Warren komt aan de macht

Al mijn zwangerschappen waren verschrikkelijk, maar de vijfde was de eerste die me bijna het leven kostte. Het begon net als anders met verschrikkelijk braken. Maar deze keer bleef ik menstrueren. Shirley, de verpleegkundige die mijn controles deed, zei dat het wel vaker voorkwam dat een vrouw na de bevruchting nog een keertje ongesteld werd. Ze luisterde naar de hartslag van de baby, zei dat alles normaal klonk en stuurde me naar huis.

Twee nachten daarna werd ik midden in de nacht wakker omdat ik doorweekt was. Ik deed het licht aan en zag dat ik echt onder het bloed zat. In bed lag een enorme plas. Ik had een bloeding. In paniek dook ik onder de douche, en de bloeding stopte.

De volgende dag ging ik gewoon naar school om les te geven. Ik dacht dat ik een miskraam had gehad en dat mijn zwangerschap was afgelopen. Maar ik bleef last houden van misselijkheid. Een week later liet ik me opnieuw door Shirley onderzoeken en ze schreef een echoscopie voor.

Op de foto was een gezonde baby te zien, maar ook dat de placenta van de wand van de baarmoeder was gescheurd. De placenta functioneerde maar voor vijftig procent. Ik was nog maar dertien weken zwanger. Shirley overlegde met de andere verpleegkundige die we hadden, en beiden waren het erover eens dat ik de rest van mijn zwangerschap in bed zou moeten doorbrengen. Het losgeraakte deel van de placenta zou blijven bloeden en dat zou tot krampen kunnen leiden waardoor nog meer van de moederkoek los zou kunnen raken. De verpleegsters waarschuwden me ervoor dat er een grote kans was dat de baby het niet zou overleven.

Als ik het bed moest houden, wie moest er dan voor mijn kinderen zorgen? Patrick, de jongste, was nog in de luiers en ik wist dat niemand de moeite zou nemen om hem vaker dan eenmaal per dag te verschonen. Ik wist dat de andere vrouwen me geen eten op bed zouden brengen, of erop toe zouden zien dat mijn kinderen voldoende te eten kregen. Daarbij vond ik het ook een afschuwelijke gedachte dat ik mijn tweede klas aan zijn lot zou moeten overlaten. Ik was aan mijn leerlingen gehecht geraakt. Maar dit was een kwestie van leven of dood.

Ik vroeg Merril om advies. Hij verweet me dat ik de zaak onnodig probeerde op te blazen en dat ik moest ophouden medelijden met mijzelf te hebben. ‘Welke moeder heeft niet alles over voor het leven van haar kind?’ Hij zei dat ik ontslag moest nemen en naar bed moest gaan. In zijn ogen was deze zwangerschap een test van God.

De daaropvolgende zes maanden bleef ik regelmatig bloedingen houden. Ik was zo verzwakt dat ik amper nog op mijn benen kon staan. Op een ochtend werd ik weer eens in een plas bloed wakker. Ik wist heel zeker dat ik dood zou gaan en vreesde dat dit de laatste dag was die ik met mijn kinderen zou kunnen delen.

Ik liet mijn twee jongste kinderen, LuAnne en Patrick, bij me komen. Ze waren al een week niet in bad geweest omdat ik daar te zwak en te ziek voor was geweest. Ik maakte een lekker schuimbad voor ze klaar en liet ze er lang in spelen. Ze hadden de grootste pret terwijl ik naast hen op de vloer van de badkamer lag. Vervolgens trok ik elk kind schone kleren aan. Mijn hoofd dreunde zo hard dat het voelde alsof er een moker op mijn hersens beukte. Ik stuurde de kleintjes weg om hun oudere broer en zus te halen. Ik zag niet in waarom ik in bed zou blijven als mijn baby en ik toch moesten sterven.

Toen alle kinderen bij me waren, nam ik ze mee naar het park bij ons huis. Ik zat op het bankje en keek huilend naar mijn spelende en schommelende kinderen. Ik wilde hun moeder zijn. Ik wilde ze zien opgroeien en de gedachte dat ik zoveel van hun levens zou moeten missen maakte me boos. Het was een verschrikkelijk idee om hen eenzaam en moederloos achter te moeten laten. Maar ik had ook heel erg met mijzelf te doen. Mijn ongeboren kind en ik waren stervende en er was niemand die zich er iets van aantrok. Mijn man zou me niet missen. Mijn zustervrouwen zouden blij zijn dat ze van me verlost waren. Mijn dood zou worden gezien als de wil van God en niemand zou vragen stellen en niemand zou om me treuren. De enige tranen die om mij vergoten zouden worden, waren de tranen die nu over mijn wangen rolden. Mijn kinderen waren in een uitgelaten stemming, en het was even ondraaglijk om hen zo te moeten zien als om niet naar hen te kijken.

