39

Jones was er niet meer aan toegekomen blad te harken. Het gazon lag bijna helemaal onder. Maggie wilde dat hij een bladblazer aanschafte, maar hij vond harken een aangenaam soort lichaamsbeweging. Naar de sportschool gaan om kilometers op een loopband af te leggen vond hij tijdverspilling. Iedereen liep zich suf te draven op een trainingstoestel, oordopjes in of televisie aan. Dat kon toch niet gezond zijn? Wanneer hij blad harkte, was hij in de buitenlucht en knapte hij nog een klus op ook. Maar nu voelde het alsof hij al uren aan het harken was, en er was nog geen sprietje gras te zien.

Tot zijn wanhoop en ergernis hadden de treurduiven een nest gemaakt in de hoek van het hoogste punt van het verandadak. Hij had ze horen koeren toen hij de krant was gaan halen, en toen hij omhoogkeek had hij ze tegen elkaar aan zien zitten op een bergje twijgjes en snippers krantenpapier op een uitstekend randje dat Jones niet eerder had opgemerkt.

‘Och, laat ze toch,’ zei Maggie. ‘Ze zijn schattig en we krijgen een koude winter. Misschien moeten we een voederhuisje ophangen.’

‘Nee,’ zei hij. ‘Geen sprake van. Ze moeten weg.’

‘Wat ben je weer aan het mopperen.’

‘Ze hebben luizen, wist je dat?’

‘Ach, Jones.’

Nu zaten de duiven op de balustrade, knus bijeen. Zouden ze weten dat Maggie aan hun kant stond? Als hij hun nest zou weghalen terwijl zij elders bezig waren met hun treurduivenzaken, zou hij de wind van voren krijgen. Hij zette zijn hark tegen de boom, liet zijn handschoenen op de grond vallen en liep door de garage naar binnen, zodat hij niet langs dat kleffe gevogel hoefde te lopen. Hij zou een goede manier verzinnen om ze te verhuizen, het nest naar een andere plek te verplaatsen. Misschien straks, als Maggie bij haar moeder was.

..

Binnen op de oude keukentafel lag een exemplaar van de Hollows Gazet-te. Er stond een artikel in over de vondst van de stoffelijke resten van Marla Holt. In het artikel werd naar hem verwezen als de politieman in ruste die privédetective was geworden. Hij had geen idee hoe de verslaggever aan die informatie was gekomen. Een paar uur na verschijning van de krant begon de telefoon te rinkelen. Het artikel zei niets over de omstandigheden waaronder Jones zijn functie had neergelegd. Niemand leek zich het te herinneren, of er iets om te geven.

Maggie had alles genoteerd. Er was een vrouw die haar zuster wilde opsporen, die al sinds 1985 werd vermist. Een man wilde zijn vrouw laten schaduwen – je weet wel, gewoon om te controleren of ze hem trouw was. Er waren nog een paar andere aanvragen: van iemand die achtergrondinformatie over het vriendje van zijn dochter wilde en van een mevrouw wier hond was weggelopen; kon hij haar helpen? Het werk van een privédetective was niet sexy.

‘Ik zei toch dat je ervan op zou kijken?’ had Maggie gezegd toen hij de lijst had doorgenomen.

‘Dát ga ik dus niet doen,’ had hij gezegd.

‘Wat niet?’

‘Nou, overspelige partners volgen, vriendjes natrekken, kijken of mensen ten onrechte een uitkering krijgen. Er zijn grenzen.’

Maggie streek over zijn wang en gaf hem een kus op zijn voorhoofd. ‘Doe nou maar gewoon waar je behoefte aan hebt.’

Met de krant nog in zijn hand dacht hij na over dat zinnetje. Waaraan had hij behoefte? Dat was niet iets wat hij een-twee-drie wist. Of iets wat hij onder woorden zou kunnen brengen. Maar hij zou het vanzelf wel ervaren.

* * *

Een paar uur later was hij in de spreekkamer van dr. Dahl om de gebeurtenissen van de week door te nemen.

‘Dus we weten wat de tweede fase is,’ zei zijn therapeut. ‘Denkt u dat het werk als privédetective u voldoening kan schenken?’

Jones hoorde een ondertoon van misschien wel teleurstelling in zijn stem. ‘Is daar iets mis mee?’ vroeg hij.

‘Nee,’ zei dr. Dahl. ‘Natuurlijk niet. Ik vraag me alleen af of er nog iets anders is dat in aanmerking zou kunnen komen. Je besluit staat nog niet vast. We hebben het ook over houtbewerking gehad.’

