Maandag 30 januari 1978

Grafton Aviation

 

  1

 

 

Op het vroege uur dat de poenmagiërs in het centrum van Los Angeles hun ontbijtvergaderingen hielden, had Remo’s advocaat in Santa Monica zijn gesprek met Ritterbach, maar dan zonder ontbijt. De rechter verborg onder zijn imitatie-empirebureau een paar balletschoentjes maat 46, waarmee hij voor de zoveelste keer op de spitzen ging om een draai van 1800 te maken. ‘Mr Dunning, ik zal er alles aan doen om uw cliënt weer achter de tralies te krijgen.’

 

  De advocaat, nog maar net gezeten, dacht even dat zijn lege maag opspeelde, zo bleek en slap voelde hij zich plotseling worden. Maar nee, de fluwelige smaak van roerei met hamsnippers, liefdevol bereid door Mrs Dunning, hing nog tegen zijn gehemelte. ‘Edelachtbare’ (hij slikte) ‘mag ik u herinneren aan ons gesprek van midden september in raadkamer?’ Dunning ging rechtop zitten, en deed zijn uiterste best niet van zijn graat te gaan. ‘De tijd die in Choreo heen zou gaan met het psychiatrisch onderzoek van mijn cliënt, zei u toen, zouden we als zijn straf mogen beschouwen.’

 

  ‘Uw cliënt heeft maar tweeënveertig van de voor zo’n onderzoek wettelijk vereiste negentig dagen in detentie doorgebracht.’

 

  Om niet flauw te vallen, liet Dunning zijn pen op de grond rollen. Hij mompelde een excuus, boog zich voorover, en tastte net zo lang rond tot hij het bloed terug voelde stromen naar zijn hoofd – met een ongezonde druk, dat wel. Hij richtte zich weer op, keek door wapperende rouwfloersen de rechter aan, en zei: ‘U weet toch net zo goed als ik, Edelachtbare, dat een psychiatrisch onderzoek in de gevangenis gemiddeld op zo’n zesenveertig, zevenenveertig dagen uitkomt. In het onderhavige geval was de diagnose na krap zes weken gesteld. Mijn cliënt was klaar.’

 

  Ritterbach stond op uit zijn leren fauteuil met draaipoot (niks empire, ook geen namaak), en begon in de ruimte achter het bureau heen en weer te lopen. Hij had de balletschoentjes weer verwisseld voor handgemaakte brogues van Sarnelli, want de draai was gemaakt, onherroepelijk. ‘Dat rapport, Mr Dunning, is een complete aanfluiting. In z’n soort is mij nog nooit iets zo staatsgevaarlijks onder ogen gekomen.’

 

  De rechter droeg een driedelig kostuum, maar zijn handen gedroegen zich alsof hij een toga aanhad. Ze grepen naar zijn bovenbenen als om het gewaad tegen struikelen op te houden. Dan weer hief hij ze met een draaibeweging ten hemel, als wilden ze de wijde mouwen tot op ellebooghoogte naar beneden schudden. ‘Als ik uw cliënt was, Mr Dunning, zou ik het met wat lieve plaatjes erbij onmiddellijk in druk geven. Als heiligenleven.’

 

  De suggestie van een ta was zo sterk dat er bij een volgende haarspeldbocht in het geijsbeer iets begon te wapperen – tot Dunning ontdekte dat het de vlag was die, bijeengehouden door een goudkleurig gordijnkoord, achter de bureaustoel hing.

 

  ‘Nee,’ zei Ritterbach, plotseling met opgestoken vinger stilstaand, ‘u zou er octrooi op kunnen aanvragen. Merknaam: De Zieltjesreiniger. Maar ik, Mr Dunning, moet de burger tegen kinderverkrachters beschermen. Terug het gevang in met die misdadiger.’

 

  ‘U bedoelt dat mijn cliënt de resterende achtenveertig dagen van de wettelijke negentig...?’

 

  ‘Over de uitgezeten tijd, en dat het er maar tweeënveertig waren, daar wil ik verder niet moeilijk over doen. Ik wil die onberekenbare, staatsgevaarlijke pedofiel gewoon voor onbepaalde tijd terug achter de tralies hebben. Hij heeft zijn status als regisseur, en zijn werkvergunning voor de Verenigde Staten, buitengewoon schandelijk misbruikt.’

 

  ‘Voor... onbepaalde tijd,’ herhaalde de advocaat. Hij voelde het bloed opnieuw uit zijn gezicht wegtrekken, maar kon zijn pen niet nog eens laten vallen.

 

  ‘Luister, Mr Dunning.’ De rechter ging weer zitten. ‘Ik heb een drukke baan, die mij weinig tijd laat me onder de mensen te begeven. Maar van tijd tot tijd leg ik mijn oor te luisteren op de Club, en zo hoort een mens nog eens wat. Er is in deze verkrachtingszaak veel kritiek op de rechterlijke macht. Op mij in het bijzonder. Het is mijn heilige taak ouders te beschermen tegen ontering van hun minderjarige dochters.’

 

  Vreemd, dacht Dunning, dat hij in de eerste plaats aan bescherming van de ouders denkt – maar sprak het niet uit. ‘Edelachtbare, laat u bij het opleggen van een nieuwe straf de tragische achtergrond van mijn cliënt ook meewegen?’

 

  ‘Breekt u mij de bek niet open, Mr Dunning. Juist omdat uw cliënt op zo’n tragische wijze met die sekte te maken heeft gekregen, had hij tegenover een jongedame als Miss Wendy zijn plaats moeten weten. Mr Goeroe verzamelde een bende tienermeisjes om zich heen, hersenspoelde ze, en stuurde ze uit moorden. Uw cliënt had door de tragische dood van zijn vrouw en kind kunnen beseffen hoe beïnvloedbaar jonge vrouwen van die leeftijd zijn. Juist hij. Uw cliënt beroept zich erop dat de gemeenschap met instemming van de dertienjarige plaatsvond. Had hij zijn verstand maar gebruikt, in plaats van zijn wil zo vanzelfsprekend aan een onervaren kind op te leggen. In het rapport van de psychiater wordt de moord op de echtgenote als verzachtende omstandigheid opgevoerd. Daarom vind ik het zo’n vod van een document. Voor mij is het een verhardende omstandigheid.’

 

  ‘Het volgende, Edelachtbare, vertel ik u met de grootst mogelijke reserve. Ik vind wel dat u het moet weten.’

 

  Ritterbach hield zijn linkerarm op grote afstand van zijn verziende ogen, en las met het hoofd in de nek de tijd van zijn horloge. ‘Ik luister.’

 

  ‘Mijn cliënt heeft de tweeënveertig dagen van zijn gevangenisstraf uitgezeten op een afdeling waar ook de moordenaar van zijn vrouw en kind was ingesloten.’

 

  Als het Ritterbach verbaasde, wist hij dat goed te verbergen. ‘En nu suggereert u, Mr Dunning, dat uw cliënt daarmee al voldoende extra gestraft is?’

 

  ‘Stelt u zich voor...’

 

  ‘Ik hoef het me niet voor te stellen. Uw cliënt had er zich, voordat hij tot zijn strafbare daad overging, een voorstelling van moeten maken wat het betekent in de gevangenis te belanden. Hij had zich dienen te realiseren dat men daar tussen de zwaarste criminelen vertoeft.’

 

  ‘En dag in dag uit in de nabijheid te moeten verkeren van de man die jouw vrouw en vrienden vermoord heeft, behoort tot het risico, bedoelt u?’

 

  ‘Van dichtbij te ervaren hoeer van je geluk zijn straf uitdient, is misschien wel heel bevredigend, Mr Dunning.’

 

  ‘Mijn cliënt denkt daar anders over, Edelachtbare.’

 

  ‘Waarom komt u nu pas met dit verhaal?’

 

  ‘Ik hoorde zelf gisteren pas over deze gang van zaken. Van mijn cliënt.’

 

  ‘Als de situatie voor uw cliënt ondraaglijk was, waarom is hij er dan niet eerder mee naar buiten gekomen?’

 

  ‘De moordenaar verbleef onherkenbaar in Choreo, net als mijn cliënt. Ze herkenden elkaar pas na weken.’

 

  ‘Na weken... en waarom heeft uw cliënt toen niet meteen de directie ingelicht?’

 

  ‘Hij heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt zijn medegevangene om opheldering te vragen over zaken die tijdens het moordproces niet aan de orde zijn gekomen.’

 

  ‘Welnu, Mr Dunning, dan heeft uw cliënt de confrontatie vast niet als een verzwaring van zijn straf ondergaan. Eerder als een verlichting, als u mij de woordspeling vergeeft.’

 

  Ritterbach drukte een knop op zijn bureau in, en snauwde zijn secretaresse toe dat ze de officier van justitie kon laten komen. Ze vroeg hoe laat het hem schikte. ‘Nu meteen.’

 

  Na twee minuten, die Dunning en Ritterbach gevuld hadden met zwijgen, kwam Keith Longenecker haastig het kantoor van de rechter binnen. ‘Excuses.’ Hij hijgde. ‘Ik werd opgehouden door een onbekende hond, die de lift niet uit wilde. Ik begrijp, Mr Dunning, dat uw cliënt gisteren is vrijgekomen.’

 

  ‘Na tweeënveertig dagen,’ hoonde Ritterbach. ‘Ik wil hem terug achter de tralies.’

 

  ‘Ik stel voor,’ zei de officier van justitie, ‘om hem de ontbrekende achtenveertig dagen te laten uitzitten, en het daarbij te laten.’

 

  ‘Het psychiatrisch rapport,’ zei de rechter, ‘geeft als aanbeveling: voorwaardelijk. Ik heb nog nooit zo’n lor gezien. Met alle respect voor het door u aangedragen compromis, Mr Longenecker, ik zou de kinderverkrachter liever tot opsluiting voor onbepaalde tijd veroordeeld willen zien.’

 

  ‘En als u, nadat de negentig dagen zijn volgemaakt, een verzoek tot invrijheidstelling bereikt?’ vroeg Dunning.

 

  ‘Het is mijn rechterlijke plicht zulks in overweging te nemen. En voor nu, heren... als u mij wilt excuseren...’

 

 

 

  2

 

 

Toen Doug Dunning, na een dodenrit over de Santa Monica Freeway, het kantoor van Dunning & Hendrix binnen rende, was de ochtend nog steeds jong. Remo, door Choreo gewend aan vroeg opstaan, zat al een halfuur op hem te wachten, misselijk van verlangen naar nieuws. Hij wist dat hij de Eeuwige Vlam voor het Graf van de Onbekende Tragicus alleen brandende zou kunnen houden door zelf zo snel mogelijk aan een meesterwerk te beginnen – en dan niet zo’n flutprent als Cyclone.

 

  ‘Had even gebeld vanuit die gerechtskeet daar,’ zei Matthew Hendrix, die achter zijn rozenhouten bureau Remo had afgeleid met roddels en grappen uit de juridische speeltuin van downtown Los Angeles.

 

  ‘Kijk en luister zelf.’ Dunning liep naar het wandmeubel, ook van rozenhout, tegenover zijn compagnon, sloeg de deurtjes voor een televisietoestel opzij, en schakelde het in. ‘Op LA5 geeft die valse ijdeltuit nu al een persconferentie.’

 

  Toen het apparaat warm werd, verscheen bibberend een katheder met een slordig boeket microfoons in beeld. In witte letters: VERWACHT: PERSCONFERENTIE RECHTER RITTERBACH/ARRONDISSEMENTSRECHTBANK SANTA MONICA. Het scherm vertoonde, zoals gebruikelijk in de Amerikaanse binnensteden, uitsluitend kleuren in ontbinding. Een streng vonkend prikkeldraad trok van onderaf door het beeld, verdween aan de bovenkant, en kwam beneden weer tevoorschijn. Het stoorde Remo altijd weer, zelfs nu. Land van de grote getallen. Vierduizend televisiezenders op de kabel, en nog eens duizend lokale stations, maar als de ontvanger tussen de hoogbouw woonde, speelde elke comedy achter bewegend prikkeldraad, en anders was er wel een overbelast elektriciteitsnet. Het was hem, kleine slaaf van kleur en belichting, een gruwel dat zijn speelfilms aldus verminkt op de buis kwamen. Als hij hier nog eens een televisiefilm mocht maken over het getto van Krakau, kon hij de omheining weglaten.

 

  ‘Daar heb je ’m,’ riep Dunning. ‘Knight Bachelor.’

 

  Ritterbach beklom de verhoging achter het spreekgestoelte, en keek met opgetrokken wenkbrauwen de zaal rond, op zoek naar de eerste vragensteller. Er hengelde niemand met een microfoon rond, zodat de woorden van de journalisten bijna niet te verstaan waren. ‘Ik begin met u.’ De rechter wees naar iemand buiten beeld.

 

  ‘Your Ho... gezeten... vrije voeten?’

 

  ‘Hij heeft niet eens de helft van de opgelegde drie maanden uitgezeten,’ antwoordde de rechter met geheven hoofd en half geloken ogen. ‘Ik heb hem nu tot een aansluitende gevangenisstraf veroordeeld.’

 

  Uit de klanken die de volgende vragensteller uitstootte, kon worden opgemaakt dat hij vroeg of het hier om ‘de resterende helft’ ging.

 

  ‘Nee, ik houd hem voor onbepaalde tijd achter de tralies.’

 

  ‘Ik zie aan die kop,’ zei Hendrix, ‘dat hij zich over de hoofden van het journaille heen richt tot de leden van de Palisades Cliffside Golf & Yacht Club, de Palo Alto Hills Country Club, de Hollywood Turf, de LA World Affairs Council en de Gold Diggers for Crippled Children’s Society. En van al die andere gezelligheidsverenigingen waar hij als prominent lid het vaandel van de Ware Moraal hooghoudt.’

 

  Er moest opnieuw iemand een vraag hebben gesteld, want Ritterbach antwoordde langzaam en plechtig: ‘Ik ben bereid hem na het uitzitten van de resterende achtenveertig dagen vrij te laten. Op voorwaarde dat...’

 

  Geschreeuw in de zaal. De spasmen in Ritterbachs rechterarm verrieden dat hij achter de haag van microfoons zijn hamer miste. ‘Op voorwaarde dat de veroordeelde ermee instemt het land te worden uit gezet.’

 

  Remo en Dunning keken elkaar vluchtig aan, en daarna wisselden de twee advocaten een blik, maar niemand zei iets. In de ruimte van de persconferentie was groot tumult uitgebroken. Ritterbach hief zijn hand op, en het werd stil. Hij wees. ‘U daar... de dame in het zwart.’

 

  De journaliste stapte naar voren, en zei duidelijk verstaanbaar in de richting van de kluwen microfoons: ‘Your Honour, neemt u mij niet kwalijk, maar... is het in uw handen om iemand het land uit te zetten?’

 

  Even wankelde de standvastige rechter. Hij had zijn gezicht algauw weer in de plooi, en zei: ‘Mevrouw, wacht u maar rustig af.’ Vanuit de zaal werden hem nog meer vragen toe geslingerd, maar Ritterbach draaide zich om, verstapte zich net niet, en verdween achter een gordijn.

 

 

 

  3

 

 

De advocaten en hun cliënt waren zeker tien minuten niet tot enige conversatie in staat. ‘Is Ritterbach gemachtigd mij te verbannen?’ vroeg Remo uiteindelijk.

 

  ‘Allicht niet,’ meende Dunning.

