Dinsdag 20 december 1977

‘Loop door’

 

  1

 

 

In de verwarring van de halfslaap waande Remo zich in een van zijn favoriete hotels. Hij kon er alleen niet achterkomen welk het was – het Waldhof in Gstaad of het Beverly Wilshire. Een vertrouwd gerinkel en gerammel had hem gewekt. Hoewel, vertrouwd... het klonk anders dan anders. Alsof het hotel verbouwd werd en alle stoffering uit de gang verdwenen was. Hinderlijk, zoals de ontbijtkar over de kale vloer hotste en knarste. Vijf sterren De Luxe... het was allemaal nep tegenwoordig. Straks zijn beklag doen bij de receptie. Goed geslapen had hij wel. Er had alleen een paar keer een nachtportier met een sterke lamp in zijn ogen geschenen. Ook dat zou hij melden.

 

  Met een bijna dreunend gezoem schoof zijn kamerdeur open. ‘Woodehouse... koffie of thee?’ Hij schoot overeind, en greep naar zijn gezicht. De baard. In de deuropening stond een medegedetineerde met een vol dienblad. ‘Aanpakken.’ Hij sprong van zijn brits, en nam zijn ontbijt in ontvangst. Het rook als avondeten. Even voelde Remo zich misselijk worden. ‘Koffie graag.’

 

  Met de misselijkheid was de walging er weer: hij, hier achter tralies, schuldig voor de wereld, onschuldig voor zichzelf. Iedereen kende de weerzin van na het orgasme. Het was altijd van voorbijgaande aard. Zijn weerzin duurde nu al zo’n negen, tien maanden, en nam alleen maar toe. Als elk dier bedroefd was na de daad, behalve de haan, die kraaide, dan was Remo een trieste haan die nu al bijna het jaar rond zijn droefheid bleef uitkraaien, steeds vroeger in de ochtend, en almaar wanhopiger.

 

 

 

  2

 

 

Douchen met zo’n volle maag vermeed hij altijd, maar hij had nu geen keus. De hele badruimte was, in afwachting van tientallen douchers, voor hem gereserveerd. Hij kreeg tien minuten. ‘En geen seconde langer,’ zei Agraphiotis. ‘Als de klok beslaat, is hij nog altijd afleesbaar.’

 

  Aan de tegelwand hing, heel hoog, een soort stationsklok. Het glas besloeg vrijwel onmiddellijk door het ongewoon hete stortbad, maar zelfs de rode secondewijzer bleef door de condens heen zichtbaar. Hij benutte de volle tien minuten. Omdat hij de bewaker achter zich wist, stond hij met zijn naakte voorkant naar de muur gekeerd. Toch keek hij voortdurend over zijn schouder om te zien of hij niet beslopen werd. De Griek had zich discreet achter een betegeld muurtje teruggetrokken, maar zijn geüniformeerde schouder bleef zichtbaar, plus een stukje heup met wapenstok.

 

  Er waren geen afzonderlijke cellen of cabines. Zelfs rudimentaire tussenschotten ontbraken. De douches werden centraal bediend, wat betekende dat onder elke kop een krachtige kegel heet water het granito ranselde. Het was een filmscène waardig: man eenzaam douchend te midden van twintig luid klaterende stortbaden. Badhuis in het schimmenrijk. ‘Woodehouse, nog een minuut. Afbouwen nu. De horden dringen.’

 

  Hij stapte onder de straal uit, en begon zich droog te wrijven met een ruwe handdoek die het verbleekte logo van Choreo droeg: een grote C met een kleine h als een stoel in het centrum ervan. Agraphiotis voerde hem langs een hek waarachter schreeuwende gevangenen, handdoek over het hoofd of om de nek, op hun beurt stonden te wachten. ‘Stop de peuter in een teiltje.’

 

  ‘Mag De Griek zijn ruggetje doen.’

 

  In plaats van naar zijn cel bracht de bewaker hem eerst naar een kast met schoonmaakspullen, tussen twee celdeuren in, op de begane grond van zijn afdeling. Bezems, zwabbers, trekkers. Emmers, dweilen, borstels. Plastic flessen met schoonmaakmiddel. ‘Neem wat je nodig hebt. Ik zag je gisteren met een tandenborstel je cel uitschrobben. Dat schiet niet echt op.’

