31

Net toen Willow dacht dat het niet erger kon worden, kwam meneer Ivy eten. Nee, hè! Néé, hè! Dachten ze echt dat ze dit zou pikken? Was er niet ooit een tijd geweest waarin het onacceptabel en moreel uit den boze was dat je moeder op de versiertoer ging? Eerst weduwe, toen gescheiden; waarom gaf ze het niet gewoon op?

En dan de terloopse manier waarop het haar werd meegedeeld.

‘O, Willow? Had ik je al verteld dat ik meneer Ivy heb uitgenodigd om te komen eten?’

‘Wat? Wanneer?’

‘Eh, vanavond.’

Toen pas zag Willow dat haar moeder een jurk droeg en niet haar gebruikelijke legging en slobbertrui. Dat haar haar los hing en niet in een knotje was opgebonden. En ze had zich opgemaakt!

‘Wat nou weer?’

‘Vind je hem leuk?’

‘Ik ben geen tiener, Willow. Het is gewoon prettig een vriend te hebben.’

‘Dus hij is je vriend.’

‘Op het ogenblik is hij niets.’

‘Waarom heb je dan parfum op?’

Nu zat hij tegenover Willow. Hij at. Langzaam, aandachtig, zoals te verwachten was. Hij kauwde elke hap vast twintig keer, zoals elke moeder waar ook ter wereld haar kind instrueert. Zo’n soort man was hij wel. Hij had tenminste die geruite trui niet aan. Hij droeg een denim hemd dat best wel een beetje cool was. Zijn haar zat niet zo suf als anders. Misschien was dit zijn date-look, niet zijn rector-look. Want een date was het. Ze hadden het niet over Willow of over hoe ze het op school deed. Zij was niet degene om wie het gesprek draaide, hoewel ze hadden geprobeerd haar erbij te betrekken.

Hij hing letterlijk aan haar moeders lippen, leunde naar voren, lachte, glimlachte. O, ze hadden het zo leuk samen.

Tijdens de salade kon ze zichzelf nog voorhouden dat het niets voorstelde, dat haar moeder alleen iets aardigs wilde doen. Tegen de tijd dat ze klaar waren met eten (Bethany’s specialiteit: diepzeeheek in hoisinsaus met babypaksoi, zo lekker dat zelfs Willow het graag at), wist ze het. De blos op het gezicht van haar moeder, en die geïnteresseerde glimlach die Willow voor zover ze wist nooit eerder had gezien, deden haar beseffen dat Bethany meneer Ivy écht aardig vond. Bij het toetje ging Willow bijna over haar nek. Ze kon het niet meer aanzien.

‘Hoe laat komt Richard dit weekend?’ vroeg ze. ‘Je zei toch dat hij zou komen? Dat hij zou blijven slapen?’

Haar moeder keek haar met een koele glimlach aan. Ze kenden elkaar door en door.

‘Richard is mijn ex, Willows stiefvader,’ zei Bethany tegen meneer Ivy, die gestopt was met kauwen. ‘En nee, hij blijft niet slapen. Dat doet hij trouwens nooit, zoals Willow heel goed weet.’

Bethany en meneer Ivy keken elkaar veelbetekenend aan.

‘Hij was haar tweede echtgenoot,’ zei Willow. ‘Wist u dat?’

O, ze voelde het wel, die duistere valsheid, die zwarte leegte binnenin. De uitdrukking op haar moeders gezicht bracht haar even bij zinnen. Niet boos, maar bezeerd.

‘Hm.’ Bethany tuurde naar haar bord. Ze verpulverde haar servet bijna. Willow zag dat meneer Ivy achteroverleunde en zijn ogen ook had neergeslagen.

‘Mijn eerste echtgenoot,’ zei Bethany uiteindelijk, ‘Willows vader, is gestorven toen ze drie was.’

Hij keek op, maar ze ontweek zijn blik. ‘Dat spijt me heel erg,’ zei hij. ‘Dat moet... heel zwaar zijn geweest.’

Het vergoelijkende lachje van Bethany was haar manier om te doen of ze er niet mee zat. ‘Het is al weer lang geleden.’

‘Ja,’ zei Willow. ‘Ze is er al helemaal overheen.’

Toen Bethany weer opkeek, zag Willow haar lelijke gedrag weerspiegeld in de ogen van haar moeder. Willow wist dat het heel gemeen van haar was om zoiets te zeggen, want haar moeder miste haar vader nog elke dag. Dat wist ze. Bethany had het voortdurend over hem. Dat hij een mooie zangstem had, dat hij het heerlijk vond om gek te doen en hen aan het lachen te maken, dat hij kon koken als de beste, dat hij van lezen hield en er alle vertrouwen in had gehad dat Bethany een bekend schrijfster zou worden, al lang voor ze haar eerste roman had geschreven. Willow wist het allemaal en kon de uitdrukking op het gezicht van haar moeder niet verdragen.