 

  ‘Hij chanteert je,’ zei Hendrix. ‘Op deze manier hoopt hij jou zover te krijgen dat je zelf met een verzoek tot uitzetting komt.’

 

  ‘Leg eens uit... waarom zou ik om mijn eigen verbanning gaan smeken?’

 

  ‘Uit wanhoop,’ wist Dunning. ‘Om een einde te maken aan de onzekere duur van je gevangenisstraf. Daarom.’

 

  ‘Door jou, zoals hij nu doet, voor onbepaalde tijd te veroordelen,’ zei Hendrix, ‘kan dit vooraanstaand lid van de Gold Diggers for Crippled Children’s Society jouw vrijlating eindeloos traineren.’

 

  ‘En zo probeert hij,’ vulde Dunning aan, ‘jou ertoe te brengen nu al een smeekbede om ballingschap tot de rechterlijke macht te richten.’

 

  ‘Dan is hij van je af,’ zei Hendrix.

 

  ‘En houdt hijzelf zijn handen schoon,’ zei Dunning.

 

  ‘Zijn medeleden van het San Diego Opera Guild,’ zei Hendrix, ‘zullen hem op de Club minstens een volle week vrijhouden.’

 

  ‘Daarmee,’ zei Dunning, ‘heeft rechter Ritterbach alles wat hij tot zijn beschikking heeft in stelling gebracht om jou het wonen en werken in de Verenigde Staten onmogelijk te maken.’

 

  ‘Wat heeft het dan nog voor zin,’ riep Remo uit, ‘om hier in Californië te blijven?’ Hij stond op. ‘Ik ga naar New York.’

 

  ‘Ze zullen je meteen bij aankomst op het vliegveld terugsturen,’ zei Hendrix. ‘Met een mannetje erbij om je te chaperonneren. Dan ben je nog verder van huis.’

 

  ‘Of liever,’ verbeterde Dunning, ‘nog dichter bij huis. Veel te dicht.’

 

  ‘Als je er zonder overleg vandoor gaat,’ zei Hendrix, ‘heb je in feite tweeënveertig dagen voor nop vastgezeten.’

 

  ‘Zie het maar,’ zei Dunning, ‘als veldwerk voor een toekomstige film.’

 

  ‘Dat vind ik nou het fijne aan jou, Doug... dat je uit alles, kan niet verdommen hoe smerig, iets positiefs weet te peuren. Vergeet niet dit onbetaalbare advies op de rekening te zetten.’ Remo liep naar de deur.

 

  ‘Wat ga je doen?’ vroeg Dunning angstig, als vreesde hij voor zelfmoord. Dunning & Hendrix zaten op de negentiende. Remo draaide zich om. ‘Wij, Poolse joden, kennen een spreekwoord, en dat zegt: “Als er stront dreigt, steek dan een lange naald door je globe, en reis af naar het verst van de pogrom verwijderde punt op aarde.” Dat is precies wat ik ga doen bij die wereldbol van jullie.’

 

  ‘Wereldbol...’ herhaalde Dunning.

 

  ‘Dat lichtgevende ding in de wachtkamer.’

 

  ‘Wanneer,’ vroeg Hendrix, ‘was jij voor ’t laatst in onze antichambre?’

 

  ‘God, daar vraag je... Ik loop altijd meteen door. Toen ik hier de eerste keer moest zijn, vermoed ik.’

 

  ‘Precies,’ zei Hendrix, ‘in de nazomer van ’69. Acht en een half jaar geleden.’

 

  ‘Wat deed ik hier toen?’

 

  ‘Dunning & Hendrix zou een zekere, door jou en je vrienden uitgeloofde beloning van $ 25 000 dollar beheren, bestemd voor de gouden tipgever.’

 

  ‘Vergeef me dat ik het even verdrongen had.’

 

  ‘Er stond toen inderdaad,’ zei Dunning, ‘een verlichte globe in de wachtkamer.’

 

  ‘Niet meer? Wat moet een briljant stel kosmopolitische topadvocaten als jullie zonder naast de paraplubak opgloeiende wereldbol?

 

  ‘Hij is begin 1970 door brand verloren gegaan,’ zei Hendrix.

 

  ‘Dat hebben wij, opgejaagde joden, nou altijd. Wil je een goed heenkomen zoeken aan het andere eind van de aarde, blijkt de wereldbol in vlammen opgegaan. Ik wist trouwens niet dat hier brand was geweest.’

 

  ‘Kortsluiting in de globe zelf,’ legde Hendrix uit. ‘Een ontevreden klant had er een van onze degens doorheen gestoken, en zo de lichtbron geraakt. Meer stank dan vuur.’

 

  ‘Het ding was van plastic,’ zei Dunning somber.

 

  ‘Geen idee,’ zei Hendrix, ‘wat de man bezielde.’

 

  ‘Ik weet het intussen,’ verklaarde Dunning. ‘Ik ben vergeten het je te vertellen, Matt. Ik trof hem in Choreo. Meneer is tegenwoordig gevangenbewaarder.’

 

  ‘Dat ver,’ zei Hendrix. ‘En ook weer niet.’

 

  ‘Hoe heet hij?’ wilde Remo weten.

 

  ‘Dan moet je bij Matt zijn,’ zei Dunning. ‘Toen hij hier cliënt was, kon ik zijn naam ook al niet onthouden.’

 

  ‘Dat was nou juist het probleem. Hij had geen naam.’

 

  ‘Hij zal zijn cheques toch wel met iets anders dan een kruisje getekend hebben...’ veronderstelde Remo.

 

  ‘Geen idee,’ zei Hendrix. ‘Er staat nog een forse rekening open.’

 

  ‘Ik heb hem er in Choreo op aangesproken,’ zei Dunning.

 

  ‘Hoe vertegenwoordig je als advocaat een naamloos iemand?’ vroeg Remo.

 

  ‘Hij was gedagvaard onder twee verschillende aliassen,’ zei Hendrix. ‘Vraag me niet welke. Ik zou Jenny twintig verdiepingen naar beneden moeten sturen om ze op te zoeken in het archief. Allebei de dagvaardingen hadden met het Hurly Burly-proces te maken. In het ene deurwaardersexploot werd Mr Client onder de naam Mr X opgeroepen om als getuige à charge voor de rechtbank van Los Angeles te verschijnen. In het andere werd hij als Mr Y, van beroep paragnost, gedagvaard om zich te verantwoorden voor zijn rol als oorlogshitser in Hurly Burly. Aanleiding in beide gevallen dezelfde. Mr Client, X en Y, zou de hoofddader in de moordzaak een bootleg met de popsong “Hurly Burly” hebben toegespeeld.’

 

  ‘Als ik me goed herinner,’ zei Dunning, ‘beweerde onze Mr Client dat hij de componist van het nummer het basismateriaal voor de tekst had geleverd.’

 

  ‘Ach, schei uit,’ zei Hendrix. ‘Het bleek gewoon om wat citaten uit Macbeth te gaan. De man was de grootste megalomaan die ik ooit in mijn praktijk gehad heb. Neem die naam van hem... Ik heb het dan niet over een van zijn aliassen, maar over zijn oorspronkelijke naam, die hij niet wilde noemen.’

 

  ‘Hij mocht hem niet noemen,’ wist Dunning.

 

  ‘Omdat hij hem verkocht had,’ zei Hendrix. ‘Het was hem contractueel verboden de naam zelf nog te gebruiken. Beweerde hij.’

 

  ‘Ho, Matt, het was meer dan zomaar een bewering. Hij heeft ons zijn contract met de NASA voorgelegd.’

 

  ‘Een vervalsing.’

 

  ‘We hebben het op echtheid laten onderzoeken,’ herinnerde Dunning zich. ‘Het werd authentiek bevonden.’

 

  ‘Het moet een vervalsing zijn geweest.’

 

  ‘Zelfs bij de NASA, Matt, hebben ze de rechtsgeldigheid van het contract bevestigd. Ze waren woedend op onze cliënt, omdat het al getekend was in het bijzijn van wederzijdse advocaten. Maar de echtheid, nee, daar werd niet aan getornd.’

 

  ‘Wie verkoopt er nou zijn naam aan de NASA...!’ riep Remo uit.

 

  ‘Ach, de man was een megalomaan en een oplichter,’ zei Hendrix. ‘Daar komen ze bij de NASA ook nog wel achter.’

 

  ‘Het zit jou blijkbaar nog steeds dwars, Matt, dat Mr Client het land uit is gevlucht eer hij voor de rechtbank kon verschijnen.’

 

  ‘Hoe hou je zo iemand tegen?’

 

  ‘Jij hebt hem kopschuw gemaakt... door voor het gerecht zijn ware naam te willen onthullen. Contractbreuk... de man kon dat niet aan.’

 

  ‘Als ik hem zijn alias had laten gebruiken, was ik de vertegenwoordiger geweest van een onbenullig piskijkertje. Had ik zijn werkelijke naam mogen noemen, dan was Dunning & Hendrix de geschiedenis in gegaan als het advocatenduo dat de zaak-Hurly Burly op z’n kop gezet had.’

 

  ‘Je hebt niet eens overleg met mij gepleegd. Ik zou de man veel diplomatieker benaderd hebben. Hem de mogelijkheid hebben voorgehouden zijn naam, met onze hulp, terug te kopen. Je hebt de zaDunning & Hendrix verkloot, Matt.’

 

  ‘Heren,’ kwam Remo ertussen, ‘voordat jullie elkaar de hersens inslaan... vertel me nou ’s waarom Mr Client jullie lichtgevende globe vernield heeft.’

 

  ‘Hij wilde hetzelfde als jij,’ zei Dunning. ‘Een veilig heenkomen aan het andere eind van de wereld. Alleen ging er iets mis. De bol was te groot voor zelfs de langste naald. Daarom gebruikte hij een van de degens die in de wachtkamer aan de muur hingen. Een replica van het slapste tin. De punt ging er bij Los Angeles soepel in, maar stuitte in het binnenwerk op de gloeilamp. Kortsluiting. De degen boog helemaal om, en de punt kwam in Europa tevoorschijn. Ergens in het noorden... Kopenhagen, Nederland... daar ergens. De man vertelde me in Choreo dat hij daar inderdaad naartoe gevlucht was.’

 

  ‘Zoiets doet alleen een jood,’ stelde Remo.

 

  ‘Hij was Griek van origine,’ zei Hendrix.

 

  ‘Spiros Agraphiotis. De enige Griek in Choreo.’

 

  ‘Alweer een andere naam,’ zei Hendrix, ‘maar hij moet het zijn. Doe je best, Doug, en in die openstaande rekening. Toon de deurwaarder dat het onze Griek is.’

 

  ‘Weinig kans,’ zei Remo. ‘Hij heeft ontslag genomen. Gisteren was zijn laatste werkdag.’

 

  ‘Blijft de vraag,’ zei Dunning, ‘wat onze Griek in Choreo deed.’

 

  ‘Boeven bewaken,’ lachte Remo.

 

  ‘Ja,’ zei Hendrix, ‘en de rest.’

 

 

 

  4

 

 

Op weg naar de hal en de lift keek hij even in de wachtkamer. Aan de muren hingen nog altijd de replica’s van antieke wapens, maar ze werden niet meer zoals vroeger in een spookachtig blauwe gloed gezet door de oceanen op de globe. Het frame waarin de bol draaibaar opgehangen was geweest, bood nu plaats aan enkele gehavende paraplu’s. Op minder geblakerde plekken waren de cijfers van lengte en breedtegraden nog goed leesbaar. Hij schoot er niets mee op. Een intacte wereldbol en een scherpe pook, dat was wat hij nodig had. In de gang naar de hal de bezorgde stemmen van de advocaten en hun assistente.

 

  ‘Ik heb hem niet voorbij zien komen.’ (Jenny Foldaway)

 

  ‘Hij is niet in de hal.’ (Matthew Hendrix LLM) ‘Geen pijlen verlicht... hij is niet met de lift.’

 

  ‘De trap...’ (Douglas Dunning LLM)

 

  Gebeuk van merkschoenen op het linoleum in de hal. Hun geroffel over de traptreden. Tussen de kapotte paraplu’s stond er een die ongeschonden was met een bruinig ivoren greep. In Zuid-Californië regende het misschien achtentwintig keer per jaar, en waar hij nu heen ging niet vaker. Zwarte paraplu’s waren ongeschikt als parasol. Toch kon hij deze niet laten staan.

 

  Jenny zat niet op haar plaats aan de receptiebalie. Remo liet de lift komen, stapte in, en liet zich naar de begane grond voeren. Niemand in de kooi, maar Remo was automatisch helemaal achterin met zijn rug tegen de wand gaan staan. Hoe walgelijk veramerikaniseerd was hij geraakt – enfin, dat leerde hij in een nieuw leven wel weer af.

 

  Beneden geen Dunning & Hendrix. Misschien hadden ze de trap naar het dak genomen, in de veronderstelling dat hun cliënt met een duikvlucht rechter Ritterbach tegemoet wilde komen. Geen slecht idee, maar dan niet in Flower Street. In de woestijn was meer ruimte.

 

 

 

  5

 

 

In de Volkswagen Kever van zijn secretaresse reed hij terug naar het appartement in Beverly Hills, dat nooit een thuis zou worden. Hij legde zijn kleine koffer open op het bed, en maakte een zo streng mogelijke keuze uit de spullen die hij niet kon missen. Op een paar dingen van Sharon na bleek hij aan niets echt gehecht. Over bijna alle voorwerpen die hij de afgelopen jaren om zich heen verzameld had, lag het patina van een leen dat hij nodig achter zich moest laten. Geen ouwe troep in een nieuw bestaan. De koffer was hem nog te groot, te hoekig. Hij bracht alles over naar een weekendtas van de slappe soort, zo’n ding dat zich overal in liet proppen.

 

  Bankpapieren. Contracten. Visum. Frans paspoort. Vliegbrevet.

 

  Voor de laatste keer trok hij de deur van de onpersoonlijke woning achter zich dicht – en daar was op weg naar een onbekende vrijheid de eerste hindernis al: geen contanten. Eerst maar eens bij DinoSaur langs. Het probleem was: hoe praatte je een voorschot los bij een producent aan wie je tegelijkertijd moest melden dat je je als regisseur terugtrok?

 

 

 

  6

 

 

Suaro kwam met uitgestoken armen op hem af. Ze werden alleen nog gescheiden door twee kantoorvertrekken, waarvan de dubbele tussendeuren openstonden.

 

  ‘Vriend,’ riep Sauro, boven het lawaai van typemachines en telefoons uit. ‘Kom verder.’

 

  ‘Ik heb mijn besluit genomen.’ Remo zwenkte om een tafel met maquettes van filmdecors heen.

 

  ‘Ik wist het. Sauro spreidde zijn armen nog verder. ‘Ik wist het wel.’

 

  Pas op omhelsafstand, buiten het gehoor van het personeel, zei Remo: ‘Ik ga het land uit.’

 

  Het leek of Sauro’s aangezichtsvlees slapper werd, en van zijn schedel droop. ‘Questo Ritterbach... che stronzo!’

 

  ‘Er wordt een vuil spelletje met me gespeeld. Ik heb geen keus.’

 

  ‘Ik begrijp het. Hoe zit je met geld?’

 

  ‘Geen kwartje contant.’

 

  Sauro beklopte zijn zakken. ‘Eerst God vervloeken.’

 

  ‘Pardon?’

 

  ‘No curse, no cash. Ken je die scène uit Don Juan van Molière niet? Don Juan wil Francisco een goudstuk geven, maar dan moet hij eerst God vervloeken.’

 

  ‘En?’