 

  Met een emmer vol spullen liep hij achter Agraphiotis aan naar de ijzeren trap. Aan het andere eind van de ruimte stond de kleine man met het zwachtelde hoofd op zijn bezem geleund. Er ontsnapte een hele reeks knetterende woorden uit de spleet in het verband – onverstaanbaar, maar het moesten vloeken en verwensingen zijn. Het was wel degelijk de stem van een volwassene, hees en doorleefd.

 

  ‘Let niet op hem. Hij gaat over de kast met schoonmaakgerei.’ Agraphiotis bracht Remo naar zijn cel. ‘En o, Woodehouse, als je in zo’n knijpfles Pink Starfish de ideale gifbeker gevonden denkt te hebben, moet ik je teleurstellen. De concentratie dodelijke stoffen is uiterst gering. Je wordt er alleen maar geweldig misselijk van, met enorm decorumverlies.’

 

 

 

  3

 

 

‘Spiros,’ zei Carhartt, opkijkend van zijn typemachine, ‘breng jij die nieuwe naar de directiekeet. Hij moet voor de commissie.’

 

  ‘Nu al ondeugend geweest?’

 

  ‘De advocaat heeft voor meer bewegingsvrijheid gepleit. Geef je zo iemand extra beveiliging, is het ook weer niet goed.’

 

  Ik ging de trap af naar de eerste verdieping, en wachtte daar tot Carhartt de celdeur elektronisch geopend had. ‘Woodehouse, de zitting begint zo.’ Opnieuw betrapte ik hem erop dat hij zijn onderarmen naar voren stak. ‘Voor jou geen boeien. Als je je gedraagt, blijft dat zo.’

 

  Op weg naar het eerste tussenhek, op de begane grond, kwamen we voorbij de bezemkast, waarvan de deur openstond. Precies op het moment dat we passeerden, stapte de schoonmaker uit het donker naar buiten, met de stelen van bezem en stofblik onder de arm geklemd. Ik merkte dat Woodehouse schrok van de onverwachte verschijning met het wit omzwachtelde hoofd. We waren alledrie stil blijven staan. De twee kleine mannen mompelden iets dat op een groet leek. Het moment was te mooi om niet te bederven.

 

  ‘Zeg, Maddox,’ zei ik, ‘solliciteer jij naar een berisping of zo? Rammel eerst met een emmer, voordat je voorbijgangers de stuipen op het lijf jaagt.’

 

  ‘Sorry, Mr Agraphiotis,’ klonk het dof uit de verbandkluwen. ‘Het was geen opzet.’ De man sprak met een sterk accent uit het Midwesten. ‘Met emmers werk ik vanmiddag pas, bij het dweilen.’

 

 

 

  4

 

 

‘Mr Agraphiotis,’ had Woodehouse me gevraagd, ‘mogen de gevangenen in Choreo kerstpakketjes ontvangen?’

 

  ‘Vorige kerst was ik hier nog niet. Ik zal het de chef vragen.’

 

  ‘Jazeker,’ zei Carhartt. ‘Hij moet er wel rekening mee houden dat de inhoud wordt gecontroleerd.’

 

  Toen ik Woodehouse de boodschap had overgebracht, gaf hij mij in een open envelop, geadresseerd aan zijn secretaresse, een verlanglijstje mee. Het was niet mijn taak zijn post te censureren, maar ik kon me er niet van weerhouden, eenmaal alleen in de loge, te lezen wat zijn wensen waren.

 

 

‘Lieve Paula,

 

  zie maar wat je van het onderstaande kunt bemachtigen. Ik verwacht geen cadeaus, dus gebruik de creditcard die ik je gegeven heb. Hij is nog voldoende gedekt. Nu niet meteen misbruik maken en me, in plaats van de kerstinkopen, een kaartje sturen uit Acapulco. Koop in ieder geval ook iets moois voor jezelf – van mij. Niet te bescheiden zijn. Als je smaak mijn middelen te boven gaat, hoor je het wel van de caissière. Lieverd, ik wens je een Gelukkige Kerstmis. Tob niet over mijn welzijn. Ik stel hier orde op zaken in mijn ziel.

