Onze eerste Kerstmis

Het viel niet mee om de eindjes aan elkaar geknoopt te krijgen. Mijn maandelijkse uitkering bedroeg twaalfhonderd dollar, en na aftrek van de huur bleef daar honderdvijftig dollar van over voor gas. Van de coördinator van de daklozenhulp kreeg ik per maand zestig dollar tegoedbonnen voor gas. Ik had zevenhonderd dollar per maand aan voedselbonnen om van te eten. De staat gaf me tachtig dollar per maand voor extra uitgaven. Ik was een meester in het omdraaien van elk dubbeltje, maar desalniettemin waren er heel wat maanden dat we niet rondkwamen. Het was vaak frustrerend en ook zwaar, maar ik was dolgelukkig met het feit dat ik eindelijk een eigen huis had.

Mijn broer Arthur betaalde de verzekering van mijn auto en de rekening van mijn mobiele telefoon. Ik droeg geschonken tweedehandskleren en de Rotary Club kocht voor honderd dollar kleren voor mijn schoolgaande kinderen. Ik wachtte nog steeds op toewijzing van de huursubsidie, en had gehoord dat dit wel eens een halfjaar op zich kon laten wachten.

Kerstmis kwam eraan en dit zou de eerste keer worden dat we het als een familie samen zouden vieren. Ik herinnerde me die ene keer dat mijn moeder op haar eigen manier, en in strijd met onze regels, Kerstmis had willen vieren, en dat mijn vader al haar inspanningen teniet had gedaan. Eigenlijk had ik niets bijzonders willen doen, maar toen kwam een van Dans schoondochters, Tammy, die zei dat ze ons graag bij ons eerste kerstfeest wilde helpen.

Het hele idee van geld uitgeven aan versieringen voor een kerstboom kwam me nogal vreemd voor, maar toch was ik bereid het te proberen. Een paar van Tammy’s vriendinnen die zouden helpen met het organiseren van cadeautjes, kwamen langs voor een lijst van namen, leeftijden, maten en suggesties voor presentjes waar de kinderen blij mee zouden zijn.

Ik weet dat het mal klinkt, maar ik wist echt niet wat ik moest zeggen toen me gevraagd werd waar de kinderen blij mee zouden zijn. Het gebeurde hoogstzelden dat de kinderen ergens om vroegen. In Colorado City had ik ze alleen maar het hoognodige mogen geven. De vrouwen konden zich niet voorstellen dat ik geen idee had van dingen waar mijn kinderen blij mee zouden zijn, en ze kwamen met suggesties.

Een paar weken voor de kerstvakantie gingen mijn kinderen drie dagen naar Colorado City. Toen ze thuiskwamen merkte ik meteen dat er iets aan de hand was, want ze waren van streek en ongedurig. Ze maakten aan de lopende band ruzie, en dat was altijd een teken dat er iets was gebeurd. Betty gedroeg zich uiterst zelfvoldaan en was bijzonder intolerant naar de anderen toe. Uiteindelijk gooide Merrilee eruit: ‘Moeder, in al die dagen dat we bij vader waren hebben we helemaal niets mogen eten.’

Ik verstijfde. ‘Waarom niet?’ vroeg ik.

‘We hebben drie dagen lang moeten vasten en bidden. We moesten vragen of je dood kon gaan zodat we weer bij vader zouden kunnen wonen.’ Merrilee en Andrew hadden in de loop van die drie dagen een paar crackers en een enkele appel mogen eten, maar de oudere kinderen hadden uitsluitend water gekregen.

Ik was buiten mijzelf van woede. Ik belde mijn advocaat en diende de zoveelste klacht in. Merrils advocaat ontkende dat mijn kinderen gedwongen waren geweest te vasten en dat ze om mijn dood hadden moeten bidden.

In die tijd was geen van de andere kinderen bereid om te praten over het feit dat ze om mijn dood moesten bidden, maar later deden ze dat wel en nu spreken ze er openlijk over. Maar in die tijd maakten ze Merrilee uit voor leugenaar. Die arme Merrilee vertelde me dat ze bang was omdat ze wist dat Betty ervoor zou zorgen dat Merril haar strafte. Daar hadden Betty en ik een enorme ruzie over.

Ik belde de kinderbescherming en meldde dat Merril mijn kinderen mishandelde. We kregen bezoek van een maatschappelijk werker die de kinderen vroeg naar wat er tijdens hun logeerpartij was voorgevallen. Ik was er niet bij. Allen waren bereid erover te praten, behalve Merrilee die bang was voor de man. Maar geen van de kinderen vertelde de waarheid. Betty verklaarde dat ik degene was die ze regelmatig sloeg, en niet hun vader. Ze beweerde dat ze alleen maar veilig waren bij hun vader en dat hij ze nooit zou laten verhongeren.