 

  ‘Francisco weigert. Ik sterf liever van de honger, zegt hij.’

 

  ‘Sauro, ik heb God de afgelopen weken zo godsgruwelijk stijf gevloekt dat ik me afvraag of Hij ooit nog een vin verroert. Mijn goudstuk is welverdiend.’

 

  ‘Ik heb alleen plastic geld. Wacht.’ Sauro schoot een medewerker aan, die in looppas de ruimte verliet. ‘Ik heb Jerrold naar de bank gestuurd.’ ‘Hij is binnen vijf minuten terug. Tweeduizend, red je het daar voorlopig mee?’

 

  ‘Het moet maar.’

 

  ‘Waarheen, mijn vriend?’

 

  ‘Ergens waar weinig grensposten zijn.’

 

  ‘Mexico.’

 

  ‘Je zegt het.’

 

  In hun omhelzing werd een filmproject definitief fijngemalen.

 

 

 

  7

 

 

Voor ’t eerst in al die jaren miste Remo zijn Lamborghini, die hij in walgende rouw had weggegeven aan zijn schoonvader – alsof die met zijn verdriet op zo’n duur stuk blik zat te wachten. De middag kwam nog maar net op gang, maar hij had grote haast. Paula’s Kever leek te suf voor het centrum van Los Angeles. Op weg naar de afslag voor de Harbor Freeway moest hij tergend lang wachten voor een schoolbus, waaruit blinde kinderen stapten, voet en spriet tastend naar de onderste treeplank. Ze werden door twee schommelende nonnen de straat over geholpen. Zich aan elkaar vastklampend bewogen de scholieren zich stijfjes, waardoor hun schooltassen vreemde, schokkerige rugschilden werden. Zolang het maar geen engelen met ‘vurige borstplaten’ waren om Maddox’ woestijnput te bewaken.

 

  In zijn Lamborghini zou hij hier net zo goed achter een gele bus staan wachten, alleen had de motor dan ongeduldiger geklonken dan die van de gezapige Volkswagen. Een merkwaardig gebaar, achteraf. Meteen na Sharons dood had haar vader zijn baard laten staan om, gekleed als hippie of wat ervoor door moest, tussen de dealers en de motorrijders op de Sunset Strip rond te hangen, en zo de moordenaars op het spoor te komen. Een vlammend rode Lamborghini was niet bepaald geschikt om de vermomming te vervolmaken.

 

  Aan de overkant moest het blinde grut nog, via een stenen trap, een gebouw in Spaanse koloniale stijl binnen gevoerd worden, kennelijk hun school of instituut. Het duurde nog een tijd voor de nonnen met stijf wapperende rokken terug bij de bus waren en de gele knipperlichten doofden. Hoe graag was hij nu, met een achteloze teentik op het gaspedaal, langs de bus geschoten, de Lamborghini een kortstondig rood spiegelbeeld in de gele lak. De Kever geraakte er niet eens voorbij. Arme Paul. Al het aanpappen en hasjroken met de zelfkanters van de Strip had de radeloze kolonel niets opgeleverd, behalve baardschurft, een gebroken neus en een lelijk hoestje. Bij de motorbende van de Square Satans had hij moeten zijn, maar daar was hij, na die klap in zijn gezicht, nou juist keer op keer met een boog omheen gelopen.

 

  Harbor Freeway.

 

  Bij het bord voor de afslag naar Woodbury College wist hij dat de Santa Monica Freeway eraan kwam. Hij moest telkens gas terugnemen, omdat hij boven het maximum van negentig kilometer zat, soms zelfs boven de honderd, zo krachtig was Paula’s boodschappenwagentje nog wel. Als hij met anderen meereed, had hij de bestuurder vaak op stang gejaagd door de verdekt opgestelde unmarked patrol cars aan te wijzen. Hij werd nooit geloofd, behalve wanneer er echt te hard gereden werd – dan doemde het bewijs vanzelf in de achteruitkijkspiegel op. Zelfs voor de goed verborgen radarapparatuur van de verkeerspolitie had hij een orgaan, dat z’n eventuele falen gewoon per postcheque ingewreven kreeg.

 

  Vandaag niets van die alertheid. Het ging hem niet om die vijftig of honderd dollar boete, op de parkeerstrook te voldoen (hij had nog een DinoSaurduizendje of twee stuk te slaan), maar stel dat ze hem arresteerden, of gewoon voor een praatje mee naar het bureau namen. Ook zolang het hem lukte beneden de maximumsnelheid te blijven, beging hij de ene overtreding na de andere. ‘Als ik straks net zo beroerd de knuppel bedien als nu het stuur,’ mompelde hij met de stank van verbrand rubber in zijn neus, ‘dan haal ik de grens niet eens.’

 

 

 

  8

 

 

Het vliegveld van Santa Monica: hij was op vertrouwd terrein. Uit gaten en scheuren in het geasfalteerde parkeerterrein schoot zoveel onkruid op dat sommige vakken wel bedden van moestuinen leken. De sluikbegroeiing was in de vier jaar sinds hij hier zijn brevet haalde alleen maar weelderiger geworden. Bij het parkeren knarsten de stengels van een of ander naam en saploos gewas langs de carrosserie. Als de woestijn hier al zo agressief door de korst van beschaving heen drong, hoe moest het dan zijn aan de andere kant van het met plukken mensenhaar behangen prikkeldraad?

 

  Remo nam zijn tas van de achterbank, en sloot de Volkswagen af. Straks, op het laatste moment, zou hij Paula bellen om te zeggen waar ze haar auto kon vinden. De sleutels lagen dan bij de balie van Grafton Aviation. Als ze de Kever door een ingehuurde kracht wilde laten ophalen, ook goed. De kosten zou hij later vergoeden.

 

  Hij begon te lopen in de richting van de lage gebouwen, waar de hangars voor de sportvliegtuigjes waren en de kleine maatschappijen met hun scholen kantoor hielden. Januari, en de kleren plakten hem aan het lijf. Voortdurend keek hij over zijn schouder, om te zien of er niemand uit een geparkeerde auto was gestapt die hem volgde. Zo kon het gebeuren dat hij tussen de droge graspollen een hagedis doodtrapte. Daardoor merkte hij pas hoe kwetsbaar zijn gemoed vandaag was. Angst, woede, verdriet, strijdlust, machteloosheid – en dat alles gistend tot een verlammend gif. Met tranen in de ogen, de dood plakkerig onder zijn schoenzool, stak hij de betonnen vlakte over naar de witte keet van Grafton Aviati

 

  In de zomer van 1973, met de onmogelijke Robert werkend aan het nog onmogelijker script van Chicane Town, had hij hier zijn eerste vlieglessen genomen. Mr Bob was de schrijver van het geniale scenario, dat in al z’n genialiteit onverfilmbaar bleek. Als beoogde regisseur had Remo geëist dat het zou worden ingekort. Rampzalig, die samenwerking. De ijdele Robert verzette zich tegen elke coupure. Als Remo er, na veel gescheld over en weer, toch een wist door te drukken, ging de gekwetste scenarist urenlang depressief met zijn hond de heuvels in. Om tot elke prijs te voorkomen dat hijzelf over kronkelpaden achter een nieuw aangeschafte Duitse herder aan zou moeten sjokken, was Remo aan zijn vliegbrevet gaan werken. Een instructeur stonk ook minder naar vaatdoek dan zo’n schapendoes.

 

  Achter de verhuurbalie stond een jongen over een kaartenbak gebogen. Op de rug van zijn groene overall in witte kapitalen GRAFTON AVIATION.

 

  ‘Een Cessna 150 vrij?’ Remo legde vliegbrevet en creditcard naast een viskom vol pepermuntkussentjes. Zich omdraaiend veranderde de jongen in een bijna heup en borstloos meisje, waarvan het opgestoken haar, op een enkele tere pluim na, onder een groene pet schuilging. Ze herkende hem, en begon meteen te flirten: handen in de kontzakken, schouders naar achteren, maar nog steeds geen spoor van een boezem. Toen ze vragend zijn naam noemde, had hij er opeens spijt van zijn baard te hebben afgeschoren. Zo stationeerde hij getuigen op alle kruispunten van zijn aftocht.

 

  ‘Voor hoe lang?’

 

  ‘Heeft Grafton connecties met Marijuana Brass?’

 

  Ze lachte onzeker. ‘Wij doen niet in drugs.’

 

  Oppassen met dit meisje. Zij leidde zijn tong in de verkeerde groef. ‘Sorry, ik versprak me. Ik bedoel het vliegveld van Tijuana.’

 

  ‘U wilt naar Tijuana vliegen...’

 

  ‘Ja, en daar de Cessna achterlaten.’

 

  ‘Zodat iemand van Tijuana de kist hier weer aan de grond kan zetten?’

 

  ‘Ik blijf in Mexico.’

 

  ‘Dan wordt het wel fiks duurder.’

 

  ‘Hier is mijn American Express.’

 

  ‘Ik vraag even na. Neem zoveel pepermuntjes als u wilt.’

 

  Het meisje verdween in het kantoortje achter de balie. Even later zag hij door het grote raam hoe zij over de grijze vlakte van betonplaten, olieplassen vermijdend, op een groepje mannen in GRAFTON-overalls toe rende, dat bij twee Cessna’s aan het werk was. Hier stond hij. Man op de vlucht. Het kleine loeder was blijkbaar niet door haar moeder gewaarschuwd voor de beroemde kinderverkrachter. Maar die monteurs daar, met hun rond de nek geklemde oorbeschermers, lazen zeker de krant, en zouden bij het horen van zijn naam en zijn bestemming (enkele reis) wel eens de politie kunnen bellen, zomaar, voor alle zekerheid.

 

  Hartkloppingen hamerden de visioenen uit hem: van Mexicaanse stadjes aan de horizon, en wenkende cactussen in de diepte. Uit eerbied voor de stilte boven de woestijn staakte de Cessnamotor zijn gebrom. Net als waarschijnlijk dat meisje daar stelde hij zich cactussen nog altijd in de stripvariant voor: groene vogelverschrikkers met kippenvel en de oren van Mickey Mouse. Ze staken hun lange armen uit om hem met vliegtuigje en al op te vangen. In glijvlucht dook hij op de grens van prikkeldraad af. De overkant, die zat er niet in. Aan de Amerikaanse zijde stond een trits langgerekte sleeën van de grenspolitie hem op te wachten. De heren leunden er op hun cynische gemak tegenaan, spiegelbrillen naar de hemel gericht. Van alle kanten rolden struiken tumbleweed toe, vederlichte voertuigen voor de ontwortelde zielen van Mexicaanse gelukszoekers. Ze wilden niets van de arrestatie missen.

 

  Het meisje stond druk te gebaren tegen eenteurs (of piloten), die voortdurend zijn hoofd schudde. Remo stak zijn hand in de viskom, en nam er een kussentje uit. Zoete kiespijn inzuigend stond hij een tijdje naar de gestolen paraplu te kijken, waarvan de ivoren greep uit de tas aan zijn voeten stak. Als hij op weg was naar het droge Mexico, waarom dan dat ding meegesleept?

 

  Zijn gympen maakten piepgeluidjes op het noppenvinyl toen hij zich, tas aan de hand, abrupt omdraaide en het gebouwtje uit liep. Mexico. Jack London was er aan de morfine geraakt. Anderen waren er nooit uit teruggekeerd. Met Dennis Hopper en zijn filmploeg was het er ook fout afgelopen. John Huston had het heen en terug gered in een gehuurd vliegtuigje, waaruit hij vele duizenden pingpongballetjes boven Mexico gelost had. Waarom, dat kon hij niet zeggen. Misschien die bijgelovige Mexicanen een wonder aandoen. Duidelijk was wel dat het land de inventieve Huston tot niet meer dan een wolk pingpongballetjes had weten te inspireren.

 

  Aan de rand van het parkeerterrein bleef het ivoren handvat achter een paaltje haken, waardoor de paraplu uit de tas getrokken werd. Onder het terug stoppen van het ding wist hij ineens dat hij op weg was naar nattere streken.

 

  In de tank van de Volkswagen moest nog voldoende benzine zijn. Bij het starten proefde hij pas het vergruizelde kussentje op zijn tong. Remo hield niet eens van pepermunt. Hij had, zonder erbij na te denken, dezelfde smaak in zijn mond willen stichten als het GRAFTON-meisje de hele dag door in de hare moest hebben. Wie zo handelde, dacht hij, was onverbeterlijk, en kon inderdaad maar beter het land uit geknikkerd worden.

 

 

 

  9

 

 

Met de rechtstreekse lijnvluchten van de KLM naar Los Angeles was de moderne tijd voor Nederland definitief aangebroken, maar op LAX wisten ze er nog niet goed raad mee. November 1977 arriveerde ik na de landing in Terminal 5, zoals een kind weet de vaste aankomsthal van Western Airlines. De uit haar krachten groeiende KLM werd tijdelijk daar opgevangen. Ik was er niet meer dan een immigrant, een mediterraan type, dus waar bemoeide ik me mee – maar het kwam me voor dat elke volgende gooi van Holland naar internationaal prestige altijd eerst moest worden gekleineerd. Ooit was dat wel anders, maar toen had je nog geen moderne tijd.

 

  Door het getreuzel van Woodehouse in Choreo, het herhaalde uitstel van executie, was ik weken langer dan gepland in Californië gebleven. Mijn retourticket, twee maanden geldig, was allang verlopen. Als ik het bracht als domme pech zat er misschien een korting aan voor de enkele reis terug naar Amsterdam. Ik dacht in Terminal 2 te moeten zijn, waar de internationale maatschappijen hun balie hadden. Welnee, voor vertrek met een toestel van de KLM diende ik me in Terminal 4 te vervoegen, het eigenlijke domein van American Airlines. Zo bleef je bezig.

 

  ‘Balie numero 31 en verder. U kunt gratis van de Airport Tram Stop gebruikmaken.’

 

  Een vriendelijke jongeman van het grondpersoneel, een soort blauwe piccolo, bracht me naar het busje van de pendeldienst, dat klaarstond op World Way, de weg rond de uitgestrekte parkeerterreinen, waar al dat glas en al die lak lagen te blikkeren in de late Californische winterzon. Aan incheckbalie 33 van Terminal 4 werd me door een blonde halfgodin in goed Nederlands te verstaan gegeven dat mijn ticket toch echt ongeldig was. ‘Als u denkt voor een speciale behandeling in aanmerking te komen, verwijs ik u naar ons kantoor aan Airport Boulevard. De pendeldienst zal graag de kleine omweg voor u maken.’

 

  Neuriënd van ongeduld terug het busje in. In mijn jeugd was ik, om zo te zeggen, kind aan huis in hogere luchtlagen. Het was mijn vader die uit verschillende windstreken twee roofvogels op elkaar losliet, om ze door een bloedige aanvaring de plek te laten bepalen waar mijn consubureau zou verrijzen. En nu, op een van de drukste vliegvelden ter wereld, werd ik in een sukkelig wagentje van de ene balie naar de andere gereden, waar ze me lieten smeken om, alsjeblieft, alsjeblieft, het zwerk in te mogen.

 

  Ik verdacht de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij ervan ergens een geheim landhuis te hebben, waar door hofleveranciers uitsluitend helogige blondines gekweekt werden. Achter een bureau aan Airport Boulevard zat er ook weer zo een. Heel aards, maar niet van deze wereld.

