Maandag 16 januari 1978

Democratie op het mes

 

  1

 

 

Ook na een weekend van de grootste tweestrijd wordt het weer een keer maandag. Van de ontbijtzaal op weg naar de Extra Beveiligde Afdeling viel het besluit: gedaan met het plagerige vingerporren richting Maddox. De afgelopen week, dat was allemaal vooronderzoek geweest. Het aanleggen van een dossier. Vandaag ging Remo zijn bezempartner en dweilmaat in staat van beschuldiging stellen.

 

  ‘Mijn mooie Sharon, Scott, is kapotgemaakt door jouw gebrek aan...’

 

  Met het geritsel van het ingezwachtelde stuk ongedierte zo dichtbij kwam Remo zijn gouden meisje voortdurend tegen in de gangen van Choreo. Elke nis verborg haar schim. Hier droeg ze haar achttiende-eeuwse baljurk uit The Vampire Destroyers, daar het suède cowboyjack met de lange mouwfranje. Ze leek hem te wenken met die franje, waar niet meer dan een huivering doorheen ging, de lichte woestijnbries van Joshua Tree. Sharon trok zich van geen traliewerk iets aan. Weg was ze weer, een afgesloten gang in, een gevaarlijke hoek om – naar buiten, zwevend de plek voorbij waar de rechtmatige erfgenamen van haar moordenaars kampeerden. Terug, in haar jurkje van Emilio Pucci, naar Holy Cross, waar ze zich in de schaduw van de Mariagrot weer tegen hun zoon aan zou vlijen.

 

  Maddox stond al bij de kast papiertjes en stofslierten uit de harde bezems te verwijderen. Remo wachtte met het groepje ontbijters en bewakers tot het meniehek naar de centrale hal van de EBA open zou gaan. Maddox zette de schoon gepulkte vegers tegen de muur. Nadat hij een paar keer de kast in en uit gelopen was, viel van die afstand door Remo’s vettige bril niet meer uit te maken wat nou Maddox’ voor of achterkant was. Een blauwe overall met een witte bal erop, dunne armpjes neerhangend boven witte gewichten. Nee, die kippenborst... dat moest zijn kromme ruggetje zijn: Maddox stond van Remo afgekeerd.

 

  Voor het overige waren de maskers van verbandgaas en baardhaar en brillenglas flinterdun en doorzichtig geworden voor hun dragers. Het was niet zozeer nieuwsgierigheid die Remo het gesprek met zijn demon liet voortzetten, het was de keuze voor nieuwsgierigheid. Op z’n minst nieuwsgierigheid blijven veinzen, hield hij zichzelf voor, anders houd ik dit niet vol. Met het aanvliegen en fijnknijpen van die half verkoolde rat daar zou ik ook de oplossingen van nog openstaande raadsels kunnen vernietigen. Ik moet het onderkruipsel, desnoods onder de ribbelzool van mijn gymp, in leven houden tot ik alles weet. Ik ben het verplicht aan de van uitzinnige angst wijd opengesperde ogen waarmee Sharon de dood heeft aangekeken.

 

  Het hek schuurde weer dicht, en de bewakers brachten de gevangenen naar waar ze zijn moesten: cel, werkplaats, recreatie, luchtkooi. Tremellen liep met Remo mee tot aan de kast. ‘Woodehouse, Maddox... geen gedonder vandaag. Begrepen? Mijn rapporten zijn uiterst kort en krachtig. Ze laten geen ruimte voor verzachtende omstandigheden.’

 

  ‘Gesnapt, Boss,’ gromde Maddox door het ochtendslijm in zijn keel heen. Hij groette Remo niet. Tremellen liep naar de ijzeren ladder in de hoek, en hees zich omhoog naar de cipiersloge op de eerste verdieping, waar Carhartt en De Griek al aan de koffie zaten.

 

  Ik moet me gedragen, dacht Remo, als de weduwe van het slachtoffer in de rechtszaal. O, mijn God, daar zit de moordenaar van mijn man... Zij vergiet haar tranen inwendig, en vliegt het beest niet aan. Weggaan doet ze evenmin. Zij verkiest het deel te nemen aan de perversie van de rechtszaal, die inhoudt dat vrouwen urenlang dezelfde lucht moeten inademen als de moordenaar van hun echtgenoot. Dader en nabestaande, ze zuigen de afgewerkte lucht uit elkaars keel... blazen hem ook weer terug in elkaars mond. Vanuit een even perverse hemel, waar alles wat op aarde gebeurt vertekend overkomt, kijkt het slachtoffer verbijsterd neer op deze mond-op-mondbeademing tussen zijn weduwe en de man die hem de hals afsneed.

