Schooltijd
Toen ik zeseneenhalf was ging ik pas voor het eerst naar school. Eindelijk! Elke dag wanneer ik Linda naar school zag gaan, wilde ik dat ik met haar mee kon. De kleuterschool bestond niet binnen de FLDS, want men was ervan overtuigd dat kinderen veel beter nog een jaartje langer thuis konden blijven. Maar ik wilde naar school, want ik wilde leren.
Afgezien van het luisteren naar mijn grootmoeders verhalen viel er thuis weinig te leren. Sprookjes werden bedenkelijk gevonden en we hadden geen andere kinderboeken thuis. In de stad was geen bibliotheek en ik kan me niet herinneren dat mijn moeder ooit boeken voor ons heeft gekocht.
In 1974, een paar weken voor het begin van de school – ik telde de dagen tot het zover was – ontmoette ik Laura, die een van mijn beste vriendinnen zou worden. Het was juli en het was zo’n ontzettend warme dag dat de lucht je te heet en te droog leek om hem in te ademen. Linda en ik waren binnen met papieren popjes aan het spelen terwijl moeder nieuwe jurken voor onze eerste schooldag aan het naaien was.
Ineens sloeg het weer om – het werd verschrikkelijk donker en het begon hard te regenen. Linda, Annette en ik stonden voor het keukenraam en luisterden naar het geroffel van de regen op het dak, terwijl we de specifieke zoete regengeur opsnoven die via de airconditioning naar binnen werd geblazen.
Na afloop van de stortbui vroegen we moeder of we buiten mochten spelen, en dat vond ze goed zolang we maar niet onder de modder kwamen.
Het zandpad voor het huis was in een grote modderstroom veranderd. Niets leek me zo leuk als erdoorheen te rennen en erin te stampen. Linda las mijn gedachten. ‘Als je dat maar uit je hoofd laat, Carolyn, want anders krijgen we allemaal slaag!’
Wanneer een van ons iets deed wat volgens mijn moeder niet door de beugel kon, moesten we daar meestal alle drie voor boeten. Dat ik op de veranda bleef was niet te danken aan het feit dat ik bang was voor de klappen, maar aan het feit dat ik niet wilde dat Linda en Annette voor mijn ongehoorzaamheid zouden moeten betalen.
Het volgende moment hoorden we kinderstemmen, en even later zagen we de kinderen van een nieuw polygaam gezin dat bij ons in de buurt was komen wonen. Het gezin was afkomstig uit Idaho, en bestond uit drie vrouwen en iets van vierentwintig kinderen.
Mijn aandacht werd getrokken door een meisje met rood haar dat ongeveer even oud leek als ik. Ze nam een aanloop en sprong midden in de modderstroom. Al haar broertjes en zusjes volgden haar voorbeeld. Ze stampten en plonsden in de blubber en hadden de allergrootste pret. Ik snakte ernaar om mee te doen, maar wist dat ik het niet kon doen.
Linda benijdde de kinderen helemaal niet. Ze kon niet geloven dat ze dit durfden. Voor mij had het niets met durf te maken. Ik voelde me gefrustreerd omdat zij iets konden wat mij verboden was. Linda ging naar ze toe om een praatje te maken, en het was het meisje met het rode haar dat haar als eerste antwoord gaf. Ze zei dat ze Laura heette, en daarna noemde ze in hoog tempo de namen van al haar broertjes en zusjes.
Laura, die inmiddels van top tot teen onder de modder zat, keek ons aan en vroeg: ‘Waarom komen jullie niet ook in de modder spelen?’ Linda antwoordde dat onze moeder boos zou worden als we onder de modder kwamen. Laura was stomverbaasd en leek niets van het argument te begrijpen.
Toen het nieuwtje van in de modder stampen er een beetje vanaf was, vroegen we of ze zin had om met de poppen te spelen. Ze zei dat ze geen poppen had. Ik kon het niet geloven. ‘Heb je geen poppen? Waar speel je dan mee?’
