Baas over mijn eigen leven

Na mijn bevalling van Harrison kon ik voor het eerst sinds lange tijd thuisblijven zonder aan het werk te moeten. Inmiddels had ik al ruim een jaar niet echt meer thuis gewoond, en ik schrok bij het zien van de mate waarin Warren Jeffs’ invloed op de FLDS nog verder was toegenomen.

Ik had, op mijn kamer, een verzameling van driehonderd kinderboeken gehad. Ik hield van boeken. Boeken waren voor mij het enige venster dat uitkeek op een wereld die zo anders was dan de mijne. Ik genoot ervan mijn kinderen verhalen voor te lezen. Het waren hele bijzondere uurtjes die we op die manier deelden – momenten van tederheid die op andere gebieden van ons leven niet bestonden.

In 1998 had Warren verordend dat alle wereldse lectuur vernietigd moest worden. Tijdens mijn afwezigheid had mijn familie al mijn boeken uit de kast gehaald en weggegooid. Al mijn boekenkasten waren leeg – mijn dierbare boeken waren verdwenen. Ik was er kapot van en treurde om het verlies. Ik was een trouwe verzamelaarster van de boeken die met de Newbery Award waren onderscheiden. Er was er niet één van over. De enige boeken die ze hadden laten staan waren prentenboeken van dieren.

De manier waarop er inbreuk op mijn privacy was gemaakt voelde als een ontering.

In zeker opzicht was ik in Caliente verwend geweest, want daar had ik de was kunnen doen wanneer ik maar wilde. Dat mag de meeste mensen niet als een luxe voorkomen, voor mij was het hemels.

De was doen bij Merril thuis was een straf. De drie wasautomaten die we hadden waren altijd kapot. We hadden ook een grote, industriële wasmachine, maar die had een uiterst traag en tijdrovend programma. Ruth had de gewoonte om – waarom, dat is me tot op heden een raadsel – naar beneden te gaan, mijn wasgoed uit de wasmachine te halen en het op de grond te gooien.

Ik nam me voor geen ruzie te maken over het wassen. Mijn vader had thuis een veel betere machine en hij had er geen enkel bezwaar tegen dat ik de was daar deed. Binnen drie uur tijd kon ik voor ons achten de hele was doen.

Merrils vrouwen beklaagden zich. Merril riep me bij zich in zijn kantoor en eiste een verklaring. Ik zei dat het gemakkelijker was om de was bij mijn vader thuis te doen en dat hij er geen bezwaar tegen had. Merril zei dat ik, als ik werkelijk volgens zijn wensen wilde leven, echt wel een manier zou kunnen vinden om de was in zijn huis te doen. Daar gaf ik hem gelijk in, maar ondertussen wist ik dat ik gewoon bij mijn vader zou blijven wassen. Het was een stapje onder zijn tirannie en onderdrukking vandaan.

Na negen jaar vonden Linda’s clandestiene koffieochtenden nog steeds plaats. Ik ging zo vaak als ik kon. Het was een van de weinige gelegenheden waarbij we vrijelijk konden spreken over wat er binnen onze gemeenschap gebeurde. Tijdens een van die bijeenkomsten vroeg Linda of we al gehoord hadden wat een van Warrens meest recente vrouwen tijdens de bevalling van haar eerste kind was overkomen.

Ik zei dat, als het weer zo’n verhaal van naaischaren en tandfloss was, ik het niet wilde horen. ‘Het is nog erger,’ zei Linda. ‘Deze keer heeft de baby het niet overleefd.’ Warrens vrouw was in Salt Lake City toen de weeën begonnen. Warren was in Colorado City. Vele uren later was de baby er nog steeds niet. De vroedvrouw belde en belde naar Warren om te vragen of ze zijn vrouw naar het ziekenhuis mocht laten gaan. Hij weigerde. Linda vertelde dat de bevalling meer dan een hele dag duurde en dat de baby ten slotte was gestorven. Toen de vroedvrouw Warren belde om dat te vertellen, en zei dat zijn vrouw ook zou sterven als ze niet heel snel naar het ziekenhuis werd gebracht, gaf hij uiteindelijk toe, maar tegen zijn vrouw zei hij dat de dood van haar kindje de wil van God was geweest.

