Ruths neus

Warrens preken lieten geen aspect van ons leven onberoerd. We waren aan oom Rulons waarschuwingen en oproepen gewend. Kinderen werden niet langer ingeënt omdat hij dat verboden had. Arthur en Betty hadden nog wel hun cocktail gehad, maar de anderen niet. Oom Rulon zei dat de prikken die de kleintjes kregen heimelijk bedoeld waren om ze onvruchtbaar te maken. De regering zat erachter, zei hij.

Toch gingen we nog steeds met zieke kinderen naar de dokter. Ik had het gevoel dat Warren de opvattingen van zijn vader net nog een stapje extremer wilde maken. Hij begon te prediken dat iemand die de hulp van een arts inriep om beter te worden, daarmee liet blijken hoe weinig vertrouwen hij in God had. Iemand die met God in harmonie leefde kon zichzelf door te vasten en te bidden genezen. Voordat ik dit in eigen huis zag gebeuren, hoorde ik van meerdere mensen die bijna gestorven waren, en kinderen die echt op het randje van de dood hadden gezweefd alvorens, als laatste redmiddel, naar een dokter te worden gebracht.

In 1977 werd bij Ruth huidkanker geconstateerd. Het plekje zat op haar neus. Merril had haar naar ons plaatselijke ziekenhuis gestuurd omdat ze een zweer had die maar niet wilde overgaan. Ze werd doorverwezen naar de dermatoloog, die vaststelde dat ze huidkanker had. Maar het goede nieuws, zei hij, was dat het in de beginfase ontdekt was en met enkele behandelingen genezen kon worden.

Ruth wilde het op Warrens manier proberen, en ze begon te vasten en te bidden. Ik probeerde haar ervan te overtuigen dat God op vele manieren kon antwoorden, en dat de dermatoloog er daar misschien wel een van was. Maar ze had het gevoel dat het een teken van weinig geloof zou zijn als ze zich door de dokter liet behandelen.

Ruth ging naar een reformhuis en vroeg om een alternatieve geneeswijze voor haar kanker. Ze kreeg een kruidenmengsel en een chemisch spulletje om het gezwel weg te branden.

Op een dag kwam ik thuis van kantoor en mijn websitebedrijfje, en trof Ruth aan die bezig was met het bereiden van een enorme voorraad kruiden en chemicaliën voor haar neus. Ze zei dat God haar gebeden verhoord had en haar een nieuwe manier had gewezen om haar huidkanker te genezen. Toen ik zag met hoeveel enthousiasme ze het heksenbrouwsel bereidde, hield ik mijn mond.

Toen Ruth me vertelde dat ze maar een heel klein druppeltje van het spul op haar neus mocht doen, vroeg ik waarom ze dan zo’n grote voorraad aan het maken was. ‘O, nou, ik geloof dat ik een beetje te enthousiast ben geweest.’

Ik ging ervan uit dat haar enthousiasme voor de smurrie in de kom wel snel verdwenen zou zijn wanneer bleek dat het helemaal niets hielp. Ik wist dat het onmogelijk was om haar met logische argumenten te overtuigen, en kon me ook niet voorstellen dat het spul schadelijk zou zijn.

Toen ik haar later die avond echter terugzag, stelde ik vast dat het puntje van haar neus groen was. Ik vroeg haar of ze ook echt maar een heel klein beetje van het spul had gebruikt, zoals ze me dat eerder had uitgelegd. ‘Ik ben begonnen met een heel klein beetje op de kankerplek te smeren, maar toen leek het me een goed idee om er meer op te doen. Ik wil hier echt vanaf, dus ik besloot er een flinke klodder op te doen. En toen zag ik aan de andere kant van mijn neus nóg een zweer die eruitzag alsof het ook kanker was.’

‘Ruth, de dokter zou heus wel iets hebben gezegd als die andere zweer ook kanker was.’

‘Carolyn, dokters weten echt niet alles, en ik heb gevast en God gebeden en gevraagd naar een manier om hier vanaf te komen. God kan me ideeën geven over de manier waarop ik mijn lichaam kan genezen.’

