37

Angela werd gewekt door een hand die haar zachtjes heen en weer schudde. ‘Angela… Angela!’ Angela had haar ogen geopend en haar moeder aangestaard. ‘Het is half acht. Tijd om op te staan.’ Bianca had een glas water met twee aspirines op het nachtkastje gezet en bleef, tot grote ergernis van Angela, in de kamer rondhangen. Kreunend kwam Angela overeind en versuft keek ze in het rond. Haar gezicht betrok toen ze de koffer opengeklapt op haar bureau zag liggen. ‘Wil je nog iets speciaals meenemen?’ vroeg haar moeder. ‘Een fotoboek of een van je pluche beesten?’ Angela schudde haar hoofd en graaide toen met een pijnlijk gezicht de aspirines van het nachtkastje. Doe maar een fles Bacardi, wilde ze eigenlijk antwoorden maar waarschijnlijk werd haar grapje niet gewaardeerd. Ze spoelde de pillen weg terwijl ze met haar ogen haar moeder volgde die de laatste kledingstukken aan het inpakken was. Ze probeerde zich iets van gisteravond te herinneren, maar de beelden kwamen maar met flarden binnen. Om een ding was ze blij: dat haar moeder niets over gisteravond vroeg. Haar moeder was duidelijk teleurgesteld, want ze had haar nog geen enkele keer aangekeken. ‘Kom je eruit? Ik heb je kleren op de stoel klaargelegd.’ Ze klapte de koffer dicht en tilde het gevaarte van het bureau. ‘We vertrekken om half negen.’ Angela kleedde zich verdoofd aan, terwijl de zenuwen met de minuut groeiden. Ze werd gedumpt in een of ander gat, zonder vrienden, zonder familie, zonder Trix. Wat als ze haar niet meer kwamen ophalen omdat ze schoon genoeg van haar hadden? Ze moest geld meenemen zodat ze tenminste de trein kon betalen als ze wilde vluchten. In haar zakken vond ze wat losse munten: vier euro. Het was beter dan niets.

Pieter trok zijn jas aan en voelde of de autosleutels in zijn zak zaten. Hij sjouwde de koffer naar de lift en bleef daar op Bianca en Angela wachten. Zijn hart kromp ineen toen ze samen aan kwamen lopen. Zijn kleine meisje… Ze zag er zo breekbaar uit. Hij liep voorop naar de auto en schoof de koffer in de kofferbak. Het regende. Hoe toepasselijk, dacht hij. Het landschap zoefde voorbij. Door het beregende raam was het niets meer dan een vaag beeld van doorweekte weilanden en een snelweg. Angela leunde met haar voorhoofd tegen het raam en tuurde wezenloos in het niets.

Toen de auto uiteindelijk het parkeerterrein opreed en de motor afsloeg, tilde ze langzaam haar hoofd op. Ze stapte uit en voelde de arm van haar moeder rond haar schouders glijden. Samen liepen ze naar de kliniek.

Een vrouw van rond de vijftig met kort, kastanjekleurig haar stond hen op te wachten. Marleen Keijzer was haar naam. Vriendelijk maar streng vroeg ze of Pieter de koffer op de balie wilde leggen zodat ze de inhoud kon controleren. ‘Het zijn de regels’, zei ze terwijl haar handen geroutineerd door de kleding zochten. ‘Geen mobiel bij je?’ Angela twijfelde even en dat verried haar. De vrouw stak haar hand uit en met tegenzin legde Angela de Samsung in haar hand. ‘Dan gaan we nu naar het koetshuis. Neemt u de koffer mee…’

De jongerenwoning was in een voormalig koetshuis en was een kopie van het hoofdgebouw, maar dan in het klein. Het had dezelfde rode dakpannen, hoge boogramen en gepleisterde gevels. Achter de voordeur zag het er echter helemaal anders uit. Er waren geen hoge eiken deuren, er was geen witmarmeren hal met houten lambrisering. De halmuren waren betegeld met een grijze tegel en op de vloer lagen zwarte vloertegels van zestig bij zestig centimeter. Aan de muren hingen pijlen die de functie van de kamers aangaven. De relaxkamer, zoals met sierletters op een pijl stond aangegeven, had een brede doorgang zonder deuren.

De kamer was ruim, oogde modern en had verschillende zitjes. De zwarte tegelvloer liep verder in de relaxruimte en in het midden stond een kolossale eethoek met aan weerskanten acht comfortabele fauteuils. Voor de openslaande glazen deuren naar de tuin stond een donkergrijs hoekbankstel met een langwerpige voetenbank in dezelfde stof. Een jongen zat onderuitgezakt in de kussens en staarde, kauwend op een plastic koffielepeltje, Angela aan. Ze kon zijn gezicht niet goed zien, want hij had een capuchon over het hoofd. Pieter stak zijn hand op en groette hem. Zijn enige respons was het wegdraaien van zijn hoofd. Naast hem zat een vrouw van middelbare leeftijd, waarschijnlijk zijn moeder. Ze keek naar de tuin en friemelde met haar vingers aan de lectuurmap die over de brede leuning hing. Pieter haalde zijn schouders op terwijl hij de kamer inspecteerde.

De zandstenen gashaard met het knusse zitje gaf de ruimte een huiselijke uitstraling. Aan de rechterkant stond een voetbaltafel en in de linkerhoek trok een enorme boekenkast met vier naast elkaar staande ligstoelen, met elk een schemerlamp, de aandacht. Op een van de stoelen lag een jongen met rood krullend haar. Hij had een iPod-oordopje in een oor en ging helemaal op in zijn muziek. Angela ontdekte een planbord aan de muur en las haar naam onder ene Toni Huizinga en Jelle de Vries. ‘09.30 uur’, stond er met rode stift naast gekrabbeld. Twaalf namen telde Angela op het overzicht en die van dokter Schlemiel stond bovenaan.

‘Zet je tas maar even in de hoek’, zei Marleen Keijzer. De vrouw op de bank keek om en knikte vriendelijk toen ze het viertal zag staan. ‘Zal ik jullie alvast voorstellen?’ Marleen liep naar de bank. ‘Dit is Koen Huizinga, een van de jongeren uit je groep. Dit is zijn moeder.’

De vrouw stond op en stak haar hand uit. ‘Antje Huizinga.’ Er gleed een wrange lach over haar gezicht toen haar zoon de uitgestrekte hand van Angela negeerde. ‘Hij is in een niet al te beste bui’, vergoelijkte ze zijn gedrag.

‘Een van onze regels is dat we beleefd tegen elkaar zijn’, berispte Marleen de jongen. ‘Het is een kleine moeite om dag te zeggen.’ De jongen mompelde met tegenzin iets onverstaanbaars en daar bleef het bij. Marleen liep naar de andere kant van de ruimte. ‘Dit is Jelle de Vries.’ Ze tikte hem op zijn been en hij opende zijn ogen. ‘Jelle, mag ik even voorstellen…’ Jelle had blauwe ogen, die zo dicht bij elkaar stonden dat het leek alsof hij scheel keek. Hij trok het oordopje uit zijn oor en kwam half overeind. ‘Dit is Angela Vantichelen. Zij zit bij jou in de groep.’

Hij stak een klamme hand uit. ‘Komen er nog meer?’ wilde hij weten. Het leek alsof hij teleurgesteld was door de opkomst.

Marleen wees naar het planbord aan de muur. ‘Ben Kreek en Evert Smith komen iets later en dan is de groep compleet.’

Angela beet op haar lip. Ze was het enige meisje.