Tragedie

Vier maanden na mijn huwelijk bereidde ik me voor op de tentamens ter afsluiting van de zomercursus in Cedar, en had ik het gevoel dat ik mijn leven min of meer in de hand had. Hoewel Merrils familie me als een duister, vreemd en gecompliceerd geheel voorkwam, wist ik dat ik, als het me zou lukken om te blijven studeren en ik mijn eigen plaatsje in de wereld zou kunnen veroveren, mijn hoofd als echtgenote nummer vier boven water zou kunnen houden.

Halverwege de laatste week kreeg Lenore een telefoontje van thuis met het nieuws dat de profeet had besloten dat haar zus Rebecca moest trouwen met Rulon, een jongeman van begin twintig die tot de gemeenschap behoorde.

Rebecca was met haar negentien lentes een jaar ouder dan ik, en nu zij een man toegewezen had gekregen waren al Merrils ongetrouwde dochters van mijn leeftijd of jonger. Lenore kreeg toestemming van Merril om voor Rebecca’s huwelijk de dag daarop, naar huis te komen. Ik bleef in Cedar om te studeren, en was allang blij dat ik niet gedwongen was om, zoals toen ik ineens had moeten trouwen, opnieuw uitstel voor mijn tentamens te moeten aanvragen.

Ik was niet bij het huwelijk tussen Rulon en Rebecca geweest, maar het duurde niet lang voor de verhalen erover mij ter ore kwamen. Rulon kende Rebecca helemaal niet voordat hij te horen had gekregen dat ze hem was toegewezen. Bij zijn eerste bezoek aan Merrils huis werd hij door al Merrils dochters ontvangen. Rulon werd het kantoor binnengelaten waar ze allemaal zaten, en had geen idee welke van de meisjes zijn aanstaande vrouw was.

Rulon, die verschrikkelijk verlegen was, vroeg bijna stotterend: ‘Is Rebecca hier?’ Een van de meisjes antwoordde. ‘Ja, hoor, daar is ze.’ Daarbij wees ze op haar jongste zusje. Dat meisje haastte zich uit te roepen: ‘Nee, ik ben niet Rebecca. Dát is Rebecca!’ En daarbij wees ze op een ander zusje dat eveneens – en zelfs voor de FLDS – veel te jong leek om te worden uitgehuwelijkt. Rulon kreeg een kleur en voelde zich zichtbaar slecht op zijn gemak toen het tot hem doordrong dat er een spelletje met hem werd gespeeld. Uiteindelijk kwam Rebecca lachend van haar stoel en zei: ‘Ja, ik ben hier. Ik ben degene voor wie je bent gekomen.’

Rebecca was een van de mooiste dochters van Merril en Ruth. Ze had lang zwart haar en groene ogen. Ze had een stralend en charismatisch karakter. Maar achteraf hoorde ik dat ze volkomen overdonderd was door haar huwelijk. Ze vertelde Rulon dat haar zusjes het verschrikkelijk vonden dat ze het huis uit zou gaan en dat ze de verleiding niet hadden kunnen weerstaan om het hem een beetje lastig te maken. Ze trouwden de dag daarop.

Na afronding van mijn tentamens keerde ik terug naar huis, en verheugde me op een paar rustige nazomerdagen. Ik nam me voor om, wanneer ik wat vrije tijd had, naar het huis van mijn ouders te gaan om daar met de kleintjes te helpen. Sinds ik getrouwd was vond mijn moeder het moeilijk om het zonder mijn hulp te moeten stellen. Er waren op dat moment nog negen kleine kinderen in huis.

Op een benauwde, warme dag in de laatste week van augustus bood mijn zestienjarige zusje Annette aan om met de kinderen te gaan picknicken op een plek die we de Indian Bathtubs noemden. Het was ruim zeventig kilometer rijden naar het rotsachtige gebied, waar grote keien met enorme gaten waren waarin het regenwater bleef staan. Het was een ideaal en volkomen veilig plekje waar je met een gerust hart kon gaan picknicken wanneer je met een grote groep kleine kinderen was. Mijn nichtje Bonnie ging mee met zes van haar broertjes en zusjes, en Annette was met de negen kleintjes. Alle vijftien kinderen werden in de open laadbak van mijn vaders pick-up gezet, en ze gingen op weg.