Er viel een diepe stilte in Linda’s woonkamer. Na lange seconden zei iemand: ‘Als de leider van onze gemeenschap zo egoïstisch is dat hij zijn eigen kind laat sterven, dan ziet het er voor ieder van ons wel heel somber uit.’ We pakten onze spullen bij elkaar en gingen weg. Wat viel er nog te zeggen? Als iemand ons ooit zo over Warren zou horen praten, waren we ons leven niet zeker.

Ik nam een omweg naar huis, stopte bij het park en ging met Harrison in mijn armen in het gras zitten. Ik herinnerde me hoe ik dertien jaar geleden, kort nadat ik met Merril was getrouwd, naar mijn moeder was gegaan en haar had verteld hoe ongelukkig ik was. Mijn huwelijk was een ondraaglijke hel. Ze zei me dat ik mijn man trouw moest zijn en dat ik van hem kon leren houden. Ik geloofde haar, met het gevolg dat ik gedurende dertien jaar al mijn emoties had onderdrukt. Hoewel ik wist dat mijn uiterlijke wereld op instorten stond, probeerde ik innerlijk zo veel mogelijk mijn kalmte te bewaren.

We hadden geleerd dat een huwelijk op aarde tussen een man en een vrouw soms niet succesvol was. Maar in de hemel was het dat wel, want in het volgende leven zouden de man en de vrouw in staat zijn elkaar te zien als de fantastische mensen die ze in werkelijkheid waren. In dit leven kon het gebeuren dat een man zich niet bewust was van de offers die zijn vrouw bracht, maar in het volgende leven erkende hij alles wat ze voor hem had gedaan en hield hij van haar. De vrouw aanbad haar man als de god die hij was. Zodra ze het vermogen had ontwikkeld om zijn verhevenheid te erkennen, zou ze hem alles kunnen vergeven wat ze hem voordien had kwalijk genomen. Ze zou zich voor hem op de knieën laten vallen en hem in zijn volle glorie aanbidden en bewonderen.

Mijn maag draaide zich om in het besef dat ik dit daadwerkelijk had geloofd. Dertien jaar lang had ik alles gedaan wat in mijn vermogen lag om een succes van mijn huwelijk te maken, en dat terwijl mijn man een monster was. Ik had geloofd dat, als ik maar echt mijn uiterste best zou doen en deed wat er van me verlangd werd, mijn huwelijk vanzelf beter zou worden en dat Merril en ik uiteindelijk in staat zouden zijn om van elkaar te houden.

Ik had geloofd dat ik verdoemd was als Merril me in het leven na de dood niet als zijn vrouw wilde. Als ik het hem in dit leven niet naar de zin maakte, lag het in zijn vermogen om mij tot in de eeuwigheid tot zijn slavin en tot de slavin van al zijn vrouwen te maken. En dit bracht mij tot wat we binnen de FLDS het meeste vreesden: de tweede dood. De tweede dood voltrekt zich na het sterven wanneer iemands geest voorgoed en voor eeuwig komt te overlijden. Een dergelijke geest wordt met alle andere kwade geesten verstoten om ten tweede male te sterven. Die tweede dood voltrekt zich niet meteen, maar kan soms wel duizend jaar op zich laten wachten – duizend jaar waarin deze geest gedwongen wordt de meest gruwelijke martelingen te ondergaan.

Terwijl ik zo, met mijn slapende zoontje in mijn armen, in het park zat, dacht ik aan James – die geschifte, malle James die van ratelslangen hield, maar die wel nachtenlang over het hotelterrein had gepatrouilleerd om ervoor te zorgen dat Jason me niets aan zou doen. Ik wist dat ik veel liever tien eeuwigheden met een man als hij zou doorbrengen, dan met Merril.

