ZONNEMEESTER
ZONNEMEESTER VEERTIEN - ... Een leider van de Mycogen Sector op het oude Trantor... Zoals van alle leiders van deze volkomen op zichzelf staande sector gezegd kan worden, is er weinig over hem bekend. Dat hij nog een rol speelt in de geschiedenis komt alleen maar door zijn betrekking met Hari Seldon tijdens de Vlucht...
ENCYCLOPEDIA GALACTICA
35
Er waren slechts twee zitplaatsen achter het compacte pilotencompartiment en toen Seldon zich op de zachte bekleding van zijn stoel liet zakken, kwam er meteen een fijnmazig weefsel naar voren dat zich als een tweede huid rond zijn benen, middel en borstkas vlijde. Een kap kwam naar beneden en bedekte zijn voorhoofd en oren. Hij voelde zich opgesloten en toen hij er met moeite in slaagde een klein beetje naar links te kijken, zag hij dat Dors er niet veel beter aan toe was.
De piloot ging voorin zitten en controleerde het bedieningspaneel. Zonder zich om te draaien zei hij: 'Ik ben Endor Levanian, tot jullie dienst. Jullie zitten zo verstrikt omdat er een aanzienlijke versnelling optreedt bij vertrek. Als we eenmaal in de lucht zitten worden jullie bevrijd. Jullie hoeven me niet te vertellen hoe je heet. Daar heb ik niets mee te maken.'
Hij draaide zich om en glimlachte naar hen met zijn kaboutergezicht, dat rimpelde rond zijn gespreide lippen. 'Nog psychologische problemen, jongelui?'
Dors antwoordde op vluchtige toon: 'Ik ben een Buitenwerelder en ik ben gewend om te vliegen.'
'En dat geldt ook voor mij,' zei Seldon een beetje uit de hoogte.
'Uitstekend, jongelui. Uiteraard is dit niet een gewone luchtstraaljager en misschien hebben jullie nog nooit bij nacht gevlogen, maar ik reken erop dat jullie de moed erin houden.'
Hij zat zelf ook goed ingepakt, maar Seldon zag dat hij zijn armen helemaal vrij had.
Een monotoon gebrom weerklonk ergens binnenin. Het werd steeds luider en hoger. Zonder echter zover te komen, leek het er toch even op dat het heel onaangenaam zou worden en Seldon wilde zijn hoofd schudden alsof hij het geluid uit zijn oren kon jagen, maar zijn poging leek de greep van de kap op zijn hoofd alleen maar te verstevigen.
De jager sprong (het was het enige werkwoord dat Seldon kon verzinnen voor wat er gebeurde) de lucht in en hij voelde hoe hij hard in zijn stoel werd gedrukt.
Door de voorruit zag Seldon met een flits van angst een muur opdoemen... en toen een ronde opening in die muur. Het was net zo'n gat als waar Hummin en hij zich met de luchttaxi ingestort hadden, op de dag dat ze de Keizerlijke Sector verlaten hadden. Maar hoewel dit gat groot genoeg was voor de romp van de luchtstraaljager, was het duidelijk dat het gat niet op de vleugels berekend was.
Seldon draaide zijn hoofd zo ver naar rechts als hij voor elkaar kon krijgen, net op tijd om de vleugel aan zijn kant te zien verschrompelen.
De jager stortte zich in de opening, werd gegrepen door het elektromagnetische veld en snorde door een verlichte tunnel. De versnelling bleef constant en af en toe hoorde Seldon geklik, dat hij uitlegde als het effect van magneten die ze passeerden.
En toen, er waren nog geen tien minuten verstreken, spuwde de tunnel de jager de atmosfeer in, regelrecht in de overdonderende duisternis van de nacht.
De jager hield op te versnellen toen ze het elektromagnetische veld achter zich gelaten hadden en Seldon werd naar voren gedrukt. Een paar ademloze seconden lang hing hij zo tegen de veiligheidsbekleding.
Daarna werd de druk minder en verdween de bekleding weer.
'Hoe gaat het, jongelui?' klonk de vrolijke stem van de piloot.
'Ik weet het niet,' zei Seldon. Hij wendde zich tot Dors. 'Alles goed?'
'Zeker,' antwoordde ze. 'Ik heb de indruk dat meneer Levanian ons eens even wilde uitproberen om te zien of we echte Buitenwerelders waren. Heb ik gelijk of niet, meneer Levanian?'
'Sommige mensen houden van opwinding,' zei Levanian. 'En jullie?'
'Tot op zekere hoogte, ja,' zei Dors.
Seldon deed ook een duit in het zakje: 'Zoals ieder weldenkend mens zou toegeven.'
'U had het waarschijnlijk heel wat minder leuk gevonden, meneer,' vervolgde hij even later, 'als u de vleugels van de romp gerukt had.'
'Onmogelijk, meneer. Ik zei toch dat dit geen gewone luchtstraaljager was. De vleugels zijn terdege gecomputeriseerd. Ze passen hun lengte, wijdte, kromming en algehele vorm niet alleen aan aan de snelheid van de jager, maar ook aan de windsnelheid, de windrichting, de temperatuur en nog een half dozijn andere variabelen. De vleugels kan niets gebeuren tenzij de hele jager versplinterd zou worden door een te grote druk.'