‘Maar waarom heb je dan ook spul gesmeerd op het stuk huid tussen die twee zweren?’ vroeg ik.

‘Omdat ik dacht dat daar misschien ook zweren zaten die ik niet kon zien,’ antwoordde Ruth, waarna ze zich terugtrok op haar kamer. Ze was er echt van overtuigd dat ze haar kanker zou kunnen genezen met een lik van die groene smurrie.

De volgende ochtend stond ik vroeg op, en ging naar de keuken om koffie te zetten. Ruth zat huilend aan tafel – haar neus zag nog steeds groen.

‘Ruth, wat is er?’

‘Ik had zo’n pijn de afgelopen nacht dat ik geen oog dicht heb gedaan. Het voelde net alsof mijn neus in brand stond. Het was zo erg dat ik God op mijn knieën om genade heb gesmeekt.’

‘Waarom heb je het er dan niet afgewassen?’

‘Ik was dit er niet af. Als God wil dat ik de pijn doorsta om van mijn kanker te genezen, dan doe ik dat in alle nederigheid.’

‘Ruth, je moet naar me luisteren. Als het echt zoveel pijn doet, dan zou het wel eens meer schade aan je neus kunnen aanrichten dan dat het je beter maakt. Je moet het afspoelen.’ Ik moest nog een paar keer aandringen, maar uiteindelijk beloofde ze het te zullen doen.

Toen ik die middag thuiskwam van kantoor, had Ruth nog steeds een groene neus en ze zei dat ze erge pijn had. Ze had geprobeerd het kruidenmengsel af te spoelen, maar haar neus was nog steeds groen en de pijn was er niet minder op geworden.

Ik deed mijn best om haar duidelijk te maken dat dit ernstig was en dat ze haar dokter moest bellen, maar ze weigerde omdat ze opgeven als een nederlaag beschouwde.

De volgende ochtend trof ik haar wederom huilend in de keuken aan. Ik nam niet eens de moeite om te proberen haar alsnog tot rede te brengen. Toen ze bleef weigeren om de dokter te bellen, zei ik dat ik, als ze niet vrijwillig naar het ziekenhuis ging, de politie en de ambulance zou bellen.

Ze argumenteerde dat ze, als ze naar de dokter zou gaan, anderen in moeilijkheden zou brengen. Ik had geen idee wat ze daarmee bedoelde, en vroeg haar of ze dat kon uitleggen. Ze ging naar haar kamer en kwam terug met een grote pot chemicaliën. Ik verwachtte dat hij zo goed als leeg zou zijn omdat ze immers zo’n enorme hoeveelheid prut had gemaakt, maar het bleek dat ze er maar een heel klein beetje van had gebruikt. Toen ik zag hoe vol de pot nog was, realiseerde ik me dat dit heel zwaar vergif moest zijn. ‘Ruth, je hebt genoeg van dit spul om de neus van het Vrijheidsbeeld weg te branden!’

Ik stelde haar een ultimatum – als ik tussen de middag thuiskwam van kantoor en ze had nog steeds geen actie ondernomen, dan zou ik persoonlijk maatregelen treffen. Toen ik thuiskwam vertelde Ruth dat ze naar het ziekenhuis in Hildale had gebeld, en te horen had gekregen dat ze naar de eerste hulp moest komen. Ik zei dat ik haar naar de eerste hulp in St. George zou brengen. Omdat ik wist dat ze alleen maar zou gaan als Merril het goedvond, belde ik naar zijn kantoor in Page.

Merril zei dat hij niet inzag waarom er overhaaste conclusies getrokken zouden moeten worden. ‘Je vermoedt alleen maar dat ze haar neus heeft beschadigd.’

‘Nee, Merril, het is echt wel meer dan alleen maar een vermoeden. Ik heb haar de pot met chemicaliën afgenomen. En daarbij, haar neus begint ook al te stinken.’

