8

Om kwart voor zeven kwam Angela binnen. Bianca fronste haar wenkbrauwen terwijl ze demonstratief op haar polshorloge keek. ‘Ik dacht dat we hadden afgesproken dat jij om zes uur thuis zou zijn.’

Angela zuchtte en duwde de hond van zich af. ‘Het kon niet anders. De film duurde langer dan we dachten en ik wilde het einde niet missen.’ Ze checkte de klok en deed alsof ze schrok. ‘Het is inderdaad laat. Sorry… Zal ik snel even de tafel dekken?’

Bianca wilde er geen halszaak van maken en bond in. ‘Ja, doe maar. Was het een mooie film?’

Warhorse…’ Het floepte er spontaan uit. ‘Het was een zielig verhaal… over een paard in de oorlog.’ Als haar moeder maar niet ging doorvragen, want meer dan een voorstukje had ze niet gezien. ‘Komt pap ook eten?’

Bianca schudde haar hoofd. ‘Hij heeft net gebeld. Hij kan meedraaien in een onderzoek bij de districtsrecherche. Dat is iets wat hij al jaren graag wil en gisteren kreeg hij een aanbod. Hij mag vier maanden stage lopen op de afdeling.’

‘Wat is het voor onderzoek?’

‘Iets met drugs. We eten andijviestamppot.’ Angela trok een vies gezicht. ‘Ik eet wel een boterham.’

‘Niks daarvan… Je hebt je vitaminen nodig.’

‘In brood en pindakaas zitten ook vitaminen.’

‘Je eet een warme hap! Een boterham met pindakaas is prima voor ‘s middags, maar niet als avondeten.’

‘En een pizza? Er ligt er nog een in de diepvries.’

‘Nee!’

‘Het is toch warm eten? Wat een gezeik…’ Angela stampte opstandig met het tafelkleed in haar handen de keuken uit.

‘Zeg jongedame…’ Bianca volgde haar dochter. ‘Wat heb jij ineens? Je komt te laat en dan heb je nog een grote mond op de koop toe.’

‘Ik heb helemaal geen grote mond’, snauwde Angela terug.

‘Ik heb mijn excuses aangeboden voor het te laat komen. Ik lust geen andijvie, dat kan toch? Het is net groene snot. Jij lust toch ook niet alles?’

‘Je toon bevalt me niet.’

Opstandig keek Angela haar moeder aan. ‘Je behandelt me als een kind.’

‘Je bent ook nog een kind.’

‘Ik ben anders bijna vijftien! En dan weet ik heus wel of ik iets lekker vind of niet. Jij maakt overal een probleem van.’ Ze kwakte het tafellaken op een stoel en liep toen boos de kamer uit.

‘Angela!’

‘Stik!’ De slaapkamerdeur dreunde in de deurlijst en toen was het stil. Verbouwereerd staarde Bianca haar dochter na, niet in staat een woord uit te brengen. Wat was dit? Zo had ze haar dochter nog nooit meegemaakt.

Angela liet zich languit op haar bed vallen en stompte boos met haar vuist in een van haar kussens. Dat betuttelende gedrag van haar moeder was ze meer dan zat. Als ze nou gewoon een keer naar haar luisterde… Dat gezeur over niets. Ze voelde zich al niet zo lekker. Een golf van misselijkheid spoelde door haar lijf en haar gedachten dwarrelden door haar vertroebelde hersenpan. Alsof ze ruw uit haar slaap was gehaald en nog suf was. Waar kwam dat gevoel vandaan? Zou ze een koutje hebben opgelopen? Ze had uren op de grond in het park gezeten. De Bacardi had haar enigszins warm gehouden. Hoeveel had ze op? Drie of vier bekertjes? Ze was de tel kwijt. En op weg naar huis voelden haar benen ook al zo raar. Trillerig en zwieberig. Bewegingloos staarde ze naar het plafond en dat leek te helpen. De onrust in haar hoofd ebde langzaam weg. Nog geen tien minuten later werd er op haar deur geklopt. ‘Angela…’ Haar moeders stem klonk nors. De deur ging open en Bianca keek vanuit de deuropening op haar dochter neer. ‘Het eten staat klaar.’ En weg was ze.