De kinderen vonden het heerlijk om achter in de pick-up te zitten, en ze namen de hete, stoffige wind die kenmerkend was voor het woestijnplateau waar we woonden, voor lief. Ze stoorden zich niet aan het zand dat in hun ogen waaide en vonden het niet erg dat hun haren in de knoop raakten. Annette reed en Bonnie hield via het open raampje aan de achterzijde van de cabine een oogje op de kinderen.

Plotseling, op het hoogste punt van een heuvel, raakte een van de voorwielen in een diepe kuil. Hoewel Bonnie helemaal niet hard reed, raakte ze de macht over het stuur kwijt waardoor de pick-up in de zanderige berm terechtkwam, kantelde, en met een verschrikkelijke klap boven op een aantal van de kinderen terechtkwam.

De kinderen die onder de pick-up terecht waren gekomen raakten in paniek, en de anderen die uit de laadbak waren geslingerd en verderop in de berm terecht waren gekomen, krijsten van de schrik. Er kwam rook onder de motorkap vandaan. Annette vertelde me later dat ze wist dat hij zou exploderen.

Zij en Bonnie tilden de auto op zodat de andere kinderen hun broertjes en zusjes eronder vandaan konden trekken. Sommige kinderen waren zelf gewond, maar ze deden wat ze konden om de anderen te redden. De meesten waren jonger dan zes, maar ze zetten alles op alles om een groter drama te helpen voorkomen.

Annette dacht dat ze iedereen onder de auto uit hadden gehaald, maar toen zag ze Nurylons levenloze lichaampje. Nurylon was mijn zusje van twee dat naar onze moeder was vernoemd. Hoewel we zestien jaar scheelden leken we als twee druppels water op elkaar. Annette greep Nurylon beet, legde haar een flink eind van de auto vandaan in de berm en begon haar te beademen. Ze hoorde een rochelend geluidje in haar longen en dacht dat het een teken van leven was, waarop ze zo mogelijk met nog meer overtuiging op het mondje van het slappe kinderlijfje begon te ademen.

De auto explodeerde. De kinderen krijsten het uit van pure doodsangst en paniek. De hitte van de explosie was tot op vele meters afstand te voelen. Veertien kinderen keken toe hoe de auto door de vlammen werd verteerd terwijl Annette intussen wanhopig bleef proberen om Nurylons hartje weer op gang te krijgen. Uiteindelijk drong het tot haar door dat haar pogingen vergeefs waren, en ze gaf het op.

Annette en Bonnie moesten hulp halen voor de veertien overlevende kinderen. Enkelen van hen leken zwaargewond, hoewel ze normaal ademhaalden. Maar hoe moesten ze dat doen? In die dagen had nog niemand een mobiele telefoon, en daarbij bevonden ze zich ook al niet meer op de snelweg. De enige manier om hulp te krijgen, was er lopend naar op zoek te gaan.

Christopher, mijn broertje van zes, leek er nog het beste aan toe te zijn. Het leek alsof hij een gebroken arm had, maar desondanks had hij dapper meegeholpen om de kinderen onder de omgekiepte pick-up uit te trekken. Christopher bood aan om naar de stad te rennen en hulp te halen. ‘Ik ren zo hard als ik kan, en dan vertel ik iemand wat er is gebeurd!’

Annette vond het niet zo’n geweldig idee om een kind van zes in zijn eentje ruim acht kilometer te laten rennen om hulp te halen, maar ze wist dat zij en Bonnie bij de gewonden moesten blijven. Christopher was een capabel kereltje, maar hij was nog erg klein. Annette zei dat hij naar auto’s moest uitkijken en dat hij de eerste die hij zag moest aanhouden.

Christopher rende bijna de hele weg. Mijn vader had een bedrijf aan de rand van de stad waar hij bouwpakketten voor huizen vervaardigde die naar verschillende bouwprojecten werden verscheept. Een man daar zag Christopher aankomen en luisterde naar het hele verhaal. Een van zijn collega’s belde om hulp, en de vrijwillige brandweer- en ambulanceploegen haastten zich op weg zonder precies te weten wat ze op de plek des onheils zouden aantreffen.