 

  ‘Het spijt me, mijnheer. Er gaat vandaag geen rechtstreekse vlucht naar Schiphol. Overmorgen weer.’ Ze raadpleegde een rooster. ‘Vanavond is er een binnenlandse naar Chicago, waar u kunt overstappen op de lijndienst naar Amsterdam.’

 

  ‘Ik heb grote haast. Er is een ziek kind in het spel.’ Terwijl ik het zei, zag ik mijn kleine Tib met zijn billen op het scherpe grind van een tuinpad zitten. Naast hem stond een van zijn hoge schoenen, de sok erin. Met een eerder kwaad dan van pijn vertrokken gezicht kneedde hij, allebei zijn handen gebruikend, de blauwige wreef van zijn naakte voet. Ik had hem te lang aan het onbegrip van zijn ouders overgelaten.

 

  ‘Als u voortmaakt...’ Zij keek vluchtig op een grote wandklok achter zich. ‘Over veertig minuten is er een vlucht van British Airways naar Londen. Probeert u het aan hun desk. Vanuit Londen vertrekt er regelmatig een toestel naar Schiphol.’

 

  ‘En waar...’

 

  ‘Terminal 2. Sterkte met uw kind.’

 

 

Het pendelbusje stopte voor de ingang van AEROMEXICO, maar wat gaf het, die van British Airways was er vlak naast. Ik was nog op zoek naar een tweedollarbiljet als fooi voor de chauffeur toen er naast ons een donkerblauwe Volkswagen Kever halt hield. Eruit stapte, met tas en paraplu, CALIF PRISON A99366Y R WOODEHOUSE 12 19 77.

 

  ‘Daar gaat die filmer, hoe heet hij ook alweer,’ zei de bestuurder. ‘The most notorious man in Tinsel Town, las ik vanmorgen in de krant.’

 

  Woodehouse had zijn baard afgeschoren, zijn lange haar laten knippen, en een donkere bril opgezet, maar ook ik herkende hem meteen, niet uitsluitend door zijn lengte. De pleister op zijn wang bedekte of de blauwe traan, of het wondje dat de verwijdering van de tatoeage had achtergelaten. Hij keek herhaaldelijk om zich heen, aarzelde voor de draaideur van AEROMEXICO, en stapte toen die van British Airways binnen – alsof ze niet allemaal op dezelfde onafzienbare hal uitkwamen. Dat hij de auto dubbelgeparkeerd achterliet, op een ook verder verboden plek, kon niets anders betekenen dan dat hij snel weer terug dacht te zijn.

 

  De chauffeur aanvaardde mijn fooi onder protest. Hij hielp me bij het uitstappen alsof ik een oude man was, en reikte me mijn bagage aan. ‘Goede reis, Sir.’

 

  Ik sloeg de diensten van een man met een steekkarretje af, en trok mijn koffer achter me aan de draaideur van AEROMEXICO in. Binnen stond Remo gespannen het bord met de vertrektijden te beturen. Ondanks de stromen reizigers leek hij in deze weidse ruimte net zo verloren als in de hal van de EBA, wanneer hij aan het vegen was. Toen hadden zijn behaardheid en zijn wijde overall hem nog enig volume gegeven, nu liep daar een tengere jongen terug richting draaideur, op witte gympen die te groot en te wit voor hem leken. Smalle jeans. Het bruinleren jack soepel over een T-shirt van de UCLA. Zijn tas sleepte stof en papiertjes vergarend over de grond, omdat de hengsels eigenlijk te lang voor hem waren. Ik had opeens met hem te doen.

 

  Vlak voor de draaideur bleef hij staan – nee, niet om te kijken hoe mooi het late zonlicht, tot mathematische vlakken teruggebracht was klemgezet in de glazen compartimenten. Achter de Volkswagen zat op zijn motor een politieagent in zijn boekje te schrijven. Hij bukte zich juist om het nummerbord beter te kunnen lezen, raadpleegde zijn horloge, en noteerde tijd en kenteken. Woodehouse liet het maar zo. Omdat hij nu mijn kant op kwam, draaide ik me om naar een tijdschriftenkiosk. Ik gaf een zwengel aan de krantenmolen. De avondedities, met op sommige voorpagina’s het deportatiedreigement van rechter Ritterbach, waren vers aangeleverd. Omdat ik verwachtte dat hij niet gratis in het toestel zou liggen voor de geletterden met vliegangst kocht ik een exemplaar van de San Bernardino Herald Examiner, die op pagina 1 een kadertje had met het nieuws over de confrontatie in Choreo, voornamelijk bestaand uit een verwijzing naar pagina 5 voor het hele verhaal.

 

  Mijn benen waren langer dan de zijne, dus dreigde ik hem op weg naar de stand van British Airways algauw in te halen. Bij alle haast die geboden was, had ik nu geen zin in een confrontatie. Na die administratieve speling van het lot in Choreo mocht ik mezelf een geslaagd stichter van georganiseerd toeval noemen, maar deze ontmoeting op LAX, als het ware buiten de arena, daar had mijn organisatorische talent part noch deel aan.

 

 

 

  10

 

 

In zijn eigen stad, waar hij een gezin gesticht en triomfen gevierd had, rende Remo nu als een muis van plint naar plint, wanhopig op zoek naar een scheurtje om door te ontsnappen. The most notorious man in Tinsel Town. Uit angst voor nog meer lynchzwarte krantenkoppen liep hij met afgewend hoofd langs de kiosken. Er passeerde hem met grote passen, koffer achter zich aanslepend, een vent in een witte regenjas. Er was iets vertrouwds aan de man, mogelijk iemand van Paramount, maar Remo kon zijn gezicht niet zien. Zo ging het al sinds zijn arrestatie in maart. De lui die vroeger voor hem door het stof gingen, keken nu over hem heen naar een opgezette vogel in een vensterbank, of hadden opeens een tranerig vuiltje in hun oog.

 

  De wieltjes van de koffer blokkeerden, zodat het gevaarte over het linoleum stuiterde en dreigde om te slaan. De man liet zich er niet door weerhouden, en beende recht op de reisbalie van British Airways af, die geheel was uitgevoerd in het patroon van de Union Jack. Het toestel vertrok binnen een halfuur. Zou je net zien dat die vent in zijn gebleekte jas met het laatste ticket aan de haal ging.

 

  Er was niemand achter de desk. De man drukte op een knop. Remo bleef op enige passen afstand van hem staan wachten. Zijn houding (zoals hij daar tegen de balie geleund stond, met zijn ene been naar achteren gekromd, steunend op een wiebelende schoenpunt) deed ook al vertrouwd aan. Peter Gaugenmaier van Paramount, Remo wist het bijna zeker. Hij had geen zin als eerste te groeten, maar zette wel zijn zonnebril af. Een meisje in het uniform van de luchtvaartmaatschappij duwde met haar buik twee klapdeurtjes in de achterwand open. Ze groette, en wierp een vluchtige blik in het paspoort dat de man in de witte jas opengeslagen voor zich had liggen.

 

  ‘Ik weet ervan,’ zei ze. ‘De KLM heeft gebeld. Dat noem ik geluk hebben.’ Ze begon een ticket in te vullen. ‘Er zijn net twee annuleringen doorgekomen. Mensen in de dierentuin aangevallen, of zoiets. Geen idee door wat voor beesten. Dat wordt rennen, meneer. Uw toestel vertrekt binnen twintig minuten.’

 

  Na betaling deed de man een stap naar achteren, waarbij hij Remo vol op de voet trapte. ‘Neemt u mij niet kwalijk.’ Hij draaide zich om. Het was De Griek. ‘Mr Woodehouse, wat een verrassing.’

 

  ‘Voor mij niet minder, Mr Agraphiotis.’

 

  ‘Op reis?’

 

  ‘Ik... ben hier voor iets anders.’

 

  ‘Wat u ook gaat doen, veel geluk. Trek u niet te veel aan van wat de kranten schrijven.’

 

  ‘Ik wens u een goede vlucht.’

 

  De Griekstte zich naar de incheckbalie.

 

  ‘En u wenst?’

 

  O, hoogzoete Engelse tongval. Hij waande zich al in Londen. Zulke meisjes haalde hij uit The Turmabout aan Bruton Place. Ja, wat wenste hij? De gedachte in hetzelfde vliegtuig te zitten als Agraphiotis beviel hem helemaal niet.

 

  ‘Als u de plaats van de andere weggevallen passagier wilt, moet u het nu zeggen. L589 vertrekt over een kwartier. Ik mag u eigenlijk al geen ticket meer verkopen.’

 

  ‘Ik neem hem.’

 

  Remo gaf haar zijn ongedekte creditcard. Hij gokte erop dat ze, door de tijdnood, niet telefonisch de geldigheid zou gaan checken, en dat deed ze dan ook niet. Wel keek ze, voor het teruggeven van de kaart, nog eens naar de naam. Ze wreef met haar vingertop over de reliëfletters. ‘Bent u het nou,’ zei ze, ‘of bent u het niet?’

 

  ‘Iemand moet het toch zijn.’

 

  ‘Heb ik er dan wel goed aan gedaan... ik bedoel... een ticket voor u uit te schrijven? Het staat overal in de kranten. Op de televisie was het ook.’

 

  Remo nam ticket en American Express van de balie en zei: ‘Vroeger opstaan, stomme Engelse koe. Mijn creditcard heb je ook al niet...’

 

  ‘Met een creditcard vertrouw ik u eerder dan met een valentijnskaart.’

 

  ‘Over twee weken stuur ik je er een.’ Hij las de naam van het plaatje op haar revers. ‘Aan Sarah. Per adres deze balie. Eentje met een doodskop.’

 

  In de verte zag hij de witte regenjas van De Griek voor het douaneloket. Los Angeles International Airport: dertig, veertig miljoen passagiers per jaar, en dan uitgerekend op zo’n zelfmoordmaandagmiddag in Terminal 2 je favoriete gevangenbewaarder tegen het lijf lopen.

 

 

Bij het inchecken was er niemand voor hem geweest, en bovendien had hij alleen handbagage, zodat hij nu achter de witte vlag van Agraphiotis aan door de gangen van LAX ijlde. Hij passeerde verscheidene kiosken, die rekken met verse avondkranten buiten hadden staan. Zelfs de kippigste reiziger had geen bril nodig om in het voorbijgaan de koppen te kunnen lezen, zo vet en zwart werd Remo aangepakt. Tweeënveertig gevangenisdagen lang had hij, behalve op den duur voor Charlie, zijn identiteit geheim weten te houden. Nu waren zijn naam en portret overal. Ook al probeerde hij ervan weg te kijken, zijn ooghoeken registreerden de Santa Monica Evening News met twee foto’s van hem op de voorpagina: een met en een zonder baard. Herkenning verzekerd. Hij zette zijn Ray Ban maar weer op.

 

  Aan de rij passagiers bij Gate E42 te zien, met De Griek als laatste, was het inschepen voor L589 nog maar net begonnen. De jongeman die de boardingkaarten aannam, werd op de vingers gekeken door twee heren in burger, die met hun gezicht naar de wachtenden stonden, en alleen al daardoor geen gewone reizigers konden zijn. In de wachtruimte was een wandtelefoon met plexiglazen kap. Remo wierp er wat munten in, en draaide het privénummer van zijn secretaresse. Het duurde lang voor ze opnam. ‘Paula, ik hou het kort.’

 

  ‘Wat hijg je.’

 

  ‘Ja, maar ik ga niet vragen wat je aanhebt.’

 

  ‘Een handdoek. Je belde me onder de douche vandaan. Het is mijn vrije dag.’

 

  ‘Je auto staat voor Terminal 2 van LAX. Ter hoogte van AEROMEXICO. Als ze ’m niet wegslepen, zit er in ieder geval een bon onder de ruitenwisser. Ik vergoed alles. Later. Ook de blikschade.’

 

 AEROMEXICO... Je doet toch geen stomme dingen?’

 

  ‘Heb ik al gedaan.’

 

  ‘Vanmiddag was die persconferentie op LA5. Ik weet wat je boven het hoofd hangt.’

 

  ‘Dan weet je ook dat ik nu moet ophangen.’

 

  ‘ar...’

 

  ‘Vraag niet verder, Paula. Vaarwel.’

 

  Van de rij passagiers restte alleen nog het staartje, met De Griek. De twee nieuwsgierige heren waren verdwenen. Remo keek naar twee kanten de lange gang af, maar zag ze nergens. Misschien zaten ze hem in het toestel op te wachten, waar zijn binnenkomst als bewijs voor vluchtgedrag kon worden gezien. Een vliegtuig later nemen? Dan moest hij terug naar Sarah en haar bezwaar. Hij gokte erop dat de mannen, rechercheurs ongetwijfeld, hem terwijl hij stond te telefoneren over het hoofd hadden gezien en onverrichter zake terug naar Parker Center waren gegaan.

 

  ‘U moet nu toch echt aan boord, Sir,’ zei de jongeman van British Airways.

 

  Toen Remo eindelijk zijn kaart afgaf, was Agraphiotis al geruime tijd in de slurf verdwenen. Een stewardess, haar hand al aan het sluitwiel van de cabinedeur, fronste bij nadering van de passagier op wie niet meer was gerekend, maar herstelde snel haar professionele lach. ‘Tegen dat we Londen bereiken, kunt u die zonnebril wel opbergen. De wolken dweilen er weer eens door de straten.’

 

 

 

  11

 

 

Als een van de laatsten ging ik het vliegtuig binnen. Mijn plaats was helemaal achterin, en ik had moeite hem te bereiken, want overal stonden nog mensen in het gangpad om hun souvenirs weg te bergen. De middelste van drie stoelen. Aan het raam zat een bejaard dametje met witte baardharen op haar kin. Ik stopte mijn regenjas opgevouwen in het vak, samen met de schoudertas, ging zitten en legde de krant over mijn knieën. De plaats rechts van me, aan het gangpad, bleef leeg. Aan de overkant zaten een man en een vrouw met, het dichtst bij mij, hun ongeveer veertienjarige dochter in punkuitdossing.

 

  ‘Ik ben zo moe, mam,’ klaagde het meisje.

 

  ‘Probeer wat te slapen,’ zei de vader.

 

  ‘Te licht hier.’

 

  ‘Leg dit over je hoofd.’ De moeder reikte haar een donkergrijs vest aan, dat ze met een vies gezicht aanpakte.

 

  Ik wilde het verhaal over Choreo lezen, maar mijn aandacht werd getrokken door een kadertje met een verwijzing naar de cultuurpagina. Ik sloeg de vouw uit de krant.

 

 

San Bernardino 

 

Herald Examiner

 

 

Maandag
30 januari 1978

 

 

Herkomst Hurly Burly bekend

 

Nieuw album The Beatles

 

 

  Muziekconcern EMI is voornemens een langspeelplaat te produceren met nooit eerder officieel uitgebrachte opnamen van The Beatles. De banden, die eind jaren zestig verdwenen bleken uit het archief van de beroemde studio’s aan Abbey Road, zijn afgelopen vrijdag in Amsterdam teruggevonden bij de aanhouding van drie mannen en een vrouw. Ze waren blijkbaar van plan er illegale plaatpersingen, zogenaamde bootlegs, van te verhandelen.

 

   Het zou gaan om in totaal vierhonderdzestig master tapes, die door personeel van de Abbey Road Studios (toen nog gewoon EMI Studios) waren geëtiketteerd als de ‘Hurly Burly Sessions’. Via cryptische mini-advertenties, waarvan de codes bekend zijn bij bootlegverzamelaars, werden in Engelse kranten de lp’s clandestien aangeboden voor bedragen van tientallen tot honderden ponden. De Britse autoriteiten...

