7

Maggie had niet veel gezegd. Ze was de vaatwasser aan het inladen en zette de borden in het rek, zonder haast, zonder dat ze tegen elkaar stootten. Ze was altijd oplettend, rustig en ontspannen. Jones veegde de tafel schoon, heen en weer over hetzelfde stuk om maar bezig te blijven. Haar stilzwijgen verontrustte hem een beetje, want ze was er de vrouw niet naar om haar mond te houden. Ze was een prater, een communicator. Logisch, communiceren was haar vak. Hij hoorde zichzelf maar doorgaan over zijn psych, over wat een fatje het was met zijn gemanicuurde nagels en dat het toch niet te geloven was dat hij zoiets had gezegd. Hij was toch elke keer gekomen, maand na maand had hij braaf gedaan wat hij moest doen. En misschien had zijn therapeut gelijk, misschien kon hij hem niet helpen. Maar daar had hij geen boodschap aan, toch? Dat lag aan de man zelf.

Ze kwam in de doorgang van de keuken naar de eetkamer staan. Ze had een theedoek in haar hand. Ze vouwde hem dubbel, en nog een keer, zonder op te kijken.

‘Wat probeer je te zeggen, Jones?’ vroeg ze toen.

Het licht van de halogeenlampen in de keuken viel op haar koperrode krullen. Ze droeg haar haar tegenwoordig korter, het danste op haar schouders. Toen hij haar had leren kennen, viel het tot bijna midden op haar rug. Hij herinnerde zich de eerste keer dat ze het voor hem had losgemaakt, toen ze haar opgestoken haren als een waterval over haar schouders had laten vallen. Hij was ademloos van verlangen geweest.

Hij schraapte zijn keel. ‘Dat ik misschien niet verder kom bij dr. Dahl.’

Ze vouwde de theedoek nog eens dubbel en keek nog steeds niet op.

‘Ik bedoel, je hebt zelf gezegd dat als we niet aan elkaar gewaagd waren, ik iemand anders moest zoeken,’ zei hij om de tussen hen hangende stilte op te vullen.

‘Ga je dat dan doen?’ vroeg ze. ‘Iemand anders zoeken?’

Hij overwoog de bezem te pakken om de vloer te vegen. Maar Maggie hield hem nu gevangen met haar blik, dé blik.

‘Wanneer?’

‘Ik weet het niet... Over een paar weken? Om eerlijk te zijn, ik hoef even geen therapie. En zeker geen tweemaal per week meer.’

Zijn volgende afspraak was over twee dagen. Die tweemaal per week was tijdelijk geweest, om hem door de crisis heen te helpen. Maar was het niet een beetje te veel van het goede? Op een gegeven moment ben je wel uitgepraat.

Maggie ging aan tafel zitten.

Hij bleef staan, met een fles Pledge in zijn hand. De chemische citroengeur tintelde in zijn neus. ‘Wat?’ vroeg hij.

Het leek alsof ze zichzelf bij elkaar moest rapen; ze sloot haar ogen en zuchtte zacht. Misschien kon hij toch maar beter gaan zitten. Hij trok een stoel bij, hoewel hij liever was weggelopen om de tv aan te zetten, in de hoop dat ze naar haar praktijk zou gaan. Hij wilde het communiceren liever uitstellen tot een dag dat hij zich niet zo uitgeput voelde. Maar wanneer er zo’n dag zou komen, wist hij niet.

‘Ik weet niet of je het hebt gemerkt, maar ik heb niet bij je in bed geslapen.’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Heb ik gemerkt. Vanwege mijn gesnurk, toch? Je wordt er wakker van.’

‘Ja, dat is één reden.’

Lang geleden, toe Ricky net baby af was, hadden ze een poos niet meer bij elkaar geslapen. Jones, wakker geworden, trof haar dan beneden op de bank of in de logeerkamer aan. Hij sloeg haar een tijdje gade en ging dan weer naar bed. Hij had haar nooit naar de reden gevraagd, maar hij herinnerde zich dat de alleen slapende Maggie hem angst had ingeboezemd. Het had hem ervan doordrongen dat zij haar eigen persoonlijkheid had, iemand was met een innerlijk leven waartoe hij geen toegang had, tenzij ze hem uitnodigde. Dat gevoel had hij nu ook, hij werd bekropen door dezelfde angst. Ze zat tegenover hem aan tafel, maar leek ineens ver, heel ver weg. Hij wilde zijn hand uitsteken en die van haar vastpakken. Hij zou kunnen zeggen: Hé, wat is er aan de hand? Ik hou van je. Op die zachte toon die haar altijd op haar gemak stelde. Maar hij deed het niet.