 

  Overspel onder het geblinddoekte oog van Vrouwe Justitia.

 

 

 

  2

 

 

Waarom, Little Remo,’ riep Maddox na een stilte uit, ‘hebben wij elkaar nooit eerder ontmoet?’

 

  Hij verhief niet alleen zijn stem. Om ook zijn armen ten hemel te kunnen heffen, liet hij de stelen van veger en blik los. Na de echo van het stuiteren zei Remo: ‘Ik had geen zin, Scott, om vanaf de publieke tribune tegen jouw kromme ruggetje aan te gaan zitten kijken. Je gespartel in de gaskamer, ja, dat had ik nog wel willen bijwonen.’

 

  ‘Ik bedoel... in de jaren daarvoor.’

 

  Remo klemde de bezemsteel tussen zijn knieën, en keek in zijn nu al rode handpalmen, die een te driftig vegen verrieden. ‘Toen je een kijkje kwam nemen in onze tuin, was ik niet thuis. Jammer genoeg. Ik had je graag te woord gestaan.’

 

  ‘Het was maart,’ gorgelde het in’ keel. ‘Je knappe vrouwtje was er. Niet met haar kapper. Met haar fotograaf. Begin augustus was jij nog steeds niet aan haar zijde.’

 

  ‘Als ik toen op de Cielo Drive was geweest, dan had ik jou daar weer niet getroffen. Idioot om elkaar steeds zo mis te lopen.’

 

  ‘Volgens de openbare aanklager, dat varken Jacuzzi, was ik op z’n minst in de geest aanwezig.’

 

  ‘Als ik die avond alleen maar jouw geest had ontmoet, Scott, was ik er net zo goed aan gegaan. De sterken van geest, die zijn de baas in deze wereld. Ze kunnen moorden zonder lichaam.’

 

  ‘Ach, Little Remo,’ gromde Maddox met een vals grinniklachje, ‘dan hadden we elkaar weer niet in levenden lijve als Choreaan ontmoet.’

 

  ‘Ja,’ zei Remo zacht, en zijn handen schroefden zich alweer pijnlijk rond de bezemsteel, met net zulke witte knokkels als rechter Ritterbach bij het hameren vertoonde, ‘ja, zo is het met onze kennismaking toch nog goed gekomen.’

 

 

 

  3

 

 

‘Ik ken die verdomde Griek ergens van,’ had ik Maddox al een paar keer achter mijn rug tegen Woodehouse horen zeggen, en eenmaal voegde hij er, nog net verstaanbaar, aan toe: ‘...hier om mij erbij te lappen.’

 

  Niet alleen de opmerkingsgave van zijn ene, bloedgeteerde oog verbaasde me, ook mijn eigen gebleken herkenbaarheid. Ik was gewend om een knappe man van onbestemde leeftijd gevonden te worden, maar beklijven in de herinnering van de mensen – nee. Zelfs de beste geheugens ruimden mijn gezicht binnen vijf jaar op. Het ‘ergens’ van Maddox speelde negen jaar voor Choreo.

 

  ‘Uw curriculum vitae, meneer Agraphiotis, doet me denken aan zo’n huishoudelijke doos vol knopen, halfvolle garenklosjes en staaltjes bonte stof. En dan omgekeerd op een lappendeken.’

 

  Dat zei mijn Amsterdamse huisbaas Olle Tornij, nadat ik hem een aantal van mijn betrekkingen door de jaren heen had opgesomd.

 

  ‘Mijn baantjes hadden uiteindelijk allemaal met licht te maken.’

 

  ‘Voogd van de kleine Tib... een kwestie van licht?’ vroeg Tornij sarcastisch.

 

  ‘Wacht maar af, meneer Tornij.’

 

  In februari 1973 was ik als fotograaf verbonden aan een Nederlands pornoblad, en in die functie maakte ik in Rotterdam een reportage op de set van een erotische film. Zo bracht ik, al fotograferend, de tieners Zora en Tonnis tot elkaar. Vijf jaar later treurden ze nog steeds, soms samen met mij, om hun liefdesbaby.