 

 

Afgeleid door het dichtgaan van de deur keek ik op van mijn lectuur. Voorin het toestel stond Woodehouse te praten met de stewardess die het sluitwiel bediende. Ik had meteen de pest in. De lege stoel naast me, van een ongelukkige dierentuinbezoeker, was natuurlijk voor hem. Nu zou ik hem al die uren knie aan knie moeten dulden. In het ergste geval een gesprek gaande proberen te houden. En dat terwijl ik wel klaar was met deze Remo, of hoe hij ook weer in het echt heette. Hij misschien nog niet met mij. De kleine ruziezoeker. Me in mijn krant begraven hielp misschien.br>

 

  Volgens de Engelse krant The Times van afgelopen zaterdag wil EMI met de vier ex-Beatles John Lennon, Paul McCartney, George Harrison, Richard Starkey en hun zaakgelastigden onderhandelen over de teruggevonden moederbanden. Naar verluidt zou met name McCartney graag zien dat het album alsnog wordt uitgebracht, bij voorkeur onder de oorspronkelijke werktitel Hurly Burly.

 

   Zomer 1967 sloot de groep zich een maand lang op in Studio 2 aan Abbey Road om opnamen te maken voor een dubbelalbum. Studio 1 was er van meet af aan voor klassieke opnamen en filmmuziek. Ook Studio 2 gold, met z’n uitgestrekte parketvloer en kale verwarmingsbuizen, eigenlijk als te groot en te galmend voor het opnemen van rock-’n-roll. The Beatles hebben er hun voordeel mee gedaan. Alles wat de vier muzikanten tijdens de sessies...

 

 

‘Mr Agraphiotis?’

 

  Daar zou je ’m hebben. Voor de vorm ritselde ik geschrokken met mijn krant. ‘Welkom aan boord, Mr Woodehouse,’ zong ik half. ‘U heeft tegen me gejokt.’

 

  ‘Hopelijk vindt u het niet erg, maar... mijn plaats is naast u.’

 

  Remo propte zijn tas in het bagagevak, wierp een bevreemde blik op het punkmeisje dat onder haar moeders vest lag te dutten, en ging zitten. Het toestel stond nog stil.

 

  ‘Ja, dankzij het vakkundige hakwerk van een papegaai in Griffith Park,’ zei ik, ‘zijn we op deze stoelen negen uur lang tot elkaar veroordeeld.’

 

  ‘Zo raken we zelfs in vrijheid niet van elkaar verlost.’

 

  ‘Het is maar wat je vrijheid noemt.’ Her en der klonk het geklik van gordels, maar het vliegtuig zette zich niet in beweging. Voorin de cabine nerveus beraad van twee stewardessen en hun purser, allemaal op de rand van een slappe lach. ‘Waarom taxiet dit ding niet?’

 

  ‘Mr Agraphiotis... een vraag.’

 

  ‘Staat u me toe eerst mijn artikeltje uit te lezen. Het werd net spannend.’

 

  ‘U bent nog altijd de bewaker, niet?’

 

  ‘Misschien gaat dit stuk wel over gevangenbewaarders en hun cliënten. Een mens heeft zijn hielen nog niet gelicht, of... wat er in de krant niet allemaal over zijn oude werkkring staat, hij gelooft zijn ogen niet.’

 

 

  Alles wat de vier muzikanten tijdens de sessies ondernamen, is vastgelegd. Ook het overleg, al dan niet ruziënd, en John Lennon die het studiopersoneel in het Liverpudlian om een ‘sandwich kip en plakjes Granny Smith’ vraagt. Op de teruggevonden banden staan tientallen songs, van net nieuw gecomponeerde tot oude in een nieuwe versie. Een aantal ervan, zoals ‘Back in the USSR’ en ‘Helter Skelter’, kwam later terecht op het titelloze dubbelalbum dat officieus The White Album is gaan heten. Maar de repetities hadden nog een langspeelplaat moeten opleveren, een soort auditief werkdagboek, wat dus door de diefstal van de master tapes niet is doorgegaan.

 

   De politie was op het spoor van de helers gezet door leidinggevende personen bij EMI, nadat de platenmaatschappij, volgens de Britse krant The Daily Telegraph, was benaderd door onbekenden die voor de moederbanden een losgeld eisten van tweehonderdduizend pond sterling. Van alle popgroepen...

 

 

 

  12

 

 

‘Dames en heren, hier spreekt uw gezagvoerder,’ klonk het uit de speaker boven me. ‘Deze vlucht, die om 17 uur 57 zou ingaan, heeft een kleine vertraging opgelopen. Het is nu 18 uur 2. Wij verontschuldigen ons voor mogelijke verdere vertraging in verband met een kleine controle. Er mag gerookt worden.’

 

  De vliegtuigdeur stond weer open, en naar binnen stapten de twee mannen die mij, voordat ik de sluis naar het toestel in ging, kort hadden ondervraagd, overigens zonder zich te legitimeren. Wat ik in Londen ging doen. Nou, overstappen voor Amsterdam, meer niet. Dank u. Ze droegen tegenwoordig geen hoeden meer om even op te lichten.

 

  Misschien hadden ze me nog een vraag te stellen. Achter elkaar aan lopend door het middenpad, de voorste links de rijen afspeurend en de achterste rechts, namen ze scherp de gezichten van de passagiers op, die nieuwsgierig en geamuseerd terugkeken. Buurmans knie beefde tegen die van mij. Ik bracht mijn mond bij zijn oor. De pleister op zijn wang verspreidde een lichte jodiumlucht. ‘Zet die zonnebril af.’

 

  ‘Over mijn lijk,’ fluisterde hij terug.

 

  ‘Precies, ja. Zo pikken ze u er als eerste uit. Af, dat ding.’

 

  Ik rukte de Ray Ban van zijn neus, en vouwde het montuur op onder mijn krant. ‘Zo onverschillig mogelijk kijken. Lichte minachting, ook goed.’

 

  Het getril in zijn been werd erger, maar met zijn gelaatstrekken gebeurde een wonder. De acteur in hem, twee jaar terug nog goed voor een zelfmoordenaar in travestie, wist in een oogwenk zijn gezicht naar dat van Scott Maddox te modelleren: zoals het nogal eens in tijdschriften werd afgebeeld met onderschriften als ‘Charlie’s still giving the creepy look’. De twee mannen waren ons nu dicht genaderd. De achterste keek over de schouder van zijn collega Remo een moment met samengeknepen ogen aan, maar ze werden allebei afgeleid door het meisje aan de overkant van het gangpad. Mama’s vest bedekte niet alleen haar hoofd, ook haar bovenlichaam, en de met kleine winkelhaken doorzeefde spijkerbroek, opgerold boven dienstkistjes, bracht ze op een idee. Het kind werd op de schouder getikt. ‘Jongeman, even uw gezicht graag.’

 

  ‘Onze dochter probeert een tukje te doen,’ zei de vader.

 

  De voorste man lichtte een punt van het vest op, en onthulde een oorlel doorboord met een dekenspeld, waar gewone veiligheidsspelden aan hingen met de kleinst denkbare poppenveiligheidsspeldjes eraan vastgeklonken. Het meisje sloeg zijn hand weg, en trok de wollen stof weer op z’n plaats. Hij mompelde een verontschuldiging. Na een verstrooid aftastende blik op de overige reizigers achterin het toestel draaide hij zich om. De ander werd met een knik te verstaan gegeven dat het zo genoeg geweest was.

 

  Even later ging de vliegtuigdeur voor de tweede keer dicht, nu achter de hielen van beide heren. Na het wegzwaaien van de passagiersslurf begon het toestel eindelijk te taxiën. Via mijn knie voelde ik de spanning uit het been van Woodehouse wegtrekken.

 

 

 

 

Van alle popgroepen zijn van The Beatles de meeste piratenedities in omloop. De keuze van Paul McCartney voor de titel Hurly Burly is opmerkelijk. In 1970 toonde de openbare aanklager in de zaak van de Cielo Drive-moorden aan dat de hoofdverdachte zich tot zijn daden had laten inspireren door tekst en muziek van het apocriefe Beatlesnummer ‘Hurly Burly’, dat geschreven zou zijn door John Lennon. Niemand anders dan de seriemoordenaar, en mogelijk deze of gene onder zijn bendeleden, heeft het nummer ooit kunnen beluisteren. Zelfs Vincent Jacuzzi, de officier van justitie in kwestie, moest zijn bewijs gedeeltelijk baseren op een transcriptie van de mondeling overgeleverde liedtekst. Een literatuurwetenschapper, destijds door de rechtbank van Los Angeles als getuige-deskundige opgeroepen, wist aannemelijk te maken dat de lyrics van ‘Hurly Burly’ een bewerkte compilatie vormden van de heksenzangen uit Shakespeares tragedie Macbeth.

 

 

 

  Het is altijd een raadsel gebleven hoe de voormalige autodief en souteneur en latere seriemoordenaar al in het najaar van 1967 in San Francisco over een opname van ‘Hurly Burly’ kon beschikken. Als er toen al een bootleg van bestond, blijft het een mysterie waarom er in al die jaren zelfs geen tweede exemplaar van is opgedoken.

 

 

 

  Van de b die het brein achter de moorden uit de song ‘Hurly Burly’ meende te kunnen distilleren, hebben The Beatles zich altijd in felle bewoordingen gedistantieerd. (UPI)

 

 

Hoe had ik toch ooit kunnen denken dat ik zo’n kromgegroeide kabouter, zo’n gluiperig pooiertje, zo’n vulgair tuchthuisboefje iets groots kon laten creëren: een totaalrevolutie, een wereldwijde mentale omwenteling, een herweging van alle menselijke waarden, iets ontzagwekkends? Had ik het kruispunt Haight en Ashbury te veel als een op de toekomst gericht vizier beschouwd? Misschien was ikzelf te zeer bedwelmd geweest door de schoonheid van het nummer ‘Hurly Burly’ – waar mijn groezelige profeetje er alleen maar foute boodschappen in beluisterde.

 

  Ik had het kunnen weten. In plaats van me door zijn goedkopige charisma te laten verblinden, had ik eerst zijn ziel tegen het juiste licht moeten houden. Vrijwel zeker had de kleine goeroe zich dan laten kennen als wat hij sinds de federale kerker op McNeil Island al was: een karikatuur van Orfeus. Naar Orfeus’ lierspel kwamen tenminste nog de edele wilde dieren luisteren. Maddox bracht in Death Valley met zijn gitaar alleen de coyotes aan het janken. Ja, ze leidden allebei een sekte, maar daar was dan ook alles mee gezegd. Maddox zou eerder nog een gifslang naar de woestijn volgen dan de vrouw die aan de beet ervan stierf achterna te gaan, de onderwereld in. Maddox’ orfische Mysteriën gingen terug op een simpel popnummer, en waren niet meer dan ongeduldige rituelen als inleiding op het leegdrinken van de beker bloed. Verlossingsmystiek? Twee kreten. Hurly Burly. Cosy Horror.

 

  ‘Knap, zoals u hem imiteerde,’ zei ik vanachter mijn krant. ‘Veel heeft u al die tijd niet van hem te zien gekregen.’

 

  13

 

 

De ex-bewaker was niet erg benieuwd naar wat zijn voormalige gevangene hem te vragen had, want na lezing van het artikel met de kop ‘Nieuw album The Beatles’ bladerde Agraphiotis door naar een volgende pagina. Het vliegtuig hobbelde sloom, met wiebelende vleugels, naar de vertrekbaan. Als Remo zich vooroverboog, kon hij om de krant van zijn buurman heen naar buiten kijken.

 

  Een monteur in gele overall keek omhoog naar het toestel. Hij stak zijn geschoeide hand op, naar niemand in het bijzonder. Vervolgens trok hij met een snelle beweging zijn handschoen uit, niet alleen om ermee te wuiven. Hij wrong een naakte vinger onder de dop van zijn oorbeschermer, en krabde zich intens, als een hond. Rond zijn voeten marmerden olievlekken het kleurengamma. Weg was hij alweer. In de voorbijglijdende betonplaten glinsterden glaskorrels, zoals ze vanmiddag op het vliegveld van Santa Monica geglinsterd hadden, en zoals ze ook morgenvroeg weer zouden glinsteren, op de luchthaven Heathrow.

 

  Wel opmerkelijk, die nieuwe plaat van The Beatles. Acht jaar terug werd de groep opgeheven. Over Paul McCartney had John Lennon later gezongen: ‘Your music’s muzak to my ears/You must have learned something in all those years.’

 

  Zelf maakte Lennon al jaren geen muziek meer. Na de duistere geneugten van zijn lost weekend, en het bezingen van de cold turkey, was hij zich, met een permanente verblijfsvergunning voor de Verenigde Staten in huis, aan de opvoeding van zijn zoon gaan wijden. Zijn muze van eertijds belegde zijn miljoenen in Amerikaanse koeien. Begin idylle, einde idolatrie. Toch zou Remo’s lot voorgoed verbonden blijven met dat van The Beatles. Toen hij ze midden jaren zestig (nog voor Sgt. Pepper’s, de ‘Hurly Burly Sessions’ en het witte dubbelalbum) wel eens sprak in de Playboy Club (verlegen jongens eigenlijk, goede drinkers) kon niemand vermoeden dat een Lennon/McCartney-compositie een paar jaar later de sleutel zou vormen tot de eenzame hel van zijn promiscue weduwnaarschap. Ach, nou ja, dat was ook wel weer erg mooi in eigen voordeel geformuleerd. De tranen prikten op zijn hoornvlie

 

  Dat alles ging hij nu achter zich laten. Voorgoed waarschijnlijk – en juist die gedachte bezorgde hem de kinderlijke opwinding van een eerste vliegreis. Het geruststellende geneuzel uit de cockpit werd overstemd door het geroezemoes in de cabine. Anders ergerde hem dat, nu voedde het een plotseling welbehagen.

 

  Het toestel draaide log een krappe tussenbaan op, en liet de uiteinden van zijn vleugels boven bermgras dansen. Sinds begin jaren zestig had hij zo vaak gevlogen dat hij bij het opstijgen al niet eens meer uit zijn lectuur opkeek. Vandaag, in de zekerheid nooit meer op Amerikaanse bodem te landen, wilde hij het moment dat het vliegtuig zich van de aarde losmaakte heel bewust ondergaan. (Alleen een noodlanding tussen hier en de Oostkust kon met die zekerheid nog de spot drijven.)

 

  Het vliegtuig taxiede steeds langzamer. Remo had niet kunnen zeggen op welk moment het precies stilstond, maar daarna kwam het versnellen onverwacht vlug, en hij kon zich niet herinneren ooit zo’n trap onder zijn maag te hebben gekregen. Hij voelde zich al minder comfortabel naar een nieuw leven gelanceerd.

 

  De Boeing duwde de stad onder zich weg. Bij zijn vorige vertrek hier was het volop dag geweest. Remo had, vanuit het schuin hangende toestel, z’n vleugelloze schaduw grillig als een ratelslang tussen de distels door over de woestijnbodem zien schuiven – tot het te veel hoogte won. Nu steeg het vliegtuig schaduwloos naar een roodpaars tweeduister, dat z’n zwavelgele zoom op de horizon liet rusten.

 

  Aan de kant van het punkmeisje was geen uitzicht, zodat Remo er nog steeds gedwongen was om Agraphiotis’ krant heen de diepte in te kijken. Door de smog en het donker heen bleef het mathematische rasterwerk van verlichte straten nog korte tijd zichtbaar. Zelfs toen de Boeing hoger klom, wilde die volgebouwde vlakte tussen bergen en oceaan geen compacte stad worden. Los Angeles had zich over de grenzen van z’n eigen definitie heen uitgebreid.

