63
'U zult bijpassende kleren moeten hebben,' zei Tisalver. Zijn vrouw snoof hoorbaar op de achtergrond.
Seldon was op zijn hoede. Hij dacht met een vaag gevoel van onbehagen aan de kleren die ze op Mycogen hadden moeten dragen en zei: 'Wat bedoelt u met bijpassende kleren?'
'Iets luchtigs, zoals ik aan heb. Een T-shirt, heel korte mouwen, een wijde broek, een wijde onderbroek, sokken, sandalen. Ik heb alles voor u.'
'Uitstekend. Het klinkt goed.'
'En voor meesteres Venabili geldt hetzelfde. Ik hoop dat het past.'
De kleren die ze van Tisalver kregen (allemaal van hemzelf) pasten prima. Ze waren hoogstens een beetje aan de nauwe kant. Toen ze klaar waren namen ze afscheid van meesteres Tisalver. Die had zich erbij neergelegd, al keurde ze het nog steeds af, en keek vanuit de deuropening hoe ze op weg gingen.
Het was vroeg op de avond en er hing een mooie avondgloed in de lucht. Het was duidelijk dat de lichten in Dahl snel ontstoken zouden worden. De temperatuur was lekker en er waren nauwelijks voertuigen te zien; iedereen liep. In de verte was het constante gezoem van de express en het geglinster van de lichtjes was ondanks de afstand af en toe goed te zien.
Seldon kreeg niet de indruk dat de Dahlieten ergens naar op weg waren. Het leek er meer op dat iedereen voor zijn plezier aan het wandelen was. Dahl was een arme sector, zoals Tisalver al had aangegeven. Goedkoop amusement zou dus in trek zijn en wat was er nu leuker - en goedkoper - dan een avondwandeling?
Seldon voelde zich ook automatisch ontspannen en slenterde meer dan dat hij liep. De vriendelijkheid straalde van de mensen af. Iedereen groette elkaar en gesprekjes werden links en rechts aangeknoopt. Zwarte snorren in alle soorten en maten sierden de mannen en leken bij hen te horen als de kale hoofden bij de volwassenen van Mycogen.
Het was een avondlijk ritueel, waarmee iedereen zich ervan verzekerde dat er opnieuw een dag voorbij was zonder ongelukken en dat alle vrienden nog gezond en wel waren. Al snel bleek dat Dors heel wat bekijks had. In de schemering had de rossigheid van haar haar zich nog verdiept. Haar hoofd stak af te midden van al dat zwarte haar (en het beetje grijs ertussen) als een gouden munt op een berg kolen.
'Heerlijk zo,' zei Seldon.
'Inderdaad,' zei Tisalver. 'Normaal gesproken zou ik nu met mijn vrouw wandelen en zou ze in haar element zijn. Er woont niemand binnen een straal van een kilometer wiens naam, beroep en familie zij niet kent. Dat kan ik niet. De helft van de mensen die me nu begroeten... ik zou u niet kunnen vertellen hoe ze heten. Maar hoe het ook zij, we moeten niet al te langzaam gaan lopen. We moeten bij de lift zien te komen. Het is een drukke wereld op de lagere niveaus.'
In de lift naar beneden zei Dors: 'Ik neem aan, meester Tisalver, dat in de hittepoelen de interne hitte van de planeet gebruikt wordt om stoom te produceren die turbines in werking zet die elektriciteit produceren.'
'Oh nee. Zeer efficiënte grootschalige thermopilen produceren de elektriciteit zonder omwegen. Vraag me alstublieft niet naar de details. Ik ben maar een eenvoudige holovisieprogrammeur. En vraag beneden ook maar niemand naar de details. Het hele gedoe is één grote zwarte doos. Het werkt, maar niemand weet hoe.'
'En als er iets misgaat?'
'Dat gebeurt meestal niet, maar als het gebeurt, wordt er een expert bijgehaald. Iemand die verstand heeft van computers. Het is allemaal gecomputeriseerd, dat zult u begrijpen.'
De lift stopte en ze stapten uit. Een verzengende gloed kwam ze tegemoet.
'Het is heet,' luidde het overbodige commentaar van Seldon.
'Dat is het zeker,' zei Tisalver. 'Daarom is Dahl ook zo waardevol als energiebron. De vloeibare kern zit hier dichter bij het planeetoppervlak dan waar ook op Trantor. Dus er moet wel in de hitte gewerkt worden.'
'En hoe zit het met de airconditioning?' vroeg Dors.
'Die is er wel, maar het is een zaak van kosten en baten. We ventileren en halen veel vocht en hitte uit de lucht, maar als we daar te ver in gaan kost dat teveel energie en wordt het te duur.'
Tisalver stopte bij een deur waar hij een signaal gaf. De deur ging open en even werd hun een verkoelende luchtstroom in het gezicht geblazen. 'We moeten iemand te pakken zien te krijgen die ons hier rond kan leiden,' mompelde Tisalver, 'en die de opmerkingen die de mannen meesteres Venabili anders naar haar hoofd zouden slingeren een beetje kan intomen.'
