22

De Groves waren geen domme boerenkinkels. Bill Grove was aannemer en deed goede zaken met het bouwen van kapitale villa’s voor stedelingen die zich in The Hollows vestigden. Dat was niet af te zien aan zijn eigen huis, de woning waar Bills ouders en grootouders nog hadden gewoond. Het was uitgebouwd en van binnen een beetje gemoderniseerd. Ook had hij een kantoortje voor zichzelf en een huis voor het gezin van zijn zoon op zijn land gebouwd. In Jones’ ogen was het echter nog steeds het oude, vervallen huis dat daar al zo lang hij zich kon heugen, had gestaan.

Toen hij zijn auto tot stilstand bracht, zag hij Bill de voordeur uit komen. Tegenwoordig was Bill een en al glimlach en de vriendelijkheid zelf. Hij droeg een gestreken wijde denim broek en een kaki shirt met werkschoenen. Zijn buik puilde zo gigantisch uit dat het leek alsof hij een voetbal onder zijn shirt had zitten. Hij was het toonbeeld van de welvarende en succesvolle middenklasse. Maar Jones had Bill ook in andere hoedanigheden gekend. Ooit had hij hem, met een rode kop van drank en woede, met moeite meegesleurd toen hij met een stel zuipschuiten in The Old Mill Bar op de vuist was gegaan. En hij had hem huilend van wanhoop zien instorten omdat hij dacht dat zijn jongste zoon de dood had gevonden na een val in een schacht diep in het bos. Jones was bijna platgedrukt door de emotionele Bill toen hij zijn zoon uit het gat had gered, met een gebroken been, maar levend en – uiteindelijk – wel.

‘Hoe gaat het met je, Cooper? Goed je weer te zien.’

‘Prima, kerel,’ zei Jones. ‘Hoe is het met je zoon?’

‘Ik probeer hem zo goed als ik kan uit de problemen te houden.’ Een hartelijke lach.

‘Blij het te horen.’

Ze schudden elkaar de hand, vroegen naar de gebruikelijke dingen – gezin, werk, vakantieplannen. Hoe deed Ricky het in Georgetown? Had hij die malle ring nog in zijn neus? Wat was dat toch met de jeugd van tegenwoordig? Het leken soms wel buitenaardse wezens.

Daarna schakelde hij gelijk door. ‘Waar hebben we je bezoek aan te danken, Jones?’

Jones keek om zich heen op het terrein. Ooit hadden hier allerlei roestige voertuigen, kapotte machines en een door zijn hoeven gezakte schommel gestaan, het was een ware uitdragerij geweest. Nu stonden er drie witte Dodge pick-ups geparkeerd, met op het portier in keurige letters de firmanaam: grove & zn, aannemers. Billy’s spiksplinternieuwe zwarte Mercedes stond te blinken in de zon. Jones wist dat dat type rond de honderdduizend dollar kostte. Niet om een bepaald waardeoordeel te vellen of zo, hij merkte dat soort dingen gewoon op. Elk detail zei iets over iemand.

‘Herinner je je Marla Holt nog?’ vroeg Jones.

Bill kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Dacht het wel. Een jonge vrouw die haar gezin jaren geleden in de steek had gelaten. Mack Holt is toch onlangs overleden?’

De zon stond hoog aan de hemel en Jones schermde zijn ogen af tegen het verblindende licht terwijl hij Bill vertelde over Michael Holt, die gravend was aangetroffen bij de Kapel, en over het verhaal waarmee hij was gekomen. Toen Jones uitgesproken was, had Bills gezicht een bedenkelijke uitdrukking gekregen.

‘Ik wilde je vragen de politie toestemming te geven om te gaan graven op die plek,’ zei Jones. ‘We willen graag weten of er iets te vinden is.’

Bill wreef over zijn voorhoofd. Toen hij zijn hand weer liet zakken, was de bedenkelijke frons nog steeds aanwezig. ‘Je weet dat ik weinig op heb met die vent uit New York,’ zei Bill.

Chuck had het terrein van Grove ooit een ‘kamp’ genoemd en dat was Bill ter ore gekomen. Hij had het niet kunnen waarderen.

‘Chuck is een prima gozer, Bill. Hij is een goede politieman.’

‘Volgens mij bestaat zoiets niet.’ Bill schraapte zijn keel. ‘Met uitzondering van jou, uiteraard.’

‘Uiteraard,’ zei Jones met een glimlach. ‘Bovendien ben ik geen politieman meer.’

Bill zuchtte diep.

‘Weet je,’ zei Jones. ‘Ik kan niet voorkomen dat ze een bevelschrift regelen. Op die manier komen ze er ook. Ik vond het alleen respectvoller om jou persoonlijk om toestemming vragen. Het zou veel voor me betekenen, want dit is mijn eerste opdracht als consulent. Ik maak een erg goede beurt als je erin toestemt.’

Jones was er zeker van dat Bill nee zou zeggen en dat hij maar moest zien hoe hij het voor elkaar kreeg. Maar mensen zaten vol verrassingen.

‘Hoe kan ik jou iets weigeren?’ zei Bill uiteindelijk. ‘Na wat je voor mijn zoon hebt gedaan? Als je ze maar op het hart drukt netjes te werk te gaan, met respect voor het land.’

..

Jones belde Chuck vanuit de auto en vroeg hem het klein te houden, een paar man. Hij verzocht hem de jongens te vragen het voorzichtig aan te doen en eventuele grondeigenaren die kwamen kijken, met hoffelijkheid en dankbaarheid te bejegenen. Chuck ging akkoord, maar hij klonk niet alsof hij het advies prettig vond. Het concept tact zei Chuck niets; typisch een man van de grote stad. Vóór Jones de grote weg op draaide, pleegde hij nog een telefoontje. Hij belde de praktijk van dr. Dahl en maakte een afspraak voor de volgende dag, in de namiddag.

Intussen was het gaan regenen. Het stelde niet veel voor, wat spatjes die op de voorruit glansden. Hij zette de ruitenwissers er niet eens voor aan. Tussen de laaghangende, grijze bewolking door piepte nog wat blauw, maar de zon was weg. Ze moesten maar snel gaan graven, vond Jones.