Proloog

Het gevoel te hebben gefaald was geen gevoel; het was een smaak in zijn mond, een pijn onder in zijn nek. Het was een gekmakend geruis in zijn hoofd. Hij zag zijn falen onveranderlijk terug in het strakke, gemaakte glimlachje van zijn vrouw als hij aan het eind van de dag thuiskwam. Hij voelde het zijn greep verstevigen in de koele omhelzing van zijn vrouw. Ze wist niet eens hoe slecht het ervoor stond. Niemand wist dat. Maar ze roken het aan je, net als wanneer je gedronken had.

Het verkeer op de snelweg schoof met horten en stoten vooruit. Hij probeerde het benauwende, opgesloten gevoel in zijn borst, de hem maar al te bekende, naar de keel grijpende frustratie, weg te ademen. Hij keek om zich heen naar de andere forenzen en vroeg zich af waarom niemand zat te schreeuwen of op het dashboard ramde. Hoe hielden ze het dag in dag uit vol? Zich kapot werken in een zinloze baan waar uiteindelijk alleen anderen maar beter van werden. Om vervolgens in een zich langzaam vooruit kronkelende file te gaan staan en thuis aangekomen een eindeloze litanie wensen en eisen aan te horen. Waarom? Waarom leidden zoveel mensen zo’n leven?

Dit weekend is het je allerlaatste kans om gebruik te maken van bodemprijzen in Ed’s Automart. Geen baan, geen krediet, geen inruil? Geen probleem! Wij kunnen je helpen!

Met een driftig gebaar zette Kevin Carr de radio uit, die schizofrene aaneenschakeling van kritiek en wensen. Eet dit. Koop dat. Vermageren? Tanden bleken? Dubbele kaasburger met bacon. Personal trainer. Faillissementveiling op zondag. Maar de stilte die volgde, was bijna nog erger, want het enige wat hij kon horen, was het geluid van zijn eigen gedachten – en dat klonk verdacht veel als het geluid dat uit de radio kwam, alleen zat er geen uitknop op.

De forenzen om hem heen – een paar carpoolers, maar de meesten net als hij alleen in de auto – omklemden hun stuur en keken strak voor zich uit. Niemand keek blij. Niemand die met de radio meezong, niemand met een binnenpretje. Veel waren handsfree aan het bellen, gebarend alsof er iemand naast hen zat. Maar ze waren alleen. Ze zagen er grauw en bozig uit. Ze leken ongezond, ontevreden. Of was hij aan het projecteren? Zag hij in de wereld om zich heen zijn eigen gemoedstoestand terug?

Zonder richting aan te geven schoot hij de rechterbaan op, daarbij een of andere eikel in een nieuw model bmw de weg afsnijdend. De chauffeur ging met veel misbaar op zijn remmen staan en claxonneerde luid. Kevin zag in zijn spiegel de man in de Beemer zijn middelvinger opsteken; hij riep iets, terwijl hij toch moest weten dat niemand hem kon horen. Een boosaardig soort vrolijkheid maakte zich van Kevin meester. Het was de eerste keer die dag dat er een lachje op zijn gezicht verscheen.

De telefoon ging. Hij drukte op de knop op het stuur om op te nemen, hoewel hij liever geen gesprekken aannam als hij de nummerweergave niet kon zien. Er speelden zoveel verschillende zaken tegelijk dat hij het spoor bijna bijster was.

‘Kevin Carr.’

‘Hé.’ Paula. ‘Op weg naar huis?’

‘Bijna bij de afrit,’ zei hij.

‘Ik heb luiers nodig voor de kleine. En Cameron voelt warm aan. Kun je kinderibuprofen meenemen?’

‘Natuurlijk,’ zei hij. ‘Nog iets?’

‘Dat is het wel, denk ik. We zijn vandaag met zijn allen naar de supermarkt geweest.’ Op de achtergrond hoorde hij de kraan en het gekletter van borden in de gootsteen. ‘En, je zult het niet geloven, het liep niet eens op crisis uit. Cammy gedroeg zich keurig. Maar de luiers ben ik dus vergeten.’

Hij zag het voor zich. Claire in het babyzitje op de winkelwagen en de dralende Cameron, die van alles en nog wat van de schappen pakte en fratsen uithaalde. Paula had alles onder controle; haar gedaan, make-up op. Ze was niet als die andere moeders die hij de enkele keer dat hij Cameron bij de peuterspeelzaal had afgezet, had gezien, met wallen onder de ogen, vlekken op hun kleren of een onverzorgd hoofd. Dat zou hij nooit toestaan.

‘Maak de volgende keer een lijstje,’ zei hij.