Het spijt me, had ze kunnen zeggen. Het spijt me, mam. Haar moeder zou haar excuus aanvaard hebben en de maaltijd met een vrolijk gezicht voortgezet hebben. Later zou ze erop teruggekomen zijn. Maar Willow bood haar excuses niet aan. Ze keek naar haar bord en prikte wat in de paksoi die ze niet van plan was op te eten. Ze zou geen hap van het eten dat haar moeder had gemaakt, in haar mond stoppen, ook al vond ze het lekker en had ze echt trek.

Het gemiezer dat al dagen duurde was eindelijk omgeslagen in regen. De druppels kletterden zo hard op het dak en tegen de ramen dat het tromgeroffel leek.

‘Wow, dat komt goed naar beneden,’ zei meneer Ivy. Hij schraapte zijn keel en wreef over zijn voorhoofd. Spanningshoofdpijn, waarschijnlijk.

‘Nou, hè,’ zei Bethany. Het klonk benepen, kleintjes. Ze sprong op zijn woorden als een drenkeling op een toegeworpen boei.

Willow liet haar bestek op haar bord kletteren en schoof haar stoel luidruchtig naar achteren. ‘Mag ik van tafel?’ vroeg ze.

Haar moeder keek haar met een donkere blik aan. ‘Ga je gang, Willow.’

Zo lawaaierig mogelijk verliet ze de kamer. Ze stormde de trap op, maar sloop gelijk weer naar beneden om in de hal achter de deur voor luistervink te spelen.

‘Het spijt me echt, Henry,’ zei Bethany na een korte stilte.

‘Je hoeft je niet te verontschuldigen, Bethany. Ik begrijp het heus wel.’

‘Het is mijn schuld. Ik heb haar er nogal mee overvallen,’ zei ze. ‘Ik had het kunnen weten.’

‘Misschien dacht je wel dat het gezellig zou zijn,’ zei hij. Zijn stem klonk zacht en troostend.

‘Dat hoopte ik.’

‘Zal ik maar gaan?’

Willow hoorde haar moeder zuchten.

Ja! Ja! Ga! Ga weg en kom nooit meer terug.

‘Als je liever gaat, begrijp ik dat best, Henry. En waarschijnlijk moet ik daar “ja” op antwoorden, omwille van Willow. Maar eerlijk gezegd wil ik niet dat je gaat. En ik wil niet dat Willow zich zo misdraagt en vervolgens nog haar zin krijgt ook. Ik weet dat ze het moeilijk heeft, maar ze mag zich zo langzamerhand wel eens wat volwassener gaan gedragen.’

Er viel een stilte. Ze raakten elkaar aan, ze voelde het gewoon. Misschien zaten ze hand in hand. Of, superranzig, zaten ze te zoenen!

‘Ik wil graag blijven,’ zei hij. ‘Kan ik helpen afruimen?’

Als Willow het had kunnen uitgillen van woede, had ze het gedaan, maar in plaats daarvan haastte ze zich stilletjes weer naar boven. Eenmaal in haar kamer liet ze zich op haar bed vallen en begon ze te huilen. Ze kon niet eens zeggen waarom ze zo van streek was. Ze huilde tot ze helemaal leeg was en als een vaatdoek op bed lag. Ze haatte haar moeder, ze haatte The Hollows, ze haatte haar ellendige bestaan. Zou iemand op de wereld zich ellendiger voelde dan zij? Ze betwijfelde het.

De regen sloeg tegen de ruiten. Het klonk zo beangstigend en deprimerend dat ze de televisie aanzette, maar de kabelverbinding lag eruit. Natuurlijk. Ze smeet de afstandsbediening door de kamer. Hij landde zonder schade aan te richten in de mand met schone was die ze voor het eten had moeten opruimen. Ze ging op de rand van haar bed zitten. Ze had het gevoel dat ze klem zat en had met zichzelf te doen. Toen werd haar aandacht getrokken door lichtflitsen buiten. Het was een soort signaal: aan, uit, aan, uit.

Ze liep naar het raam en keek naar beneden. In de gloed van de lamp bij de voordeur stonden Cole en Jolie onder een grote paraplu. Cole knipperde met de zaklamp en Jolie hield de paraplu vast. Ze glimlachte haar speciale glimlach, die Willow niet kon weerstaan. Hij beloofde een verzetje, ook al zat ze diep in de shit. En Cole... Zijn glimlach beloofde iets heel anders. Ze zwaaide en stak haar vinger omhoog. Ze griste haar regenjas uit haar kast en sloop de trap weer af. Ze hoorde haar moeder en meneer Ivy lachen en voelde zich niet in het minst schuldig toen ze de voordeur uit glipte.

..

‘Hoe komt het dat u nooit getrouwd bent, meneer Ivy?’ Ze noemde hem afwisselend Henry en meneer Ivy. Hij vond het leuk zijn naam uit haar mond te horen. Meestal kreeg hij iets onbehaaglijks als hem die vraag werd gesteld. Maar zij stelde hem zo open en onbevangen dat hij merkte dat hij er serieus over nadacht.