‘Dit is een moeilijk jaar geweest,’ zei ze. ‘Voor jou. Voor mij.’

Hij zag dat ze haar trouwring ronddraaide; de spiertjes in haar hand bewogen, haar nagels waren roze en rechthoekig, haar huid melkachtig bleek. Hij probeerde terug te halen wanneer ze voor het laatst met elkaar naar bed waren geweest. Een of twee weken geleden? Wanneer ze voor het laatst samen lol hadden gehad. Dat was nog veel langer geleden. Het lukte hem niet. In het raam van de schuifdeur naar het terras met het zwembad zag hij zichzelf log en met kromme rug tegenover haar zitten, als een gedrocht. Het monster en het meisje.

‘Ik weet het,’ zei hij. ‘Het spijt me.’

Ze stak haar hand uit en hij pakte hem vast.

‘Je hoeft je niet te verontschuldigen,’ zei ze. ‘Ik weet dat je het moeilijk hebt. Maar dat geldt ook voor mij. Met alle geheimen die je voor mij al die jaren verborgen hebt gehouden, met de dingen die ik over mijn eigen verleden te weten ben gekomen, met jouw... pensionering.’ Voor dat laatste woord pauzeerde ze even, alsof ze niet zeker wist of dat het juiste woord was. Dat was het ook niet. Maar ook hij kon geen betere bedenken.

Hij durfde haar niet in de ogen te kijken. Ze waren prachtig indigoblauw, hij had ze zien glanzen van liefde, van boosheid en van angst. Hij wilde niet zien wat daar nu speelde.

‘Er is een kloof tussen ons aan het ontstaan, Jones. En als die nog breder wordt, kunnen we hem misschien niet meer overbruggen.’

Hij schudde zijn hoofd, maar kon geen woorden vinden. Dit was iets wat nog nooit bij hem was opgekomen, dat er een breuk zou ontstaan die niet meer te lijmen was. Hij zou niet eens weten wie hij was zonder Maggie.

‘Kijk me aan,’ zei ze.

Hij keek naar zijn vrouw. Ze hield van hem, dat kon hij zien. Maar hij kon ook zien dat ze verdriet had, bijna wanhopig was. De vaatwasser in de keuken maakte een sissend geluid. De koelkast liet zijn ijsblokjes met een ploink in het bakje vallen.

‘Wat wil je zeggen?’

‘Ik zeg: luister naar je therapeut. Hij heeft gelijk. Je zit vast in het verleden, je bent aan oude wonden aan het pulken. Je moet een manier vinden om een nieuwe toekomst te scheppen. Voor jezelf, voor ons.’

‘Ik doe mijn best.’

‘Het is makkelijker te zwelgen in je problemen, om de schuld te geven aan de mensen die onze pijn hebben veroorzaakt, om over al onze fouten na te denken. Dat is makkelijker dan het achter je te laten en een andere weg te kiezen naar een toekomst waarin we het beter moeten doen.’

‘Je denkt dat ik in mijn problemen zwelg.’

Ze sloot haar ogen even. ‘Ik zeg dat degenen die we waren, wat we waren, dat die niet meer bestaan. We moeten verder met wie we nu zijn, een nieuwe “wij” zien te vinden, een nieuw leven – zonder Ricky die bij ons woont, zonder Jones die hoofdinspecteur is, die die geheime last met zich meedraagt. En als je me daarbij niet kunt helpen...’ Ze maakte de zin niet af, maar schudde droevig haar hoofd. Ze keek naar de theedoek die ze nog vast had en streek hem glad.

Vervreemding is niet altijd een dief die inbreekt. Hij gooit geen ruiten in en komt niet binnen met een pistool om je liefde te stelen. Hij sluipt naar binnen door de op een kier staande achterdeur. Heimelijk, gedekt door het duister, neemt hij de kleine dingen weg die je aanvankelijk niet zult missen, tot je op een ochtend wakker wordt en alles wat je dacht te bezitten, verdwenen is.

‘Maggie.’

Ze leunde naar achteren en keek hem nadrukkelijk aan. ‘Hoor je wat ik zeg, Jones?’