 

 

flacon antiroosshampoo (ook tegen baardschilfers)

 

Zwitserse chocola (min. 70% cacao)

 

flesje zwarte peperkorrels (ik laat ze op de werkplaats in een bankschroef vermorzelen)

 

blikje foie gras (de echte)

 

doosje vochtige brilpoetsdoekjes

 

doosje tandzijde merk Floss-on-the-Mill (grote spoel)

 

klein potje Sevruga kaviaar + ev. tonnetje zure room

 

verpakte toast

 

2 potloden B2 + puntenslijper (die ik bij een bewaker in bewaring geef)

 

1 à 3 doosjes panatella’s “Panama” (om aan bewakers uit te delen)

 

doosje plastic paperclips’

 

 

 

  5

 

 

Ik wist als geen ander wat Woodehouse doormaakte nu hij, om niet achter tralies vermoord te worden, van zijn identiteit afgesneden was. Bij hem kwam er de noodgedwongen vermomming bij. Het enige dat hem nog kon verraden, nu hij de stelten van de Pinball Wizard had moeten inleveren, was zijn geringe lichaamslengte, die zich niet langer liet vermommen. Maar... niemand die hem daaraan herkende. Door een kronkel in het brein denken de tijdschriftlezers en televisiekijkers de afgebeelde of gefilmde beroemdheid een fysieke grootheid toe die bij zijn status past. Zelfs als een ster, afdalend tot het volk, een normale, gemiddelde lichaamslengte blijkt te hebben, valt hij tegen. Jozef Stalin bezocht een keer per trein een of andere afgelegen negorij in een sovjetrepubliek. Het ontvangstcomité op het stationnetje keerde zich beledigd af van de kleine, pokdalige man die door Moskou naar hun uithoek was afgevaardigd. Ze lieten zich veel wijsmaken, maar niet dat de grote Stalin voor ze stond.

 

 

 

  6

 

 

Al maanden (vooral op het voorhistorisch stille Bora-Bora) had Remo zich bij zijn toekomstige gevangenis het grofste fysieke en verbale geweld voorgesteld. Zodra de poorten opengingen, zou het zich op hem storten, hoektanden in zijn nek, klauwen in zijn kruis. De werkelijkheid pakte anders uit. ‘Altijd zo stil hier, Mr Agraphiotis? Het lijkt bijna uitgestorven.’

 

  ‘Ik werk hier zelf nog maar kort. Collega Burdette is een oudgediende. – Al? Alan? Gevangene Woodehouse vindt Choreo een dooie boel.’

 

  ‘Het is misschien wel de rustigste gevangenis van heel Californië,’ zei Burdette.

 

  ‘Geen gewelddadigheden?’

 

  ‘Het gewelddadigste incident dat ik me van het afgelopen jaar kan herinneren,’ zei Burdette, ‘was een cokedom.’

 

  ‘Als je Woodehouse nou even uitlegt wat een cokedom is, kan hij de graad van gewelddadigheid bepalen.’

 

 Cokedom is Choreaans voor condoom vol cocaïne in de maag van een Choreaan. Het oude liedje: snoepen tijdens het bezoekuur. Het was vast niet van het merk Never Rip, want het barstte open. Dood, meneer. Maar verder... Ja, nou je ’t zegt, de laatste dagen meen ik hier op de vleugel een spanning te voelen die er anders nooit is. Help me herinneren, Spiros, dat we de boel eens goed onderzoeken. Verhoogde waakzaamheid.’

 

  ‘Misschien,’ zei Remo, ‘kan ik me beter even verwijderen.’

 

  ‘Welnee,’ zei Burdette, ‘dat is nou juist het unieke aan Choreo... dat we de Choreanen overal bij betrekken.’

 

  ‘Was dat maar wederzijds,’ zei Agraphiotis lachend. ‘Ik hoop, Al, dat de spanning niet door mij komt. Je weet nooit wat iemands aanwezigheid ongewild kan aanrichten.’