In dertien jaar tijd had ik Merril zeven kinderen geschonken. Mijn laatste drie zwangerschappen waren levensbedreigend geweest. Maar dat weerhield hem er niet van me ten overstaan van zijn gasten te vernederen, en te lachen wanneer Tammy het verhaal vertelde hoe hij geprobeerd had van me af te komen.

Ik had al mijn verdiende geld aan hem afgedragen. Ik had zijn eten gekookt en zijn huis schoongemaakt. Elke week had ik seks met hem. En wat was mijn loon? Haat en vernederingen. Ik kon me geen erger lot voorstellen dan de eeuwigheid met hem en mijn zustervrouwen te moeten delen.

Warren Jeffs was al evenmin iemand in wiens nabijheid ik in de eeuwigheid wilde vertoeven. De hel was een betere optie voor mij dan alles wat er op aarde bestond. Voor mij was de maat vol – ik weigerde me nog langer in lichaam, ziel en geest aan Merril Jessop te offeren. Wat de gevolgen ook mochten zijn, ik vertikte het om nog langer een slachtoffer van zijn tirannie te zijn.

Cottonwood Park was een vredige plek, die middag. Harrison lag lekker te slapen. Maar ik was veranderd. Ik keek op naar El Capitán, de bergtop die boven onze gemeenschap uit torende. Als kind had ik die bergtop van rode zandsteen altijd beschouwd als een gordijn dat ons beschermde tegen het kwaad van een onbekende en angstaanjagende wereld.

Nog steeds was ik bang voor buitenstaanders en de wereld die ik niet kende. Maar nu voelde El Capitán als een muur die me gevangen hield in een wereld van onderdrukking en ellende.

Nog nooit eerder had ik overwogen mijn geloof, mijn familie, mijn gewoonten en mijn overtuigingen de rug toe te keren. Het was het enige wat ik ooit had gekend. Zou het het waard zijn, om alles op te geven? Ik had geen idee, en alleen al de gedachte aan een leven buiten de mij vertrouwde gemeenschap was ronduit angstaanjagend.

Maar het was me inmiddels wel duidelijk dat Merril me in het leven na de dood niet aan zijn zijde zou willen hebben. Als er op aarde niets tussen ons was, dan kon er in de eeuwigheid ook niets tussen ons zijn. En in dat geval zou ik net zo goed op zoek kunnen gaan naar een zo goed mogelijk bestaan op aarde.

Bij thuiskomst ging ik regelrecht naar mijn kamer. Merril kwam die avond bij me en hij wilde met me slapen. Als gevolg van mijn levensbedreigende zwangerschap van Harrison hadden we al meerdere maanden geen seks gehad. Ik had geen enkele behoefte aan lichamelijk contact met hem. In bed legde ik Harrison tussen ons in.

‘Als je wilt dat ik je aanraak, zul je die baby ergens anders neer moeten leggen,’ zei Merril nadrukkelijk.

Alsof ik hem niet gehoord had draaide ik me met mijn rug naar hem toe op mijn zij en ging slapen.

Merril was woedend toen hij de volgende ochtend mijn kamer verliet. Ik haalde opgelucht adem toen de deur achter hem was dichtgevallen. Als het aan mij lag zou hij me nooit meer aanraken. Van mijn leven niet meer. Als ik toch naar de hel zou gaan, was er geen enkele reden waarom ik het Merril nog naar de zin zou moeten maken.

Ik stapte onder de douche en begon te trillen. In al die dertien jaar was dit de eerste keer dat ik Merril had afgewezen. Terwijl ik elke centimeter van mijn lichaam boende, realiseerde ik me dat het míjn lichaam was. Ik had mijn lichaam terug. Van nu af aan zou ik nooit meer een man tegen mijn zin aan mijn lijf laten komen, en ik zou me ook nooit meer als oud vuil laten behandelen. Het zou gemakkelijker zijn om Merrils geestelijke mishandeling te verdragen als ik niet ook nog eens seks met hem hoefde te hebben.

Onder het afdrogen realiseerde ik me dat ik me bevrijd voelde.

