38

Dinsdagochtend. De meeste kamers op de rechercheafdeling waren leeg. De verschillende teams waren op andere locaties ondergebracht. Pieter vulde zijn koffiemok en liep terug naar zijn werkplek, waar de lijst met inbraken van het afgelopen weekend voor hem klaarlag. Het was de bedoeling dat hij de modus operandi van elke zaak in het opsporingssysteem verwerkte. Het ging moeizaam, want zijn gedachten dwaalden steeds af naar de situatie thuis. Hij voelde zich machteloos en dat werd er na elk bezoek aan zijn dochter in de afkickkliniek niet minder op. Bianca had het overduidelijk zwaar nu ze van haar dochter gescheiden was. Als hij in haar ogen keek zag hij de angst en de wanhoop. Hij vond het moeilijk om met haar over zijn gevoelens te praten. Op de een of andere manier verdrong hij het, omdat hij haar niet wilde bezwaren met zijn verdriet. Hij had weinig vrienden waarmee hij kon praten. Hij had zijn broer wel in vertrouwen genomen, maar die had wat gehumd en geknikt, bang dat hij Pieter zou kwetsen. En dan waren er nog de mensen waarvan hij dacht dat het vrienden waren, die vooral verbaasd waren om het feit dat hij als politieagent niet had gemerkt dat zijn dochter was afgegleden. Mensen langs de zijlijn zaten meestal vol vooroordelen. Hij wist niet wat hij erger vond: de ouders die meenden dat het hen niet kon gebeuren of de betweters zonder kinderen. Pieter keek op toen hij de toegangsdeur in het slot hoorde rammelen en een bekende stem boven het gebonk uitschalde. ‘Kan er iemand opendoen? Hallo!’ Verrast en met een glimlach van oor tot oor liep Pieter op het gerammel af.

‘Ben je je pas vergeten? Zonder een pas komt niemand erin, orders van hogerhand. Het is strikt geheim hier. Het spijt me.’ Pieter draaide zich om en deed alsof hij weg wilde lopen. ‘Als je niet snel opendoet dan draai ik dat kippennekje van jou eraf’, riep Van Buren lacherig, terwijl hij aan de deurknop bleef rukken. Pieter maakte plagerig een buiging en opende de deur. ‘Die hele beveiliging hier slaat nergens op’, bromde Van Buren terwijl hij zijn jas uittrok en de regendruppels eraf schudde. ‘Wat valt er hier nog te halen? Alle belangrijke informatie staat in de computer en kan op elk bureau opgevraagd worden. Meer dan wat oud meubilair en wat stoffige ambtenaren tref je hier niet aan.’

‘Ook goedemorgen’, reageerde Pieter met een twinkeling in zijn ogen.

Van Buren lachte. ‘Hoe is het met je dochter?’

‘Ze zit nu vier weken in de kliniek en slaat zich er dapper doorheen. Hoe is het met jou? Mag je al terugkomen?’ ‘Dat hoor ik zometeen.’ Hij wees met zijn duim naar de kamer van de recherchechef. ‘Er zit een delegatie sterren en strepen op me te wachten.’ Hij grinnikte en sloeg Pieter vriendschappelijk op de schouder. ‘Maar ik heb voor hetere vuren gestaan.’

Met een beker koffie in de hand klopte Van Buren op de deur en zoals gewoonlijk wachtte hij niet op een stem die hem binnenriep. Linthorn schoof de papieren die voor hem op de tafel lagen opzij. Hij keek Van Buren over zijn bril aan en gebaarde dat hij moest gaan zitten. ‘Geen ontvangstcomité van hoge heren?’ vroeg Van Buren terwijl hij tegenover Linthorn aan het bureau plaatsnam. Hij roerde in zijn koffie en grijnsde toen het gezicht van de recherchechef betrok.

‘Je zou denken dat je in deze situatie iets minder hoog van de toren zou blazen. Maar nee…’

Nonchalant haalde Van Buren zijn schouders op en nam een slok van zijn koffie. Hij was niet van plan om door het stof te kruipen. Hij was fout geweest, dat wist hij. Maar het was in zijn ogen een begrijpelijke fout. Hij had de knul niet geraakt. Had hij dat maar wel gedaan, dan wist hij tenminste waarom hij zo zwaar werd gestraft.

‘De Rijksrecherche heeft een onderzoek gevoerd naar het incident tussen jou en verdachte Vergeel. Als rechercheur ben je getraind om in dit soort situaties je kalmte te bewaren. Het is de wereld op zijn kop als rechercheurs geweld gebruiken tegen een arrestant. We snappen dat het soms te veel kan worden. Wij zijn ook mensen van vlees en bloed en in jouw situatie…’ Van Buren fronste zijn wenkbrauwen. Hij had zich voorgenomen om niet uit zijn slof te schieten maar het kostte hem behoorlijk wat moeite. Maar aan de andere kant… Wat had hij nog te verliezen? De kans was vrij groot dat hij zijn politiepenning moest inleveren. Hij had vaak genoeg tegen de schenen van de leidinggevenden geschopt en dit was voor hen een gedroomde kans om van hem af te komen. ‘Vergeel staat bekend om zijn provocerende gedrag en zijn antipolitiehouding. Dat en het feit dat je de kerel niet geraakt hebt, heeft in je voordeel gespeeld. Er komt een aantekening in je dossier en daarmee wordt de zaak gesloten. Je kunt morgen weer beginnen.’ Linthorn leunde achterover en glimlachte toen hij de verbazing op het gezicht van Van Buren zag. ‘Welkom terug, vriend.’