 

  Ook eind jaren zestig had ik, in Californië, een tijd als fotograaf gewerkt – voor de glossy WorldWide. In het vroege voorjaar van ’69 werd bekend dat Sharon naar Rome zou gaan om er een rol te spelen in de film Two Tables. Hier lag mijn kans. Ik bood de chef van de fotoredactie aan haar vertrek uit Los Angeles tot een majestueuze reportage te maken. Hij schudde zijn hoofd.

 

  ‘Ze is mooi als de hel, maar... een groot actrice zal het nooit worden.’

 

  ‘Ik zweer je, Chuck,’ zei ik, ‘dat ze door mijn serie een onaantastbare ster zal worden.’

 

  ‘Waarom niet na de opnames, als ze weer thuiskomt?’ wilde de redacteur weten. ‘Dan is de film ook in aantocht.’

 

  ‘Ze is zwanger, Chuck. Ik heb het uit betrouwbare bron. Het is nu nog niet te zien, maar straks... einde voorjaar...’

 

  ‘Goed,’ riep Chuck. ‘Schieten maar. Als het nergens toe leidt, lig je eruit. Ik zal Lotty vragen een afspraak voor je te regelen. Je krijgt van haar een routebeschrijving.’

 

  ‘Niet nodig. Ik ben al eens in dat huis geweest. Het is in Beverly Hills. Een zijweg van de Benedict Canyon Drive.’

 

 

De actrice zelf had me aan de telefoon uitgelegd hoe het hek aan het doodlopende einde van de Cielo Drive via een verborgen knop te openen. ‘En, o ja,’ zei ze, ‘ik hoop niet dat u het storend vindt, maar ik word ook geïnterviewd... door weer een ander blad.’

 

  Haar stem klonk lief en betrokken, maar ook tastend en onzeker.

 

  ‘Ik vind het hoe dan ook een eer,’ zei ik, ‘om door u te worden ontvangen.’

 

  De afspraak was voor een zondag in maart. Sharon zou de volgende dag naar Rome vliegen. Ik had haar gevraagd met het pakken van haar koffers te wachten tot ik haar onder die bezigheid kon fotograferen. Dat van die verborgen knop wist ik al van een eerder bezoek, toen het huis nog door Terry en Candice bewoond werd. Sharon en haar regisseur huurden het pas sinds twee maanden, nadat de vorige bewoners het rond Kerstmis halsoverkop verlaten hadden om zich in de strandstulp van Terry’s moeder op Malibu Beach te vestigen. Zelfs Candice kreeg van haar man niet te horen waarom Cielo Drive 10050 van de ene dag op de andere werd afgedankt en onderverhuurd, met hun circa dertig katten en al.

 

  Voor wie aan het hek stond, was het woonhuis niet te zien; wel de garage, waarlangs een buitentrap naar een extra verdieping voerde. Ik wist dat de regisseur daar zijn kantoor gepland had.

 

  Ik parkeerde mijn van Chuck geleende Le Mans naast een rode Lamborghini. Van het geasfalteerde terrein leidde een tuinpad met een boog over het gazon naar de voordeur. Een tiental katten, dat op de warme stenen had liggen zonnen, vluchtte voor mijn voeten weg, de struiken in. Ter weerszijden van de witte voordeur glansden koperen scheepslantaarns in de zon.

 

  Als ik haar een halfgodin noem in plaats van een godin is het alleen omdat Sharon je nooit liet vergeten dat ze, spijtig voor haar aanbidders en bewonderaars, toch echt op aarde thuishoorde, en daar een katachtige vrede mee had. Ze droeg een korte jurk, miniër dan mini, van met blauwe en gele motieven bedrukte stof. Sinds de invoering van het benenverlengende kledingstuk voelde ik in de aanwezigheid van vrouwen die het droegen iets raar vertrouwds – tot ik besefte dat het leek op de korte gewaden van de jongens in mijn tijd. Sharon had zich, zo te zien, niet speciaal voor een fotosessie opgedoft. Achter de star omhoog wijzende plakwimpers glinsterden resten van een mintgroene oogschaduw, dat wel, maar het uren geleden opgestoken haar had zich hier en daar van z’n schuifspelden bevrijd, en hing neer in een schijn van vettigheid. Ik hoopte dat ze niets aan haar uiterlijk zou veranderen, en net zo blootsvoets zou blijven als ze aan de deur verscheen.