 

  Algauw was er beneden, achter ons, alleen nog de smog, en die tartte elke definitie – tenzij je stelde dat het de engelenpopulatie was die zo zichtbaar werd. Vaarwel, City of Angels. Ik was in je droomfabrieken graag mijn nachtmerries vorm blijven geven. Ik heb je onteerd, en zo mijn kansen verspeeld. Vaarwel, Hollywood en Beverly Hills, waar de heuvels in termietenhopen van zwartgeklede sluipmoordenaars konden veranderen. Van deze hoogte zag hij zijn films als buiten hun oevers getreden. Zijn gewelddadige verbeeldingskracht had de werkelijkheid overspoeld, en het ware leven ging zich gedragen alsof het, vrijblijvend, een bestaan van licht op het witte doek was.

 

  Ach, aan de overkant van de vijver waren ook studio’s, waar hij elke gewenste Romeinse steeg of Parijse binnenplaats kon laten nabouwen. Het was goed zo. De plaatsen waar hij met Sharon geweest was, de dingen die ze samen gezien hadden, moest hij voor eeuwig achterlaten. (In de Huntington Art Gallery, San Marino, hadden ze samen lange tijd voor Gainsboroughs The Blue Boy gestaan. Sharon was een paar maanden zwanger. Buiten, in het felle zonlicht dat tranende ogen rechtvaardigde, bekenden ze elkaar zich te pletter te hebben gekeken op hun eigen zoon. ‘Dan is hiermee uitgemaakt,’ vond Remo, ‘dat het een jongen wordt.’ ‘Jouw verstand, mijn uiterlijk,’ zei Sharon. Ze schrok er zelf van, want ze liet zich nooit op haar schoonheid voorstaan. Misschien was de aanstaande moeder alleen nog blij met een mooi gezicht om het op haar kind te kunnen overdragen.) Maar zonder haar ogen die alles zagen, haar stem die alles benoemde, en haar aanwezigheid die het allemaal bezielde, bleven de mooiste plekken, de sierlijkste voorwerpen vaal en voos. Het zonlicht van Californië zocht al acht en een half jaar wanhopig naar het honingblonde haar waar het ooit zo wellustig en overvloedig in gewoeld had, zoals die dag in San Marino. Nu, het kon lang zoeken. Remo efde daar niet zo nodig bij te zijn.

 

  14

 

 

Het vliegtuig kon op een woonwijk storten. De trein kon van de brug af schieten, en in everglades vol krokodillen terechtkomen. De wolkenkrabber kon zichzelf als brandende toorts in hoogte overtreffen. Voor elke ramp had de maatschappij reddende scenario’s gereedliggen. Alleen tegen de tragiek zelf trad de overheid niet op. Het was of Tragiek, als authentiek voor de menselijke conditie, op een soort monumentenlijst stond. Hier niet aankomen. In oorspronkelijke staat laten. Cultuurgoed. Erfgoed.

 

  Tragiek is de onberekenbare factor. De maatschappij kan alleen maar rekenen ten gunste van haar burgers. ‘Verzorgd van de wieg tot het graf’ was een leugen. Anders dan tegen het Noodlot viel tegen de Tragiek geen verzekering af te sluiten. Ik profiteerde van die monumentenlijst. Ik opereerde in het niemandsland van machteloze eerbied voor onbevattelijk cultuurgoed.

 

  Ook British Airways had begrepen dat tegenover dit erfgoed de passagiers zo gauw mogelijk na vertrek op hun gemak gesteld moesten worden met een bordje warm eten. Verplicht spitten, kauwen, slikken – dat bracht ze terug op aarde. Een kubus gegratineerde aardappelschijfjes. Een kleine Wiener schnitzel die zich niet gewonnen wilde geven aan het plastic bestek. Het miniflesje Bordeaux. De stewardess met het maaltijdkarretje was tot halverwege het middenpad gevorderd. Ik vouwde de San Bernardino Herald Examiner op, en stak hem in het net bij de kotszakken. ‘U wilde mij een vraag stellen, eh, Mr...’

 

  ‘De gevangenisnaam graag,’ klonk het onvriendelijk naast me. ‘Die ben ik nu eenmaal gewend uit uw mond.’

 

  ‘Mr Woodehouse, ik luister.’

 

  ‘Ik weet niet of ik u die vraag nog wel wil stellen.’

 

  ‘Ook goed.’ Ik trok de krant weer tevoorschijn.

 

  ‘Vanmiddag bij de kraam van British Airways... ik neem aan dat u mij daar voor ’t eerst zonder baard zag. Sinds Choreo, bedoel ik.’

 

 En zonder de hoornen bril waar uw medegevangenen zo de pest aan hadden.’

 

  ‘Toch sprak u mij spontaan met Woodehouse aan,’ zei Remo.

 

  ‘Het ontsnapte me,’ zei ik. ‘Natuurlijk herkende ik u zonder vermomming ook als de regisseur die u bent.’

 

  ‘Mr Agraphiotis, u wist in Choreo aldoor al wie ik was.’

 

  Aan de overkant van het gangpad stootte de vader van het punkmeisje zijn echtgenote aan. Hij wees haar fluisterend op mijn buurman.

 

  ‘U bent daar nogal stellig in.’

 

  ‘Ik weet waar ik het over heb. U had de opdracht mij te schaduwen... tot in de gevangenis. Nu nog.’

 

  De vrouw aan de overkant boog zich op haar beurt naar het oor van haar dochter, die blijkbaar de opdracht kreeg ‘niet meteen te kijken’, zodat het meisje een vlugge, zijdelingse blik op de regisseur wierp. Door de snelheid van haar hoofdbeweging rinkelden de spelden aan haar oor.

 

  ‘Mr Woodehouse, u verwart mij met iemand anders.’

 

  ‘Met uw tweelingbroer misschien.’

 

  Het wagentje met de maaltijden was nu vlakbij. De punker kreeg door haar vader een boekje en een pen overhandigd. Toen ze opstond, hield de stewardess haar een dienblad voor, wat haar dwong weer te gaan zitten. Ze keek schuins, blozend, naar Woodehouse, die vandaag blijkbaar geen belangstelling had voor haar leeftijdscategorie.

 

  ‘Ik heb een tweelingzus,’ zei ik. ‘Mogelijk verwart u me met haar.’

 

  ‘De vraag die ik u al voor opstijgen wilde stellen, luidt: bent u een agent van de FBI?’

 

  ‘Ja, zeg, moet ik hier nu echt op ingaan?’ Ik wilde de krant weer uitslaan, maar kreeg nu zelf een maaltijd aange, zodat ik gedwongen was mijn plateau neer te klappen. Ook mijn buurman kreeg een dienblad met eten, waar hij een hele tijd zwijgend naar bleef zitten kijken, zonder het aan te roeren.

 

  ‘Afgelopen vrijdag,’ zei ik tenslotte, ‘heeft u in Choreo nog koffie geschonken bij mijn afscheid als gevangenbewaker. Drie dagen later ben ik opeens FBI-agent. In uw visie wissel ik sneller van baantje dan van onderbroek.’

 

  ‘Ik ook, als het aan jullie ligt. Met dit verschil dat ik door jullie drijfjacht mijn baantje kwijt ga raken. En mijn onderbroek ook.’

 

  ‘Jullie? O, mijn tweelingzus en ik. De FBI.’

 

  ‘Mr Agraphiotis, of hoe u in werkelijkheid heet... u heeft in Choreo, en ook eerder al, belastende feiten tegen mij verzameld. Om mij het land uit te kunnen werken. Net als John Lennon is overkomen.’

 

  ‘Ik heb geen FBI-dossiers tot mijn beschikking. Maar ik weet zo ook wel dat Mr Lennon in New York woont. Met verblijfsvergunning. U kunt het gemakkelijk natrekken, want zijn appartement is in het gebouw waar u tien jaar geleden een film heeft opgenomen. Het... Bramford Building, zeg ik uit mijn hoofd.’

 

  ‘Jullie hebben hem, samen met de CIA, jarenlang het leven zuur gemaakt. Hij kon zijn werk niet meer doen.’

 

  ‘Anderhalf jaar van malt, meiden en middelen in Californië. Hij heeft zichzelf het zuur bezorgd.’

 

  Het punkmeisje had zich met haar knieën, die halfnaakt door winkelhaken in de spijkerbroek staken, onder de resten van haar maaltijd uit gewurmd, en stond nu wat verkrampt in het gangpad te wachten, pen in de ene, boekje in de andere hand. Remo had geen oog voor haar. ‘U bent wel erg goed op de hoogte, Mr Agraphiotis,’ zei hij scherp.

 

  ‘Dat plaatst me nog niet op de loonlijst van de FBI.’

 

  ‘Een mens hoort trots te zijn op zijn vak. Een brandweerman zal nooit ontkennen dat hij brandweerman is.’

 

  ‘O, de pyromaan zal nog zeggen dat hij brandweerman is. In Choreo gaf u zich uit voor beroepsgokker, wegens speelschulden achter de tralies beland. Als ik een FBI-agent was, dan zou het ontkennen van mijn functie onderdeel van het vak uitmaken.’

 

  ‘U geeft dus toe dat u van de FBI bent.’

 

  ‘Van m’n leven niet.’

 

  ‘Van de CIA dan. De reis gaat naar Londen. Er zullen daar, op het vliegveld, wel vertegenwoordigers van uw organisatie klaarstaan.’

 

  ‘Om wat te doen?’

 

  ‘Mij terug naar Los Angeles begeleiden.’

 

  Van gêne ging de rechterschouder van de punker steeds meer de hoogte in. Ze had al een paar keer omgekeken naar haar ouders, die haar bemoedigend toeknikten. Het leek of Woodehouse zich, naarmate zijn argwaan groeide, verder naar mij toekeerde (open vizier) en de tiener zijn rug bood. Ik schatte haar veertien, vijftien. Boven oren en nek droeg ze het haar hoog opgeschoren, maar op de schedel groeide het overvloedig alle kanten uit.

 

  ‘Dus ik zit hier naast u om u straks... op Heathrow... met een judaskus aan mijn collega’s uit te leveren?’

 

  ‘Die laatste twee tickets van British Airways, dat was doorgestoken kaart.’

 

  ‘Zo had ik het nog niet bekeken.’

 

  ‘U verstaat uw vak, Mr Agraphiotis.’

 

  ‘Stel er een passende salarisverhoging tegenover, en ik aanvaard de promotie tot geheim agent. Een waarschuwing: sla mijn voorkennis niet te hoog aan. Zo verwondert het me nogal om u, de omstandigheden in acht genomen, op een vlucht naar Engeland aan te treffen.’

 

  ‘U lokt me in de val, en dan gaat uw verwospelen. Dat noem ik nog eens een filosofische houding.’

 

  ‘Sir...’ deed het meisje, maar Remo bleef mij aankijken. De pleister op zijn wang kwam het sarcasme in zijn blik niet ten goede. Ik zei: ‘Vanmorgen in mijn hotel, bij het pakken van mijn koffer, had ik LA5 aanstaan. De persconferentie van Ritterbach. Hij wilde u nog veertig of vijftig dagen de nor in hebben, en dan vrijlaten... op voorwaarde dat u een continent verderop emplooi zou zoeken.’

 

  ‘En wat houdt nu precies uw filosofische verwondering in?’

 

  ‘Dat u, door dezelfde dag nog op het vliegtuig te stappen, de rechter op voorhand al zijn zin lijkt te hebben gegeven. Stel, Mr Woodehouse, dat ik een agent van de federale overheid was... stel... dan zou ik u zeker niet tegenhouden in wat de rechterlijke macht, nou ja, alleen maar welgevallig kan zijn.’

 

  De punker verdraaide in wanhoop haar ogen. Bij het spreiden van haar armen, in het gebaar ‘wat is dit’, viel haar vettig zeemleren jack open – om een T-shirt te onthullen met de beeltenis van mijn voormalige gevangene Scott Maddox. Het portret had in 1970 op het omslag van Life gestaan, en later op de hoes van zijn langspeelplaat Lie (ondertitel ‘The Love and Terror Cult’). Maddox’ opengesperde karbonkelogen vielen samen met de punten van haar kleine borsten, zodat het was of de scherpe tepels, alleen door het T-shirt bedekt, zijn pupillen in reliëf lieten uitkomen.

 

  ‘Mr Agraphiotis, nu valt u me toch tegen. Ritterbach wil mij niet alleen de resterende tijd laten uitbrommen. Nee, hij wil net zo lang met mijn kloten spelen tot ik... tot ik smeek het land uit te mogen. Waarom hem de lol van die extra detentie gegund, als het toch al een uitgemaakte zaak is dat ik mijn werk in de Verenigde Staten niet mag voortzetten?’

 

  Onder Maddox’ portret stond in gotische letters gedrukt: CHARLIE FOR PRESIDENT. Het jack sloot zich weer.

 

  ‘Als bewonderaar van uw werk zeg ik: u doet uzelf tekort. U ontneemt uzelf elke mogelijkheid om te vechten voor uw positie in de Amerikaanse filmwereld.’

 

  ‘Bespaar me uw geslijm. Eerst proberen mij met complimenten en redelijke argumenten naar mijn beulen terug te praten... en dan. De harde hand, dat kan altijd nog, nietwaar. In Londen of elders.’

 

 Juist omdat ik een liefhebber ben van uw films doet uw wantrouwen mij pijn.’

 

  ‘Ik zie het projectiezaaltje in Quantico voor me.’ Hij lachte honend. ‘Vijf, zes FBI-mannen in hemdsmouwen, onder wie undercovercipier Spiros Agraphiotis. Gewoon Ross voor zijn collega’s. Allemaal een blocnote op de knie. Klaar om mijn films te ontrafelen. Tot op de draad, meneer. Tot in het merg van de draad. Speuren naar geheime boodschappen... Dat blonde kindmeisje in Chicane Town, is dat niet Wendy Zillgitt al, uit San Fernando Valley?’

 

  Het punkmeisje, dat het warm kreeg van het stille smeken, trok de zilverbeslagen hondenriem rond haar hals los, en stelde hem een gaatje losser af.

 

 Chicane Town,’ zei ik, ‘draaide in een Rotterdamse bioscoop. Zo’n zwarte cluster van plots krijgt, dunkt me, in Hollywood niet snel een kans. Als kenner, nou ja, als schrokker van de Attische tragedie zeg ik: u heeft er op z’n minst iets van gesnapt. Nooit eerder vertoond, zo’n panoramische apotheose. Zelfs in het donker merkte ik het aan de mensen om me heen... Behalve voor de grote lenteschoonmaak is de twintigste-eeuwse ziel nog ontvankelijk voor de ware catharsis.’

 

  ‘Om u te dienen,’ mompelde de regisseur. Hij keek van me weg, en merkte toen pas het meisje op. Zonder iets te zeggen gaf ze hem de pen en het boekje. Hij nam de dingen verstrooid aan, maar deed er niets mee.

 

  ‘Van zo’n cinematografisch pcholoog,’ zei ik, ‘mag misschien een ietsje meer mensenkennis in de dagelijkse omgang verwacht worden. Volkomen ten onrechte, die onverzoenlijke argwaan van u.’