De eerste paar maanden deed Merril alsof ik niet bestond, en dat was heerlijk, want de andere vrouwen deden eveneens alsof ik lucht voor ze was. Tammy had altijd gezegd dat ze liever mishandeld dan genegeerd werd. Dat heb ik nooit begrepen. Door het feit dat de anderen deden alsof ik er niet was voelde ik me juist veilig, en daardoor ook een stuk gelukkiger. Met een blik op de rozerode rotswand van El Capitán bedacht ik glimlachend dat mijn gevangenis achteraf bezien eigenlijk reuze meeviel. Het meest wonderbaarlijk was nog wel dat mijn vrijheid te danken was aan het feit dat ik besloten had om niet voor de eeuwigheid, maar voor de hel te kiezen.

Na een paar maanden kwam Merril op een avond weer naar mijn kamer. Ik negeerde zijn avances, en uiteindelijk liet hij me tot het eind van de zomer met rust.

Het was beslist geen uitzondering dat Merril, wanneer hij thuis was, iedereen opriep voor het familiegebed, en dan interesseerde het hem helemaal niet of de kinderen op dat moment al in bed lagen. Meestal kwam die oproep tussen tien en halfelf ’s avonds. Merril was totaal ongevoelig voor de tijdschema’s die in zijn huishouden werden aangehouden, of voor het feit dat kleine kinderen op vaste tijden naar bed moesten. Slapende kleintjes werden uit bed gehaald, want niemand in huis had het recht om Merrils oproep te negeren.

Gebedstijd was het moment waarop Merril zijn familie terroriseerde.

Het begon ermee dat hij, geflankeerd door zijn vrouw, ontspannen op een luie stoel zat. De rest van de familie moest verplicht op de knieën zitten. Merril gaf een preek, en na afloop nodigde hij de familie uit dingen te vertellen die hij moest weten. Hij had dat nog niet gezegd of Barbara nam het woord om iets te vertellen wat een vrouw of een kind had gedaan waarvan ze bij voorbaat wist dat Merril het als ongehoorzaamheid zou beschouwen.

Merril luisterde en aarzelde niet om degene die door Barbara was uitgekozen in het bijzijn van iedereen te vernederen en aan de schandpaal te nagelen. Deze keer werden Merrils jongere dochters op de korrel genomen. Merril gaf ze de volle laag zonder naar hun kant van het verhaal te luisteren. Elke dochter kreeg ervan langs, met uitzondering van Betty. Betty was Merrils oogappel. Hij excuseerde zich voortdurend voor het feit dat ze zo volmaakt was.

Ruthie, een van Merrils dochters, merkte op dat Betty even schuldig was als zij allemaal. Daarop liet Merril Ruthie weten dat ze zich schuldig maakte aan het proberen te verbergen van haar zonden door Betty te verklikken. Betty was onaantastbaar.

Twee uur lang bleef Merrils familie geknield zitten luisteren naar Barbara’s tirade over hoe onmogelijk zijn kinderen wel niet waren. Hij nam een kind net zo lang onder vuur tot hij of zij in tranen was uitgebarsten. Nadat Barbara alle kinderen had gehad, ging ze verder met het klagen over haar zustervrouwen en over hoe onmogelijk traag ze waren met het opruimen van de tafel na het avondmaal. We lieten ons allemaal een standje geven en het kwam niet bij ons op iets terug te zeggen om onszelf te verdedigen.

Na afloop van het ‘gebed’ vergaarde ik mijn kinderen en bracht ze terug naar bed. Toen ik de woonkamer binnenkwam zag ik hoe Ruthie Betty te lijf ging. Ze zag eruit alsof ze haar wilde vermoorden. Ik schreeuwde tegen haar dat ze moest ophouden. Ze liet Betty’s arm los en trok een gezicht alsof ze de onschuld zelve was.

In niet mis te verstane termen zei ik tegen Ruthie dat ze in het vervolg van Betty af moest blijven. Hiermee maakte ik haar tot mijn vijand. Ze wist dat ik het nooit zou toelaten dat ze een van mijn kinderen ook maar iets aandeed, en het enige wat ze kon verzinnen was om de haverklap naar Barbara rennen om haar iets te verklikken wat ik misdaan zou hebben.