Hij stak zijn hand uit en Van Buren staarde ernaar, terwijl hij zijn emoties onder controle probeerde te krijgen. Het liefst was hij opgesprongen, had hij Linthorn in zijn armen getrokken en een kus op zijn voorhoofd gedrukt. Hij had willen schreeuwen en dansen van blijdschap. Ze hadden hem niet ontslagen, hij was terug. Maar niets van dat alles.

Bedeesd en met een strak gezicht schudde Van Buren de uitgestoken hand. ‘Ik had al bijna een restaurant in Spanje gekocht.’

‘Dat kan altijd nog. Je bent nog jong’, merkte de recherchechef droogjes op. De blik in zijn ogen verzachtte.

‘Doe het voorlopig rustig aan. Er ligt nog een simpele inbraak op de plank, of doe wat aan je administratie, maar loop niet te hard van stapel.’

Toen Van Buren de volgende morgen de vergaderruimte binnenliep, zaten zijn collega’s hem op te wachten. Er stond een doos met gebak in het midden van de tafel en men begon te zingen. Ze sloegen op zijn schouders, er werden handen geschud en plagende opmerkingen gemaakt. Van Buren likte verlekkerd langs zijn lippen terwijl hij de doos naar zich toetrok. ‘Is dit op kosten van het korps?’ Toen Linthorn dit bevestigde, zei hij dat hij er in dat geval twee nam. Ze hadden zijn kamer versierd met ballonnen en toiletpapier in lange slierten aan het plafond bevestigd. Het inbrakendossier op zijn bureau schoof hij resoluut aan de kant. Hij keek op zijn horloge. Het was kwart voor twaalf. Hij had zijn mobiel uit zijn colbert gevist en op tafel gelegd. Terwijl hij een tweede kop koffie in een teug opdronk, verzamelde hij al zijn moed. Er was een last van zijn schouders gevallen nu hij zijn recherchejob niet hoefde te verruilen voor die van chef-kok, want hij was erachter gekomen dat hij toch liever een stoffige ambtenaar was. Maar er bleef nog een obstakel over. Vivian had al meerdere malen geroepen dat hij het niet kon blijven uitstellen en ze had gelijk. Hij moest bellen, maar het viel hem zwaar. Wat kon hij zeggen? Elk woord was zinloos, overbodig, dom. Hij wierp een blik naar buiten, zuchtte en drukte toen het nummer in. Het duurde even voordat ze opnam en even was hij opgelucht omdat hij dacht dat ze er niet was.

‘Met Heleen Resmann…’ Haar stem klonk helder en zelfs vrolijk.

‘Hoe is het met je, meisje?’ vroeg hij.

Van Buren neuriede mee met de muziek op de radio. Hij was in een opperbeste bui nu hij met Heleen had gesproken. Ze had de nodige chemotherapie achter de rug en werd volgende week geopereerd. Het zag er hoopvol uit en dat had hem gesterkt. Hij trok zijn kast, die uitpuilde van stapels papier, beduimelde mappen en dossiers, open. Opruimen was niet een van zijn sterkste punten, gemakzucht daarentegen wel. Op de dag van de schorsing had hij alle troep op zijn bureau beetgepakt, in de kast gesmeten en op slot gedraaid.

Dossiers, ongelezen memo’s, gefotokopieerde tapverslagen en tekeningen die hij maakte wanneer hij aan het bellen was, de hele rataplan lag schots en scheef op een schap. Een onaangename geur kwam uit de kast en hij bukte zich om te kijken waar de stank vandaan kwam. Mopperend trok hij een dienblad met vuil servies van de onderste plank. Een half verorberde tosti lag beschimmeld onder een servet op een bord. Hij verzamelde de vuile koffiekopjes van de vensterbank en schoof het volle dienblad op de gang. Dat moest hij straks maar naar de kantine brengen, nu had hij belangrijkere dingen te doen. Hij trok een dossier uit de kast. ‘Team Zuidendrugs’ stond er met grote letters vooraan op geschreven. Misschien kon hij Desiree Appels ter vervanging van Heleen krijgen. Tijdelijk natuurlijk, want niemand kon Heleen vervangen. Ze had nog een jaar nodig om te herstellen en zo lang zou hij ook wachten. Met het dossier onder zijn arm liep hij naar de kamer van de recherchechef om daar zijn besluit op tafel te leggen. ‘Harrie…’ De recherchechef trok geïrriteerd zijn bril van zijn gezicht toen Van Buren zijn kamer binnenliep. ‘Ik wil mijn drugsonderzoek en mijn mensen terug.’