Een spatje viel tegen het raam van Seldon. 'Het regent,' zei hij.
'Dat gebeurt heel vaak,' zei de piloot.
Seldon tuurde uit het raam. Op Helicon of op welke andere wereld dan ook zouden er nu lichtjes te zien zijn geweest - de verlichte werken van de mens. Alleen op Trantor was het natuurlijk donker.
Nu ja, niet helemaal. Een moment zag hij een baken oplichten. Misschien stonden er op de hogere gedeelten van de Bovenlaag wel waarschuwingslichten.
Zoals gewoonlijk had Dors meteen door dat Seldon zich niet op zijn gemak voelde. Ze klopte hem even op de rug van zijn hand en zei: 'De piloot weet heus wel wat hij doet, Hari.'
'Daar probeer ik ook van uit te gaan, Dors, maar ik wou dat hij daar ook iets meer over kwijt wilde,' zei Seldon, luid genoeg voor de piloot om mee te kunnen luisteren.
'Daar wil ik best wat over kwijt,' zei de piloot. 'Om te beginnen stijgen we nog steeds, nog een paar minuten en dan zitten we boven het wolkendek. Daar regent het niet meer en kunnen we zelfs de sterren zien.'
Hij had niets te veel gezegd, want een paar sterren begonnen al door de flarden bewolking heen te schijnen en even later deed de piloot de lichtjes in de cabine uit en kwamen ze allemaal helder en schitterend te voorschijn. Alleen de schemerige verlichting van zijn eigen instrumentenpaneel bleef nog over. Buiten de ramen fonkelde de sterrenhemel.
'Dit is voor het eerst in twee jaar dat ik de sterren zie,' zei Dors. 'Is het niet fantastisch? Ze zijn zo helder - en er zijn er zoveel.'
'Trantor staat dichter bij het centrum van de Galaxis dan de meeste Buitenwerelden,' zei de piloot.
Helicon stond ver weg in een dun bezaaid hoekje van de Galaxis en de Helicoonse sterrenhemel was vaag en weinig indrukwekkend, dus Seldon was volkomen sprakeloos.
'Wat een rust opeens,' zei Dors.
'Inderdaad,' zei Seldon. 'Hoe wordt deze jager aangedreven, meneer Levanian?'
'Door middel van een microfusiemotor en een dunne straal heet gas.'
'Ik wist niet dat er daadwerkelijk met microfusie-aandrijving gevlogen werd. Ze hebben het er over, maar...'
'Er zijn een paar kleintjes zoals deze. Tot nu toe zijn ze alleen op Trantor in gebruik, louter voor hoge regeringsbeambten.'
'De reiskosten zullen wel hoog zijn,' veronderstelde Seldon.
'Heel hoog, meneer.'
'Hoeveel betaalt meneer Hummin dan voor deze vlucht?'
'Geen cent. Meneer Hummin is een goede vriend van de maatschappij waar deze vliegtuigen van zijn.'
Seldon bromde wat. Toen vroeg hij: 'Waarom zijn er niet meer van deze microfusie-luchtstraaljagers?'
'Om te beginnen zijn ze te duur, meneer. De bestaande exemplaren kunnen de vraag makkelijk aan.'
'Er zou meer vraag naar zijn als ze wat groter waren.'
'Misschien wel, maar de maatschappij is er nooit in geslaagd om microfusiemotoren te maken die sterk genoeg zijn voor grote luchtstraaljagers.'
Seldon dacht aan de klaagzang van Hummin over het lage niveau waarop de technologische innovatie tegenwoordig stond. 'Decadent,' mompelde hij.
'Wat?' zei Dors.
'Niets,' zei Seldon. 'Ik dacht alleen maar aan iets dat Hummin een keer tegen mij gezegd heeft.'
Hij keek naar de sterren en zei: 'Gaan we naar het westen, meneer Levanian?'
'Ja, inderdaad. Hoe wist u dat?'
'Omdat ik aanneem dat we het ochtendgloren al hadden moeten zien als we naar het oosten gingen.'
Maar het ochtendgloren dat zich over de planeet voortspoedde zat hun op de hielen. De eerste zonnestralen - échte zonnestralen - verlichtten de wanden van de cabine. Maar het duurde niet lang, want de jager draaide naar beneden en verdween in de wolken. Blauw en goud verdwenen en werden vervangen door een smoezelig soort grijs. Zowel Seldon als Dors lieten teleurgestelde uitroepen horen toen ze werden beroofd van zelfs maar enkele ogenblikken echt zonlicht.
Toen ze aan de onderkant het wolkendek weer verlieten, lag de Bovenlaag vlak onder hen. De oppervlakte bestond hier uit een glooiende mengelmoes van beboste holen en tussenliggend grasland. Het was inderdaad het soort vegetatie waarvan Clowzia Seldon had verteld dat het op de Bovenlaag voorkwam.
Weer was er weinig tijd om een en ander te bekijken. Een opening verscheen onder hen, omrand door de letters MYCOGEN.
Ze doken naar binnen.