Shirley had van Tammy gehoord dat het erg slecht met me ging. Tammy en Shirley waren zustervrouwen van oom Roy geweest. Tammy dronk koffie met haar en beklaagde zich over mij, maar Shirley, die wist hoe ernstig mijn conditie was, wist niet wat ze hoorde. Voor Shirley was het een zuiver medische kwestie en had het niets met religie te maken. Ze aarzelde geen moment en belde Merril om te zeggen dat hij me naar het ziekenhuis moest brengen. Hij deed heel ongeïnteresseerd en Shirley begreep meteen dat hij geen poot uit zou steken. Toen ze Merril de volgende dag tijdens een openbare bijeenkomst zag, sprak ze hem erop aan in het bijzijn van een aantal mensen van wie ze wist dat hij graag indruk op ze wilde maken. Ze zei dat ik zo snel mogelijk naar het ziekenhuis moest als hij niet zowel zijn vrouw als zijn ongeboren kind wilde verliezen.

Ik kon niet zelfstandig naar het ziekenhuis – mijn man moest er toestemming voor geven. Alle leden van het vrijwillige ambulancepersoneel van Colorado City en Hildale waren lid van de FLDS. Het gevolg daarvan was dat ze zich nooit zomaar zouden inlaten met iemands familie, en dat ze ook nooit zomaar een vrouw – of haar kind – naar het ziekenhuis zouden brengen zonder dat haar man daar toestemming voor had gegeven.

Door Shirleys optreden zag Merril zich genoodzaakt me naar het ziekenhuis te sturen, en een uur later was ik onderweg. De dokter wilde de baby niet halen omdat het kindje nog te klein was en zijn longetjes nog niet ver genoeg ontwikkeld waren. Op dat moment was ik drieëndertig weken zwanger. In het ziekenhuis knapte ik snel op dankzij behoorlijk eten en de nodige vloeistoftoevoer. Ik bleef er vier weken en toen werd Andrew – mijn vijfde kind en derde zoon – met een keizersnede geboren. Hij was klein en prematuur, maar hij at goed en groeide als kool. Het was een wonder dat hij leefde. Shirley zei dat ze nooit had verwacht dat ik Andrew zo lang zou dragen. En gelukkig mocht alleen Merril er maar bij zijn tijdens de geboorte.

Toen ik voor nabehandeling weer bij Shirley was, bekende ik dat ik me zorgen maakte over een volgende zwangerschap. Ze zei dat er geen enkele reden was waarom een volgende zwangerschap problematisch zou zijn, en gaf me de verzekering dat ik me nergens zorgen om hoefde te maken. Ze vergiste zich. Ik zou nog drie keer zwanger worden, en alle drie die keren stond mijn leven op het spel.

Door mijn zwangerschap van Andrew was ik mij een stuk minder zeker gaan voelen. Ik had vijf mooie en gezonde kinderen van wie ik zielsveel hield, maar ik was als de dood om opnieuw zwanger te worden. Ik wilde anticonceptie, maar kon er niet aan komen. De FLDS geloofde dat als een vrouw anticonceptie gebruikte om te voorkomen dat er kinderen geboren konden worden, ze daar in haar volgende leven voor zou boeten door kinderloos te blijven en dat ze tot in de eeuwigheid slavin van haar man en zijn andere vrouwen zou moeten zijn.

Het gebrek aan stabiliteit in mijn persoonlijke leven werd weerspiegeld in de vele ingrijpende en vaak ook bizarre veranderingen die zich binnen de gemeenschap voltrokken. In 1995 was Warren Jeffs niet meer uit ons dagelijks leven weg te denken. Hij oefende een subtiele, maar niet te ontkennen invloed op ons uit. Dat vond ik vreemd, want binnen de FLDS waren een heleboel mannen die feitelijk meer macht hadden dan hij. Maar hij was de lievelingszoon van oom Rulon, en de profeet zei regelmatig dat Warren namens hem sprak.

Warren sprak echter heel anders dan zijn vader. Het begon in Salt Lake City, waar hij nog steeds werkzaam was als het hoofd van een particuliere FLDS-school, en lesgaf in de geschiedenis van het priesterschap. De lessen werden op bandjes opgenomen, en op een dag kregen we bezoek van Tammy’s zusje die heel enthousiast vertelde over wat er niet allemaal aan informatie op die bandjes stond. Ik begreep werkelijk niet waarom iemand interesse zou kunnen hebben voor iets wat Warren Jeffs te zeggen had. Tammy’s zusje zei dat deze bandjes niet voor iedereen beschikbaar waren, en dat ze alleen door enkele geprivilegieerden gekocht konden worden.