 

 

 

  7

 

 

Na de avondmaaltijd, die al om half vijf in zijn cel werd geserveerd, mocht Remo voor ’t eerst naar de ontmoetingsruimte. ‘Vraag niemand de weg naar de ontmoetings of ontspanningsruimte,’ had Agraphiotis gezegd, ‘want dan eindig je in de ziekenboeg. Zeg recreatie, zoals iedereen.’

 

  Zijn deur stond opengeschoven, hij hoefde maar de helft van de Ring rond om er te komen. Hij zat lange tijd op zijn brits voornamelijk te aarzelen. Toen het achter het matglas schemerig werd, klom hij op de radiator. In het tentenkamp laaide een vuur. Brandende stormlampen aan scheerlijnen. In de kappen van de hoge lantaarns rond het gevangenisterrein gloeide roodachtig het natriumlicht op. Terwijl de warmte door de zolen van zijn gympen drong, maakte hij het moment mee dat de vleermuizen uitvlogen. Als ze onder een mast door fladderden, namen ze soms op hun vlerken een vlaag rood mee. Tegen dat het geheel donker was, en het lantaarnlicht van rood in helwit veranderde, waren ze verdwenen. Remo sprong van de verwarming, en liep de gaanderij op. Opnieuw de aarzeling. De recreatie zou wel niet door schemerlampen gedomineerd worden, door buislicht eerder, en dat maakte de kans op herkenning groter.

 

  Het zaaltje lag op de eerste verdieping, aan een zijgang van de Ring, naast de toiletten. Omdat hij nog twijfelde, nam hij na het verlaten van zijn cel de langste weg over de gaanderij: naar links. Rechts had hij de bewakers in hun glazen loge zien opkijken, en hij voelde nu hun ogen in zijn rug. Uit een open cel aan de overkant klonken gebroken gitaarakkoorden, begeleid door geneurie, als van iemand die zijn instrument aan het stemmen is. Remo vertraagde zijn pas tot de ijzeren balustrade niet meer meetrilde, en bleef uiteindelijk vlakbij de opengeschoven deur stilstaan. Als hij zich een beetje vooroverboog, kon hij de kleine schoonmaker, Maddox, op de vloer van zijn cel over een veel te grote gitaar gekromd zien zitten. Boven hem hing een oude, kreukelige reproductie van de Mona Lisa aan de muur in zwartwit. De ingezwachtelde speler leverde een veel mooier schilderij op. Iets van De Chirico. Massief wit hoofd vol stiknaden boven gitaartaille. De man draaide met omwonden vingers, waarvan alleen de toppen onbedekt waren, aan de knoppen en liet de snaren gonzen. Hij nam een metalen buisje van de grond, en probeerde het om zijn pink te schuiven. Het blote gedeelte van de vinger bleek te kort om het cilindertje houvast te bieden, zodat hij het ding maar met zijn volle omzwachtelde hand tegen de frets van de gitaarhals drukte. De vingers van zijn andere hand wisten nauwelijks het plectrum vast te houden. Hij zette een eenvoudig bluesthema in, dat meteen al ontspoorde. De scherpe, metalige klanken die de bottleneck aan het instrument diende te ontlokken, werden de helft van de tijd gesmoord door de windsels.

 

 

Crossroads in the desert

 

Crosstalk in the meadows

 

 

Het rauwe gegrom van de zangstem had aan de bluesklank kunnen bijdragen, als niet ook dat tot machteloze dofheid gedempt werd door de dikke verbandmuts. Middenin het nummer hield de man op met spelen en zingen. ‘Loop door.’ Hij had zijn hoofd niet in de richting van de deur gedraaid. Het was een belachelijk kort armpje dat hij om de enorme klankkast geslagen hield.

 

  ‘Ik luister,’ zei Remo, in de deuropening tredend.

 

  ‘Dan heb je me gehoord,’ zei Maddox. ‘Doorlopen.’