Hij bleef volhouden dat ik geen enkele reden had om me zo druk te maken. Hij kwam die avond thuis en dan zou hij zich persoonlijk over de kwestie ontfermen.

Wat kon ik doen wanneer iedereen volhield dat er niets aan de hand was? Niets. Ik ging terug naar kantoor. Toen Merril die avond thuiskwam zei hij tegen Ruth dat ze een afspraak moest maken bij de dermatoloog, en dat terwijl een deel van haar neus begon af te brokkelen.

Toen ze thuiskwam was ze helemaal overstuur. De dermatoloog had gezegd dat ze haar neus had verbrand met de chemicaliën, en dat het verbrandingsproces net zo lang door zou gaan tot ze het met azijn geneutraliseerd had. De dokter had van Ruth willen weten wie haar het spul had gegeven, maar ze had geweigerd het hem te vertellen. Volgens de arts konden die middelen alleen maar op illegale wijze worden verkregen, en hij had al meerdere patiënten met ernstige brandwonden gehad die op dezelfde wijze geprobeerd hadden hun huidkanker weg te branden.

Het goede nieuws was dat de dokter bevestigd had dat de kanker inderdaad – ook – was weggebrand. Hij maakte een voorrangsaf-spraak voor haar bij de plastisch chirurg in Salt Lake City om haar neus te reconstrueren, maar deze man maakte er een potje van en na afloop zag haar neus er afschuwelijk misvormd uit. Ik had reuze met haar te doen.

De hele geschiedenis van Ruths neus was bizar. Ik wist dat ik nooit zoiets doms zou doen. En ik zou me er op geen enkele manier van laten weerhouden om met mijn kinderen naar de dokter te gaan wanneer ze echt ziek waren. Warren kon nog zo extremistisch zijn, op dit terrein trok ik me niets aan van wat hij aan regels bedacht.

Tegelijkertijd maakte het me bang te zien in welke mate het extremisme zich binnen onze cultuur al verspreid had – dit was iets wat ik nooit voor mogelijk had gehouden.

Op een avond was ik in de keuken toen ik Merrils dochter Merrilyn hoorde zeggen: ‘Toen Dee dat hart uit het varken rukte, kon je het dier mijlenver horen krijsen.’

Ik huiverde en verliet de keuken om uit te zoeken wat Merrilyn had bedoeld. Kennis is macht, en hoe meer ik wist, des te beter. Zolang ik maar wist wat er gaande was, zou ik een overlevingsstrategie kunnen verzinnen. Merrilyn had het over de survivalcursus die Warren gaf in zijn particuliere school in Salt Lake City. Dee Jessop was Ruths en Barbara’s neef, en hij was maar een paar jaar ouder dan ik. Hij ging regelmatig van Colorado City naar Salt Lake om daar, ten overstaan van de cursisten, dieren te doden. Dat deed hij om de leerlingen verschillende manieren te tonen waarop een dier om het leven gebracht kon worden. Er waren maar weinigen die spraken over wat ze hadden gezien. Volgens mij waren de kinderen te diep geschokt. De ouders die wisten wat er zich tijdens die lessen afspeelde, wisten ook dat ze maar beter hun mond konden houden. Niemand kwam in opstand tegen Warren – zelfs toen niet.

De dierenmishandeling vond plaats in opdracht van Warren zelf. Ik kende hem goed genoeg om te weten dat hij nooit iets deed zonder dat er een speciale bedoeling achter zat. Hij deed nooit iets zomaar. Het was me alleen niet duidelijk wat hij met het doden van dieren hoopte te bereiken.

Na oom Rulons eerste hersenbloeding in 1996 begon Warrens macht zich te consolideren. De gemeenschap hoorde dat hij in het ziekenhuis was opgenomen en er heerste algemene bezorgdheid. Toen hij enkele dagen daarna weer naar huis mocht, kregen we te horen dat hij weliswaar geestelijk nog even helder was als voorheen, maar dat hij lichamelijk erg zwak was. Om profeet te kunnen blijven moest hij geestelijk in orde zijn. Maar aangezien hij na zijn hersenbloeding van niemand bezoek mocht hebben, begon ik het vermoeden te krijgen dat er iets niet helemaal in de haak was. Intussen ben ik ervan overtuigd dat hij geen bezoek mocht ontvangen omdat hij niet meer over de geestelijke vermogens beschikte die nodig waren om zijn leidersrol voort te kunnen zetten.

