9

Rob van Buren was 53 jaar en rechercheur bij de districtsrecherche Gelderland-Zuid. Hij had een reputatie, en die was niet alleen maar positief. In zijn uitspraken was hij vrij direct, wat hem niet erg populair maakte bij zijn leidinggevenden. Maar tegelijkertijd blonk hij uit in zijn vakgebied, waardoor de leiding zijn gedrag meestal door de vingers zag. Hij had na zevenentwintig dienstjaren bij de politie zijn sporen wel verdiend. Rechercheur Van Buren roerde met het montuurpootje van zijn bril in zijn koffie en keek zijn nieuwe teamleden aan. ‘Vanaf vandaag werken we onder de naam Team Zuidendrugs. Ons team is niet groot, het bestaat uit vijf personen. We focussen ons op een groep dealers die in het zuidelijk deel van de stad actief is. De vaste kern van die groep bestaat uit een drietal bekenden: de Ier Ardal Sheen, vierendertig jaar en de twee broers Ben en Han Klooster, vierentwintig en achtentwintig jaar. Woonplaats onbekend.’ De rechercheur wees naar de drie foto’s aan de wand. ‘Ze hebben een groot aantal minderjarigen als dealer voor zich werken. Aan ons de taak om aan te tonen hoe deze heren te werk gaan en of we het kunnen klasseren onder de noemer “georganiseerde drugsbende”. Als het een organisatie is ligt de strafmaat een stuk hoger, en hoe langer het drietal achter de tralies verdwijnt, hoe beter voor de samenleving. Welke bewijzen hebben we daarvoor nodig…’ Van Buren likte de poot van zijn montuur schoon en schoof de bril op zijn neus. Hij nam een slok van zijn koffie en checkte zijn aantekeningen. ‘Wat voor soorten drugs ze aanbieden: harddrugs, softdrugs… Waar slaan ze het spul op, wie zijn hun subdealers en aan wie verkopen die het dan weer door? Voor hoeveel wordt er verkocht en wat is hun winst? Het Openbaar Ministerie verwacht een gedetailleerd financieel overzicht met de nodige bewijslast. We hebben de mobiele nummers van Ardal en Han onderschept en die sinds vanmorgen onder de tap gezet. Heleen coördineert het tapgebeuren en Pieter zal Heleen voorlopig assisteren. Cees en Sera doen het veldwerk.’ Van Buren richtte zich tot Cees de Water en Sera Kuguksloe. ‘Ik wil weten in wat voor auto’s ze rijden, waar ze voor het laatst door onze mensen zijn gezien, wie hun vrienden en vriendinnen zijn, of ze getrouwd, gescheiden zijn of maîtresses hebben, hun banknummers, schulden… Elk detail, hoe smerig ook, wil ik op mijn bureau zien. Morgen om tien uur verwacht ik een antwoord op mijn vragen. We moeten lange dagen maken, want het is niet de bedoeling dat we maanden aan dit onderzoek werken. Vragen?’ Van Buren hing achterover in zijn stoel en keek de kring rond. ‘Goed, laten we boeven gaan vangen.’

Heleen toetste een code in en de deur schoot uit het slot. De tapkamer was een langgerekte ruimte met geblindeerde ramen om inkijk te voorkomen. Aan weerskanten van de muren hingen enorme whiteboards, volgekrabbeld met telefoonnummers en namen van verdachten of tolken. Op de bureaus, naast de toetsenborden, schermen en computerapparatuur, lagen de hoofdtelefoons en notitieblokken klaar voor gebruik. Er liepen geen andere onderzoeken waarin werd getapt, dus Heleen en Pieter hadden het rijk voor zich alleen. Heleen rolde een bureaustoel naar achteren en typte een wachtwoord in. Ze seinde naar de stoel en duwde Pieter een hoofdtelefoon in zijn handen. Het beeldscherm vulde zich met iconen terwijl Heleen op een tweede computer inlogde. Haar handen werkten snel. Allerlei codes en bestandsnamen verschenen op het scherm en uiteindelijk kwamen er twee telefoonnummers in beeld. Ze tikte met de achterkant van een pen op het scherm. ‘Dit zijn de gesprekken van Han en Ardal die vanaf acht uur naar de tapkamer worden doorgeschakeld. We kunnen de gesprekken live meeluisteren of opslaan zodat we ze op een later tijdstip kunnen beluisteren. Zoals je ziet heeft Han zeventien uitgaande gesprekken gevoerd en eenentwintig gesprekken ontvangen.