 

  Voorin de cabine duwde een stewardess het karretje met de koffiesamovar en de batterij digestief door het gordijn. De punker keek naar de pen, waarmee Remo’s hand schrijfbewegingen maakte – in de lucht. ‘Acht jaar geleden, Mr Agraphiotis, werden wij... dat wil zeggen u en ik... door hetzelfde advocatenkantoor vertegenwoordigd.’

 

  ‘Helpt u me op weg.’

 

  ‘Dunning & Hendrix.’

 

  Ik schudde mijn hoofd, maar niet ter ontkenning.

 

  ‘Ja, houd u zich maar van den domme. Ik weet dat u in Choreo mijn advocaat gesproken heeft. Douglas Dunning. Uw belangen werden rond 1970 behartigd door zijn compagnon. Matthew Hendrix. Ik weet dat er op Flower Street nog een rekening voor u openstaat.’

 

  ‘Goed, Dunning & Hendrix,’ zei ik. ‘Het heeft allemaal nergens toe geleid.’

 

  Het vliegtuig bonkte door een veld turbulentie heen. In het wagentje van de stewardess rinkelden de flessen.

 

  ‘U bespioneerde mij toen ook al...’.

 

  ‘Soms gaat achterdocht in paranoia over. Bij u was de overgang zo naadloos... het spijt me, ik heb ’m gemist. Luister, Mr Woodehouse. Iedereen neemt wel eens een advocaat in de arm. Er dreigden mij hand en spandiensten voor de baarlijke duivel te worden aangewreven.’

 

  ‘Dat kan de beste overkomen,’ zei hij verveeld. Het leek of hij op dat moment pas de voorwerpen in zijn handen opmerkte. Vragend keek hij omhoog naar het meisje, dat alleen maar knikte. Hij bladerde in het boekje. Het was een zakagenda.

 

  ‘Vincent Jacuzzi,’ zei ik, ‘wilde mij als getuige-deskundige, en daar voelde ik niets voor. Ik moest mijn licht laten schijnen over Hurly Burly.’

 

  ‘De rassenoorlog van die naam...’

 

  ‘De gelijknamige popsong.’

 

  Remo hief de agenda naar het meisje op. ‘Is het de bedoeling dat ik zelf een datum kies?’

 

  ‘Uw handtekening. Hier, graag.’ Bij het vooroverbuigen viel het jack weer open, en de regisseur keek recht in het angstaanjagende smoelwerk van CHARLIE FOR PRESIDENT. ‘Mijn handtekening, is die je een dubbeltje waard?’

 

  ‘Ik heb op LAX mijn laatste dime versnoept,’ zei ze in een soort middelbare school-cockney. Ze bloosde.

 

  ‘Een sixpence dan,’ zei Remo. ‘Dat is wat die enge meneer daar krijgt voor zijn portret. Elk verkocht T-shirt met zijn gezicht levert hem een sixpence op. Ik vind dat mij dat geld toekomt.’

 

  ‘Ik geloof niet, Sir, dat ik u begrijp.’

 

  ‘Die Charlie daar, die jij steunt als presidentskandidaat, heeft mijn vrouw vermoord. Hij is er beroemd door geworden... en nu wordt hij in de gevangenis slapende rijk met de verkoop van zijn eigen gruwelkop. In oplagen van honderdduizenden.’

 

  ‘Ik wist het niet, Sir,’ zei ze. ‘Echt niet. Ik ben fan van The Reptilians... een punkband uit het East-End. Ze spelen nummers van deze Charlie, en daarom... daarom ben ik ook fan van hem. Vroeger namen The Beach Boys wel muziek van hem op. Voor punk is het geschikter.’

 

  ‘Noem eens een paar nummers van de toekomstige president. Gespeeld door The Reptilians, bedoel ik.’

 

  ‘O, nou, ’s kijken. “Sick City” natuurlijk. “Mechanical Man”, die vind ik het goorst. Heerlijk. En dan “Cease to Exist”, dat toen verkracht is door The Beach Boys. The Reptilians brengen het zoals het hoort.’

 

  ‘Bij “Sick City” gaan ze spugen. Net vijf lama’s op een rij.’

 

  ‘Hoe weet u dat...?’ riep het meisje opgewonden.

 

  ‘Ik heb ze zien optreden. In de Flotsam Club. Van top tot teen in vies roze rubber, vol gaten.’

 

  ‘Spugen?’ Ik was alweer niet met mijn tijd meegegaan.

 

  ‘The Reptilians, ja,’ zei de punker. ‘Naar elkaar. Naar het publiek.’

 

  ‘Als de mensen terug gaan spuwen naar het podium,’ zei Woodehouse, meer tot het wicht dan tegen mij, ‘weet je niet wat je overkomt. Die constante zilverige vlokkenregen. Je gaat het op den duur ruiken ook... Vind je dat niet vies?’

 

 Ik vind het sexy,’ zei ze, nog meer kleurend. ‘Het is toch hetzelfde spuug als... eh... bij tongen. In ’t groot.’

 

 Ik ervaar het als een lugubere stank. De componist van “Sick City” zit aan het andere eind van de wereld vast, en manifesteert zich in de Londense Flotsam Club als... als duizendvoudige speekselvloed.’

 

  De flessenkar had ons bereikt. Het meisje kroop voor even terug op haar plaats. Ik nam koffie, Woodehouse cognac, misschien om de smaak van Charlies spog kwijt te raken. De punker boog zich naar haar moeder, en zei zacht: ‘Het kost sixpence.’ De vader diepte het muntstuk op uit zijn portemonnee. ‘Geen geld voor zo’n vermaarde krabbel.’

 

  Het wagentje was nog niet op de terugweg of het punkmeisje stond alweer naast ons. Remo gaf haar in overweging: afkoping per sixpence, of een morele daad stellen door ter plekke het T-shirt af te danken. ‘Wat is een morele daad, Sir?’

 

  Remo gaf geduldig uitleg.

 

  ‘Dat is nou juist een mentaliteit, Sir, die The Reptilians, you know, proberen op te blazen. Ik zou het wel willen uittrekken, Sir, maar... you know... er zit principieel geen bh onder.’

 

  Ze trok met een verlegen gebaar het T-shirt strak, zodat Maddox’ gezicht vervaarlijk uitgerekt raakte. Ik had niet zoveel verstand van dat soort dingen, maar ik meende te zien dat haar principiële tepeltjes zich verhard hadden – al dan niet onder invloed van het spuugverhaal. Ze keek toe hoe Remo zijn handtekening zette in het lege vakje van maandag 30 januari 1978. Het toestel maakte een onverhoedse slingerbeweging. Het meisje wist alleen het evenwicht te bewaren door haar benen ver uit elkaar te plaatsen. Zo bleef ze staan.

 

  ‘Sorry, een beetje bibberig.’ Hij gaf haar de agenda terug. ‘Je Britse schoonheid maakt me nerveus.’

 

  ‘Als u maar weet, Sir,’ zei ze ernstig, ‘dat het daar niet meer om gaat. Nooit meer. Mooi zijn, lief zijn, oud zijn... dat is voor de fans van The Reptilians allemaal verleden tijd. In de toekomst ruikt de wereld niet meer naar bloemen. Naar spuug.’

 

 Sixpence.’ Hij hield zijn hand op. Het meisje legde de munt erin, draaide zich om, en mikte de agenda in haar moeders schoot. Met haar knieën weer onder het plateau trok ze opnieuw het vest over haar hoofd.

 

  ‘Als ik echt van de FBI was,’ vroeg ik hem, ‘zou je dan ook zo openlijk met een minderjarige flirten?’

 

 

 

  15

 

 

‘Heeft u zich nooit afgevraagd,’ vroeg De Griek, ‘waar de man van het T-shirt zijn Hol had?’

 

  ‘Pardon?’

 

  ‘Zijn Put des Afgronds... waar hij zich met zijn discipelen schuil hoopte te houden tot aan het einde van Hurly Burly.’

 

  ‘In Death Valley. Dacht hij,’ zei Remo. ‘De Verlosser kon de ingang van het paradijs niet vinden.’

 

  ‘Hij was er anders wel heel dichtbij. Warm, zogezegd.’

 

  ‘U heeft, zo te horen, in Quantico niet alleen mijn dossier in beheer. Geen wonder dat het zijne in de CMF foetsie bleek.’

 

  ‘Me oriëntervliegtuig is nooit mijn sterkste punt geweest. Maar als mijn intuïtie me niet bedriegt, hangen we nu ongeveer boven het diepste punt van de Verenigde Staten. Zo’n honderd meter beneden de zeespiegel...’

 

  ‘Badwater. Vergeet u niet dat ik de hele staat heb omgeploegd naar filmlocaties.’

 

  ‘Niemand filmt in Badwater,’ zei Agraphiotis. ‘Het is de hel.’

 

  ‘En nu suggereert u dat zich daar Charlies Hol bevindt. Het tunnelgedeelte van de trechter. Niet gek bedacht. Dat verklaart meteen waarom hij zo moeilijk zoeken had. Badwater is ook het heetste punt van het land. Geen broeikas – een smeltoven. Zelfs de cactusbomen in de omgeving gaan er eerder dood van de hitte. Die Joshua Trees knakken gewoon om... als een kameel die door z’n poten gaat.’

 

  ‘Zelfs uw beeldspraak voert naar de woestijn,’ zei De Griek. ‘Charlie maakte uit het gedrag van zijn vrienden de coyotes op dat hij beter uit Badwater weg kon blijven. “De woestijn leeft, de woestijn doodt”, dat is wat ze blaften.’

 

  ‘U verveelt me. Ik weet nog steeds de plaats niet waar die gek dichtbij zijn Hol was.’

 

  ‘De Goler Wash is een woestenij van droge beddingen...’

 

  ‘Ja, ik ken die lulpraat. De rivieren zouden er ondergronds zijn gegaan. Zoals alles wat onder de aarde leeft, weinig pigment heeft, zo waren ook de stromen bleek geworden. Een mengsel van melk en honing. Charlie had er zijn veganisme al voor aangepast.’

 

  ‘Afgezien van melk en honing,’ zei Agraphiotis, ‘klopte zijn visioen beter met de werkelijkheid van de Goler Wash dan... nou ja, dan hijzelf misschien had durven hopen.’

 

  ‘De Goler Wash... Ik ben er met een producent geweest. Zelfs met een safari-jeep was het al bijna ondoenlijk door die droge rivierbeddingen heen te komen. Ik kan me niet herinneren in dat maanlandschap ergens een interessante opening te hebben gezien. Laat staan naar het paradijs.’

 

  ‘De hele familie zat in de Barker Ranch. Huur: een gouden plaat van The Beach Boys, gestolen van de drummer. De Barker Ranch was de ingang tot de Put des Afgronds.’

 

  ‘Alleen,’ zei Remo sceptisch, ‘Charlie wist het niet.’

 

  ‘Hij zocht te hard. Alleen een herdersjongen die zijn verdwaalde geit zoekt, vindt de grot met de papyrusrollen.’

 

  ‘Hoe kunt u nou weten... wat Charlie zelf nooit geweten heeft?’

 

  ‘Heeft u het met hem over zijn arrestatie gehad?’

 

  ‘Welke?’

 

  ‘De laatste. De definitieve. Op de Barker.’

 

  ‘Hij had zich in het gootsteenkastje verstopt. Voor een slangenmens nog te krap. Hij was blij dat de politieman hem vond. Die had hem, met een stompje kaars in de hand, nog bijna over het hoofd gezien.’

 

  ‘Gelukkig voor Charlie, en voor de gerechtigheid, zag de agent een lange haarpluk over het deurtje hangen.’

 

  ‘Zo staat het misschien in uw dossier. Ik weet van de arrestant zelf dat de agent het kaarsvlammetje te dicht bij de lok bracht. Uit het geknetter en de stank werd Charlies aanwezigheid afgeleid.’

 

  ‘Dan was het hem bijna gelukt zich als zijn eigen toorts bij te lichten,’ zei De Griek. ‘Ik bedoel, in de donkere schacht naar beneden... naar zijn onderaardse paradijs. Vastgeklemd in dat gootsteenkastje zat hij met bottige billetjes bovenop de ingang. Een kwestie van een lap linoleum wegnemen... een paar plankjes... het putdeksel. Je kon de ondergrondse rivier al ruiken. Melk en honing, maar dan bedorven. Een man van normaal postuur had zich niet in de schacht kunnen laten zakken. Charlie wel.’

 

  ‘De zak,’ zei Remo. ‘Zit met zijn krent op het deksel van het paradijs... laat zich dan arresteren. Is nog blij ook zijn benen weer kan strekken. Even later zat hij met zijn voddenmeiden in de arrestantenbus. Als Charlie zijn kop eerder kaal had geschoren, was hij nu daar beneden nog bezig geweest al die willige maagden af te werken.’

 

  ‘Het dossier dat ik heb ingezien, gaf een iets andere beschrijving van Charlies Put des Afgronds. Hij heeft die zelf nooit onder ogen gekregen.’

 

  ‘Hoe is de toegang ontdekt?’

 

  ‘Na de arrestaties zijn mensen van de sheriff teruggegaan naar de Barker. Ze hebben de hele ranch binnenstebuiten gekeerd op wapens. Onderin het gootsteenkastje dachten ze een geheime bergplaats te hebben gevonden. Later is een vedergewicht acrobaat in de schacht neergelaten.’

 

  ‘Nou, dan wil ik nu wel eens horen hoe het onderaardse paradijs is ingericht, waarvoor... Sharon dood moest. Charlie had er een handje van anderen tot martelaar te maken... om zelf de hemel te verdienen. Ik luister.’

 

 

 

  16

 

 

Het vliegtuig schokte door de nacht heen. In de cabine veel bleke gezichten van passagiers die, tegen beter weten in, turbulentie voor de inleiding op het neerstorten aan bleven zien. Voor Woodehouse en mij waren de woelige luchtbaren in zoverre hinderlijk als ze gelijke tred leken te houden met de telkens oplaaiende en weer inzakkende heftigheid van ons gesprek. Je ging erop letten.

 

 Dat stelt mij nou teleur aan u, Mr Greek,’ riep Remo onder een hevige schommeling uit. ‘Zogenaamd geweldig begaan met mijn lot... maar aan een goede afloop van de rechtszaak toen, in ’70, heeft u zich weinig gelegen laten liggen. Wel? U raadpleegde de globe van Dunning & Hendrix, en weg was u. Langs dezelfde route die ik nu gekozen heb. Alleen werd u niet gechaperonneerd door een publiek geheim agent.’

 

  ‘Als ik destijds, om aan dagvaarding te ontkomen, het land uit ben gevlucht...’ Het toestel vloog weer stabiel. ‘Ach, schei uit. Een FBI-man kan zich dat helemaal niet permitteren.’

 

  ‘We hebben het over acht jaar geleden,’ zei hij, kalm nu. ‘U bood toen in Los Angeles uw diensten aan als paragnost.’

 

  ‘U spreekt het woord met duidelijk dédain uit. Toch meen ik zeker te weten dat uzelf in augustus ’69, na de bloednacht...’

 

  ‘Paul Clocquet, ja. Hij drong zich op. Opeens zat hij middenin de woonkamer, tussen de plakkaten van opgedroogd bloed. Hij zou de zaak wel eens even paranormaal oplossen. Maar wat moet een helderziende in een stad als Los Angeles? Het zicht wordt altijd vertroebeld door smog.’

 

  ‘Een beunhaas en een charlatan. Een Hollander, zijn leven lang gedwongen beneden zeeniveau te wonen... en dan klanten paaien met de leus “er is meer tussen hemel en aarde dan waar uw economie van droomt”...’

 

  ‘In.’

 

  ‘Pardon?’