Laura haalde haar schouders op. Ze hadden geen poppen nodig om met poppen te kunnen spelen. Ze raapte een takje op van de grond, liep naar mama’s bloemenborder en plukte een bloem. ‘Kijk, dit is haar rok en dit bloemetje kan haar hoedje zijn.’ Ze plukte een bloem af en prikte hem op het takje. Toen vond ze een andere bloem voor de rok. Nu had het popje een hoedje en een rokje. Ik was diep onder de indruk. Laura had met een takje een van de mooiste poppen gemaakt die ik ooit had gezien. ‘En als ik haar andere kleertjes aan wil trekken hoef ik alleen maar andere bloemen te plukken.’ Het was duidelijk dat ik de kleertjes van mijn echte poppen lang niet zo vaak en zo gemakkelijk kon veranderen als zij dat met haar van takken gemaakte popjes kon.
Linda, Annette en ik gingen meteen op zoek naar geschikte takjes om zelf popjes van te maken. We bleven de hele middag met Laura spelen, en die avond onder het eten spraken we honderduit over onze nieuwe vriendin. In de jaren daarop ging zelfs mama van Laura houden. Ze zei dat haar dochters minder ruzie maakten wanneer Laura erbij was.
Eindelijk was het zover, de eerste schooldag was aangebroken. Mijn moeder bracht me naar mijn klaslokaal en bleef staan kijken tot ik mijn tafeltje had uitgezocht. Ze zei dat ze er trots op was dat ik naar school ging. De deur van het lokaal ging op een kiertje open en ik zag een van mijn klasgenootjes haar tong uitsteken naar het meisje dat om het hoekje keek, maar dat ik niet kon zien. Toen hoorde ik haar zeggen: ‘Ooo, ze heeft rood haar.’ Laura kwam binnen en koos een tafeltje, maar ik zag duidelijk dat al die nieuwe gezichten haar verlegen maakten.
We zaten niet alleen in dezelfde klas, maar gedurende het hele jaar namen we ook dezelfde bus naar school. Ik kon mijn geluk amper op. Samen met haar in de bus voelde ik me veilig.
Er gebeurden vaak vreemde dingen in de bus. Op een dag zat ik naast Linda toen Randi, een ouder meisje dat voorin zat, tegen haar vriendin begon te fluisteren. Ze stroopte de lange mouw van haar jurk op, en ik zag dat haar arm onder de rode striemen zat. Haar vriendin slaakte een gesmoorde kreet. Het was werkelijk schokkend om te zien. Ik ging staan om beter te kunnen kijken, maar Linda trok me meteen weer omlaag en zei dat ik rustig moest blijven zitten om te voorkomen dat de chauffeur me een aframmeling zou geven. Het was geen uitzondering dat de chauffeur zijn bus aan de kant zette wanneer een kind zich niet volgens de regels gedroeg. Dan liep hij de bus in en gaf hij het kind in kwestie zo’n harde mep dat zijn of haar gezicht tegen het raam van de bus aan knalde.
Toen we uit de bus stapten, vroeg ik Linda wat er volgens haar met Randi’s arm was gebeurd. Ze leek het een pijnlijke vraag te vinden en zei dat ze het niet wist. Later hoorden we onze moeder het verhaal aan onze vader vertellen, en hij zei dat we altijd zo ver mogelijk uit de buurt van de vader van dat meisje moesten blijven omdat hij de nodige verhalen over die man had gehoord.
Het meisje met de rode arm had de langste vlecht die ik ooit had gezien – hij kwam tot onder haar knieën. Ik kende niemand met zulk mooi en dik haar. Iedereen in de bus bewonderde haar lange vlecht. Maar wat me aan haar was opgevallen was dat ze nooit blij keek. Ze had nauwelijks vriendinnen en leek liever alleen te willen zijn.
Op een ochtend kwam ze verschrikkelijk huilend de bus in. Haar gezicht was rood en de tranen stroomden over haar wangen. Ze schokte over haar hele lichaam en hapte naar lucht. Haar snikken volgden elkaar op als de ene enorme vloedgolf na de andere. Toen ze zich omdraaide zag ik tot mijn schrik dat haar vlecht weg was. Haar haren waren keurig gekamd, maar op de plaats waar de vlecht had gezeten, zaten nu alleen nog maar stoppels. Alle gesprekken in de bus verstomden, en allemaal waren we even diep geschokt bij het zien van de akelig korte haartjes.