 

  Achter haar in de hal lag een grote koffer open, leeg nog. Ik speurde haar gestalte af op tekenen van zwangerschap, maar vond niets, of het zou de gezichtshuid moeten zijn, die strakker leek dan op de foto’s en filmbeelden die ik van haar kende. Als ze lachte, misten de konen rond de beroemde jukbeenderen hun gebruikelijke zachte molligheid, die met het vorderen van de zwangerschap natuurlijk weer zou terugkeren.

 

  ‘Komt u binnen,’ zei ze. ‘Of moet ik buiten?’

 

  ‘Het pakken van een koffer gebeurt meestal in huis,’ zei ik. ‘Ik zet deze tas alvast hier neer, en haal nog een kist met apparatuur uit de auto.’

 

  Toen ik terugkwam, stond de voordeur open. Sharon was dieper het huis in bezig, nu gekleed in zwart vest en lange broek. De stof van de pantalon had een op-art-motief zo letterlijk duizelingwekkend dat ik me afvroeg of mijn donkere kamer het straks anders dan als een groezelige wemeling van vlakjes zou kunnen weergeven. Haar blondheid was nu weer strak opgebonden. De mini-jurk hing binnenstebuiten gekeerd over een fauteuil in de huiskamer. Het labeltje was van Emilio Pucci.

 

  Ze nam me mee naar de kleedkamer aan de achterkant van het huis, waar voor de open garderobekast nog een lege koffer open op de grond lag, en begon er stapeltjes kleren in te rangschikken. Ik fotografeerde haar erwijl ze neerhurkte, weer opveerde, door de hangende jurken bladerde, waarbij knaapjes tegen de houten achterwand bonkten. De mooiste foto werd die waarop Sharon twee lange japonnen, een witte en een zwarte, keurend omhoog tegen het licht hield. Een wervelende spookdans van drie gratiën.

 

  ‘Ik had gehoopt,’ zei ik, een vers rolletje indraaiend, ‘de grote filmmaker de hand te mogen drukken.’

 

  ‘Hij is naar Rio. Voor een festival. Een prijs. Ik moet de andere kant op.’

 

  Ik vroeg haar de Emilio Pucci weer aan te trekken.

 

  ‘Als je nou met zo’n mini iets niet moet doen,’ zei ze lachend, ‘is het een koffer inpakken. Dan krijg je een portret van de achterkant van mijn slip.’

 

  Toch ging ze zich verkleden, en even later had ik haar hoogbenig in mijn lens. Als de jurk recht naar beneden hing, bedekte hij juist haar broekje. Haar dijen drukten, als in wederzijdse liefkozing, zacht tegen elkaar. Ik wist het een en ander van fysica, en echt niet alleen via de oude natuurfilosofen, maar bij vrouwen had ik de neiging de lichaamstemperatuur van hun dijen, tegen alle fysische logica in, bij elkaar op te tellen tot de hitte van 75º Celsius die mannen normaler dan ik zo vurig zochten om zich aan te branden.

 

  ‘Al die littekentjes,’ zei ze pruilend, met haar handen aan de jurkzoom naar beneden kijkend, ‘kunt u die in de donkere kamer niet wegmaken?’

 

  Ze had de mooiste benen die ik ooit gezien had, strak aan de buiten en zacht aan de binnenkant, maar het waren wel die van een wildebras. Opeens stond er een vrouw in de kleedkamer. ‘O, hallo. Ik ben Florice. Van Pozzo.’ Ze droeg een taperecorder aan een riem over haar schouder. In de deuropening verscheen nu ook, hijgend, een forse man van middelbare leeftijd. Hij droeg een morsig kostuum, waarvan het jasje en de broek weggedrukt werden door een enorme buik.

 

  ‘Hai, Andy.’ Sharon gaf hem een kusje op zijn oor. Hij werd aan me voorgesteld als Andrew Romsomoff, haar beschermheer en suikeroom. Romsomoff had de interviewster naar de Cielo Drive gebracht, en stond erop bij het vraaggesprek aanwezig te zijn. Sharon scheen niet verbaasd dat de twee zich zomaar toegang tot haar huis hadden verschaft. Terwijl ze, ernstig en aandachtig, de stomme vragen van Pozzo’s Florice beantwoordde, ging ze door met pakken, en ik bleef haar fotograferen.

 

  ‘Mr Romsomoff,’ begon Florice, ‘u wilde Sharon per se in Canyon of the Dolls. Door critici werd de roman al, ik citeer, “een snoeptrommel van vulgariteit’’ genoemd, “met voor elk wat wils’’. In de film werd de vulgariteit nog verder uitgediept. Waarom...’