In de stilte die viel, hoorde hij dat Claire begon te jengelen. Dat geluid, dat smekende kreetje dat in gekrijs zou overgaan als je er niet snel genoeg achter kwam wat ze verdomme nou weer wilde, maakte hem hoorndol. Het was tegelijkertijd een beschuldiging, een aanklacht en een veroordeling.

‘Goh, Kevin,’ zei Paula. De vrolijkheid in haar stem was verdwenen. ‘Bedankt voor de tip.’

‘Het was niet mijn bedoeling...’

Maar ze had al opgehangen.

..

In de supermarkt bedacht Elton John dat het eenzaam was in de ruimte. Hij zong dat hij niet de man was die iedereen dacht dat hij was. Kevin wist maar al te goed wat hij bedoelde. Hij liep door de enorme ‘straten’ met stellingen, volgestouwd met felgekleurde, voorgekookte beloften: vetarm, koolhydraatarm, suikervrij, transvetvrij, cholesterolvrij, superslank, zonder kunstmatige toevoegingen, twee-voor-de-prijs-van-een. In de straat met babyartikelen zag je voornamelijk roze, blauw en geel, en eendjes, kikkertjes, plus Dora the Explorer en Elmo. Hij zocht naar de groenbruine verpakking van de luiers die Paula het liefst had, biologisch afbreekbaar. Dat hele biologische gedoe kon hem goed op de kast krijgen. Al vanaf de industriële revolutie hadden bedrijven het milieu verkracht en geplunderd door grote hoeveelheden afval in de lucht en het water te lozen, door regenwouden te kappen en de aarde te vergiftigen. En nu mocht het individu ineens de aarde gaan redden door het dubbele te betalen voor ‘groene’ producten, waardoor de winstmarge werd vergroot van precies die bedrijven die verantwoordelijk waren voor de opwarming van de aarde en het bijna volledig uitputten van de natuurlijke bronnen, om nog maar te zwijgen van obesitas met alle daarbij behorende ziektes. Het was te zot voor woorden, echt.

In de glanzende rij kassa’s was dat mooie grietje vrij. Ze zat te bladeren in een of ander roddelblaadje. Hoe heette ze ook alweer? Hij had zijn bril niet op, dus kon hij de naam op haar badge niet lezen. Tracie? Trixie? Trudie?

‘Hallo, meneer Carr. Ik heb uw vrouw en kinderen vandaag ook al gezien,’ zei ze. Ze haalde zijn aankopen langs de scanner. Luiers: $ 12,99. Ibuprofen: $ 8,49. Gluren naar twintigjarige tietjes: bonus. Daar had hij zijn bril niet voor nodig.

Paula had Cameron borstvoeding gegeven tot hij twee werd, een maand voor ze beseften dat ze weer zwanger was. En Claire voedde ze alweer anderhalf jaar, hoewel ze hem had beloofd na een jaar te stoppen. Haar borsten waren een soort gebruiksvoorwerp geworden, zoals ze ze zonder nadenken tevoorschijn haalde zodra Claire onrustig werd. Weg waren de kanten push-upbeha’s en zijden hemdjes. Als Paula al een beha droeg, was het een voedingsbeha met loshaakbare cups. Tracy-Trixie-Trudie droeg waarschijnlijk een romantisch roze gevalletje om haar perzikronde borsten, waaraan geen baby lag die ze seksloos maakte.

‘U boft maar,’ zei het meisje. ‘Met zo’n prachtig gezin.’

‘Dat is waar,’ zei hij. Hij keek in zijn portemonnee. Geen contant geld, zoals gewoonlijk. Zeven creditcards staken kleurig en spottend omhoog uit hun leren vakjes. Hij wist niet meer welke nog niet aan zijn limiet zat. ‘Ik ben gezegend.’

Met een glimlach haalde hij zijn Platinum Visa door de gleuf en hij haalde opgelucht adem toen hij de stippellijn voor de pincode op het scherm zag verschijnen.

Kevin wist wat het meisje zag als ze naar hem keek, waarom ze zo lief lachte. Ze zag het Breitling horloge, het Armani pak, de met diamanten bezette platina trouwring. Wat hij aan zijn lijf had, kostte bij elkaar meer dan zij in een halfjaar verdiende. Als zij naar hem keek, zag ze geld, niet de groeiende, uit de hand gelopen schuld die zijn aankopen vertegenwoordigden. Mensen zagen alleen de flitsende buitenkant. Wat eronder zat, wat echt was, deed er niet toe.

‘Hebt u uw herbruikbare boodschappentas bij u?’ vroeg ze. Ze schonk hem weer zo’n stralende glimlach en schudde zogenaamd vermanend haar vinger.

‘Nee,’ zei hij. Hij speelde het spelletje mee door berouwvol te kijken. ‘Maar dat geeft niet, want ik heb geen tas nodig.’ Hij pakte zijn twee aankopen en liep in de richting van de deur.