In de loop van 1997 verstevigde Warren Jeffs zijn greep op de gemeenschap. Bij alles wat hij zei, zei hij dat hij namens zijn vader sprak. Dat werd geaccepteerd, want voordat oom Rulon ziek was geworden, had hij duidelijk laten weten dat Warren in zijn plaats het woord voerde.

Op een van de priesterschapbijeenkomsten kort nadat Warren en zijn vader in Colorado City waren komen wonen, verkondigde hij dat zijn vader officieel had besloten dat het binnen de gemeenschap afgelopen moest zijn met de immoraliteit. Elke man die blijk had gegeven van immoreel gedrag zou zijn familie en de gemeenschap moeten verlaten.

Mannen kregen folders uitgereikt waarin de nieuwe morele gedragscode verder werd uitgelegd. Alle seks binnen het huwelijk was verboden, tenzij het om voortplanting ging. Immorele daden waar geen vergiffenis voor mogelijk was werden eveneens genoemd. Iedereen die zich aan dergelijke zonden – zoals ontucht en overspel – schuldig maakte zou daarvoor met ‘bloedverzoening’ moeten boeten.

Dit was de eerste keer dat ik van bloedverzoening hoorde. Bloedverzoening is moord. Volgens Warren was bloedverzoening al een begrip in de oprichtingsperiode van de mormoonse kerk. Maar hij zei erbij dat bloedverzoening alleen maar uitgevoerd kon worden in een tempel die, zo maakte hij bekend, in de nabije toekomst gebouwd zou worden.

Dee Jessop begon in Colorado City met het geven van ‘survivallessen’. Maar hij verhoogde de inzet. Het gerucht deed de ronde dat hij in Cottonwood Park een demonstratieles zou geven. Het zou een openbare les worden die door iedereen, met inbegrip van kinderen, bijgewoond kon worden. Juist omdat er kinderen voor de demonstratie waren uitgenodigd, kwam niemand op het idee dat het wel eens een bijzonder dramatisch schouwspel zou kunnen worden, temeer omdat de happening was goedgekeurd door oom Fred, die de FLDS-bisschop van Colorado City was. Ik ging niet omdat ik het te druk had, en ook omdat ik Merrilyn had horen praten over wat Dee in Salt Lake met dieren had gedaan. Ik piekerde er niet over mijn kinderen getuige te laten zijn van iets wat onder zijn leiding plaatsvond.

Dee besloot te demonstreren dat een vrouw voor zichzelf kon opkomen wanneer ze geen man had. Vanaf mijn vroegste jeugd al had ik gehoord dat er een tijd zou komen onder Gods volk waarin er geen mannen meer waren. Er werd nooit bij verteld wat daar de oorzaak van was. Ik weet nog dat ik te horen had gekregen dat mannen op een gegeven moment zo schaars zouden zijn dat als een kind er ooit eentje zag, het krijsend naar zijn moeder zou vluchten. Dus de algemene verwachting was dat Dee iets met dat gegeven zou willen uitbeelden.

De openbare les trok een enorme menigte van ouders en kinderen. Niemand had ook maar het flauwste vermoeden van wat zich weldra in het park zou afspelen. Dee’s vrouw bond de poten van een koe bij elkaar. Toen ze daarmee klaar was en de koe zich niet meer kon verroeren, pakte ze een handzaag en begon ze de kop van de koe eraf te zagen.

De koe krijste het uit als een vrouw. Kinderen krijsten van pure horror. Degenen die een plaatsje vooraan hadden weten te bemachtigen kwamen onder het spuitende bloed. Totaal ontdane ouders grepen hun kinderen vast en maakten dat ze wegkwamen. Anderen bleven, eenvoudigweg omdat ze totaal verstijfd waren van de shock en niet in staat waren zich te bewegen.