Met tegenzin stond Angela op en sjokte naar de eetkamer.

Haar moeder zat aan tafel en had het eten al opgeschept.

Angela nam tegenover haar plaats en keek sip naar het eten op haar bord. Ze schoof het bord van zich af en sloeg de armen over elkaar. Ze was niet van plan om die smurrie te eten. ‘Geef het maar aan de hond.’ Er hing een beklemmende stilte tussen hen in. Haar moeder at onverstoorbaar haar bord leeg en Angela volgde met een strak gezicht elke beweging die ze maakte. Ze zat te wachten op commentaar, zodat ze haar moeder van repliek kon dienen. Maar er kwam niets. Geen opmerking, geen boos gezicht, niet eens een waarschuwende blik in haar richting. De trut! Nijdig kauwde Angela op de binnenkant van haar wang. Je hoeft dit niet te pikken, zei een treiterig stemmetje in haar hoofd. Bijt van je af. Laat zien wie je bent. Angela sprong op. ‘Ik ga naar mijn kamer. Ik heb geen zin in deze poppenkast.’ De hond sprong op en blafte. ‘Kop dicht jij.’ Met een triomfantelijk gevoel beende ze naar haar slaapkamer, draaide de deur op slot en liet zich op haar bed vallen.

Pieter Vantichelen was wat onwennig het politiebureau binnengestapt in zijn spijkerbroek en geruite shirt. Het voelde vreemd om niet in uniform aan het werk te gaan. Zelfs de baliemedewerkster keek hem onderzoekend aan. ‘Ik kom het rechercheteam versterken’, had hij uitgelegd. De rechercheafdeling was op de tweede etage. De afdeling hield zich bezig met het onderzoeken van geweld, drugsdelicten en ernstige zedendelicten. Het was een gesloten afdeling en daardoor niet zomaar toegankelijk voor de rest van het personeel. Hij kende wel een paar rechercheurs bij naam.

Hooguit twee of drie… Bij de glazen toegangsdeur bleef hij staan en klopte hij op het glas. De toiletdeur zwaaide open en een kolossale, kale man kwam naar buiten. Hij trok zijn trui recht en klapte een tijdschrift dicht. Zijn zilverkleurige brilletje rustte op zijn voorhoofd. Hij glimlachte toen hij Pieter zag staan. Ongeduldig hield Pieter zijn hand op de deurknop. Hij had om half twee een afspraak met rechercheur Van Buren. Wat treuzelde de man toch. ‘Hebt u geen pas?’ vroeg de kerel door het glas. ‘Zonder pas komt u er niet in. Het is strikt geheim hier.’

Ook dat nog! Pieter kneep in de deurknop. ‘Ik heb een afspraak met meneer Van Buren.’

De man schudde bedenkelijk zijn hoofd. ‘Ken ik niet. Weet u zeker dat u hier moet zijn?’

‘Om half twee.’

De man keek op zijn horloge. ‘Dan mag u wel haast maken.

U heeft nog een minuut.’

‘Kunt u niet even opendoen?’

‘Orders van hogerhand. Zonder pas geen toegang. Het spijt me.’ Hij draaide zich om en liep weg. Verbouwereerd staarde Pieter de man na.

‘U wilt naar binnen?’ Een vrouw van middelbare leeftijd stond achter hem en ze leek geamuseerd.

‘Ik heb om half twee een afspraak met meneer Van Buren. En ik ben al laat. Die meneer daar, die…’ Pieter trok met zijn mond en verbeet zijn frustraties.

