even, Raych. We worden gevolgd.'
Raych keek boos naar haar. 'Je mag ze niet hore.'
Seldon spitste zijn oren. 'Ik hoor niets.'
'Ik wel,' zei Dors. 'Goed, Raych, ik wil geen geintjes. Je vertelt me nu wat er aan de hand is of ik geef je zo'n tik voor je kop dat je geen week meer recht vooruit kunt kijken. Ik meen het.'
Raych stak een arm uit ter verdediging. 'Probeer het eens, jij waardeloze tante. Probeer het eens... Het zijn Davans mannen. Ze houden ons alleen maar in de gaten, voor het geval er messentrekkers in de buurt zijn.'
'Davans mannen?'
'Yep. Ze lopen door de noodgangen.'
De rechterhand van Dors schoot uit en greep Raych in zijn kraag. Ze trok hem omhoog en hij bungelde aan haar hand. 'Hee, dame,' riep hij. 'Hee!'
'Dors!' zei Seldon. 'Behandel hem niet te hardhandig.'
'Ik zal hem nog hardhandiger behandelen als ik het idee heb dat hij liegt. Jij bent mijn beschermeling, Hari, hij niet.'
'Ik lieg niet,' zei Raych al spartelend. 'Ik lieg niet.'
'Ik weet zeker dat hij niet liegt,' zei Seldon.
'We zullen zien. Raych, zeg tegen ze dat ze te voorschijn komen.' Ze liet hem los en klopte haar handen af.
'Je ben gek, dame,' zei Raych gekrenkt. Toen verhief hij zijn stem. 'Jee, Davan! Kom d'r uit, een paar van jullie!'
Het was even stil en toen kwamen er, uit een onverlichte opening verderop in de gang, twee mannen met snorren te voorschijn, één met een litteken over zijn hele wang. Beiden hielden het heft van een mes in de hand.
'Hoeveel zijn er verder nog van jullie?' vroeg Dors scherp.
'Een paar,' zei de ene. 'Orders. We beschermen jullie. Davan wil dat jullie veilig zijn.'
'Dank je. Probeer nog stiller te zijn. Raych, doorlopen.'
'Je heb me gemangeld toen ik de waarheid sprak,' zei Raych koppig.
'Je hebt gelijk,' zei Dors. 'Tenminste, ik denk dat je gelijk hebt... en ik bied je mijn verontschuldigingen aan.'
'Ik weet niet of ik die moet aannemen,' zei Raych in een poging zijn gezichtsverlies ongedaan te maken. 'Maar oké, voor deze ene keer dan.' Hij liep door.
Toen ze bij het trottoir kwamen verdween het onzichtbare escorte. Dat wil zeggen, zelfs de scherpe oren van Dors konden ze niet meer horen. Maar nu waren ze in het fatsoenlijke deel van de sector aangekomen.
Peinzend zei Dors: 'Ik denk niet dat we kleren hebben die jou passen, Raych.'
'Raych zei: 'Waarom mot dat dan, meesteres?' (Nu ze Billibotton verlieten leek Raych opeens een stuk beleefder te worden.) 'Ik heb zelf klere.'
'Ik dacht dat je wel graag met ons mee wilde om een bad te nemen.'
'Waarom zou ik?' vroeg Raych. 'Ik was me wel weer een keer. En dan doe ik mijn andere shirt aan.' Hij bekeek Dors sluw. 'Je heb er spijt van dat je me te graze heb genome, of niet? Je probeert het goed te make, hè?'
Dors glimlachte. 'Ja. Zoiets.'
Raych wuifde haar schuldgevoelens weg als een heer. 'Het is wel goed. Je heb me geen pijn gedaan. Luister. Je ben sterk voor een dame. Je tilde me op of het niks was.'
'Ik was boos, Raych. Ik moet waken over meester Seldon.'
'Ben je zijn lijfwacht?' Raych keek Seldon onderzoekend aan. 'Heb je een dame als lijfwacht?'
'Ik kan het ook niet helpen,' zei Seldon met een wrange glimlach. 'Ze staat erop. En ze is er behoorlijk goed in.'
'Denk er nog eens over na, Raych,' zei Dors. 'Weet je zeker dat je geen bad wilt? Een lekker warm bad?'
'Geen schijn van kans,' zei Raych. 'Denk je dat die dame me nog een keer binne zal late?'
Dors keek op en zag Casilia Tisalver voor de deur van het flatgebouw staan. Ze keek om beurten van de Buitenwereldse vrouw naar het schooiertje. Het was niet duidelijk aan wie ze nu het meest een hekel had.
'Nou, tot kijk, meester en meesteres,' zei Raych. 'Ik weet niet eens of ze jullie binne laat.' Hij deed zijn handen in zijn zakken en paradeerde er vandoor met een gezicht alsof het hem allemaal niets kon schelen.
'Goedenavond, meesteres Tisalver,' zei Seldon. 'Het is aan de late kant, vindt u ook niet?'
'Dat mag u gerust zeggen, ja,' antwoordde ze. 'Dat opstootje hier voor de deur was bijna uit de hand gelopen omdat jullie dat straattuig op die nieuwsman afstuurden.'
'Wij hebben niemand op niemand afgestuurd,' zei Dors.
'Ik was erbij,' zei meesteres Tisalver gebelgd. 'Ik heb het gezien.' Ze stapte opzij om hen binnen te laten, langzaam genoeg om duidelijk te maken dat het niet van harte ging.
'Ze doet alsof dat de laatste druppel was,' zei Dors terwijl ze naar hun kamers liepen.
'Nou en? Wat kan ze eraan doen?' vroeg Seldon. 'Dat vraag ik me af,' zei Dors.