Tegen de herfst begon de familie druk op me uit te oefenen om terug te keren naar het motel in Caliente. Tammy had genoeg van het managen van het bedrijf en wilde weer les gaan geven. Ik deed alsof ik de suggesties niet hoorde. Maar afgezien van mij had Merril niemand anders om het motel te runnen. En ik weigerde terug te gaan.

Merril wist dat hij bijna geen invloed meer op me had. Hij begon weer naar mijn kamer te komen. Gemiddeld een keer per week kroop hij ’s avonds bij me in bed, maar maakte geen aanstalten om me aan te raken. Volgens mij fantaseerde hij erover dat ik iets van hem zou willen, maar dat gebeurde natuurlijk nooit, en de volgende ochtend was hij altijd woedend.

Wanneer ik hem mijn kamer zag verlaten moest ik altijd weer denken aan wat James van hem had gezegd: ‘Schatje, voor hem ben je alleen maar een brok vlees.’

Maar ik was niet langer een brok vlees waar Merril zich seksueel op kon uitleven.

Nu begonnen ook Merrils kinderen te zeuren dat ik terug moest naar Caliente. Zijn tienerdochters begonnen me uitbranders te geven omdat ik hun vader ongehoorzaam was. Een van hen zei dat ik het recht niet had om hier bij hen in huis te wonen en hun moeder te zijn als ik niet deed wat Merril van me wilde.

‘Ach, dat noem ik nog eens interessant,’ zei ik tegen haar. ‘Ik kan me niet herinneren dat ik hier in huis ooit een moeder ben geweest, want moeders dienen met respect behandeld te worden.’

Een paar dagen later kwam ik de keuken in en hoorde Ruth tegen een aantal van Merrils dochters zeggen: ‘Vader heeft gezegd dat hij het nog even wil aanzien met moeder Carolyn, maar als ze niet heel snel weer uit zichzelf in het gareel komt zal hij persoonlijk een eind maken aan dat verzet van haar.’

Ik keek Ruth aan en zei: ‘Dat is goed om te weten. Ik zou vaker moeten luisteren naar wat jij tegen de meisjes zegt, want dan hoor ik nog eens wat.’

Ruth werd knalrood en haastte zich op hoge poten de keuken uit.

Niet één keer zei Merril recht op de man af dat ik terug moest naar Caliente, en uiteindelijk liet hij Truman, Barbara’s tweede zoon, de boodschap overbrengen. Tammy kwam terug naar Colorado City en probeerde met dat geroddel van haar weer bij mij in een goed blaadje te komen.

Ze had een nauwe band met enkele van de dochters die Merril aan oom Rulon had uitgehuwelijkt, en ze voerden haar informatie die ze maar al te graag zo snel mogelijk doorvertelde. ‘Heb je al gehoord dat een van oom Rulons oudere vrouwen overspel heeft gepleegd?’ vroeg ze op zekere middag.

‘Toe zeg,’ zei ik, ‘dat weet toch iedereen.’

‘Nee, nee, dat geval bedoel ik niet,’ zei Tammy. ‘Ze heeft het drie keer gedaan. Twee keer met haar muziekleraar en toen nog die keer toen ze geweigerd had om met oom Rulon te slapen.’ Binnen de FLDS werden zelfbevrediging en het weigeren van je man als het plegen van overspel beschouwd.

Ik had sterk het gevoel dat ze een bepaalde kant op wilde met dit gesprek, en al snel bleek dat ik me daarin niet vergiste.

‘Oom Rulon zegt dat als een vrouw weigert om seks te hebben met haar man,’ ging ze verder, ‘ze de zonde van afwijzing van genegenheid begaat. Dat staat in haar hart gelijk aan overspel, en dat is een doodzonde – net als het hebben van seks met een man die niet haar echtgenoot is.’

Ineens begreep ik het. Tammy wist dat ik niet met Merril sliep. En als zij dat wist, dan wisten al Merrils dochters die met Rulon waren getrouwd dat ook.