De chauffeur zat onverschillig zijn kauwgum te kauwen. Het leek wel alsof hij het huilende kind dat aan boord van zijn bus was gestapt helemaal niet had opgemerkt. Hij sloot de portieren en reed weg alsof het een doodnormale dag was. Ik was misselijk. Later, in de pauze, was ik niet eens in staat om te spelen. De hele dag trok als in een waas aan me voorbij.
Na schooltijd stond ik samen met Linda op de bus te wachten, toen de dubbele deur van de ingang van het hoofdgebouw opeens wagenwijd openzwaaide. Het hoofd van de school kwam naar buiten gerend, zijn geestelijk gehandicapte zoon, de tienjarige Kendall, achterna. Kendall krijste en probeerde zijn vader te ontvluchten. Zijn broek was nat van de urine. De natte plek was duidelijk te zien. Het hoofd haalde Kendall in en greep hem bij zijn lurven, waarna hij hem zo hard schopte dat de jongen slap in elkaar zakte. Hij brulde tegen Kendall dat hij op moest staan. Opnieuw zette Kendall het op een lopen. Het hoofd bleef hem achternazitten en schoppen. Ik was nog zo geschokt van wat Randi eerder die dag was overkomen dat ik hiervan helemaal overstuur raakte. Ik kon de beelden niet verwerken, en ik werd er een tijdlang door achtervolgd. Kendall plaste in zijn broek en zijn vader schopte hem in elkaar. Een paar kinderen op de speelplaats lachten Kendall uit omdat hij in zijn broek had geplast. Anderen bleven geschokt staan en keken vol ontzetting naar de manier waarop hij door zijn vader, het hoofd van de school, werd mishandeld.
Die dag, toen de schoolbus met dezelfde kauwgumkauwende chauffeur voor wie ik zo bang was, bij de halte stopte om ons in te laten stappen, zei ik tegen Linda dat ik weigerde met de bus te gaan. Linda trok me aan mijn arm. ‘Carolyn, je moet met de bus.’ Maar ze was niet sterk genoeg om het van mijn vastberadenheid te kunnen winnen. Uiteindelijk gaf ze het op, en ik zei dat ik wel naar huis zou hollen.
Het was maar anderhalve kilometer. Ik dacht dat ik, als ik snel genoeg was, eerder thuis zou kunnen zijn dan de bus, en dat mijn moeder me dan misschien wel geen pak slaag zou geven. Ik wierp nog een laatste blik op de chauffeur. Nee. Ook al betekende het een pak slaag, ik weigerde met die man mee te rijden. Ik rende tot ik niet meer kon, daarna liep ik een eindje tot ik weer wat op adem was gekomen, en dan rende ik weer een stuk.
Op het moment dat de bus stopte om mijn twee zussen af te zetten, haastte ik me het huis in. Moeder was in de keuken. ‘Ik ben eerder thuis dan de schoolbus,’ zei ik tegen mijn moeder. Ze zei dat ze me een malloot vond en vroeg waarom ik niet samen met Annette en Linda met de bus mee was gekomen. Maar ik heb het haar nooit verteld.
Ondertussen zat ik in de tweede klas en de rest van het jaar liep of rende ik van huis naar school en terug. Op een dag gaf de kauwgumkauwende chauffeur Laura’s zusje ervan langs. Bij het verlaten van de bus stak Laura haar tong uit naar de man en zei ze dat ze hem haatte. Vanaf die dag ging ze ook niet meer met de bus, en legden we de weg samen af.
Op de lagere school had ik alleen in de eerste klas geen agressieve juf. Mishandelingen waren normaal tot op de middelbare school. Op de lagere school was slaan een standaardprocedure. In de gezinnen was het normaal dat kinderen werden opgevoed met de bijbel en de zweep. En op school werden dezelfde normen gehanteerd.