'Daar kan ik wel tegen, hoor,' zei Dors.
'Maar ik niet,' zei Tisalver.
Een jongeman kwam het kantoor uit en stelde zich voor als Hano Lindor. Hij leek sprekend op Tisalver, maar Seldon besloot dat, zolang hij nog niet gewend was aan de bijna universele kortheid, de zwartheid, het donkere haar en de welig tierende snorharen, hij hier nauwelijks mensen uit elkaar zou kunnen houden.
'Het is mij een genoegen u rond te leiden, voor zover er hier tenminste iets te zien valt,' zei Lindor. 'Zo spectaculair is het niet, hoor.' Hij richtte zich tot alle drie, maar zijn ogen bleven op Dors gericht. 'Het zal niet makkelijk zijn,' zei hij. 'Ik stel voor dat we onze shirts uittrekken.'
'Het is hier anders lekker koel,' zei Seldon.
'Natuurlijk, maar dat is omdat wij de leiding hebben. Een rang heeft zo zijn voorrechten. Buiten kunnen we de airconditioning niet op dit niveau houden. Daarom krijgen zij ook meer betaald dan ik. Het zijn zelfs de best-betaalde mensen van heel Dahl en dat moet ook want anders zou er niemand willen werken. Maar evengoed wordt het steeds moeilijker om hittepoelers te werven.' Hij haalde diep adem. 'Oké, daar gaan we dan.'
Hij trok zijn shirt uit en propte dat tussen zijn riem. Tisalver deed hetzelfde en Seldon volgde hun voorbeeld.
Lindor keek naar Dors en zei: 'Voor uw eigen gerief, meesteres, maar het is niet verplicht.'
'Maakt mij niet uit, hoor,' zei Dors en ze trok haar shirt uit.
Haar bh was wit, niet gevuld en had een flink decolleté.
'Meesteres,' zei Lindor, 'dat is niet...' Hij dacht even na, haalde toen zijn schouders op en zei: 'Vooruit. We redden ons wel.'
In het begin merkte Seldon alleen maar computers en machines op, enorme pijpen, flikkerende lichtjes en drukke monitoren.
De verlichting was schaars, hoewel bepaalde machineonderdelen apart verlicht werden. Seldon keek op in het schemerdonker. 'Waarom wordt het hier niet beter verlicht?' vroeg hij.
'Het wordt goed genoeg verlicht... waar dat nodig is,' zei Lindor. Zijn stemgeluid was melodieus en hij sprak snel, maar een beetje nors. 'De algehele verlichting is gedempt uit psychologische overwegingen. Teveel licht wordt onbewust vertaald in teveel hitte. Er komen meer klachten naarmate het lichter wordt, zelfs al is de temperatuur lager.'
'Het lijkt allemaal goed gecomputeriseerd,' zei Dors. 'Kunnen de handelingen niet helemaal aan computers overgelaten worden? Dit soort omgevingen is geknipt voor kunstmatige intelligentie.'
'Volkomen waar,' zei Lindor, 'maar we kunnen geen risico's nemen. We hebben ter plekke mensen nodig als er iets misgaat. Een computer die een fout begaat kan voor problemen zorgen op tweeduizend kilometer afstand.'
'Dat kunnen menselijke fouten ook. Of niet dan?'
'Oh ja, maar met zowel mensen als computers aan het werk, kunnen computerfouten sneller worden opgespoord en gecorrigeerd door mensen en, andersom, kunnen menselijke fouten sneller gecorrigeerd worden door computers. Het komt erop neer dat er niets ernstigs kan gebeuren tenzij menselijk falen en computerfouten tegelijkertijd plaatsvinden. En dat gebeurt bijna nooit.'
'Bijna nooit, maar niet nooit, hè?' vroeg Seldon.
'Bijna nooit, maar niet nooit. Computers zijn niet meer wat ze geweest zijn en mensen ook niet.'
'Zo is het geloof ik overal,' zei Seldon met een zuinig lachje.
'Nee nee. Ik heb het niet over wat er gebeurd is. Ik heb het niet over de goede oude tijd. Ik bedoel het statistisch.'
Seldon dacht weer aan Hummin en zijn verhaal over de degeneratie der tijden.
'Ziet u wat ik bedoel?' zei Lindor. Hij fluisterde opeens bijna. 'Daar staat een stel mensen, C-3 niveau zo te zien, een beetje te dringen. Niet één staat op zijn of haar post.'
'Wat drinken ze?' vroeg Dors.
'Speciale vloeistoffen voor het opvangen van elektrolitische verliezen. Vruchtensap.'
'Geef ze eens ongelijk,' zei Dors verontwaardigd. 'In deze droge hitte moet je wel drinken.'