‘Die man moet u niet serieus nemen. We tolereren hem hier, maar…’ Ze schudde geïrriteerd haar hoofd en stak toen haar hand uit. ‘Mijn naam is Heleen Resmann. Loopt u maar mee, dan breng ik u naar de kamer van meneer Van Buren.’

‘Pieter Vantichelen. Ik ben van de verkeerspolitie en kom hier enkele maanden stage lopen.’ Hij schudde haar uitgestoken hand. ‘Ik heb nog geen toegangspas.’

‘Dan bent u niet de enige. Ik regel dat straks wel voor u.’ Ze hield de deur uitnodigend voor hem open.

‘U bent erg vriendelijk…’

‘Ik haal eerst even iets te drinken. Wilt u koffie of thee?’

Pieter kuchte zenuwachtig. ‘Koffie’, zei hij met tegenzin. Hij volgde Heleen naar het koffieapparaat en checkte nerveus zijn horloge: zes over half twee.

‘Met of zonder melk?’

‘Met melk en suiker’, antwoordde Pieter zuchtend. De koffie sijpelde het plastic bekertje in.

‘Alstublieft.’ Heleen duwde hem de koffie in zijn handen en drukte op de knop voor warm water. Terwijl het bekertje volliep, zocht ze een theezakje in de la.

‘Heleen…’ Een vrouw kwam mopperend de koffiehoek binnen. ‘Weet jij waar het dossier van Hermans is gebleven? Het is nergens te vinden.’

‘Dat ligt bij meneer Van Buren in het archief.’

De vrouw trok haar wenkbrauwen op. ‘In zijn archief ? Sinds wanneer heeft…’

‘Mag ik even voorstellen’, onderbrak Heleen haar collega snel. ‘Pieter Vantichelen. Hij komt stage lopen op onze afdeling in het team van meneer Van Buren. Dit is mijn collega, Sera Kuguksloe.’

Zichtbaar zenuwachtig zette Pieter zijn koffie neer om de hand van de vrouw te schudden. ‘Ik had om half twee een afspraak. Meneer Van Buren zit waarschijnlijk op mij te wachten.’

‘Dat klinkt niet goed. Meneer Van Buren houdt niet van wachten. Hij is heel punctueel’, zei Sera terwijl ze een ernstig gezicht trok. ‘Ik moet er toch heen voor het dossier… Komt u maar mee.’ De vrouwen wisselden een snelle blik maar dat merkte Pieter niet. Aan het eind van de gang klopte Sera op een deur. ‘Meneer Van Buren…’ sprak ze zacht. Ze opende voorzichtig de deur. ‘Er is bezoek voor u.’

‘Te laat!’ bulderde een stem. ‘Hij is te laat. Half twee is half twee. Stuur hem maar weg.’ Vantichelen kneep zijn handen tot vuisten. Hij wilde niets liever dan rechercheur worden.

Dat was vanaf het begin van zijn loopbaan bij de politie zijn doel geweest, en dat had hij nooit onder stoelen of banken gestoken. Nu was hij eindelijk binnen, en nu was zijn kans waarschijnlijk verkeken omdat hij te laat was? Hij haalde diep adem en volgde de vrouw naar binnen. Hij verstarde toen hij de kolossale man met het kale hoofd zag zitten. De rechercheur keek hem over de rand van zijn bril nors aan.

Het bleef een paar seconden stil en toen begon Van Buren hard te lachen. Zijn bulderende lach was tot ver in de gang te horen. ‘Sorry, kerel!’ Zijn dikke buik bewoog ritmisch op en neer. ‘Je had je gezicht moeten zien. Ik kon het niet laten.

Een beetje humor af en toe moet kunnen.’ Hij kwam achter zijn bureau vandaan en sloeg Pieter troostend op zijn schouder. ‘Waar blijft de koffie voor onze nieuwe teamgenoot?’

Sera grinnikte. ‘Die komt eraan.’