12

Angela had niet veel van de amaretto gedronken. Na een paar slokjes van het sterke spul had ze haar bekertje stiekem in het gras geleegd. Vincent en Fred waren niet komen opdagen en er was niets om te roken. En omdat het ging miezeren besloten ze om allemaal vroeg naar huis te gaan. De aardappels stonden op het vuur toen haar moeder met een tas boodschappen de keuken binnenkwam. Ze mopperde dat haar vader al het bier had opgedronken en dat ze met zware tassen op de fiets door het verkeer had moeten manoeuvreren. ‘Als hij vanavond thuiskomt wil hij natuurlijk een biertje.’

Angela voelde haar gezicht gloeien. ‘Hij is gewoon een zuipschuit’, had ze als grap geantwoord.

Haar moeder gromde instemmend en legde de bierflesjes op het rooster in de koelkast. Samen hadden ze de boontjes gedopt en de tafel feestelijk gedekt met oma’s servies, dat normaal gesproken alleen met de kerstdagen uit de kast kwam. ‘We moeten dat vaker doen’, zei Angela toen ze aan de koffie zaten. ‘Wij met ons tweeën, een vrouwendag. Dat is toch leuk?’ Ze kroop op de bank tegen haar moeder aan en nam kleine hapjes van haar koek. ‘Dat vergeet ik bijna… De moeder van Melanie is zaterdag jarig en ze heeft mij uitgenodigd voor het feest. Ik mag blijven eten.’ ‘Hebben jij en Melanie het weer bijgelegd? Ik dacht dat jullie vriendschap wat bekoeld was?’

‘We hebben het bijgelegd. Het is uit met die jongen en ze heeft er spijt van dat ze onze vriendschap op het spel heeft gezet. Wat moest ik dan? We zijn al zo lang bevriend. En een feestje lijkt mij wel gezellig.’

‘Dan moet je gaan.’

‘Vind je het niet vervelend? Als papa moet werken dan zit je de hele zaterdag alleen thuis.’ Bianca schoot in de lach. ‘Ik heb geen oppas nodig. Ga jij nou maar naar Melanie. Ik vermaak me wel uitstekend alleen.’

Het was even stil. ‘Ik vind het wel stom om met lege handen aan te komen. Mag ik morgen in de stad een geurtje voor haar moeder kopen?’

‘Dat is wel zo aardig. Ik zal je even geld geven. Twintig euro lijkt mij genoeg. Maar wordt een feestje niet te druk voor je? Je bent net weer iets opgeknapt. Als je het niet redt, dan bel je en dan kom ik je halen.’

‘Ik ben vanmiddag trouwens ongesteld geworden’, loog Angela. ‘Ik voel me stukken beter. De hoofdpijn en de buikkrampen zijn weg.’ Ze pakte de tv-gids van tafel en begon te bladeren. ‘Is er nog een leuke film vanavond?’

Vrijdagmiddag 15.15 uur. Angela stond in het straflokaal en keek snel op haar horloge terwijl ze wachtte op een docent die haar naam kwam noteren. Ze was niet de enige. Vier leerlingen uit andere groepen hadden zich gemeld. Thijsman, docent Nederlands, moest die dag de boel coördineren en het was duidelijk aan zijn gezicht te merken dat hij er niet blij mee was. Hij knalde zijn aktetas op tafel en knikte naar hen als teken dat ze plaats konden nemen. Er kwam een formulier uit zijn tas en hij klikte zijn pen open. ‘Wat hebben we hier? Jorritsma uit 4D, Mariska uit 2A…’ De pen viel stil en de docent keek de lange slungel op de vierde rij aan.

‘Jasper de Koning, klas 2C’, antwoordde de jongen. De pen kwam weer in beweging. De blik van Thijsman bleef nu op Angela hangen. ‘Vantichelen 3C.’ Hij schudde moedeloos zijn hoofd. ‘En hoeveel uur hebben jullie aan de broek hangen?’ ‘Twee uur’, gromde Jasper.

‘Een!’ Mariska stak een vinger op. Piet Jorritsma en Angela volgden haar voorbeeld. Thijsman zuchtte. Het was vrijdag, zijn dochter was jarig en hij wilde zo snel mogelijk naar huis. Hij was niet van plan om tot kwart over vijf in dit muffe lokaal rond te hangen. ‘Wat mij betreft mogen jullie jullie huiswerk maken.’

‘Ik heb mijn huiswerk al af’, riep Jorritsma hoopvol.

Thijsman wees naar een kast, achter in de klas. ‘Dan pak je een boek en schrijf je de eerste vier hoofdstukken over.’ Het gezicht van Jorritsma betrok en met tegenzin graaide hij in zijn rugtas. ‘Ik geloof dat ik nog een wiskundeopdracht heb.’

Met een grijns haalde Thijsman een leesboek tevoorschijn.

‘Meneer…’ Jorritsma stond naast zijn bank. ‘Mag ik even naar de wc?’ Thijsman checkte zijn horloge; kwart voor vier.

‘Snel weer terug’, bromde hij en de jongen schoot het lokaal uit. Verveeld staarde Thijsman door het raam over het lege schoolplein. Zijn vrouw had appeltaart gebakken. Ze maakte de beste appeltaart van de stad. Met kaneel en in rum gewelde rozijnen. Meestal klopte ze de slagroom zelf. Met een vleugje citroen en anijs. De kans was groot dat de taart al verorberd was door zijn dochter en haar vriendinnen als hij thuis kwam. Het was dertig minuten rijden… Als hij nu wegging dan was hij om half vijf thuis.

Jorritsma kwam het lokaal weer binnengewandeld. ‘De wc is verstopt. Is het een goed boek?’

Thijsman sloeg het boek dicht en keek het viertal één voor één peinzend aan. ‘Als ik jullie nu wegstuur… Veel te vroeg… Hoe lang duurt het dan voordat de hele school het weet?’

‘Nooit’, riep Jorrisma voor zijn beurt. ‘Niemand hoeft het te weten. Toch?’ Hij zocht met zijn ogen steun bij de anderen.

‘Van mij horen ze niets’, beweerde Jasper uit 2C. Enthousiast begon hij zijn tas in te pakken en Mariska had haar jas al in haar hand.

‘Ik zeg ook niks. Mogen we gaan?’

Hoopvol wachtte het viertal zijn beslissing af. Langzaam borg Thijsman het formulier en zijn boek in de aktetas op. Hij stond op en glimlachte van oor tot oor. De appeltaart wachtte.

Angela weifelde. Zou ze nog eventjes naar het park gaan of direct naar huis? Ze moest nog het een en ander regelen voor zaterdag. Ze dacht aan de twintig euro in haar portemonnee en voelde zich enigszins schuldig. Het was puur bedrog, maar ze had geen keuze, hield ze zichzelf voor. Als ze haar wat meer ruimte zouden geven, dan hoefde ze niet zo stiekem te doen. Een stem in haar hoofd probeerde haar tot de orde te roepen, maar haar besluit stond vast. Ze had een briljant plan bedacht, maar als het fout ging… Het mocht niet fout gaan. Het was een kwestie van durf. Niet een van haar beste eigenschappen, dat wist ze. Voor het park stond ze even stil. Misschien was het slim om toch even langs de skatebaan te lopen. Straks waren de plannen gewijzigd en nam ze voor niets al die risico’s. Langer dan een halfuur hoefde ze niet te blijven.