Ik heb leraren gezien die hun leerlingen net zo lang met een stok sloegen totdat de stok brak. Op schoolfeesten was het geen uitzondering dat de directeur een van de leerlingen op het toneel liet komen en hem, ten overstaan van iedereen, alle uithoeken van het podium liet zien. Dat deed hij om zijn leerlingen angst in te boezemen, om ervoor te zorgen dat niemand ooit naar de directeur gestuurd wilde worden. Bij het selecteren van de leerling voor zo’n voorbeeldstraf, koos hij alleen maar leerlingen van wie hij wist dat hun ouders geen bezwaar tegen de behandeling zouden maken. Het was op school heel gewoon dat leerlingen in elkaar werden getimmerd om ervoor te zorgen dat iedereen zich aan de regels hield.
Wanneer we in rijen moesten marcheren was er altijd een volwassene bij die met een stok de maat aangaf. Wanneer iemand zich ook maar enigszins misdroeg, werd diezelfde stok gebruikt om de betreffende leerling ervan langs te geven.
Orde was belangrijker op school dan leren. Binnen de gemeenschap golden lijfstraffen als standaardprocedure, maar elk gezin had zijn eigen regels ten aanzien van wat acceptabel was en wat niet. Het bekritiseren van andere gezinnen was taboe. Ook al wist je als gezin dat er in andere gezinnen zware mishandelingen plaatsvonden, je accepteerde dat. We leerden dat niemand het recht had zich met het gezin van een ander te bemoeien.
We hoorden verhalen over seksuele en lichamelijke mishandelingen in andere families, maar er werd nooit iets ondernomen om daar een eind aan te maken. Als gemeenschap beschouwden we de buitenwereld als onze vijand. De daar geldende voorschriften en wetten waren op geen enkele wijze op ons van toepassing. Iemand binnen de FLDS haalde het niet in zijn hoofd om welke vorm van mishandeling dan ook bij de overheid te melden, al was het maar omdat hij niet door de hele gemeenschap als een verrader wilde worden gezien.
Een groot deel van de leraren op school was niet agressief en zou een kind nooit iets aan willen doen. Maar er waren voldoende leraren met zeer losse handen die ervoor zorgden dat ik me nooit veilig voelde op school. Aan de andere kant was ik echter dol op leren, en hoe bang ik ook was voor wat er zou kúnnen gebeuren, mijn verlangen naar kennis was altijd groter dan mijn angst.
Onze school was een openbare, door de staat gesubsidieerde school, maar in werkelijkheid functioneerde hij als een particuliere instelling. Alle leerlingen behoorden tot de FLDS. Religie werd openlijk onderwezen, en als er een onderwerp was dat in strijd was met ons geloof, werd het gewoon niet onderwezen. Het was heel normaal om lesboeken te krijgen waar hele hoofdstukken uit waren geknipt. We leerden dingen die gelogen waren, zoals het ‘feit’ dat dinosaurussen gewoon niet hadden bestaan. In sommige klassen werden verhalen uit het Boek van Mormon onderwezen. En de school kon dat gewoon blijven doen omdat iedereen die er in die tijd werkte, lid was van de FLDS. De staat had geen enkele reden om de inspectie naar onze school te sturen, want er was geen mens die klaagde.
Ik weet nog dat ik in de vierde klas zat toen ik op de speelplaats mijn eerste seksuele voorlichting ontving. Een van mijn klasgenootjes deelde ons allemaal mee dat haar broer bezig was haar te leren hoe je een baby moest krijgen. Ze had gezegd dat ze dat niet wilde leren, maar hij was er niet vanaf te brengen geweest. Hij wilde het niet gewoon alleen maar vertellen, maar vooral ook laten zien hoe je het deed.
Ze vertelde hoe hij op elk van zijn lichaamsdelen wees en erbij vertelde hoe hij die op haar lichaamsdelen zou gebruiken. Vervolgens voegde hij de daad bij het woord. Toen hij klaar was, zei hij dat haar man later op precies dezelfde manier baby’s bij haar zou maken. Ze zei dat ze het walgelijk vond en dat ze hem haatte. We vonden het allemaal een weerzinwekkend verhaal en zeiden dat haar broer een leugenaar was. En we wisten allemaal ook heel zeker dat onze ouders dat soort dingen nooit zouden doen.