Ardal tweeëndertig uit en vierentwintig gesprekken in. We moeten elk gesprek in zijn geheel beluisteren, want je weet nooit wanneer er iets nuttigs wordt gezegd. En of het om de wintertenen van oma gaat of over de luieruitslag van de baby; alles wordt in een proces-verbaal verwerkt en opgeslagen als bewijslast. Dat kan soms behoorlijk saai zijn, maar het is niet anders. Elk gesprek krijgt een code, zodat Van Buren weet welk gesprek van belang zou kunnen zijn voor het onderzoek.’ Ze klikte een gesprek aan en een stem galmde door de speakers.

‘Hé, maat… Ben je al onderweg? Die Lange wacht op zijn Jonko.’

‘Ik ben er over acht minuten’, antwoordde een jongensstem.

‘Mijn scooter wilde niet starten.’

De beller slaakte een zucht. ‘Kale Giel heeft kabouterpost nodig.

Heb je dat bij je?’

‘Nee, ik moet langs de pier om het te halen. Zeg maar dat ik over een halfuurtje bij hem ben.’

Weer een zucht. ‘Maak een beetje haast, wil je?’

Hierna werd het gesprek afgebroken. Heleen begon ijverig te typen. ‘Dit kan relevant zijn voor ons onderzoek.’

Pieter fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik kon er weinig van opmaken. Hoe weet je eigenlijk dat dit Ardal was?’

‘Dat weet ik niet. Zolang hij zijn naam niet noemt, blijft hij een onbekende beller. Maar het gesprek bevat belangrijke informatie. “Jonko”, “kabouterpost” en “pier”… Het is straattaal. De dealers praten in codes, die noemen het spul nooit bij naam. Ze houden er rekening mee dat de politie mee kan luisteren. Gelukkig hebben we de nodige ervaring.

Jonko is wiet, met kabouterpost bedoelt hij een snuif cocaïne en de pier is waarschijnlijk de locatie waar de drugs ligt opgeslagen. Uit de toon van de man, waarschijnlijk Ardal, die het telefoontje maakt, kun je duidelijk afleiden dat hij de leiding heeft. De gebelde is een koerier en hij doet zijn werk op een scooter. Nu weten we dat we moeten uitkijken naar een man op een scooter. De Lange en Kale Giel zijn afnemers of subdealers die het spul weer doorverkopen. Het is gebruikelijk dat de subdealers maar kleine hoeveelheden drugs op zak hebben. Ze laten zich gewoon geregeld door de koeriers bevoorraden om te voorkomen dat ze worden geript door de concurrent. En als ze worden opgepakt door de politie, dan is het spul zogenaamd voor eigen gebruik. Dan moeten wij kunnen aantonen dat het dealers zijn en dat is soms moeilijk. We geven dit gesprek de hoogste code, zodat we er zeker van zijn dat Rob het leest.’

‘Waarom de hoogste code?’

‘We hebben nu het nummer van de koerier op de scooter. Dit telefoonnummer wordt met spoed onder de tap geplaatst en zo breiden we onze informatielijn langzaam uit. Misschien belt hij een keer naar Kale Giel of de Lange op een vast nummer en dan hebben we een adres. Of hij belt met school of een vriendin en noemt zijn naam. Zodra we weten wie de koerier en de subdealers zijn, laten we hen volgen door een observatieteam.’