Ik was schuldig. Ik had, volgens de FLDS, een doodzonde begaan door te weigeren met Merril te slapen. Vergeving was uitgesloten. Het was me alleen niet duidelijk waarom Tammy me dit vertelde.

Een paar weken daarna passeerde ik de keuken waar Barbara en Tammy samen zaten te praten. Ik hoorde Barbara mijn naam zeggen en toen zag ik haar het hoofd schudden. ‘Een vrouw die een persoonlijke relatie hoopt te hebben met haar man, vergist zich. Dat is een wereldse gewoonte en die kunnen we hier niet toestaan.’ Ik concludeerde dat ze dacht dat ik geen seks meer met Merril wilde hebben omdat er verder helemaal niets tussen ons was. Nog nooit had hij zich naar mij toe als een echtgenoot gedragen. Ze dachten kennelijk dat het iets voelen voor de man met wie je sliep zo’n ‘wereldse gewoonte’ was die uitgebannen moest worden.

Niet lang daarna belde Merril me van zijn kantoor. ‘Carolee, hoe is het met je?’ Ik zei dat het goed met me ging. Vervolgens vertelde hij dat de school om leerkrachten zat te springen en dat hij er niets op tegen had als ik weer les zou willen geven. Hij zei dat hij ze had beloofd dat ik er later op de dag langs zou gaan om de mogelijkheid met hen te bespreken. ‘Hoe vind je dat?’

Ik zei nee. Ik zei dat ik geen les meer wilde geven.

Dit was de eerste keer dat ik het woordje ‘nee’ tegen Merril Jessop gebruikte. Ik had geweigerd om seks met hem te hebben en had dingen op mijn eigen manier gedaan, maar dat ene woordje van drie letters had ik nog nooit hardop tegen hem uitgesproken. Hoeveel verzet zat er in de combinatie van een enkele medeklinker en twee klinkers?

Er viel een stilte aan de andere kant van de lijn.

Ik vond dat, als Merril wilde dat ik in het onderwijs was gebleven, hij mijn charterschool had moeten steunen.

‘Wil je dat ik je bij Alvin belachelijk maak door te vertellen dat je weigert naar je man te luisteren?’

Ik zei niets. Alvin was de directeur van de school die samen met mij keihard aan het project van de charterschool had gewerkt. Het liet me ijskoud wat Alvin – of wie dan ook – van me dacht. Ik had schoon genoeg van Merril en zijn bespottelijke intimidatiespelletjes.

Er werd niet meer gesproken over mijn terugkeer naar het onderwijs. Merril bleef naar mijn kamer komen. Ik bleef weigeren om seks met hem te hebben. Hij nam me mee op reis en deed verschrikkelijk verliefd in het gezelschap van andere stellen. Hij wist dat ik in het openbaar zijn avances niet zou durven weigeren.

Eenmaal weer thuis veranderde hij van tactiek en begon hij mijn kinderen te mishandelen. Hij stuurde ze onder het eten van tafel en zei dat ze geen recht hadden op eten. De smoes was de een of andere onbeduidende overtreding die ze in de loop van de dag hadden begaan. De andere vrouwen vatten dit op als groen licht. Ze zeiden tegen mijn kinderen dat ze, omdat ik hun vader niet gehoorzaamde, niet naar mij mochten luisteren, en dat ze, als ze dat wel deden, daarvoor gestraft zouden worden.

Nu moest ik stiekem proberen om mijn kinderen te eten te geven. Ik probeerde ze zo dicht mogelijk bij me in de buurt te houden, maar er waren momenten waarop ik ze niet kon beschermen. Soms speelden ze met Barbara’s kinderen en dan zocht ze naar aanleidingen om hun ergens straf voor te geven. Ze werden steeds wreder behandeld en ik moest een manier zien te vinden om daar een eind aan te maken.

Seks. Het was het enige middel dat ik tot mijn beschikking had. Ik besloot om, wanneer Merril weer bij me zou komen, seks met hem te hebben om te zien of de wreedheden daarmee zouden ophouden. Zo niet, dan ging ik weg.