‘Ja.’

‘Geef dr. Dahl dan niet op. Laat hem je helpen. Laat hem ons helpen.’

‘Oké.’

Ze stond op en liep weg, de keuken door, waarna hij haar langzaam de trap op hoorde lopen.

Hij wist dat hij haar achterna zou moeten gaan, dat wilde hij ook. Hij wist dat hij haar gerust kon stellen, zodat ze zich beter zou voelen. Maar een vreemd soort matheid hield hem tegen, maakte zijn ledematen en zijn hart zwaar. Hij slaagde erin zich overeind te hijsen, de gang door te lopen en bij de trap te komen. Vanwaar hij stond, kon hij zien dat de slaapkamerdeur dicht was. Hij hoorde de douche lopen.

Hij was slecht met woorden. Hij wist niet hoe hij zijn woorden moest kiezen om zijn zielenroerselen te uiten. Ze leken nooit adequaat genoeg, alsof er een taal was die voor iedereen werkte, behalve voor hem. Hij kon zich er niet toe zetten de trap op te gaan, want hij wist niet wat hij moest zeggen als hij bij haar was. Hij had al zoveel excuses gemaakt, zoveel beloften gedaan. Wat viel er nog te zeggen?

Ineens dacht hij aan zijn werkbank in de garage. Nadat hij een paar jaar geleden had ontdekt dat zijn cholesterol en bloeddruk torenhoog waren, had Maggie voor kerst een luxe werkbank voor hem gekocht en in de garage geïnstalleerd, met alle mogelijke gereedschappen erbij om hout te kunnen bewerken, wat hij vroeger zo graag had gedaan. Hij had er nog niets mee gedaan, het ding stond daar maar te verstoffen.

Hij liep de gang door en ging naar buiten, naar de garage. Hij drukte op de knop naast de deur om de garage te openen en deed het licht aan. De garagedeur ratelde omhoog en liet een vlaag koele avondlucht bin-nen. Er stond een stevige wind, die de bladeren over de oprit deed dwarrelen.

Jones liep naar zijn werkbank. Hij had kleine laatjes met alle spijkers en schroeven die je maar kon bedenken en een rek waarin een hamer en een set schroevendraaiers hingen, gloednieuw. Naast de werkbank stond een cirkelzaag, een kast met een aantal zaagbladen en een elektrische boor met bitjes. Alles was aanwezig om te maken wat hij maar wilde maken. Hij wist alleen niet wat hij zou willen maken. Maar voor het eerst voelde hij zich niet schuldig bij de aanblik van de werkbank, kreeg hij geen beschuldigende, verwaarloosde blik terug.

Net toen hij zijn hand op het werkoppervlak wilde leggen, werd de garage in een verblindend halogeenlicht gezet en klonk het geronk van een motor. Hij schermde zijn ogen af en liep naar buiten. Er stond een enorme, kastanjebruine suv naast de auto van Ricky. Het portier ging open en Chuck Ferrigno klom naar buiten. Hij leek wat zwaarder, en afgetobder dan de laatste keer dat Jones hem had gezien, nog geen jaar geleden.

‘Ik weet het,’ zei Chuck, toen hij Jones in het vizier kreeg. ‘Ik zie er niet uit.’

Jones moest lachen. Hij had Chuck altijd gemogen en hij was blij dat de post van hoofdinspecteur die door zijn ontslag vrijkwam, naar zijn collega was gegaan. Chuck verdiende het. Hij zou wel eens de laatste echte politieman kunnen zijn, iemand die niet bij de politie was gegaan vanwege een misdaadserie op tv.

‘Het werk eist zijn tol,’ zei Jones. Hij sloeg Chuck hartelijk op zijn schouder, terwijl ze elkaar de hand schudden.

‘Je ziet er goed uit, Jones. Uitgerust. Je pensionering doet je goed.’

Ik ben in therapie. Mijn vrouw heeft een hekel aan me. En ik heb geen idee wat ik aan moet met de zeeën tijd die ik heb. O ja, en ik ben geobsedeerd door de dood. Word elke nacht badend in het zweet wakker bij de gedachte alleen al.

‘Ik mag niet klagen,’ zei Jones. ‘Dit is het goede leven.’