Andere mensen die ze gehoord hadden vonden ze walgelijk en zeiden dat er voornamelijk racistische uitspraken op stonden. Hij beweerde dat de negers op aarde waren gezet om het kwaad in stand te houden.

Ik besloot de bandjes zelf af te luisteren. Warren baseerde zijn lessen op de grondbeginselen van de doctrine van de FLDS. Hij sprak op een vreemde manier – alsof hij in trance was – die bedoeld leek om de luisteraar te hypnotiseren. Op een van de bandjes beschreef hij hoe God iedereen op het noordelijke en zuidelijke Amerikaanse continent zou vernietigen. Vervolgens gaf hij een lange lijst van dingen die iemand moest doen alvorens hij of zij van de aarde opgenomen zou kunnen worden.

Wie op verrijzenis hoopte moest zich voortdurend bewust zijn van een brandend verlangen in zijn borst, en dit branden was de geest van God. De bandjes werden juist door het exclusieve karakter ervan waanzinnig populair en iedereen probeerde ze te bemachtigen.

Warren sprak in de kerk en weidde er verder over uit hoe dat brandende gevoel vanbinnen aangaf dat iemand weldra opgenomen zou worden. Zij die het niet hadden zouden net als de slechte mensen vernietigd worden.

Rond deze tijd besloot Warren dat de kleur rood uit de gemeenschap moest verdwijnen. Hij liet weten dat het dragen van rode kleren ongepast was en dat we thuis ook geen rode voorwerpen mochten hebben, omdat rood de kleur was die gereserveerd was voor onze Heer en Redder, Jezus Christus. Hij predikte dat wanneer Jezus Christus op aarde terug zal keren, hij dat in een rode mantel zal doen, en dat het dragen van die kleur vóór Christus’ wederkomst onheilig was.

Die verkondiging deed hij op een zondag in de kerk, en allen die iets roods aanhadden gingen rechtstreeks naar huis om zich te verkleden. Andere families brachten elk rood voorwerp dat ze bezaten naar de container. Het was een zware belasting voor die families die maar weinig geld hadden. Kinderen raakten heel wat kleren, jassen en laarzen kwijt. Vrouwen met de kleur rood in hun jurk moesten ze wegdoen, en voor sommigen betekende dit dat ze een groot deel van hun garderobe kwijtraakten. Niet alle families reageerden even resoluut. Er waren er die besloten de spullen met rood erin op te gebruiken of af te dragen en ze dan pas weg te gooien.

Een van de leraressen zei tegen haar leerlingen dat rood geen slechte kleur was, dat het juist een prachtige tint was. De leerlingen gaven dit door aan hun ouders. De ouders klaagden, eisten dat de lerares – die geen lid was van de FLDS – hun geloof respecteerde, en eisten dat rood uit de klas verwijderd werd.

Merril had altijd van rood gehouden. Bij ons thuis werden alle kasten uitgemest en het grootste deel van de rode kleren moest eraan geloven. Die avond keek ik naar de ondergaande zon – het was een ware explosie van rode, roze en oranje tinten. Als God wilde dat rood uitsluitend was voorbehouden aan Jezus Christus, waarom kleurde hij er dan de hele hemel mee?

Toen we later die week met een stel bij Linda op de koffie waren, kwam het thema van het hebben van een brandend gevoel in je borst als bewijs van rechtschapenheid, opnieuw ter sprake. Jayne, mijn stoutmoedige nicht met wie ik als kind apocalypsje had gespeeld, gaf de aftrap. ‘Dames, ik heb een vraag. Wie kan me iets meer vertellen over dat brandende gevoel in je borst? Ik dacht namelijk altijd dat het gewoon maar een ontstoken borstklier was. (Een ontstoken borstklier, of mastitis, komt vrij veel voor bij moeders die de borst geven.) Iedereen schoot in de lach. Iemand vroeg Jayne waar ze het lef vandaan haalde om de vereisten om opgenomen te worden op die manier belachelijk te maken. ‘Nou,’ zei ze, ‘als ik een borstontsteking moet hebben om opgenomen te worden, dan bedank ik voor de eer en ga ik veel liever met de goddelozen ten onder!’