De eerstvolgende keer dat Merril mijn kamer binnenkwam legde ik Harrison in zijn wieg. Ik bood geen verzet toen hij zijn kleffe handen op mijn borsten legde. Ik haatte het gevoel van zijn ademhaling op mijn huid. Ik gebruikte mijn lichaam om mijn kinderen te redden – en het werkte.

Merril was bijna uitzinnig van blijdschap de volgende ochtend. Enkele minuten nadat hij mijn kamer had verlaten, belde hij me vanuit zijn kantoor en nodigde me uit om samen met zijn andere vrouwen koffie te komen drinken.

Tammy en Barbara zaten naast Merrils bureau. Ze nipten van hun koffie. Barbara reikte me een kopje aan. Ik voelde me alsof ik opnieuw in mijn gevangeniscel werd opgesloten. Merril maakte grapjes waar we allemaal om moesten lachen. Ruthie, Ruths dochter, kwam het kantoor binnen en zei dat mijn zoon Patrick niet naar haar luisterde. Ze deed alsof ze ons een gunst bewees door hem een pak slaag te geven.

Merril lachte zenuwachtig en excuseerde de kleine Patrick. Ik ging rechtop zitten en schonk hem een glimlach. Merril en ik hadden een stilzwijgende overeenkomst. Ik gaf hem seks in ruil voor de bescherming van mijn kinderen.

Op dat moment geloofde ik nog steeds dat mijn kinderen beter af waren wanneer ze opgroeiden met hun halfbroers en -zusjes, dan alleen met mij in een wereld die we niet kenden. Ik verbeeldde me dat het beter was om te leven in een omgeving met een bekende vijand, dan in eentje die vreemd, angstaanjagend en nieuw was.

Maar verder dan seks met Merril wilde ik niet gaan. Hij moest niet denken dat hij me nu ineens weer als een slavin kon behandelen. Hij had me tot het uiterste gedreven en volgens mij wist hij dat ook.

Mijn gedrag sinds mijn terugkeer uit Caliente was van invloed op Cathleen. Merril had haar naar Page gestuurd om overdag op zijn kantoor te werken en ’s avonds in een ander motel dat hij daar in de buurt bezat. Zeven jaar lang kwam ze alleen maar in het weekend thuis en ze vond het verschrikkelijk dat ze haar kinderen maar zo weinig zag.

Volgens mij vond ze het aanvankelijk stom van me dat ik me tegen Merril verzette. Maar toen realiseerde ze zich dat ik iets had wat zij ook wilde. Ik was thuis bij mijn kinderen en ik werkte niet. Cathleen smeekte Merril al jaren om thuis te mogen komen. Ze kon amper geloven dat ik het al na een jaar voor elkaar had gekregen om thuis te mogen blijven. Misschien, dacht ze, was mijn optreden dan toch wel niet zo dom als ze aanvankelijk had gedacht.

Hoe onvoorstelbaar het ook leek, Cathleen probeerde ongehoorzaam te zijn.

Op een dag kwam zo zomaar halverwege de week naar huis. Toen ik haar zag vroeg ik waarom ze thuis was. ‘Ik ben die wreedheden van Merril en zijn boekhouder zat. Vanaf de allereerste dag zijn ze voortdurend bezig om mij tegen de ander uit te spelen. Ik heb ontslag genomen.’

Ze zei dat ze van plan was die avond met Merril te praten.

Toen ik haar de volgende dag weer zag, had ze rode en opgezette ogen. ‘Heb je nog met Merril gesproken?’ vroeg ik.

‘Ja, maar het was precies zoals altijd. Ik kan niet praten zonder te moeten huilen en dat maakt hem boos. Hij gaat net zo lang tegen me tekeer tot ik niet meer normaal kan praten.’

‘En wat zei hij?’

‘Hij verweet me dat ik mijn kinderen als excuus gebruik en zegt dat ik mijn werk in Page nog nooit zo heb gedaan als hij wil dat ik het doe. En dat ik daarom altijd op mijn kop krijg.’