 

  ‘Acteren kan ze niet,’ baste Romsomoff. ‘Ze hoeft alleen maar mooi te zijn.’

 

  Hij blies overvloedig sigarenrook de kamer in, zonder zich te bekommeren om Sharons jurken en mijn foto’s. Meneer had de gewoonte zijn uitlatingen kracht bij te zetten door de duimen achter zijn bretels te haken, en die tegen zijn vettieten te laten knallen.

 

  ‘Als ik sexy op het witte doek verschijn,’ zei Sharon, ‘is alles wat sexy mensen zien... ik bedoel, dan zien mensen alles wat sexy is... nee, alles wat ze zien, is een sexy ding. Dat bedoel ik.’

 

  Arme Sharon. Ze deed zo haar best meer te lijken dan een welgevormd, hersenloos stuk filmkoopwaar, maar door Romsomoffs aanwezigheid raakte ze verlamd van een angstig soort ontzag. ‘Nooit is het genoeg,’ ging ze verder. ‘Een littekentje hier of daar, en het vlees wordt... hoe heet het... afgekeurd. Mijn zenuwen raken er zo van in de dubbele knoop... ik doe geen oog meer dicht. En hup, daar gaat mijn fantasie met me op de loop. De gruwelijkste dingen zullen de kleine Sharon overkomen. Al mijn vrienden laten me in de steek. En net als ik denk, nou, daar zit ik dan in m’n zielige dan komen er mensen op me af... vijanden...’

 

  Ze beet op een nagel, beschadigd geraakt bij het inpakken.

 

  ‘Speelt zich allemaal in hersenweefsel af,’ zei de interviewster vals in haar apparaat, ‘en niet in gewelde tarwe.’

 

  ‘Dat bedoel ik,’ zei Sharon. ‘We hebben dat brein niet voor niets. Ik probeer mezelf zoveel mogelijk... geestelijke ontwikkeling, daar draait het om. Weet je, Florice, soms doe ik in de weekends niet eens make-up op.’

 

 

De koffer was vol, het vraaggesprek voorbij. We liepen met z’n vieren naar de voordeur, die aan was blijven staan. Romsomoff, links en rechts naar een kat schoppend, duwde Florice van Pozzo voor zich uit over het tuinpad. Sharon begon toiletartikelen naar de koffer in de hal te dragen. Om haar van wat groter afstand te kunnen fotograferen, zette ik de deur helemaal open. Ik deed een paar stappen achterwaarts, de plavuizen van de veranda over en het gazon op. Bang met mijn kostbare camera te struikelen keek ik om – en daar stond hij opeens, tussen de heesters aan de kant van het tuinhek: de kleine man die ik anderhalf jaar tevoren in San Francisco via The Egg Man de bootleg van ‘Hurly Burly’ had toegespeeld. Het bruine haar droeg hij nu schouderlang, de borstelige baard wijduitstaand, maar hij was het, elke centimeter van zijn 1 meter 55. We hadden nooit persoonlijk kennisgemaakt, maar ik had naar hem zitten kijken en luisteren zoals hij op de universiteitstrappen van Berkeley zat te spelen en te zingen. Hij keek me met woeste, achterdochtige blik aan, zonder teken van herkenning, en snauwde: ‘Is Terry thuis?’

 

  Sharon zat gehurkt voor de koffer, worstelend met de rits van een uitpuilende toilettas.

 

  ‘Terry...’ herhaalde ik.

 

  ‘De platenproducent. Dit is zijn huis.’ Zijn toon was barser en autoritairder dan destijds in de Haight, toen de liefde nog ongewapend gepredikt werd. De stem van iemand die gewend is op zijn wenken bediend te worden.

 

  ‘De eigenaar is Mr Altobelli,’ zei ik, ‘en die woont in het gastenverblijf. Informeert u eens bij hem.’

 

  ‘Als Mr Altobelli bij zichzelf te gast is,’ gromde Charlie, ‘mag een bezoeker dan ook weten waar misschien?’

 

  Sharon had zich opgericht, en stond nu wit omlijst in haar geel-blauwe Emilio Pucci naar ons te kijken. Met haar ene blote voet krabde ze de wreef van de andere. Langs mij heen wierp de kleine man een blik vol haat op haar. In een hoes van zeildoek had hij een gitaar op zijn rug hangen, met de hals naar beneden.