‘Ik weet het niet,’ zei hij. ‘Altijd op het verkeerde moment op de verkeerde plek, of nooit op de juiste plek.’

Hij was erin geslaagd het gepieker over Marla Holt van zich af te zetten voor hij hierheen kwam. Na het telefoongesprek met Bethany had hij besloten dat hij zich niet langer druk ging maken over de vraag of het geluk nu wel of niet voor hem was weggelegd. Hij mocht Bethany Graves en ze leek hem ook te mogen. Hij zou wel gek zijn om thuis te gaan zitten tobben over wat er met Marla was gebeurd en wat hij had kunnen doen om het te voorkomen. Wat had hij daaraan?

Onderweg naar Bethany had hij op de radio gehoord dat de gerechtelijk lijkschouwer had bevestigd dat de beenderen die gevonden waren, inderdaad van Marla Holt waren. Ze was het dus. Ze had daar al die tijd gelegen. Zelfs dat had hij naar een hoekje van zijn geest gedirigeerd. Dat kwam later wel.

‘Ben je ooit verliefd geweest?’ vroeg Bethany.

Hij had te veel gedronken, wat in zijn geval meer dan twee glazen wijn betekende. Hij was bezig aan zijn derde en hij voelde zich warm en licht. Van de blos op Bethany’s gezicht leidde hij af dat zij hetzelfde voelde. Vanaf het moment dat Willow naar boven was gegaan, zochten ze fysiek contact. Hij had het aangedurfd haar arm zachtjes te strelen. Toen ze hem vertelde over haar man, over dat hij zo jong was gestorven en haar met een kind had achtergelaten, hadden hun vingers zich kort verstrengeld. Nu ze van de tafel naar de bank in de woonkamer waren verhuisd, deed het verlangen haar te kussen bijna pijn. De atmosfeer was geladen.

‘Ik ben verliefd geweest,’ zei hij. ‘Zeker.’

Ze fronste haar wenkbrauwen toen hij dat zei en ze legde haar hand tegen zijn gezicht. ‘Liefde en een verdrietig gezicht horen niet bij elkaar.’

Die zin deed hem iets, of misschien was het haar tederheid, haar open blik. Alles wat hij verdrongen had, kwam naar boven. ‘Dat is het niet,’ zei hij.

Flarden muziek uit Willows kamer, voorspelbaar rauw en kwaad, dreven via de trap naar beneden. Hij keek om zich heen, naar de hoge boekenkasten, de flatscreen-televisie, de warme gloed van de indirecte verlichting. Ze zaten dicht bij elkaar op de bank, haar been bijna tegen het zijne. Hij zou hier helemaal kunnen wegzakken, in dit moment met haar, als hij zijn gedachten maar kon stilzetten.

‘Vertel het me maar,’ zei ze. ‘Toe, vertel het. Iets anders doen dan praten kunnen we toch niet, met Miss Willow in die allesvernietigende stemming.’

Ze glimlachte breed en vertrouwenwekkend. Ze verwachtte een verhaal over een onbeantwoorde liefde of een verloren gegane liefde of over hoe moeilijk het was om iemand te vinden in een klein provinciestadje. Iets gewoons.

‘Heb je het gehoord van die beenderen?’ vroeg hij. ‘Die ze in het bos hebben gevonden?’

Er trok een schaduw over haar gezicht, alsof dat iets opriep wat onprettig was. Hij herinnerde het zich weer. Het was Willow geweest die Marla Holt had gevonden. Als Willow die dag niet had gespijbeld en door het bos naar huis was gegaan, zou ze nooit op Michael Holt bij de Kapel zijn gestuit. Dan zou ze zou haar vrienden er nooit mee naartoe hebben meegenomen en hadden Henry, Bethany en Jones Cooper nooit weet gehad van die plek. Als Jones Cooper niet in zijn eentje was teruggegaan en de politie niet had gewaarschuwd, zouden die botten het geheim van Michael Holt zijn gebleven. Het kwam Henry bijna voor als een grap, ondanks de schele hoofdpijn die kwam opzetten.

‘Beenderen?’ vroeg ze. ‘Wat voor beenderen?’

Het ging zijn bevattingsvermogen bijna te boven. Marla en Bethany, Michael en Willow. Het was een zieke grap. Hier zat hij dan met een slimme, mooie vrouw, met de eerste romantische gevoelens sinds lange tijd. En omdat de wegen van de kinderen van Bethany Graves en Marla Holt elkaar hadden gekruist, was het voor hem niet mogelijk om ontspannen bij haar te zijn, om haar misschien te kussen of te zeggen hoe aantrekkelijk hij haar vond en hoe fijn het was om met haar te praten. Dat dat al genoeg was, meer dan genoeg. Zelfs zoiets eenvoudigs was hem niet gegund.

‘De politie heeft beenderen gevonden bij de Kapel,’ zei hij.

Ze hield haar adem in. ‘Daar waar Willow was?’

Hij knikte en de frons op haar gezicht werd dieper. Hij vertelde haar alles.