Ik grijnsde. ‘Het maakt niet uit hoe je het doet, want het is toch nooit zoals hij het wil.’

‘Ik bleef weigeren om terug te gaan.’ Cathleen maakte een verslagen indruk. ‘Hij zei dat ik daar spijt van zou krijgen. Ik zei dat ik met oom Rulon wilde praten. Dat kon, zei hij, maar als ik dat deed zou ik daar meer spijt van krijgen dan van wat ook in mijn leven.’

‘Cathleen, luister. Wat kan nog erger zijn dan de manier waarop hij je nu al behandelt?’

Die dag nam Merril Cathleen mee naar Caliente. Tammy was op dat moment manager van het hotel. Samen hadden ze een langdurig gesprek met Merril. Ze wilden van hem weten waarom enkele van de vrouwen een baan buiten de deur hadden en keihard moesten werken zonder daar ooit een beloning voor te krijgen, terwijl andere vrouwen veel minder verantwoordelijkheden hadden en bovendien mee op reis mochten.

Merril zei dat hij het maar vreemd vond. Hij zei dat hij nooit had begrepen waarom sommige vrouwen een karakter hadden dat volkomen in harmonie was met dat van hun man, terwijl dat van anderen niet gezegd kon worden. Hij had het er met oom Rulon over gehad. De bejaarde profeet had gezegd dat sommige vrouwen hard werkten om hun man tot eer te strekken, maar dat ze nauwelijks meer waren dan werkpaarden. Volgens Merril had oom Rulon gezegd dat dit voor hen op aarde een zwaar en moeizaam leven betekent, maar dat al het verdriet op het moment van hun sterven onmiddellijk wordt opgeheven omdat de Heer hen in de dood de waardering geeft die hun man hun op aarde nooit heeft kunnen geven.

Cathleen was verrukt. Toen ze me het de volgende dag vertelde, zei ik dat het absurd was. Hoe kon een vrouw zich in vredesnaam neerleggen bij een leven vol ellende in ruil voor een goedkope belofte van waardering na de dood?

Maar Cathleen keerde braaf terug naar Page en naar een baan die ze haatte en die er bovendien voor zorgde dat ze haar kinderen nauwelijks zag. Op een avond hoorde ik haar oudste dochter huilen. Ik ging naar boven, naar de eetkamer, en zag een kind als een hoopje ellende ineengedoken op de vloer liggen huilen. Mijn achtjarige dochter LuAnne haastte zich naar me toe en keek me met grote boze ogen aan. ‘Weet je wat er gebeurd is? Moeder Barbara kwam naar een van de dochters van moeder Cathleen en begon haar met de extra grote haaknaald van Barbie op het hoofd te slaan.’

Ik pakte LuAnne beet en trok haar zo snel mogelijk de kamer uit. Als iemand gehoord had hoe ze Barbara had verklikt, dan was ze niet veilig. Het volgende moment kwam Merril de kamer in, ging naar het huilende kind, klapte in zijn handen en riep geïrriteerd: ‘Hou onmiddellijk op met die onzin!’

Het was me duidelijk dat ik mijn eigen kinderen min of meer kon beschermen door seks met Merril te hebben, maar dat ik daarmee niet kon voorkomen dat ze getuige waren van de manier waarop de andere kinderen werden mishandeld. Daarbij kwam dat ik het vreselijk vond dat ik niets voor die andere kinderen kon doen. Opnieuw liet ik mijn kinderen weer bij mij op de kamer slapen. Niemand zou ze iets aan kunnen doen zonder dat ik er wakker van werd.

Ik was zo van streek dat ik Cathleen die avond belde en haar vertelde wat ik had gezien en gehoord. ‘Cathleen, misschien dat je na de dood de waardering krijgt waar je recht op hebt, maar hoe staat het met de manier waarop je kinderen in dit leven mishandeld worden?’

Er viel een lange stilte. Toen groette Cathleen en hing op. Ik wist dat ze heel erg van streek was. Maar ze wist niet wat ze zou kunnen doen om haar kinderen te beschermen.