Pieter krabde zich achter zijn oor. ‘Dus elk gesprek kan een nieuw telefoonnummer opleveren? Dat kost op een gegeven moment behoorlijk wat tijd om al die gesprekken bij te houden.’

‘Ja, dat klopt. Daarom werken we straks met roosters, zodat de bezetting in de tapkamer optimaal is. Ook in het weekend!’

‘Ook in het weekend?’

Heleen knikte. ‘Als het moet… de klok rond. Welkom bij de recherche.’

Cees de Water wreef zuchtend door zijn blonde stekelhaar en keek zijn collega zijdelings aan. ‘Ik had dit weekend vrij willen plannen om naar de Tourist Trophy in Assen te gaan.’ ‘Dat uitje kun je op je buik schrijven. Daar krijg je nooit vrij voor.’ Sera schakelde naar de derde versnelling en gaf gas.

‘Misschien kun je volgend jaar het spektakel bijwonen.’ De onopvallende politieauto draaide de provinciale weg op, richting het zuidelijke deel van de stad.

‘Volgend jaar? Wie zegt dat er dan niet weer iets tussenkomt? Er is altijd wat.’ Cees haalde een pakje sigaretten uit zijn zak en graaide er een sigaret uit.

‘We mogen niet in de dienstauto roken’, wees Sera hem op de regels. Met een nors gezicht keek hij zijn collega aan. Hij wilde iets zeggen, weifelde en verfrommelde toen nijdig zijn pakje sigaretten. Met een vloek smeet hij het over zijn schouder op de achterbank en keek toen mokkend naar buiten. ‘Ik bedenk de regels niet, Cees. Je hoeft je frustraties niet op mij af te reageren.’ Verongelijkt keek Sera naar zijn achterhoofd. ‘We lassen straks een rookpauze in.’

Maar dit compromis leek Cees niet milder te stemmen. ‘Naar rechts, rechts…’ Zijn vuist bonkte op het glas. ‘Hier rechts!’ Sera gaf een ruk aan het stuur en hoofdschuddend greep Cees zich aan het dashboard vast. ‘Vrouwen achter het stuur’, mopperde hij binnensmonds. ‘Tweede rechts, eerste links en dan de kruising over.’ Zonder commentaar volgde Sera zijn aanwijzingen op. Cees was een beste kerel, maar humeurig en niet erg tactvol waar het vrouwen betrof. ‘Aan het einde rechts, langs het park.’ Met zijn armen over elkaar geslagen keek Cees naar buiten. ‘We rijden binnen een vijftal minuten langs de stamkroeg van de gebroeders Klooster. De vraag is of ze daar nog komen. De informatie is ruim een half jaar oud.’ Hij veerde op en wees. ‘Staan die gasten daar niet bij?’ In het gras, naast de skatebaan, zat een groepje jongelui. De auto minderde vaart.

‘Dat zijn volgens mij van die hangpubers’, zei Sera. ‘Zullen we hier even stoppen om een sigaretje te roken? Dan wandelen we quasi nonchalant even langs zodat we de gezichten beter kunnen bekijken.’

‘Ja, dat is een idee.’ Speurend bekeek Cees de rij geparkeerde auto’s. ‘De broertjes Klooster rijden in zo’n grote bak. Ben rijdt in een zwarte Dodge Ram uit 2008 en Han in een zilverkleurige Dodge uit 2010. Auto’s die je niet gemakkelijk over het hoofd ziet.’

Sera minderde gas en reed de dienstauto in een parkeervak. ‘We kunnen beter een eindje gaan stappen, want als we stapvoets blijven rijden vallen we alleen maar meer op.’ Ze gooide haar deur open. ‘Vergeet je je sigaretten niet?’ Met een grijns wees ze over haar schouder naar de prop op de achterbank.