‘Mijn vrouw vindt het voor mij ook tijd worden,’ zei Chuck. Hij snoof minachtend. ‘Ik heb gezegd dat ze eerst maar een salaris met vijf nullen moet verdienen, net als Maggie, en dat ik er dan over zal denken.’

Chuck wreef over zijn voorhoofd en Jones zag dat het dunne haar boven op zijn hoofd nu ook verdwenen was. Zijn kale kruin glom in het licht van de garage. Hij had alleen nog zo’n cirkel van haar boven zijn oren zoals monniken die hebben. Jones vond dat hij zich helemaal kaal moest scheren en een sikje moest kweken, dat zou hem veel beter staan. Maar echte mannen praatten niet over kapsels.

‘Waar heb ik dit bezoek aan te danken?’ vroeg Jones.

‘Tja,’ zei Chuck. Hij blikte omhoog naar de hemel, toen de tuin rond, alsof hij iets zocht wat hij was verloren. ‘Ik moet met je praten. Heb je even?’

Als ik iets heb, dan is het tijd, makker.

‘Tuurlijk. Kom binnen. Ik zet koffie.’

Tot zijn verwarring merkte Jones dat hij een duizeligmakende opwinding voelde terwijl hij Chuck voorging.

* * *

Hij kon geen adem krijgen, maar dat was goed, een opluchting zelfs. De duisternis was binnen zijn bereik, hij wist het. Op het ene moment stond hij nog op de oever, met het gebulder van de brede, voortrazende rivier in zijn hoofd. Het volgende moment zag hij haar, een meisje, rank als een drijvende rietstengel, schijnbaar levenloos meegesleurd door de stroming. Hij dacht niet na, hij kwam meteen in actie. Hij was één met het kolken van het ijskoude water om hem heen. En toen heerste er een zalige stilte, een vredige, alom aanwezige kalmte, waarin hij zich bijna liet meevoeren. Toen zag hij haar drijven. Haar haren vormden een stralenkrans. Haar armen waren als vleugels gespreid.

Kom maar, meisje, dan breng ik je thuis.

Hij had haar tengere lijf vast. Hij voelde haar ribben in zijn handpalmen toen hij haar optilde, hen beiden met trappende benen omhoogwerkend naar het verre, melkwitte licht van het wateroppervlak. Hoe kwamen ze zo diep? Hoe konden ze zo diep zijn gezonken?

Niet opgeven.

Toen werd ze door iets sterks uit zijn handen omhooggetrokken, als een marionet aan een touwtje. Hij zag haar gaan, en naarmate ze verder van hem verwijderd raakte, voelde hij zijn wil verzwakken. De kracht van het koude water was sterk. En nu hij niemand meer te redden had, taande zijn verlangen om het wateroppervlak te bereiken. Zijn benen voelden zwaar, zijn armen te moe om slagen te maken. Dus hield hij op met bewegen, maaien, worstelen. Zo makkelijk was het.

‘Jones.’

Het spijt me, Maggie.

Hij was in zijn eigen huis, op de bank. Het flikkerende licht van het tv-scherm vulde de kamer. Maggie zat naast hem, klein en bleekjes in haar witte nachtpon.

‘Je was aan het brullen.’ Haar stem klonk bibberig, haar ogen waren groot.

‘Echt waar?’ Hij ging overeind zitten en veegde wat kwijl van zijn wang. Hij had zich nooit eerder gegeneerd voor zijn vrouw. Het was niet prettig dat ze zich zo ongemakkelijk voelden bij elkaar. Wanneer was dat begonnen? Waarom had hij het niet eerder opgemerkt?

‘Je klonk als een dier, een dier dat pijn had,’ zei ze. ‘Verschrikkelijke pijn.’

Nou, je zit er niet ver naast.

‘Waar droomde je over?’ vroeg ze.

Hij schudde het hoofd. De droom glipte al weg uit zijn bewustzijn. ‘Ik weet het niet meer,’ loog hij.

Hij had Maggie niets gezegd over Eloise Montgomery’s bezoek, of over haar voorgevoel. Ze had hem duidelijk meer van zijn stuk gebracht dan hij wilde toegeven.

Maggie trok haar benen onder zich. Hij had besloten op de bank te gaan slapen en haar het bed te gunnen, in plaats van nacht na nacht wakker te worden om te constateren dat ze weg was en zich af te vragen waarom ze niet meer naast hem wilde liggen.