Op de een of andere manier zag Jones het niet zitten om met het bouwen van boekenkasten de kost te verdienen. Het was niet zijn passie en hij voelde niet de drang om dingen te ontwerpen. Hij had het in zijn vingers, dat wel; hij vond het prettig om met zijn handen te werken. Maar hij werd er niet door gegrepen, zoals door politiewerk. Dat zei hij dan ook.

‘Mooi, goed,’ zei dr. Dahl. Hij streek de geperste vouw in zijn antracietgrijze pantalon glad en keek Jones met een warme glimlach aan. ‘Passie is belangrijk. Ik vraag me alleen af of het niet de duistere kant ervan is die je aantrekt, Jones.’

Jones wist niet wat hij daarop moest zeggen. Iets in de opmerking deed hem pijn en wekte boosheid in hem op.

‘Het is werk dat moed vereist. Het is gevaarlijk. Je zei zelf dat je bijna dood was geweest.’

‘Maar ik ging niet dood,’ zei Jones. ‘Ik heb dat meisje gered. Als ik haar voet niet had losgemaakt, was ze verdronken. Dat is belangrijk voor me.’

‘Natuurlijk,’ zei dr. Dahl. ‘Natuurlijk.’

Sinds de avond dat hij bijna was verdronken, waren de nachtmerries opgehouden. De hele week was hij niet één keer gillend, badend in het zweet en naar adem happend wakker geworden. Maggie was weer teruggekeerd naar de slaapkamer en lag de hele nacht naast hem. Hij kon niet zeggen dat hij zijn doodsangst had overwonnen; het spookbeeld van de dood liet zich niet zomaar verjagen. Het overviel hem op momenten dat hij het het minst verwachtte. Hoe zou het gaan? Zou hij uitglijden in de douche? Een auto-ongeluk krijgen? Worden vermoord? Misschien zou hij vermoord worden door een psychopaat als Kevin Carr. Maar het ging voorbij. Het was een spookbeeld waar iedereen last van had, toch?

Misschien zouden de nachtelijke angstvisioenen terugkomen, maar misschien ook niet, nu hij wist wat hij met zijn leven aan moest. Hij was voorbestemd om mensen in nood te helpen, niet alleen om hun post uit de brievenbus te halen en plantjes water te geven. Daar was hij zo zeker van als van wat ook. En omdat dat zo zonneklaar voor hem was, dacht hij dat er, misschien, toch iets hogers zou kunnen bestaan. Misschien.

‘De vorige keer hebben we het over je vader gehad,’ zei dr. Dahl. Hij zocht blijkbaar naar oud zeer. Misschien leek Jones te gelukkig vandaag. En was de beste man bang voor zijn baan. ‘Heb je daar nog over nagedacht?’

‘Een beetje,’ zei Jones. ‘Ik heb er een beetje over nagedacht.’

Hij had er echt een beetje over nagedacht, maar hij wilde er nog niet over praten, niet met zijn therapeut, zelfs niet met Maggie.

‘Kun je daar misschien iets over vertellen?’

Jones keek naar de klok. ‘Volgens mij zit onze tijd er weer op,’ zei hij. Dat klopte, het was zelfs al iets te laat.

‘O, ja,’ zei dr. Dahl. ‘Volgende week, dan.’

‘Zeker weten.’

..

Bij de balie betaalde hij zijn consult. Terwijl hij wachtte op zijn factuur, zag Jones een man van zijn leeftijd de spreekkamer van dr. Dahl binnen gaan. Hij vroeg zich af wat zijn probleem was. Hij zag er neerslachtig uit.

Jones had zijn vrouw beloofd dat hij dr. Dahl zou blijven bezoeken en dat was hij ook van plan. Hij wist dat het hem hielp, omdat hij erdoor bleef nadenken over en werken aan dingen die hij anders uit de weg zou gaan. Maggie had het nodig en verdiende het, en dat gold evenzeer voor hem. Beter nog, hij had Maggie weer terug. Ze zag dat privédetectivegedoe helemaal zitten. Ze was trots op hem omdat hij in zijn therapie volhardde. Ze sliep weer in het echtelijk bed. Ze was niet boos meer en wierp hem die blik niet meer toe. Maggie was een slimme vrouw en hij zou doen wat ze wilde. Als hij wist wat goed voor hem was.

Toen hij weer in zijn auto zat, pakte hij het dossier dat hij op de passagiersstoel had gelegd. Op de tab had hij de naam geschreven: Jefferson Cooper.