‘U hebt een boom gered, meneer Carr!’ riep ze hem na. ‘Goed zo.’

Door haar jeugdige uitbundigheid voelde hij zich honderd. Net toen hij onder de luifel vandaan stapte, begon het te regenen, en hard ook. Tegen de tijd dat hij in de auto stapte, was hij doorweekt. Hij gooide alles op de stoel naast zich. Toen keek hij in de achteruitkijkspiegel en streek zijn donkere haren met zijn vingers naar achteren. Met een handdoek uit de sporttas op de achterbank depte hij zijn colbertje droog. De druppels spatten op de lederen bekleding.

Hij startte de motor en rilde. Zo koud was het nu ook weer niet. Hij voelde de bekende kilte weer door zijn lichaam trekken. Hij bleef even zitten, zonder enige gedachte. Hij had tijd nodig, een minuutje stilte, voordat hij zijn masker weer opzette. Hij zette de auto in zijn achteruit om op huis aan te gaan, maar ineens greep hij impulsief onder de passagiersstoel en haalde de kleine zwarte tas tevoorschijn die hij daar bewaarde. Alleen maar om hem even te controleren, even te zien.

Hij lag er al sinds ze van de zomer naar Florida waren gereden om met de kinderen naar Disneyland te gaan, een trip die hem met toegangskaartjes, hotel en maaltijden meer dan drieduizend dollar had gekost. Het had een normaal gezinsuitje geleken. De eindeloze rit naar het zuiden was een absolute chaos geweest; Goldfish crackers en pakjes sap, gekmakende geluidjes van Camerons dvd’s en een niet-aflatend gedrein van Claire. Ze waren alle dagen in het attractiepark geweest. Cameron had het geweldig gevonden, maar Claire had er niets aan gehad. Haar constante gejengel in combinatie met de aanhoudende hitte en de chagrijnige drommen mensen hadden hem bijna tot waanzin gedreven. Hij had zijn gezicht in een glimlach geplooid en gedaan alsof hij niet het gevoel had dat zijn hoofd op springen stond. Toen hij Paula had leren kennen, was ze jong en hartstochtelijk, slim en vitaal geweest. Nu was ze een Disneyland-moeder, twee maten forser dan voorheen. Sinds wanneer waren haar benen zo stevig? Dat was het moment geweest dat hij had beseft dat hij weg moest. Zo kon hij niet leven. Scheiden was geen optie, natuurlijk. Zo’n cliché.

Op een avond, toen hij pizza ging halen, was hij gestopt bij een van de vele wapenwinkels die er daar waren.

‘Dit is het populairste handwapen in Amerika,’ had de verkoper hem verteld. ‘Met de Glock 17 kun je zeventien 9 mm Luger-kogels afschieten. Hij is licht, ideaal als privéwapen. Mocht het ooit nodig zijn, wat ik niet hoop, dan kunt u hiermee uw gezin beschermen, ook al hebt u weinig schietervaring.’

De verkoper, een twintiger zo te zien, met een ongezond enthousiasme voor zijn werk, had hem ook een doos munitie verkocht. Kevin had nauwelijks kunnen geloven dat hij zomaar de winkel uit had kunnen lopen met een pistool en kogels, verpakt in een kleine canvas tas. Op het parkeerterrein had hij alles onder de passagiersstoel gestopt. En daar lag het nu al meer dan een halfjaar. Paula reed nooit in deze auto. Zelfs in het weekend reden ze in haar Mercedes suv, omdat daar de kinderzitjes in zaten, plus de luiertassen en allerlei ander kinderspul, zoals wandelwagens, drinkbekers en babydoekjes. Je zou denken dat ze van plan was een maand weg te blijven met alles wat erin lag.

Hij ritste de tas open, haalde de harde plastic doos eruit en klikte hem open. In het oranje schijnsel van de straatlantaarn naast hem op het parkeerterrein bekeek hij het platte, zwarte handwapen, met zijn strakke belijning en ergonomische greep. Hij hoorde het getik van de regendruppels op het dak, het gedempte geluid van een vrouw die in haar mobieltje sprak terwijl ze naar haar auto liep. Niet te geloven dat hij dat gezegd heeft! En meteen erachteraan: Wat een klootzak!

De aanblik van het pistool gaf hem een gevoel van troost. Hij voelde dat zijn schouders ontspanden en dat zijn ademhaling rustiger werd. De vreselijke stress waarmee hij al de hele dag mee rondliep, leek voor een deel op te lossen. Hij kon niet zeggen waarom. Zelfs als iemand het hem had gevraagd, zou hij niet in staat zijn geweest om te zeggen waarom er een zalig gevoel van opluchting over hem kwam bij de aanblik van dat pistool.