Nee, zei ze, daarin vergisten we ons. Dit was seks, S-E-K-S. Terug in de klas pakte ze het woordenboek en gooide het op een van de tafeltjes. Ze las ons de definitie van seks voor en we voelden ons allemaal slecht op ons gemak. Het kon wel in het woordenboek staan, maar dat hoefde nog helemaal niet te betekenen dat het ook waar was. We vonden haar broer gemeen en slecht, en het onderwerp was maandenlang het gesprek van de dag. De kinderen met oudere broers en zussen kwamen evenwel met aanvullende informatie, en uiteindelijk kon ik alleen maar concluderen dat het waar moest zijn.
Binnen de FLDS werd op geen enkele wijze seksuele voorlichting gegeven. In de vijfde klas leerden we over het menselijk lichaam, maar het hoofdstuk over de voortplanting was uit het boek geknipt. Seks was iets wat je als vrouw op je huwelijksnacht van je echtgenoot leerde. Er waren heel wat vrouwen die bij hun trouwen nog dachten dat je van kussen kinderen kreeg.
Gedurende een jaar had Linda het verschrikkelijk op school. Haar klassenleraar was een man van wie bekend was dat hij ernstige problemen had met het bewaren van de orde. Hij beloofde Linda’s klas dat ze een papieren-vliegtuigjesgevecht konden verdienen wanneer ze iets goed deden. Ze deden wat de bedoeling was, en het vliegtuigjesgevecht kon plaatsvinden.
Die middag hoorde de directeur, Alvin Barlow, een enorme herrie in het lokaal van de zesde klas. Hij wist niet dat dit een officieel verdiend vliegtuigjesgevecht was, en het kon hem ook niet schelen. Hij stormde de klas in en begon links en rechts leerlingen te slaan en te trappen. De leerlingen die het dichtst bij de deur zaten kregen het als eersten te verduren. Linda zag hoe een meisje keihard met haar gezicht tegen haar lessenaar werd geslagen.
Pas toen de directeur halverwege de tweede rij leerlingen was, vroeg hij de leraar of deze de leerlingen toestemming had gegeven voor dit wangedrag. De leraar loog en zei van nee. Hij was doodsbang voor wat de directeur hem aan zou kunnen doen als hij zou weten dat het spel met de vliegtuigjes zijn idee was geweest.
Barlow raakte nog meer over zijn toeren. Linda was zo doodsbang dat ze zich amper nog kon verroeren. Het hoofd pakte een meisje in de rij naast haar bij haar haren en gaf haar zo’n keiharde draai om de oren dat ze tegen haar tafeltje sloeg en een bloedneus kreeg. Op de een of andere manier wist ze de klas uit te vluchten en de gang af te rennen naar de tweede klas waar haar moeder les aan het geven was. Van het ene moment op het andere hield Barlow op met slaan en schoppen. Linda zei dat als hij niet op dat moment gestopt was, zij als volgende aan de beurt zou zijn geweest.
Daarna moesten alle leerlingen naar zijn kamer komen waar hij hen gedurende meerdere uren de ene preek na de andere gaf. Hij had het maar steeds over Short Creek en over hoevelen daar een offer hadden gebracht opdat deze leerlingen het werk van God zouden kunnen leren. Linda vertelde dat de kinderen trilden en huilden en moeite hadden om stil te blijven zitten. Een groot deel van de kinderen uit die klas ging die dag onder de bloeduitstortingen en met blauwe ogen naar huis. Mijn zus was zo verschrikkelijk geschrokken dat ze amper in staat was mama te vertellen wat er was gebeurd.
Het mishandelen van vrouwen en kinderen was normaal binnen de FLDS, maar het aftuigen van een hele klas ging te ver. Boze vaders verzamelden zich in het kantoor van de directeur van de school. Een van de vaders zei tegen Barlow dat hij, als hij ooit nog eens een vinger naar zijn dochter zou durven uitsteken, hem persoonlijk in elkaar zou komen slaan. Het schoolbestuur riep een spoedvergadering bijeen, en de directeur kreeg de duidelijke waarschuwing dat hij op staande voet ontslagen zou worden als hij ooit nog eens zo tekeer zou gaan.