 

  ‘Iedereen zegt altijd “tussen”. Bij Shakespeare staat “in”. There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy. Maar... pech voor jullie, koffiediklezers... dan klopt het niet meer met jullie wichelpraktijken. De piskijker moet het van nevelige nepgebieden “tussen” hemel en aarde hebben.’

 

  Het vliegtuig was weer in turbulentie geraakt. Het leek nu of er zwerfkeien of brokken ijs tegen de onderkant van het toestel op beukten. Passagiers keken onwillekeurig naar het middenpad: of er al blutsen in ontstonden.

 

  ‘Onderschat u me liever niet, Mr Woodehouse.’

 

  ‘O jee, een dreigement.’

 

  Ik verzoek u op te staan...’ (hij keek me ontsteld aan, alsof ik hem, na alle misleiding, toch nog ging arresteren) ‘...zodat ik er langs kan.’

 

  Hij herstelde zich snel. ‘U durft me zomaar alleen te laten.’

 

  ‘Ik zparachute bij uw bagage.’

 

  ‘Een wapen neemt minder plaats in. Ik zou de passagiers kunnen gijzelen. Boeings doen het bij kapingen altijd goed op de televisie.’

 

  17

 

 

De Griek liep wat zwaaiend door het gangpad naar het toilet. Remo maakte van zijn afwezigheid gebruik om een plaats op te schuiven, zodat hij een blik in de diepte kon werpen. Het oude dametje aan het raam, dat op haar zakdoekje de turbulentie zat te verbijten, werd van zijn plotselinge beweging nog banger. ‘Niet schrikken, lieve mevrouw. Alleen even kijken of we nog boven land vliegen... of al boven zee.’

 

  ‘Boven land,’ zei ze bibberig, ‘maar er zijn nergens lichten.’

 

  Agraphiotis moest een koudbloedig fysiek hebben: zijn zetel gaf nauwelijks of geen warmte af. Mediterrane mannen vurig, warmbloedig, heethoofdig? Een imago dat ze zelf in stand hielden – als aanbeveling tegenover de dames, en als excuus tegenover de rechter. De Griek was in elk geval koud als marmer. Overigens had Remo’s Poolse heterotherme aard hem ook niet uit de gevangenis weten te houden.

 

  Uit een enkel eenzaam knipogend licht, van boei of schip, viel op te maken dat ze boven zee vlogen. De Atlantische Oceaan: het gouden continent lag in de ruimte nu ook achter hem, en voorgoed. Zijn hart balde zich tot een vuist. Een nieuw leven in de Oude Wereld. De schande afgeworpen. Ja, een cynisch lot had zijn letterlijke verbanning geëist, maar hij nam ook die andere ballingschap mee naar Europa: het innerlijke exil. Het kwaliteitscontract dat hij met zichzelf gesloten had.

 

  Meteen na landing in Londen een persconferentie, om voor oog en oor van de wereld te getuigen van zijn misdadige behandeling door de rechterlijke macht van Californië. De geldschieters, te benaderen voor een film naar Cyn of the Windmills, hoefde hij dan al niets meer uit te leggen.

 

  In de oorlog was hij op het Poolse platteland ondergebracht bij een boerenfamilie. Hij zwierf er nogal eens rond, en op een namiddag verdwaalde hij in het bos. Welke richting hij ook koos, het woud werd alleen maar dichter, stiller, donkerder. Op een open plek liet hij de knapzak van zijn rug glijden. Toen: gekraak van dode takken, en geritsel van zeer levend struweel. De mof die kwaad wilde, was eindelijk op zijn pad gekomen. Zou de vent, als hij Remo aanpakte, het dode hout tot voorbeeld nemen, of de levende struiken?

 

  Hij stond oog in oog met een hertenbok. De jongen dacht eerst dat het dier zo diep z’n kop liep hangen door de zwaarte van het immense gewei. Maar nee, het snuffelde aan de knapzak, waar mogelijk nog de geur van roggebrood omheen hing. Toen hief het majesteitelijk de wijdvertakte hoornenkroon. Enkele seconden, al leek het langer, stond het hert zo roerloos langs Remo heen te kijken. Het herinnerde zich dat het geacht werd bang te zijn, draaide zich met een licht steigeren op de achterpoten om, en verdween met huppelsprongen, zigzaggend om eventuele pijlen te ontwijken, tussen de bomen. Verdwaald te zijn gaf opeens een heerlijk gevoel.

 

  Als hij aan Cyn of the Windmills als film dacht, zag hij Sharon in zo’n scène. Als ze, verdwaald, eindelijk een schamele legerstede op de bosgrond had gemaakt, zouden de voetstappen van haar belager door het woud weerklinken. Het bleek de hertenbok uit zijn jongensjaren te zijn, die hij zachtmoedig troostend aan haar liet snuffelen.

 

  De Griek kwam terug, en eiste zijn plaats naast het zakdoekjes etende vrouwtje weer op.

 

  ‘Het geheim, Mr Agraphiotis? Onverwachte details, die af en toe de aandacht van het al te functionele afleiden. Daar gaat het om. Juist om dat wat functioneert te benadrukken.’

 

  Remo liet onnadrukkelijk zijn knie tegen het dijbeen van zijn buurman rusten. Er drong inderdaad nauwelijks lichaamswarmte van De Griek door de twee broekspijpen h

 

  ‘Ik val middenin uw filmische poëtica, merk ik. Zo heb ik weer iets met licht. Legt u me nou eens uit... In uw meesterwerk Chicane Town fotografeert de hoofdrol een oudere man die een jong meisje omhelst. Je ziet de omhelzing weerspiegeld in het glas van de cameralens. Nu zegt mijn eigen ervaring met licht, lenzen, spiegels dat het stelletje op z’n kop te zien behoort te zijn. Opgehangen aan hun voeten... vergeeft u mij het beeld. Niet, zoals in Chicane Town, rechtop als een danspaar. Hoe verklaart u dat wonder van afwijkende lichtbreking?’

 

  ‘Geen natuurkundige onkunde,’ zei Remo. ‘De producent wilde een knieval voor het kleine verstand, dat niet fysisch redeneert.’

 

  ‘Onvergeeflijk. Het zet de hele tragedie op z’n kop.’

 

  ‘Aan de overkant bepaal ik voortaan wat wel en niet kan.’

 

  ‘Theo, wir fahr’n nach Lodz,’ zong Agraphiotis zacht.

 

  ‘Eigenlijk is het: Rosa, wir fahr’n nach Lodz. Dat was rond 1930. Lodz stelde toen nog iets voor. Rosa kon vijf kilometer lang winkelen in de Piotrkowskastraat. De Theo is van Vicky Leandros. Een meezinger van een paar jaar terug. Vicky weet niet waar ze het over heeft. Theo zal niet blij zijn geweest met zijn uitstapje naar die communistische uitdragerij. Toen ik aan Holly-Lodz studeerde, wilde ik er alleen maar weg.’

 

  ‘Vreemd,’ zei De Griek. ‘Nu de melodie in mijn hoofd zit, zie ik Duitse soldaten op Lodz af marcheren. Ze zingen “Rosa, wir fahr’n...” Het zijn uniformen uit de Eerste Wereldoorlog.’

 

  ‘Ik ken die Duitse schmalzfilm. Twee werelden. Lodz lag toen in Rusland, en moest dus veroverd worden. De componist van “Rosa” was een jood. Dat hij zo’n strijdlustig lied schreef voor krijgshaftige Duitse soldaten redde hem vijftien jaar later niet van de dodelijke douches. Dat Vicky zo’n beladen lied in 1974 nog eens op de plaat zet, geeft te denken.’

 

  ‘Leandros,’ sneerde Agraphiotis. ‘Wat weet zo’n verduitst Grieks juffie nou van joodse tragiek?’

 

  ‘Lodz is joods tot in z’n fundamenten. Ga maar eens kijken op Zydovski. De familietombes van de joodse textielbaronnen... bijna net zo groot als hun fabrieken. Tussen al dat monumentaals kon ik de urn van mijn vriend nauwelijks terugvinden. Rond de eeuwwisseling was Lodz het textielparadijs onder de tsaar. Verder... ach, wat een droevige stad. Nu eens woonde je in Lodz, dan weer in Litzmannstadt. Zonder van je plaats te zijn gekomen.’

 

  ‘U bent er later teruggeweest...’.

 

  ‘Ja, zo komt uw dossier wel vol. Sinds ik beroemd ben, noemen ze mijn oude filmhogeschool Holly-Lodz. Ik geef er wel eens een lezing. Ze trommelen dan mijn oude leraren op. Voorzover nog in leven dan.’

 

  ‘In de Piotrkowskastraat... tussen de huisnummers 99 en 149, zeg ik uit het hoofd... staan de namen van meer dan tienduizend inwoners in de straatstenen gebeiteld. Allemaal lui die iets voor de stad betekend hebben. Toen ik er was, twee jaar terug, stond uw naam er nog niet bij.’

 

  ‘Het stadsbestuur heeft me ooit een foto van de straat toegezonden,’ zei Remo. ‘Een close-up van de steen, voor nummer 151, die ze voor mij vrij zouden houden. Compleet met certificaat.’

 

  ‘Dan kan uw leven niet mislukt worden genoemd.’

 

  ‘Na mijn arrestatie kreeg ik bericht uit Lodz. Dat ze, op zedelijke gronden, mijn naam van de straatstenenlijst hadden afgevoerd. Communistische moraal in een stad vol daze nakomelingen van verkrachtende Russische soldaten. Aan de universiteit van Warschau waren ze tenminste nog zo fatsoenlijk het toegezegde eredoctoraat pas na mijn veroordeling af te blazen.’

 

  ‘Russische soldaten,’ herhaalde Agraphiotis. ‘Niet ver van uw Holly-L is een gedenkteken, nietwaar... ter herinnering aan een of andere massa-executie.’

 

  ‘Het Katynmonument... voor Poolse officieren. De sovjets hebben ze daar bij tientallen afgeslacht.’

 

  ‘Op weg naar de filmhogeschool kwam u er misschien dagelijks voorbij. Is het verkeerd te veronderstellen dat de eeuwige vlam daar u al vroeg op het idee bracht van... het Graf van de Onbekende...’

 

  ‘Mijn dossier maakt in uw handen van mijn leven een glazen huis. Ik protesteer.’

 

  ‘Blijf aan die vlam denken, Woodehouse. Hij staat, als ik u goed begrepen heb, voor zelfgekozen uitzondering. Voor een positie aan gene zijde van aards eerbetoon. Beschouw die lege straatklinker als de hoogste lauwering. Hou hem naamloos.’

 

  Remo legde zijn hand op Agraphiotis’ arm, en gaf er een vriendschappelijk kneepje in, dat ook al op koudbloedigheid stuitte. ‘Goed dat u me eraan herinnert. Nog wel met zoveel Griekse fijnzinnigheid. Onwillig vlees heeft een glijmiddel nodig. U slijmt me recht de armen van Scotland Yard in.’

 

  ‘Ah, nu gaat het al om Scotland Yard.’

 

  ‘Inderdaad heb ik mezelf al langgeleden verbannen. In Lodz al, ja. Naar een wereld waar de wetten van het licht regeren. Een ballingsoord dat overal z’n enclaves heeft. In Rome. In Los Angeles. In Parijs. Waar het leven me ook voert, ik zal altijd die oorden van kunstmatige schaduwen opzoeken. Ontzeg me gerust de toegang tot de marmergroeven. Ik ben een lichtbeeldhouwer. Wijs me een stopcontact, en ik kan aan de slag.’

 

 

 

  18

 

 

Scott Maddox en zijn Cosy Horror, die de ene eeuwigheid voor de andere verruilde: de hele schertsbergrede was nog geen twee weken terug, en zelfs dat leek al een eeuwigheid. In de naaktcel was Remo de afgrond die aan een leven voorafging op z’n dichtst genaderd. Dwars door de weeïge warmte en het van stank verzadigde duister was hem de kou van de verschrikking tegemoet geslagen. Huiver, inderdaad, en geen knusse. Nooit eerder in zijn leven had hij zo gehuiverd voor het niets na de dood als hij toen in Choreo deed voor de gapende, zuigende leegte van de eeuwigheid die tot aan de verwekking van zijn kind had geheerst. En tot aan zijn eigen conceptie. En die van elk menselijk wezen.

 

  Voordat Maddox een koperen strop rond zijn nek gelegd kreeg, en met een geweldige knal van het Choreaanse toneel verdween, had hij door de onthulling van Cosy Horror eigenlijk een heel vuile grap met Remo uitgehaald. Want ja, wat stelde de oude, verlammende doodsangst nu nog voor in vergelijking met het dodelijke besef van verwekking net over het randje van een pikzwarte eeuwigheid?

 

  Nu pas, hoog boven de oceaan, werd de Knusse Huiver over Remo vaardig. Hij voelde dat hij zich niet langer in blinde paniek teweer zou stellen tegen de dood, maar zich voortaan wel, ademloos, zo ver mogelijk bij het voorgeboortige niets vandaan moest vechten. Met zijn ogen dicht, en het schoppen van de turbulentie in zijn rug, zag hij zichzelf voor die zuigende leegte uit vluchten, het oude gevaar in de armen, dat geen gevaar meer was, alleen nog een mogelijkheid.

 

Het Schervengericht
titlepage.xhtml
Het_schervengericht_split_000.html
Het_schervengericht_split_001.html
Het_schervengericht_split_002.html
Het_schervengericht_split_003.html
Het_schervengericht_split_004.html
Het_schervengericht_split_005.html
Het_schervengericht_split_006.html
Het_schervengericht_split_007.html
Het_schervengericht_split_008.html
Het_schervengericht_split_009.html
Het_schervengericht_split_010.html
Het_schervengericht_split_011.html
Het_schervengericht_split_012.html
Het_schervengericht_split_013.html
Het_schervengericht_split_014.html
Het_schervengericht_split_015.html
Het_schervengericht_split_016.html
Het_schervengericht_split_017.html
Het_schervengericht_split_018.html
Het_schervengericht_split_019.html
Het_schervengericht_split_020.html
Het_schervengericht_split_021.html
Het_schervengericht_split_022.html
Het_schervengericht_split_023.html
Het_schervengericht_split_024.html
Het_schervengericht_split_025.html
Het_schervengericht_split_026.html
Het_schervengericht_split_027.html
Het_schervengericht_split_028.html
Het_schervengericht_split_029.html
Het_schervengericht_split_030.html
Het_schervengericht_split_031.html
Het_schervengericht_split_032.html
Het_schervengericht_split_033.html
Het_schervengericht_split_034.html
Het_schervengericht_split_035.html
Het_schervengericht_split_036.html
Het_schervengericht_split_037.html
Het_schervengericht_split_038.html
Het_schervengericht_split_039.html
Het_schervengericht_split_040.html
Het_schervengericht_split_041.html
Het_schervengericht_split_042.html
Het_schervengericht_split_043.html
Het_schervengericht_split_044.html
Het_schervengericht_split_045.html
Het_schervengericht_split_046.html
Het_schervengericht_split_047.html
Het_schervengericht_split_048.html
Het_schervengericht_split_049.html
Het_schervengericht_split_050.html
Het_schervengericht_split_051.html
Het_schervengericht_split_052.html
Het_schervengericht_split_053.html
Het_schervengericht_split_054.html
Het_schervengericht_split_055.html
Het_schervengericht_split_056.html
Het_schervengericht_split_057.html
Het_schervengericht_split_058.html
Het_schervengericht_split_059.html