Vanaf dat moment kreeg het gesprek een andere klank, en spraken we over het nieuwe extremisme dat zich binnen de gemeenschap verbreidde. Radicale veranderingen waren we gewend, maar zo erg als het nu was, hadden we het nog nooit beleefd. Een van de vrouwen vertelde een beangstigend verhaal over een van de politieagenten van de FLDS. (Het volledige politiekorps binnen de gemeenschap was lid van de FLDS, hetgeen het er voor een vrouw die wilde ontsnappen extra moeilijk op maakte aangezien ze van de kant van de politie geen enkele hulp hoefde te verwachten. Het melden van lichamelijke mishandeling was al even zinloos, want de politie trok toch altijd partij voor de echtgenoot.)

Zelden had ik zo’n verontrustend verhaal gehoord als die ochtend. De agent wilde zijn vrouw een lesje in gehoorzaamheid geven, en daartoe nam hij haar mee naar de ranch van Steeds. Daar zette hij haar bij een stier in een omheind weitje, waarna hij een touw om de nek van de stier knoopte. Tegen zijn vrouw, die zwanger was, zei hij dat ze, op bevel van haar hoofd van de priesterschap, de stier met het touw in bedwang moest houden. Ze probeerde de stier op de plek te houden, maar het beest ging ervandoor en zeulde haar net zo lang achter zich aan tot ze het touw losliet.

Haar man stapte het weitje weer in, drukte haar het touw opnieuw in de handen en zei dat ze het goed vast moest houden. Maar de stier trok zich los en de man ontstak in woede. Bij de derde keer knoopte hij het uiteinde van het touw om haar middel zodat ze het niet kon laten schieten, en ook nu kon ze het dier weer niet de baas. De stier sleurde haar achter zich aan waarbij ze zulk ernstig letsel opliep dat ze de baby verloor – en dat was háár schuld omdat ze zo ongehoorzaam was geweest.

Na afloop van het verhaal zei ik tegen de groep dat ik een brandend gevoel in mijn borst had – van verlangen om de man te vermoorden. De anderen waren het met me eens, en we spraken erover wat we zouden moeten doen als we ooit door die agent werden aangehouden. Het verhaal deed op grote schaal de ronde door de gemeenschap, want het was de stiefmoeder van de agent ter ore gekomen, en die was zo intens verontwaardigd over wat hij zijn vrouw had aangedaan, dat ze het aan anderen begon te vertellen. Niemand ging met het verhaal naar de overheid omdat we wisten dat de vrouw het toch zou ontkennen. We wisten allemaal dat we machteloos waren wanneer het ging om het verdedigen van onze rechten. Ik vreesde dat het een voorbeeld was van de algemene hysterie die steeds extremere vormen aannam. Deze agent had het concept van ‘volmaakte gehoorzaamheid’ in het criminele getrokken.

De gehoorzaamheid die Warren predikte stond gelijk aan de volledige onderwerping van de vrouw aan haar man. Hij zei dat vrouwen niet buitenshuis mochten werken en uitsluitend met toestemming van hun man het huis mochten verlaten.

We hadden onze koffieochtenden altijd heel stil gehouden, maar nu wisten we dat we nog voorzichtiger moesten zijn. We probeerden bij alles wat we deden zo min mogelijk de aandacht te trekken, en ondertussen volgde de ene van hogerhand opgelegde verandering de andere op. Nu Jeffs had besloten dat vrouwen niet meer buitenshuis mochten werken, werd het voor veel gezinnen moeilijk om de eindjes aan elkaar geknoopt te krijgen.

De door Warren Jeffs bevolen veranderingen werden gehoorzaamd omdat we allemaal geloofden dat hij de stem van de profeet, van oom Rulon, was. Niemand verzette zich tegen de onderdrukkende maatregelen die werden uitgevaardigd. Integendeel, de algemene mening was dat we uitverkoren waren tot een grotere verdieping van het geloof. Het was geen onderdrukking, het was Gods gratie. God gaf ons via de profeet en zijn woordvoerder, Warren Jeffs, een nieuwe en betere manier om hem nog trouwer te kunnen zijn.

Mensen die, zoals ik, deze veranderingen met angstige ogen bezagen en gevaar roken, hielden hun mond. Het was niet langer veilig om uit te spreken wat je dacht. Vrouwen mochten tegenwoordig niet eens meer zonder hun man boodschappen doen. Onze man was onze heer en oppermeester, die naar eigen inzicht over ons leven kon beschikken. Als je nu als vrouw een kamer binnen wilde waar je man zich bevond, moest je eerst tot God bidden en hem vragen of hij je dezelfde geest wilde verlenen als je man.

Dit beschouwde ik als een behoorlijk dilemma, want wanneer ik een kamer binnen wilde waar Merril was, was hij meestal in een opvallend slechte bui. Als ik dezelfde geest zou moeten hebben als hij, dan was de kans groot dat er gewonden zouden vallen. Het gevolg daarvan was dat ik deze doctrine besloot te negeren.