 

  ‘Enig idee wat dit is?’ Charlie nam een opgevouwen biljet van honderd dollar uit het borstzakje van zijn spijkerjack.

 

  ‘Een briefje van honderd, zou ik zeggen.’

 

  ‘Een voorschot,’ grauwde hij. ‘Van Terry. Voor een platencontract. Ik kom hem aan zijn woord houden.’

 

  Ik wees hem hoe hij bij het gastenverblijf kon komen: terug naar het parkeerterrein, en daar het zandpad nemen dat tussen twee houten hekken om de tuin heen liep. ‘Als je daar bij die vuilnisbakken bent, zie je het liggen.’

 

  Hij keek me smerig aan, met vernauwde ogen. ‘De achterbuurt, hunh?’ herhaalde hij wat ik kennelijk gezegd had. ‘Het achterpad... het vuilnisbakkenlaantje. Charlie weet genoeg.’

 

  Na nog een hatelijke blik op Sharon, die van schrik een stap naar achteren deed, draaide hij zich om. De gitaar was veel te groot voor het korte lijf, en doordat Charlie een krom ruggetje had, leek hij het instrument ook nog eens als een zware last met zich mee te torsen. Even later zagen we hem met kwaaiig naar de grond gewend gezicht over het zandpad voorbij sjokken.

 

  ‘Zei ik achterbuurt?’ vroeg ik Sharon.

 

  Zij knikte bleekjes. Ze wreef met haar handen over haar blote bovenarmen, alsof z plotseling koud had gekregen.

 

  ‘Dat is geen falend Amerikaans,’ zei ik, ‘maar ronduit een verspreking.’

 

  ‘Geen wonder, bij zo’n griezel. Ik zou per ongeluk tuchthuis gezegd hebben.’ Over het zwembad klonk het geblaf van Altobelli’s honden. ‘Hoe komt die engerd op het terrein?’

 

  ‘Net als iedereen. Staat u me toe op te merken dat de mensen hier wel erg gemakkelijk in en uit lopen.’

 

  ‘Het viel me op, Mr Agraphiotis,’ zei Sharon, ‘dat u het mannetje zo goed de weg kon wijzen.’

 

  ‘Vorig najaar heb ik de horoscoop van dit huis getrokken,’ zei ik. ‘Op verzoek van Terry. Hij heeft me eerst een rondleiding gegeven.’

 

  ‘O, u doet ook aan astrologie?’

 

  ‘Ik lever wel eens wat aan de vaste horoscooptrekker van WorldWide. Aardige bijverdienste.’

 

  ‘Ja, Terry heeft het ons verteld, van dat wichelen. Aan de ligging mankeerde niets, geloof ik. Alleen met de geluiden was iets mis... in de omgeving...’

 

  ‘Niets verontrustends,’ zei ik, ‘anders had het me nog bijgestaan. Ik zal thuis mijn schoenendozenarchief eens omkeren.’

 

  ‘Er schiet me iets te binnen,’ zei Sharon, nog bleker wordend. ‘Als die horoscoop zo gunstig uitviel, waarom... waarom zijn Candice en Terry dan kort daarna verhuisd? Ik krijg het koud. Een vest... een vest.’

 

  ‘Blijft u nog even zo staan... handen koesterend aan de bovenarmen. Zo, ja.’ Voor het eerst zag ik dat ze echt zwanger was, eerder aan haar houding dan aan haar postuur. ‘Een beetje wiegend, ja. Mooi.’

 

  Ik drukte af.

 

  ‘Belooft u mij het ding voor me op te zoeken?’ vroeg ze met een koddig smeekstemmetje. ‘Ik wil weten wat er in de sterren boven mijn Love House geschreven staat.’

 

  Ik beloofde het, maar alleen als zij wilde beloven zich geen zorgen te maken, want er stond echt niets onrustbarends in de horoscoop. Sharon ging haar vest aantrekken. Met krassende nagels over de houten planken rende de terriër haar tegemoet. Ik begon de lenzen uit mijn camera’s te schroeven, en knielde neer om de onderdelen in de blauwfluwelen vakjes van mijn kist te passen.