De mensen waren woedend. Iedereen had het erover. Allen waren diep geschokt over wat Dee had gedaan en ze namen het hem persoonlijk kwalijk. Niemand durfde kritiek te hebben op Warren Jeffs of op oom Fred. De gemeenschap kwam uitsluitend tegen Dee in verzet en wilde dat hij voor zijn daad gestraft zou worden.

Dit gebeurde enkele maanden daarna op een manier die we geen van allen hadden verwacht.

Ruth zweefde op het randje van een zenuwinstorting. Ze sliep al een poosje niet meer en had zichzelf niet meer zo goed in de hand. Haar oudste dochter, Rebecca, kwam in het weekend thuis om voor haar te zorgen. Merril negeerde haar toestand zoals hij dat meestal deed.

Op maandagochtend zat Ruth aan een stuk door te kwetteren dat ze te laat was. Ze zei dat ze tijdens de bijeenkomst in de kerk accordeon moest spelen. Ze was in Merrils kantoor gaan zitten om op hem te wachten. Hij kwam binnen en trok zijn schoenen aan, en toen hij Ruth zag zei hij dat ze niet fit genoeg was om op te treden.

Ruth zei dat ze haar plicht niet mocht verzaken.

‘Rustig, rustig, Ruthie. Je weet best dat je als eerste je man moet gehoorzamen,’ zei Merril.

Ruth wachtte tot Merril met Tammy en enkele van zijn kinderen het kantoor uit waren. Toen pakte ze haar accordeon en haastte zich het huis uit.

Ik maakte me zorgen om haar omdat ze zo labiel was, en ging op zoek naar Merril. Ik vertelde hem dat ze ontsnapt was. ‘O, maak je geen zorgen. Ze is vast op weg naar het gemeenschapshuis, en we halen haar zo wel in.’

Dee Jessop was Ruths neef. Hij zag haar langs de weg rennen en stopte zijn auto. Hij zei tegen haar dat ze in moest stappen en dat hij haar naar huis zou brengen. Ruth wilde niets met hem te maken hebben.

Hij deed iets waarvan we allemaal wisten dat je het nooit mocht doen – Ruth aanraken wanneer ze een aanval had.

Ruth ging hem als een bezetene te lijf. Ze beukte op zijn gezicht met haar accordeon, en schopte hem overal waar ze hem maar kon raken. Langsrijdende auto’s stopten om naar de vechtpartij te kijken.

En niemand kwam tussenbeide. De meesten van ons vonden dat Ruth geen beter slachtoffer had kunnen kiezen om in elkaar te slaan. Toen Dee zich even later wist te bevrijden, rende hij weg alsof zijn leven ervan afhing. Allemaal hadden we het gevoel dat het recht had gezegevierd.

Met Ruth ging het evenwel steeds slechter. Oom Rulon kreeg te horen dat ze volledig was doorgedraaid en hij stuurde Merrilyn naar huis om voor haar te zorgen.

Merrilyn had er echter een hekel aan om voor haar moeder te zorgen. Op een ochtend kwam Tammy voor het ontbijt naar beneden en hoorde ze Ruth als een klein kind krijsen. Ze ging Merrils kantoor binnen om te kijken wat er aan de hand was, en zag hoe Merrilyn haar moeder een pak slaag gaf. Uiteindelijk kroop Ruth snikkend, en met de armen om zichzelf heen geslagen, weg in een hoekje van het vertrek.

Tammy was geschokt. ‘Waarom geef je je moeder zo’n aframmeling?’

Merrilyn haalde haar schouders op. ‘Zo behandelt vader haar ook. Dat heeft hij altijd al gedaan, sinds ik nog maar een kleuter was. Wanneer ze zichzelf niet meer in de hand heeft slaat hij haar net zo lang verrot tot ze weer normaal wordt.’

Uiteindelijk werd Ruth voor een verblijf van twee weken in het ziekenhuis opgenomen.