Ze keek hem aan op een manier die hem, besefte hij nu, inmiddels vertrouwd was: alsof haar echtgenoot een verbijsterend raadsel was waarvan ze niet zeker was of ze het wilde oplossen.

‘Wat kwam Chuck doen?’ vroeg ze. ‘Ik zag hem de oprit op rijden.’

Jones ging overeind zitten en deed de lamp naast de bank aan. Hij pakte de afstandsbediening en zette de televisie uit. De stapel dossiers die Chuck had achtergelaten, lag op tafel. Het leek wel een week geleden dat hij was langsgekomen, maar het was slechts enkele uren geleden.

‘Kun je je Marla Holt nog herinneren?’ vroeg Jones.

Maggie hield haar hoofd schuin en tuurde naar het plafond. ‘De naam komt me vaag bekend voor.’

‘Je studeerde nog.’

Maggie was meteen na de middelbare school naar New York vertrokken om haar ba te halen aan New York University, en vervolgens had ze een master in gezins- en adolescentiepsychologie aan Columbia University gedaan. Ze was naar The Hollows teruggekomen om haar moeder bij te staan in het stervensproces van haar vader, die aan longkanker leed. In die periode waren Jones en Maggie weer met elkaar in contact gekomen en waren ze verliefd geworden. Maggie was gebleven, ze waren getrouwd en Maggie was een eigen praktijk begonnen. En sindsdien woonden ze in The Hollows.

‘Misschien heeft mijn moeder het wel eens over haar gehad,’ zei ze. Er waren maar weinig zaken waar Elizabeth, Maggies moeder, niet over praatte. Sinds haar pensionering was Elizabeth, voormalig hoofd van Hollows High, het informatiepunt bij uitstek. Ze moest van de zaak-Marla Holt op de hoogte zijn geweest, zoals ze op de hoogte was van alles wat zich in The Hollows afspeelde. ‘Maar ik kan me geen bijzonderheden herinneren.’

‘Marla was een vrouw van achter in de dertig, met een zoon van veertien en een jong dochtertje, toen ze in 1987 als vermist werd opgegeven,’ zei hij. ‘Volgens haar echtgenoot, Mack Holt, was ze ervandoor met een andere man. We vonden de zaak verdacht, maar we konden niets bewijzen. Uiteindelijk verdween de zaak-Holt in het dossier Onopgeloste Za-ken.’

‘Zat jij op die zaak?’ Ze boog zich naar hem toe. Hij wist nog goed hoe fijn ze het altijd had gevonden om over zijn werk te praten en hoe fijn hij het vond met haar over zijn zaken te praten. Ze was van onschatbare waarde voor hem geweest met haar ideeën, psychologisch inzicht en haar kennis van het menselijk doen en laten. Hij had zich op haar verlaten, in alles. Zonder haar zou hij lang niet zo’n goede politieman zijn geweest.

‘Een van mijn eerste, nadat ik opgeklommen was tot rechercheur,’ zei hij. Hij stond op en rekte zich achterover om zijn rug te strekken. Hij hoorde zijn wervels kraken, maar de pijn die er zat, werd er niet minder door.

‘Wat is er met de kinderen gebeurd?’

‘Grappig dat je dat vraagt. Van het meisje weet ik niets, maar de jongen is nu in de dertig. En nog steeds op zoek naar antwoorden.’

‘Wil hij de zaak heropenen?’ vroeg ze.

‘Hij heeft het dynamische duo ingehuurd,’ zei hij. ‘Ray Muldune, rechercheur in ruste, en Eloise Montgomery, zijn helderziende hulpje.’

Maggie slaakte een lange, langzame zucht en wreef over de brug van haar neus. Twee namen die veel slechte herinneringen naar boven haalden.

‘Ze kwam vandaag ook langs. Toevallig,’ zei Jones. Hij probeerde het op een achteloze manier te brengen. ‘Of misschien niet zo toevallig. Misschien hoort het wel bij hun zwendelpraktijk. Wie weet.’

Ze keek hem aan en fronste haar voorhoofd. ‘Is Eloise Montgomery hier geweest? Wat wilde ze?’

Hij snoof minachtend. ‘Ze heeft een visioen gehad over mij, dat ik een lichaam uit het water haalde. Ze vond dat ik het moest weten.’

Hij rolde met zijn ogen om zijn scepticisme te benadrukken, maar hij zag dat ze er niet in trapte. Ze nagelde hem vast met een onderzoekende blik, die hem terug in de kussens drukte. De klok op de dvd-speler gaf aan dat het 00:03 uur was.