 

  Op de avond van het wichelen, herinnerde ik me opeens, had ik in gezelschap van Candice op de heer des huizes zitten wachten, die ‘wat later kwam’. Toen uiteindelijk de bel ging, vroeg Terry via de intercom of zijn vrouw even Dennis gedag kwam zeggen, want die moest weer door. Ik liep met haar mee naar het hek, waar een Rolls stationair draaide met Terry ernaast en de drummer van The Beach Boys achter het stuur. Candice kuste Dennis door het open portierraam. Er kwam snarengetokkel uit de auto. In het lantaarnlicht kon ik de half achter zijn gitaar verscholen gestalte op de achterbank niet goed zien, maar het half muzikale gepingel kende ik van Panhandle Park en de trappen van Berkeley. Later begreep ik dat hij met zijn hele hippiekolonie bij de drummer aan Sunset Boulevard ingetrokken was, en daar de boel uitvrat, in ruil voor de diensten die hij via zijn vrouwelijke volgelingen te bieden had.

 

  Het kan zijn dat de kleine muzikant, die nu de honden van Altobelli tot uitzinnige heesheid bracht, toen al bezig was Terry te chanteren met het al dan niet beloofde platencontract. De opnamestudio in, of anders... Ik wist het zo net niet meer of Terry zich door mijn horoscoop naar het strandhuis van zijn moeder had laten verjagen, of door zo’n wollen hekserijpoppetje gemaakt door Charlies eigen naaikransje.

 

  Voor het eerst vroeg ik me af of ik wel de juiste goeroe had uitgekozen om mijn orakel de wereld in te brengen. Het huis was in gevaar.

 

 

 

  4

 

 

‘Nu de waarheid.’ Ze hadden een halfuur lang zonder een stom woord achter elkaar aan gebezemd, Remo voorop met de harde veger, Maddox met de zachte op twee meter afstand – totdat Remo zich plotseling omdraaide, en met de bezemsteel in slagboomstand Maddox de weg versperde. ‘Als het voor het uitlokken van Hurly Burly, Scott, geen verschil maakte welke varkens er gekeeld en geslacht werden... waarom dan geen ander zwijnenkot in Beverly Hills uitgezocht? Er waren er genoeg. Van onder tot boven bekleed met achttien karaats gouden drek. Waarom uitgerekend de bewoners en de gasten van mijn huis, Scott?’

 

  Maddox legde zijn bezem over de reling van de gaanderij, en liet hem propelleren, waardoor een werveling van fijn stof zich eerst verhief, en toen langzaam begon te dalen. ‘Een oorlogsdaad, Li’ll Remo, kan zich... ik bedoel, in extreme omstandigheden, als de noodzaak er is... tegen burgers richten. Het moeten dan wel willekeurige burgers zijn. Anoniem voor de aanvaller. Geen vooraf bekende individuen... dat zou immoreel zijn. Mijn mensen hebben een volstrekt willekeurig huis in de heuvels van de rijken uitgekozen. Ze hadden de opdracht nog meer varkenskotten binnen te gaan... net zo anoniem en willekeurig... maar ze vonden in dat ene genoeg om hun statement voor Hurly Burly te maken.’

 

  ‘Het doet me goed te horen, Scott, dat mijn stulp aan alle verwachtingen voldeed,’ zei Remo. Het beven van zijn stem was niet in overeenstemming met zijn cynisme. ‘Maar zeg eens, vond je het niet erg toevallig te horen... de volgende dag op het nieuws misschien... dat de grote kladderadatsch had plaatsgehad op het adres van de man die jouw grammofoonplaatje zou produceren?’

 

  ‘Charlie is goed in woorden,’ zei Maddox. ‘Charlie is slecht in namen.’

 

  ‘Terry Melcher.’

 

  Maddox bracht de voorkant van zijn verbandkluwen veel te dicht bij Remo’s gezicht. Het ventje stonk uit z’n bek, z’n nek, z’n ziel, z’n alles. ‘Die, Li’ll Remo, woonde op dat moment al bijna een jaar in het strandhuis van zijn moeder. Van Doris Day. Op Malibu Beach.’

 

  ‘De vraag is of jij dat begin augustus ’69 wist.’

 

  ‘Tremellen kijkt deze kant op,’ siste Maddox. ‘Veeg jij nog wat Mexicaanse slingers het pad op, dan krijg je zo antwoord.’

 

  In de cel, waarvan de deur voor het schoonmaken open was gezet, trof Remo de bewoner op zijn brits aan. De man kreunde. ‘Laat me met rust. Ik ben ziek. Ik ga dood.’ Het was geen Mexicaan te midden van zijn identiteitspapieren, het ging om Dudenwhacker, bij wie de blauwe tranen angstaanjagend donker op het inbleke gezicht dreven.