Na afloop had de maatschappelijk werker een gesprek met mij. Hij zei dat hij er honderd procent van overtuigd was dat ik de waarheid sprak en dat mijn kinderen drie dagen lang geen hap te eten hadden gekregen, maar dat ze te bang waren om dat toe te geven. De man geloofde geen moment dat ik mijn kinderen mishandelde. Het probleem was echter dat hij zich in zijn rapporten alleen maar mocht baseren op wat hij hoorde en zag, en niet op wat hij persoonlijk geloofde. In die zin meende hij dat het veel beter was om maar helemaal geen rapport op te maken. Hij zei dat het een ander geval zou zijn geweest als de kinderen eruitzagen alsof ik ze liet verhongeren, maar ze zagen er allemaal gezond en goed gevoed uit, dus hij kon verder niets voor me doen.

Niet lang daarna, toen de kinderen opnieuw een weekend bij Merril waren, trok ik de voorraadkast open om iets te eten voor Harrison te pakken. Ik kon mijn ogen niet geloven. De kast was leeg. De planken hadden vol gestaan met hapjes en blikken geschonken voedsel. Alle snacks – de crackers, zoutjes en chips – waren verdwenen. Alles was in de koffers van de kinderen het huis uit gesmokkeld.

Ik liet me snikkend op mijn knieën zakken en de angst rolde in vlagen over me heen terwijl ik met mijn vuisten op de vloertegels beukte. Ik was totaal machteloos waar het ging om de bescherming van mijn kinderen – Merril kon ze naar willekeur meenemen, uithongeren en mishandelen. Na alle enorme risico’s die ik had genomen om vrij te kunnen zijn, waren mijn kinderen nog steeds overgeleverd aan de grillen van een monster. Ik bevond me op een absoluut dieptepunt in mijn leven. Geld had ik niet. Familie en vroegere vrienden spraken niet meer met mij. Ik had het gevoel dat ik, na alles wat ik had doorstaan en geleden, nog steeds met lege handen stond. Ik voelde me meer dan machteloos. Het was één ding om Merrils terreurregime te moeten verdragen omdat er geen hulp van buiten beschikbaar was. Maar nu beschikte ik over juridische assistentie. Ik had Merril voor de rechter gesleept, maar nog steeds kon ik feitelijk niets doen om de kinderen die ik zo intens liefhad te beschermen. Ze betekenden alles voor me. Maar ondanks alles wat ik voor hen had gedaan had Merril nog steeds het vermogen en de macht hun leven te verwoesten. Mijn woede, verontwaardiging en wanhoop kenden geen grenzen.

Toen de kinderen vlak voor Kerstmis weer thuiskwamen, vertelde Merrilee me dat ze opnieuw hadden moeten vasten. Niets van het eten dat ze het huis uit hadden gesmokkeld kwam weer terug. Alles was verdwenen. Ik belde mijn advocaat, maar ze zei dat ze niets voor me kon doen zolang de kinderen bleven volhouden dat ze nergens iets vanaf wisten.

De kinderen waren nog maar net een paar uur thuis toen de familie die ons kerstfeest voor ons organiseerde belde met de vraag wanneer ze de pakjes mochten komen brengen om onder de boom te leggen. Omdat de kinderen zo gespannen waren, leek het me een goed idee om dit zo snel mogelijk te doen. Binnen de FLDS was het vieren van Kerstmis verboden geweest, dus ik wist zeker dat dit een enorme en geslaagde verrassing voor hen zou zijn.

Er werd aangebeld, en de kerstman, gevolgd door een van zijn helpers, kwam binnen. Met rinkelende bellen en onder het roepen van ‘Ho, ho, ho’, en ‘Ik heb jullie jarenlang gezocht, en nu heb ik jullie dan eindelijk gevonden!’ liep hij onze kleine zitkamer in.

Al mijn acht kinderen keken met open mond toe. Zelfs Harrison was in extase. Betty hield zich een beetje afzijdig, maar ze liet zich niets van het schouwspel ontgaan. De kleintjes straalden en keken hun ogen uit.

En Santa had nog meer te zeggen. ‘Jullie zijn allemaal zo lief geweest, en omdat ik jullie al die jaren, waarin ik jullie niet heb kunnen vinden, geen cadeautjes heb kunnen brengen, heb ik deze keer extra geschenken bij me!’

De kerstman nodigde de jongste kinderen uit om bij hem op schoot te komen zitten, en om hem te vertellen wat ze graag voor Kerstmis wilden hebben. Ze wisten werkelijk niet wat ze moesten zeggen. We kwamen uit een wereld waarin wensen niet bestonden en dromen slechts bij hoge uitzondering uitkwamen. Vertroeteld worden of je bijzonder voelen was ons onbekend.