Maar zijn wangedrag werd nimmer aan de autoriteiten gemeld. Was dat wel gebeurd, dan zou hij mogelijk wegens aanranding naar de gevangenis zijn gestuurd. Binnen onze hechte gemeenschap echter moest een waarschuwing voldoende zijn. Hij was niet alleen lid van de FLDS, maar hij was bovendien de zoon van een voormalige profeet en stiefzoon van oom Roy. Oom Roy nam hem in bescherming en hield de ouders van de gemeenschap voor dat ze hem moesten steunen in het goede werk dat hij ten aanzien van hun kinderen verzette. Barlows status was gewaarborgd dankzij zijn connectie met de profeet. Wie het aangedurfd zou hebben hem bij de autoriteiten aan te geven, zou zich binnen de FLDS ernstige moeilijkheden op de hals hebben gehaald. (Hij is tot twee jaar geleden, toen hij met pensioen ging, in zijn ambt gebleven.)
Kinderen werden beschouwd als bezit, en hen lichamelijk mishandelen werd niet alleen toegestaan, het hoorde gewoon bij de opvoeding. In de kerk werd gepreekt dat, als je de kinderen niet van geboorte af aan hardhandig bijbracht dat God gevreesd moest worden, ze Gods werk op latere leeftijd zouden verlaten. Mishandeling was nodig om de kinderziel te redden. De directeur van de school was alleen maar te ver gegaan. Maar hij was niet zover gegaan dat ontslag gerechtvaardigd zou zijn.
Wanneer een kind op school mishandeld werd, werd door de ouders doorgaans aangenomen dat het kind zich misdragen had. Zo’n kind werd dan gedwongen zijn excuus aan te bieden voor wat hij zogenaamd misdaan had. De leraar of lerares werd altijd in het gelijk gesteld.
Mijn moeder was ontzet over het optreden van de directeur, en ze zei dat we onmiddellijk thuis moesten komen als iemand ons op school ooit iets aan wilde doen. Geen moment zag ze het verband tussen haar eigen hardhandige gedrag en de aframmelingen die zich op school afspeelden. Moeder was ervan overtuigd dat ze ons alleen maar sloeg omdat ze van ons hield en godvruchtige mensen van ons wilde maken. Ze had er geen idee van dat we nog veel te klein waren om tussen de twee te kunnen onderscheiden.
In grote lijnen lukte het mij te leren wat ik nodig had om van dag tot dag te kunnen overleven. Ik wist wat ik wel kon doen en wat ik maar beter uit mijn hoofd zou kunnen laten.
Het negeren van mijn moeders instructies was onverstandig en had niet geringe consequenties. Nee betekende nee, zonder uitzondering. Vragen stellen zou het er alleen nog maar erger op maken. Soms werd ik door mijn zusjes verklikt, en het enige wat ik daaraan kon doen was boos worden.
Op school leerde ik met mijn armen over elkaar te lopen en om niet te huppelen wanneer we in de rij marcheerden, tenzij ik met de stok op mijn hoofd wilde worden geslagen. Tijdens de zangles wist ik dat ik recht vooruit moest kijken en met iets opgeheven kin moest staan, omdat ik anders een dreun zou krijgen.
Ik wist ook dat ik niet met de schoolbus moest gaan als ik geen dingen wilde zien die me onnodig van streek zouden maken.
Ik at mijn bord altijd leeg, ook wanneer ik het niet lekker vond. Als ik klaagde zou ik alleen maar nog meer moeten eten van iets wat ik niet lekker vond.
Wanneer mijn broertje Arthur me pestte of irriteerde mocht ik hem nooit plagen of slaan, want hij was mijn moeders lievelingetje. En ik leerde ook naar mijn grote zus Linda te luisteren. Ze deed erg haar best om ervoor te zorgen dat ik me geen onnodige moeilijkheden op de hals zou halen.