Christopher had verteld dat de pick-up geëxplodeerd was en dat Nurylon niet meer leefde. Er werd nog een ambulance gewaarschuwd.

In afwachting van de hulptroepen zag Annette hoe de vier jaar oude JR, die waarschijnlijk een gebroken arm en sleutelbeen had, zich ver over het lichaam van zijn levenloze zusje heen boog. Hij beefde van de pijn en de shock, en de tranen trokken brede sporen door het stof dat aan zijn wangen was blijven plakken. Hij was Nurylons echte broertje – een verlegen en introvert kind dat alleen maar voor zijn zusje leek te leven. Vanaf het moment van haar geboorte hadden ze een hele bijzondere, hechte band. Hij haalde haar elke ochtend uit bed en wilde alleen maar eten en slapen als zij naast hem zat of lag. Hij had haar leren lopen en rennen.

De eerste ambulance die met loeiende sirenes kwam aangeraasd was uit Hurricane gekomen. Iemand die in de verte rook had gezien had de politie gewaarschuwd. Het ambulancepersoneel kon amper geloven wat ze zagen – veertien gewonde en zwaar getraumatiseerde kinderen en een klein meisje dat het ongeluk niet had overleefd.

Als eerste werd Nurylon onderzocht. Toen duidelijk was dat er echt niets meer voor haar gedaan kon worden, dekten ze haar toe met een dekentje. De broeders zeiden dat ze waarschijnlijk op slag dood was geweest. De ambulance vertrok met Nurylon en de twee meest ernstig gewonde kinderen.

Via de radio liet de chauffeur van de ziekenwagen het ziekenhuis weten hoeveel kinderen ze konden verwachten. Het ziekenhuis in St. George had maar een kleine eerste hulp en beschikte over onvoldoende artsen om veertien gewonde kinderen te kunnen behandelen. Artsen die vrij waren werden opgetrommeld om extra assistentie te verlenen.

Mijn vader arriveerde als eerste bij het ziekenhuis en hij werd naar Nurylon gebracht. Het ziekenhuis had de begrafenisondernemer gewaarschuwd, maar mijn vader wilde niet dat ze met een vreemde auto mee zou gaan. Hij wilde haar zelf brengen. Het ziekenhuispersoneel wikkelde Nurylon in een deken, en mijn vader legde haar op de achterbank van de auto. Toen hij haar het rouwcentrum in droeg liepen de tranen hem over de wangen.

Iemand van de vrijwillige brandweer vertelde mijn moeder over het ongeluk, en ze haastte zich onmiddellijk naar het ziekenhuis.

In het ziekenhuis wist ze haar verdriet de baas te blijven, maar ze was in shock. Haar dochter was dood en acht andere kinderen waren gewond. De acht waren deels van haar en deels van Rosie. Op een gegeven moment, toen de dokter bezig was met de behandeling van Karens been, merkte mijn moeder op hoe moeilijk dit was, waarop de dokter uitriep: ‘Dacht u soms dat u de enige was die dit moeilijk vindt?’ De stress van het zien van zoveel gewonde kinderen was overweldigend, en het was alleen maar zo erg omdat ze in een open laadbak hadden gezeten. Wonder boven wonder hoefde er niemand in het ziekenhuis te blijven. Er waren meerdere gebroken botten en lelijke snijwonden die gehecht moesten worden, maar gelukkig verkeerde er niemand in levensgevaar.

Die avond stopte Annette JR in bad. Hij was nog volkomen in de war. Ineens keek hij Annette aan met die enorme, glanzende bruine ogen van hem en vroeg: ‘Waarom heb je dat gedaan? Waarom heb je Nurylon vermoord?’

Dat was het moment waarop Annette instortte. De hele dag had ze haar emoties de baas gekund en had ze stapje voor stapje gedaan wat nodig was. Maar JR’s vraag was als de spreekwoordelijke laatste druppel. Ze barstte in snikken uit en kon niet meer ophouden. Ze voelde zich verschrikkelijk schuldig. Haar zusje was dood, haar broertjes en zusjes waren gewond en het was allemaal haar schuld. Er was niemand van wie ze enige troost zou kunnen verwachten, en niemand zou haar prijzen om haar tegenwoordigheid van geest en het feit dat ze kalm was gebleven en de kinderen tijdig onder de auto uit had weten te halen. Niemand zou ooit tegen haar en Bonnie zeggen dat ze levens hadden gered door de kinderen bij de pickup weg te halen voordat hij explodeerde. Annettes moed en inspanning om Nurylons leven te redden zouden nimmer worden erkend. Niemand zei ooit dat het een ongeluk was – dat het een even willekeurig iets was geweest als een bliksem die langs de avondhemel schiet.