Santa vertelde dat hij zoveel cadeautjes bij zich had dat er alleen maar plaats was geweest voor één elf en voor mevrouw Claus om hem te helpen, en dat het rendier op stal had moeten blijven omdat hij met twee auto’s in plaats van met de slee had moeten komen.

Mevrouw Claus begon de zakken met cadeautjes uit de auto te halen. Santa zei tegen de kinderen dat ze mochten helpen de pakjes onder de boom te leggen. Merrilees ogen puilden zo ongeveer uit haar hoofd. Patrick en Andrew waren gefascineerd en konden het allemaal amper geloven. Zelfs Betty begon belangstelling voor de cadeautjes te krijgen, toen ze zag hoeveel het er waren. Ze begon Santa te helpen om extra plaats ervoor vrij te maken. Toen Patrick meende dat niemand op hem lette, pakte hij een groot bord met borstplaatjes dat de kerstman had meegebracht, en schrokte ze naar binnen. Het viel me op dat Patrick voortdurend angstige blikken op Betty wierp, en hij duidelijk bang was dat zij hem op het snoepen zou betrappen. Merril had de kinderen opgedragen om tot de volgende dag te vasten, maar Betty had het veel te druk met het helpen van de kerstman en Patrick at het hele bord leeg.

Santa was nog niet vertrokken, of de kinderen riepen dat ze hun cadeautjes wilden openmaken. Ik legde uit dat de kerstman zo vroeg naar ons huis was gekomen omdat hij zoveel pakjes voor ons had, maar dat we nog drie dagen zouden moeten wachten voor we ze open mochten maken. Mijn strategie was simpel – ik wilde dat ze zo lang mogelijk in spanning zouden blijven bij wijze van tegenwicht voor het trauma van de verplichte bezoeken aan hun vader.

Betty vond de kerstboom een schande. In Colorado City zouden we zoiets nooit hebben gehad. Telkens wanneer ze de kamer binnenkwam, deed ze de lichtjes uit. ‘Kerstmis is een leugen. En je hebt dit alleen maar verzonnen om ervoor te zorgen dat we bij jou willen zijn in plaats van bij vader.’ Daarna vertelde ze haar broertjes en zusjes dat ik dit alleen maar deed om hun trouw te kopen en dat ze hun cadeautjes gewoon open konden maken als ze dat wilden.

Ik hield voet bij stuk. Elk pakje dat vroegtijdig geopend werd zou teruggaan naar Santa. Ik sprak Betty niet tegen, ik zei alleen maar waar het op stond. Ik kon haar onmogelijk haar gang laten gaan, want anders zou ze me op den duur net zo saboteren als Merril altijd had gedaan. Op den duur werd het gemakkelijker, en Kerstmis was een enorme steun, want de andere kinderen vonden hun presentjes veel belangrijker dan haar argumenten.

Die avond bracht ik acht gelukkige en opgewonden kinderen naar bed. Hoewel Betty het nooit toe zou willen geven, vond ze al die cadeautjes minstens even spannend als de rest. Er lagen echt bergen pakjes onder de boom te wachten om geopend te worden. Ons huis voelde feestelijk en warm.

De drie dagen voor Kerstmis waren een en al verwachting. Mijn kinderen waren nauwelijks bij de boom weg te slaan. Cadeautjes werden opgepakt, betast en geschud, en de kinderen probeerden te raden wat erin zat. ‘Eén pakje maar, mam... toe, mogen we er alvast eentje openmaken?’ Ik glimlachte maar bleef onvermurwbaar. Pas als het echt Kerstmis was.

Op 25 december, om zes uur ’s ochtends, maakten we het eerste pakje open. Maar dat klinkt beheerster dan het was. Kerstochtend was de meest heerlijke chaos van ons leven. Toen ik de woonkamer binnenging hadden de kinderen zich als bezetenen op hun pakjes gestort. Ik had nooit geweten dat zoveel blijdschap en plezier mogelijk was. Ons gezinnetje had nog nooit ergens zo intens en mateloos van genoten. Er werd gelachen, geroepen en er werden vreugdekreten geslaakt: ‘Wauw, moeten jullie kijken!’

Betty was dolgelukkig met haar cadeautjes, maar ze was ook geschokt over het feit dat ze er zo veel had gekregen. Merrilee kreeg nog meer prinsessenspulletjes en was opgetogen. Er waren ook veel presentjes voor Harrison, en omdat hij die niet zelf open kon maken werd hij daar door de andere kinderen om de beurt mee geholpen.

Het was als een wonder. Opnieuw voelde ik hoop, een gevoel dat sterker was dan de wanhoop die zich van me had meester gemaakt toen ik in snikken was uitgebarsten en met mijn vuisten op de vloer had gebeukt bij de ontdekking van de geplunderde voorraadkast.

Nu wist ik dat alle risico’s die ik had genomen de moeite waard waren geweest. Mijn geschenk die ochtend was het besef dat ik de juiste beslissing had genomen.