 

 

 

  8

 

 

De recreatie van de EBA bleek een kale bedoening. De ruimte was groot genoeg, maar had alleen de hoogstnoodzakelijke aankleding. Omdat de cafétafels plaats boden aan niet meer dan vier personen, waren ze hier en daar tegen elkaar aangeschoven – al was dat, volgens een tegen de muur geplakt reglement, verboden wegens samenscholingsgevaar. De zonder uitzondering rechte stoelen hadden een frame van verschilferend chroomwerk. Door winkelhaken in zitting en rugsteun puilde bruinig schuimrubber, dat bij het zitten gaan in gewichtloze kruimels rondstoof. Verder stonden er een biljart en, tegen de muur, een piano. Gebiljart, begreep Remo, kon er niet meer worden sinds bewakers na een massale vechtpartij de keus achter slot en grendel hadden geborgen. Op de rand van de tafel zwierf nog het blokje krijt, waar soms iemand verstrooid zijn pink in doopte om dan de rest van de avond met een blauwe vingertop rond te lopen. De piano, waarvan de klep op slot zat, heette niet meer bespeelbaar te zijn. Hij klonk al jaren rottig, doordat de muizen het vilt onder de hamers uit gevreten hadden. Nadat een Choreaan bijna met een later onvindbaar eind ijzer of koperdraad gewurgd was, waren uit voorzorg de pianosnaren weggenomen.

 

  ‘Nieuw hier?’ Voor hem stond een breedgeschouderde man met een kaalgeschoren hoofd dat die dag nog een beurt moest hebben gehad, want de schedelhuid zat vol verse scheerwondjes. Achter de oren kronkelden getatoeëerde slangen met vleermuisvleugels.

 

  ‘Gisteren aangekomen.’

 

  kun je wel wat bescherming gebruiken.’

 

  ‘Doe geen moeite. Het gaat uitstekend.’

 

  ‘Luister. Als je protectie wilt, moet wel eerst al dat haar eraf. In ieder geval die baard.’

 

  ‘Ik ben eraan gehecht.’

 

  ‘Denk er eens over na. Ik ben geen dure jongen.’ Langzaam, met bijna luie tred, liep hij terug naar zijn tafel in de hoek, waar nog meer kaalgeschoren mannen zaten, sommige met stoppelige schedels. Een van de slangen zat geplet tussen twee vetrollen in zijn nek.

 

 

Het Schervengericht
titlepage.xhtml
Het_schervengericht_split_000.html
Het_schervengericht_split_001.html
Het_schervengericht_split_002.html
Het_schervengericht_split_003.html
Het_schervengericht_split_004.html
Het_schervengericht_split_005.html
Het_schervengericht_split_006.html
Het_schervengericht_split_007.html
Het_schervengericht_split_008.html
Het_schervengericht_split_009.html
Het_schervengericht_split_010.html
Het_schervengericht_split_011.html
Het_schervengericht_split_012.html
Het_schervengericht_split_013.html
Het_schervengericht_split_014.html
Het_schervengericht_split_015.html
Het_schervengericht_split_016.html
Het_schervengericht_split_017.html
Het_schervengericht_split_018.html
Het_schervengericht_split_019.html
Het_schervengericht_split_020.html
Het_schervengericht_split_021.html
Het_schervengericht_split_022.html
Het_schervengericht_split_023.html
Het_schervengericht_split_024.html
Het_schervengericht_split_025.html
Het_schervengericht_split_026.html
Het_schervengericht_split_027.html
Het_schervengericht_split_028.html
Het_schervengericht_split_029.html
Het_schervengericht_split_030.html
Het_schervengericht_split_031.html
Het_schervengericht_split_032.html
Het_schervengericht_split_033.html
Het_schervengericht_split_034.html
Het_schervengericht_split_035.html
Het_schervengericht_split_036.html
Het_schervengericht_split_037.html
Het_schervengericht_split_038.html
Het_schervengericht_split_039.html
Het_schervengericht_split_040.html
Het_schervengericht_split_041.html
Het_schervengericht_split_042.html
Het_schervengericht_split_043.html
Het_schervengericht_split_044.html
Het_schervengericht_split_045.html
Het_schervengericht_split_046.html
Het_schervengericht_split_047.html
Het_schervengericht_split_048.html
Het_schervengericht_split_049.html
Het_schervengericht_split_050.html
Het_schervengericht_split_051.html
Het_schervengericht_split_052.html
Het_schervengericht_split_053.html
Het_schervengericht_split_054.html
Het_schervengericht_split_055.html
Het_schervengericht_split_056.html
Het_schervengericht_split_057.html
Het_schervengericht_split_058.html
Het_schervengericht_split_059.html