Ik zat in een van mijn laatste colleges toen ik mijn nichtje Valerie buiten voor het raam zag staan, en ik vroeg me af wat ze kwam doen. Haar zusje Lee Ann volgde hetzelfde college, en die ging als eerste de gang op. Lee Ann wendde zich af toen ze me aan zag komen. Valerie keek me alleen maar aan en zei: ‘Carolyn, er is een ongeluk gebeurd en je zusje Nurylon is omgekomen.’ Lee Ann huilde toen ze me aankeek. Zes van haar broertjes en zusjes waren bij het ongeluk betrokken geweest.

Het was alsof ik ineens niet meer kon denken. Ik had een shock. Ik was niet in staat om woorden tot een zin te formuleren. Mijn gezicht stelde de vragen die ik niet over mijn lippen kon krijgen.

Heel kalm vertelde Valerie over het ongeluk, en dat alle kinderen, met uitzondering van Nurylon, er goed vanaf waren gekomen. ‘God was erbij om hen te beschermen, dat is duidelijk. Het is een wonder dat er niet meer kinderen zijn omgekomen. Alle anderen komen er weer helemaal bovenop.’

Hoe kon ik de dood van mijn zusje als een wonder beschouwen? Het was een geluk dat de andere kinderen het hadden overleefd, maar ik was kapot van het nieuws dat Nurylon niet meer leefde.

Nurylon en ik scheelden een heleboel jaren, maar we hadden een intense band. Iedereen zei dat ze als twee druppels water op me leek. Ik vond haar dood onbegrijpelijk. Het was de eerste keer dat er iemand uit mijn naaste familie om het leven kwam. Niets leek zo wreed als het verlies van een kind.

Ik ging terug naar de flat en pakte het hoognodige bijeen voor de rit naar huis. Iemand bood aan mijn docenten te bellen om uit te leggen dat ik mijn tentamens op een later tijdstip zou moeten doen.

Toen ik Merrils huis binnenkwam zei niemand iets tegen me, hoewel iedereen wist wat er was gebeurd. Rebecca was eerder die dag getrouwd en haar zusjes waren verdrietig dat ze het huis uit was. Ik voelde me verschrikkelijk alleen. Ik hoorde niet thuis in deze familie, en deze familie hoorde niet thuis in mijn leven. Mijn verlies leek de kloof tussen ons er zo mogelijk nog dieper en nog breder op te maken.

Merril en Barbara waren uit eten gegaan om Rebecca’s huwelijk te vieren. Ruth, Rebecca’s moeder, moest thuisblijven om voor de rest van de familie te koken. Ik bood niet aan om haar in de keuken te helpen. Ik wilde alleen maar naar het huis van mijn vader, want ik had behoefte aan zijn kracht en zijn bescherming.

Nog voor ik goed en wel binnen was, kwamen mijn broers en zusjes naar mij toe om me te begroeten. Sommigen hadden hun arm in het gips, anderen hun been, maar allemaal hadden ze blauwe plekken in uiteenlopende tinten zwart en blauw.

Die avond kwam er een familie van de andere geloofspartij versgebakken broden brengen. Ik vroeg ze om binnen te komen en ze omhelsden mijn moeder en spraken haar moed in. Het verdriet bleek groter dan onze uiteenlopende religieuze opvattingen.

Er kwamen steeds meer mensen langs om hun medeleven te betuigen. De volgende dag wemelde het op ons erf van de mensen die de afgevallen blaadjes bijeenharkten en alles tot in elke uithoek keurig netjes maakten. De ramen werden zowel vanbinnen als vanbuiten gelapt. Het aanrecht in de keuken stond vol met eten. Mensen brachten soep, roastbeef voor op de boterham, broodjes om in te vriezen. Het was ontroerend om te zien dat er zoveel mensen waren die om ons gaven, en hoe gul ze waren met het betuigen van hun medeleven.