‘En wat vond je daarvan?’ vroeg ze.

Zij kon hem net zomin voor de gek houden. Ze wilde niet zeggen wat het met haar deed, dus vroeg ze naar zijn gevoelens.

‘Het ergerde me voornamelijk,’ zei hij. ‘Wie denkt ze wel dat ze is?’

Maggie sloeg haar armen om zich heen. Lang geleden had haar moeder, Elizabeth, Eloise Montgomery opgezocht. En wat Eloise haar had verteld, had verreikende gevolgen gehad. Vorig jaar pas was aan het licht gekomen hoe alle puzzelstukjes in elkaar pasten. Jones schoof een stukje op naar zijn vrouw en sloeg een arm om haar schouder. Ze kroop dicht tegen hem aan.

‘En?’ zei ze. ‘Had Chuck vragen over de zaak-Marla Holt?’

Jones haalde de schouders op. ‘Hij vroeg of hij het dossier kon achterlaten, met de vraag of ik ernaar wilde kijken om te zien wat ik me ervan wist te herinneren. Misschien zou er iets bij me naar boven komen, nu er wat meer afstand was.’

‘Ga je het doen?’

‘Als jij het goedvindt.’

Ze keek hem met iets van opluchting aan. Hij voelde hoe haar lichaam zich ontspande. ‘Word je ervoor betaald?’

‘Dat is een groot woord,’ zei hij. ‘Holt maakt een hoop kabaal; hij belt de baas en schrijft brieven naar de burgemeester. Muldune heeft al naar het dossier gevraagd. Chuck houdt ze aan het lijntje door te zeggen dat er al iemand onofficieel op de zaak zit. Maar vanwege de bezuinigingen hebben ze dit jaar al twee mensen moeten ontslaan, ze hebben de mankracht er simpelweg niet voor.’

‘Dus ze willen je als consultant?’

Daar moest hij om glimlachen, hij vond het wel goed klinken. ‘Ze hebben een koopje aan me,’ zei hij.

‘Ik vind het een goed plan. Misschien heb je zoiets nodig.’

‘Zolang het maar niet die andere bloeiende bedrijfstak van me in de weg zit: “Man uit de buurt met te veel vrije tijd haalt uw post uit de brievenbus.”’

Ze legde haar hand tegen zijn gezicht. Hij pakte hem vast en drukte hem tegen zijn borst. Ze glimlachte aarzelend en keek toen weg.

‘Dat doet me ergens aan denken,’ zei ze. Er belde vandaag een zekere Paula Carr uit The Oaks. Ze had je naam van de Pedersens gekregen.’

The Oaks was een chique buurt zo’n tien minuten ten noorden van het centrum, waar Jones en Maggie woonden. Het was voor het eerst dat hij een vraag van buiten zijn straat kreeg, wat hem herinnerde aan het bezoek van Eloise en aan haar waarschuwing dat hij een bepaalde faam kreeg. Wat had ze ook al weer gezegd? Ze zullen u om meer komen opzoeken, en van verder weg. Dat zou u naar onverwachte plekken kunnen voeren. Hij vertelde het aan Maggie, die knikte, maar niet onmiddellijk reageerde. In de stilte hoorde Jones die rotklok weer tikken. Hij had echt de pest aan dat ding.

‘Dat kan ook op Chuck slaan,’ zei ze. Ze klonk bedachtzaam, afwezig.

Hij liet een zenuwachtig lachje horen. ‘Ja, als we het gebazel van een geestelijk gestoorde vrouw serieus nemen.’

Hij voelde dat ze haar armen om zijn middel sloeg en hem stevig vasthield. Hij beantwoorde haar omhelzing en kuste haar zachte, geopende lippen.

‘Dan doen we toch niet?’ vroeg hij. Hij keek in haar diepe, lieve ogen.

Ze hief haar hoofd en kuste hem opnieuw. Vroeg ze om meer? Het wond hem op. Ze hadden het nog, de passie. Die was nooit geblust in al die jaren dat ze samen waren, zelfs niet in moeilijke tijden, zelfs niet als ze apart sliepen. Ze was de zijne. Nog altijd.

‘Nee. Natuurlijk niet.’ Ze stond op en stak hem haar hand toe. ‘Kom mee naar bed.’