Het had hem maar een paar uurtjes gekost om zijn vader te vinden. Na al die jaren had hij alleen de telefoon hoeven pakken. Hij had wat oude papieren van Abigail doorgekeken om het burgerservicenummer van zijn vader op te zoeken. Tegen het middaguur had hij Jack gebeld en diezelfde middag rond drie uur had hij zijn adres en alle gegevens over zijn werkverleden en bestedingspatroon gehad. Hij had nog niet besloten wat hij ermee zou doen. Hij had zichzelf nooit toegestaan aan zijn vader terug te denken. Nooit. Maggie had wel eens voorgesteld te proberen drie goede herinneringen naar boven te halen uit de tijd dat zijn vader en moeder en hij nog bij elkaar waren. Elke keer dat hij dat probeerde, kwam zijn hoofdpijn weer opzetten en kostte het hem de grootste moeite om niet naar de eerste de beste hamburgertent te hollen en zichzelf met vet en enkelvoudige koolhydraten te verdoven. Het had tijd nodig. Hij wist nog niet wat hij ging doen.

..

Toen hij thuiskwam, stond de zon alweer laag aan de hemel. De dagen werden korter. Ricky’s auto stond klaar op de oprit. Morgen kwam hij thuis. Ze hadden al bedacht om naar een nieuwe stereo-installatie voor de auto te gaan kijken, die zijn zoon voor kerst had gevraagd. Jones wist dat dat waarschijnlijk het enige was wat ze samen zouden doen. Ricky zou zijn vrienden opzoeken die net als hij ook een weekendje thuis waren, met inbegrip van Charlene, met wie hij een knipperlichtrelatie had. Op het ogenblik waren ze vrienden, meer niet. Ze werkte om verschillende redenen op Jones’ zenuwen. Een te beladen verleden, maar dat was met alles zo. Alles was in elkaar verstrikt en met elkaar verbonden in The Hollows. Jones wilde dat Ricky zich zou losmaken, dat hij niet aan een plek als deze vast zou komen te zitten, zoals met Maggie was gebeurd, vanwege hem.

Hoe dan ook, hij zou zijn tijd met Ricky ten volle benutten. Hij zou praten en niet dichtklappen en er het zwijgen toe doen. Hij had wat punten opgeschreven, hij wilde het een en ander vragen over MyFace, e-mail, sms’en en zo. Hij zou ook vragen naar zijn muziek. Had hij al een band gevonden? En welke colleges vond hij het leukst? En had hij al meisjes ontmoet? Maggie had hem geholpen onderwerpen te vinden. ‘En luister als hij praat. Probeer hem niet de les te lezen, ook al ben je het niet eens met wat hij zegt.’

Hij liep de veranda op en keek naar de treurduiven. Ze zaten saampjes op hun nest en keken hem aan. Een van de twee maakte een geërgerd geluidje.

‘Oké, goed dan,’ zei hij. ‘Nog één nachtje.’

Hij ging naar binnen. Er stond muziek op, iets klassieks, langzaam en treurig, Chopin misschien? Hij ging op het geluid af en trof Maggie in de keuken aan. Ze stond te koken, iets wat ze nog maar zelden deed sinds Ricky het huis uit was. Ze was lasagne aan het maken, het lievelingseten van hun zoon.

‘Mijn laatste patiënt heeft afgebeld,’ zei ze toen hij binnenkwam. ‘Ik dacht, laat ik eens iets speciaals doen voor als Rick morgen thuiskomt.’ Zij was veel consequenter dan hij met de naam van hun zoon. Rick vond ‘Ricky’ veel te kinderachtig.

Hij ging achter haar staan en sloeg zijn armen om haar heen. Hij snoof de geur van haar haar op, lavendel en salie. In de warmte van zijn keuken, met zijn vrouw in zijn armen, zijn zoon op weg naar huis en zijn roeping erkend, maar nog niet echt beantwoord, voelde Jones Cooper zich goed. Hij was opgeleefd, en daar was hij dankbaar voor.

‘Er kwam nog een telefoontje voor je toen je weg was,’ zei ze. ‘Van Eloise Montgomery.’

‘O?’ De klank van haar naam deed iets met hem, maakte hem lichtelijk angstvallig.

‘Ze vroeg of je terug wilde bellen. Wat ze letterlijk zei was dit: “Wilt u hem alsjeblieft vragen te bellen, als hij er behoefte aan heeft?”’

Wat had dr. Dahl ook al weer gezegd? ‘Ik vraag me alleen af of het niet de duistere kant ervan is die je aantrekt, Jones.’ Zijn therapeut had gelijk. Het duister had een grote aantrekkingskracht. En hij zou terugbellen. Maar niet vanavond. Hij draaide zijn vrouw naar zich toe en kuste haar zacht op de mond.