'Weet u hoe lang een ervaren C-3 over een drankje kan doen? En we kunnen er niets tegen doen. Als we ze pauzes van vijf minuten zouden toestaan en verbieden dat ze die allemaal tegelijk nemen zouden we een complete revolutie veroorzaken.'
Ze naderden de groep. Er waren mannen en vrouwen bij (Dahl scheen min of meer een amfiseksuele samenleving te zijn) en allebei hadden hun shirts uitgetrokken. De vrouwen droegen een soort bustehouders die strikt functioneel waren. Ze dienden om de borsten op te houden teneinde zoveel mogelijk ventilatie en zo weinig mogelijk transpiratie te bewerkstelligen, maar ze bedekten de borsten niet.
Dors zei terloops tegen Seldon: 'Dat is niet zo gek, Hari. Ik ben kletsnat hier.'
'Doe je beha dan uit,' zei Seldon. 'Ik zal geen hand uitsteken om je te weerhouden.'
'Zo'n vermoeden had ik al,' zei Dors. Ze hield haar beha aan.
Ze naderden de club mensen. Het waren er een stuk of twaalf.
'Als er één een beetje grof doet, overleef ik dat heus wel.'
'Dank u,' zei Lindor. 'Ik kan niet garanderen dat het niet zal gebeuren. Maar ik moet jullie aan ze voorstellen. Als ze het in hun hoofd halen dat jullie inspecteurs zijn en met mij zijn meegekomen worden ze lastig. Inspecteurs horen hier in hun eentje rond te neuzen, zonder mensen van het management erbij.'
Hij stak zijn armen in de lucht. 'Hittepoelers, ik moet jullie aan twee mensen voorstellen. Twee gasten van buiten... allebei Buitenwerelders, allebei geleerden. Hun werelden zijn bijna door hun energiebronnen heen en ze zijn naar Dahl gekomen om te zien hoe wij het doen. Ze denken dat ze hier misschien iets kunnen leren.'
'Ze kunnen leren wat zweten is!' schreeuwde een hittepoeler en een rauw gelach steeg op.
'Zij heeft al flink lopen zweten,' riep een vrouw, 'met die beha aan.'
Dors sloeg terug: 'Ik zou hem graag uitdoen, maar de mijne kunnen niet tegen de jouwe op.' Die opmerking viel in goede aarde en weer werd er hard gelachen, vriendelijker nu.
Maar een jongeman stapte naar voren. Hij staarde naar Seldon met intense, diep in hun kassen liggende ogen. Zijn gezicht was een masker zonder een greintje humor. 'Ik ken u,' zei hij. 'U bent de mathematicus.'
Hij sprong op hem af en bekeek Seldons gezicht gretig en ernstig. Automatisch ging Dors voor Seldon staan en Lindor weer voor haar. 'Naar achteren, hittepoeler,' riep hij. 'Let op je manieren.'
'Wacht!' zei Seldon. 'Laat die jongeman uitpraten. Waarom gaan jullie opeens voor mijn neus staan?'
Op zachte toon zei Lindor: 'Als ze te dichtbij komen zult u merken dat ze niet bepaald naar bloemen ruiken.'
'Daar kan ik wel tegen,' zei Seldon kortaf. 'Wat wilt u, jongeman?'
'Ik heet Amaryl. Yugo Amaryl. Ik heb u op holovisie gezien.'
'Dat kan best, maar wat is daar mee?'
'Ik herinner me uw naam niet.'
'Dat hoeft ook niet.'
'U had het over iets wat psychohistorie genoemd werd.'
'U weet niet half hoeveel ik wens dat ik mijn mond gehouden had.'
'Wat?'
'Niks. Wat wilt u?'
'Ik wil met u praten. Eventjes maar. Nu.'
Seldon keek naar Lindor, die vastberaden 'nee' schudde. 'Niet onder werktijd.'
'Hoe laat moet u beginnen met werken, meester Amaryl?' vroeg Seldon.
'Zestienhonderd.'
'Kunt u me morgen om veertienhonderd komen opzoeken?'
'Zeker wel. Waar?'
Seldon richtte zich tot Tisalver. 'Staat u mij toe dat ik hem bij u thuis ontvang?'
Tisalver keek zeer ongelukkig. 'Dat is niet nodig. Hij is maar een hittepoeler.'
'Hij herkende me,' zei Seldon. 'Hij weet iets van me. Hij kan niet zomaar iemand zijn. Ik zal hem in mijn kamer ontvangen.' En toen het gezicht van Tisalver even strak bleef voegde hij eraan toe: 'Mijn eigen kamer, waar huur voor betaald wordt. En u bent toch aan het werk, buiten de deur.'
Tisalver antwoordde op zachte toon. 'Het maakt mij niet uit, meester Seldon. Het gaat om mijn vrouw, Casilia. Ze zal het niet dulden.'
'Ik zal wel met haar praten,' zei Seldon grimmig. 'Ze zal wel moeten.'