Die avond keerde ik terug naar Merrils huis. Hij zei geen woord tegen me over de dood van mijn zusje. Toen niet en ook later nooit.

Binnen de FLDS geloofden we dat de dood, net als alles, de wil van God was. Het was Gods wil dat Nurylon was gestorven en dat de andere kinderen het ongeluk hadden overleefd. Voor ons bestond het concept van vroegtijdige dood niet. Het was toegestaan om een korte periode over iemands heengaan te rouwen, maar Gods beslissing ter discussie stellen was verboden.

God had het recht om te geven en om te nemen. We geloofden dat Nurylon te zuiver was voor deze wereld en dat God haar had teruggeroepen. Hoe korter de tijd dat we om haar treurden, des te eerder haar hemelse glorie een feit zou zijn. We geloofden dat de doden in de geestelijke wereld terechtkomen waar ze tot hun opstanding verblijven. Als we te lang om haar bleven treuren zouden we haar geest daarmee aan de aarde kluisteren. Ik was opgevoed met het idee dat een sterfgeval binnen de familie in werkelijkheid een zegen was omdat onze familie daarmee een vertegenwoordiger aan gene zijde kreeg die ons zou proberen te beschermen. Dat was in ieder geval de theorie, maar ik kon er geen troost uit putten. Ik wilde mijn zusje terug – want wat had ik aan de een of andere pleitbezorger in de hemel.

Honderden mensen bezochten Nurylons begrafenis. De dienst vond plaats in de aula van het schoolgebouw die voor alle kerkdiensten werd gebruikt. Na de begrafenis liepen we naar het kerkhof. Nadat het graf was gezegend keken we toe hoe Nurylons kistje in het donkere gat in de grond werd neergelaten. Na een week of twee spraken we niet meer over haar. Langere tijd om iemand rouwen gold als ongepast.

JR’s gebroken botten heelden en de blauwe plekken op zijn gezichtje trokken weg. Maar hij was voorgoed veranderd. Hij werd een teruggetrokken kind en had vrijwel met niemand contact, en hij had ook geen nadere relatie met enig ander kind binnen de familie.

Een paar maanden later waren we opnieuw op het kerkhof. Mijn vader stond alweer door zijn beide vrouwen geflankeerd bij een kleine kist – ditmaal om Lehigh, Rosies pasgeboren baby, naast Nurylon te begraven.

Lehigh was een voldragen baby die een paar dagen tevoren dood ter wereld was gekomen. Volgens de dokter was het kindje verhongerd. Ik weet niet of de placenta niet naar behoren functioneerde of in hoeverre het trauma van het ongeluk op Rosies zwangerschap van invloed is geweest, maar het was een feit dat we opnieuw overmand werden door verdriet. De aarde van Nurylons graf was nog vers.

Mijn moeder had een dochter verloren die haar derde verjaardag nooit had kunnen vieren. Rosie had een zoontje verloren dat niet eens zijn eerste levensadem had kunnen inademen. De herfst maakte langzaam maar zeker plaats voor de winter. Nog nooit had ik me zo eenzaam en verlaten gevoeld als toen ik daar op die winderige begraafplaats stond.

Annette stond met een strak gezicht bij Lehighs graf. Ik keek naar haar op het moment dat het kistje van ons jongste broertje werd gezegend. Ik peilde niet in hoeverre het ongeluk haar emotioneel had aangegrepen. Maar nog geen jaar later ontvluchtte ze de gemeenschap en dook ze onder in het feestcircuit van het nabijgelegen Mesquite, Nevada. Met haar lange blonde haren en prachtige blauwe ogen leek ze een schoonheidskoningin, maar niemand vermoedde dat ze in feite werd verteerd door wanhoop en verdriet.

Ze bleef een paar jaar weg. Ze zag geen andere mogelijkheid om haar overweldigende schuldgevoel te verwerken. Uiteindelijk kwam haar leven toch weer op zijn pootjes terecht, en nu is ze de liefhebbende en fantastische moeder van vier beeldschone kinderen.