 

  ‘Als je hier ziek ligt,’ vroeg Remo, ‘waarom staat je deur dan wagenwijd open?’

 

  ‘Ik denk,’ steunde Dudenwhacker, ‘om straks mijn lijk eerder te kunnen afvoeren.’

 

  ‘Geldt je aanbod nog? Ik bedoel, het wordt eens tijd dat het evenwicht in je gezicht hersteld raakt.’

 

  ‘Ik ben te zwak nu om een klus aan te nemen.’ Dudenwhacker rilde, en trok de paardendeken op tot boven zijn neus, misschien om via de methode-Charrière zijn slachtoffers op te roepen en ze ieder hun traan van zijn wangen te laten plukken. ‘Hier lig ik. Gedoemd om met maar vijf tranen te sterven. Geen zesde om de kraaien van te betalen.’

 

  ‘Als je weer op krachten bent,’ zei Remo, ‘waarschuw me dan. Ik ken geen betere bestemming voor mijn geld dan het aspirinebuisje in jouw rusteloze aars.’

 

  ‘Laat dat,’ kreunde Dudenwhacker, nadat Remo een kartonnen doos met papierproppen op de vloer had omgekeerd. ‘Het zijn mijn contracten.’

 

 

 

  5

 

 

‘Wat stond je daarbinnen tegen de spiegel te smoezen?’ snauwde Maddox.

 

  ‘Ik vroeg hem wie van ons tweeën de slechtste mens van het land was. Remo of Charlie.’

 

  ‘Je hebt het hok niet uitgeveegd. Nou, at zei de spiegel?’

 

  ‘De spiegel zei: “Een laatste traan storten, dan zul je het weten.” ’

 

 Don’t give me that bull pucky, Li’ll Remo,’ gromde Maddox. ‘Je stelde me een vraag, weet je nog? Het antwoord is ja. Ja, Charlie wist dat Terry daar niet meer woonde. Pin me niet op een datum vast. Ergens in het voorjaar van ’69 ben ik naar de Cielo Drive gegaan. Als Terry bij nader inzien mijn muziek niet wilde opnemen, was dat zijn zaak. Het was mijn goed recht hem aan zijn belofte te herinneren. Hij had me honderd dollar vooruitbetaald op het contract. Later heeft hij voor het gerecht verklaard dat hij ons het geld had gegeven om hooi voor de paarden te kopen. De laffe, meinedige hond. Op Spahn Ranch kregen de paarden eerder te eten dan de mensen.’

 

  Van zijn vriend Jack, die zich een aantal zittingen lang in de rechtszaal had zitten verbijten, had Remo gehoord dat de moordenaars misschien al eerder dan augustus ’69 op de Cielo Drive waren geweest. Jack sprak van ‘aanwijzingen’, en Remo, die zo min mogelijk over het proces wilde weten, kwam er niet op terug. Nu vroeg Remo zich af of hij de aanwijzingen niet had verdrongen omdat ze het falen van zijn verantwoordelijkheid (‘the little putz blijft aan de zwier in swingin’ London’) alleen maar schrijnender maakten.

 

  ‘Voorjaar ’69,’ herhaalde Remo. ‘Jij... in mijn huis?’

 

  ‘Ze gaven me de kans niet,’ grauwde Maddox. ‘Ik werd behandeld als een stuk vuil.’

 

  ‘Niet door mij.’

 

  ‘Jou heb ik er niet gezien. Het was die fotograaf.’

 

 That’s all just bull pucky, Little Charlie.’ Remo probeerde Maddox’ Midwestaccent te imiteren. ‘Ik weet van geen fotograaf.’

 

  ‘Je fijne, blonde vrouwtje,’ zei Maddox met ingehouden minachting, ‘ze werd gefotografeerd. Erotisch, als je ’t mij vraagt. Voorover in een gebloemd hemmetje... met haar billen omhoog. Zo met die hemelsblauwe slip leek haar kont net een spiegel van de Californische lucht. En die fotograaf maar loeren... en knipsen... en sluipen en loeren en knipsen. Charlie heeft zeker twintig minuten tussen de struiken, eh, tegen zijn misselijkheid staan vechten.’

 

  ‘Sloof je maar niet zo uit,’ zei Remo. ‘De fotoreportage stond in WorldWide. Er was niets anders op te zien dan een mooie vrouw die haar twee koffers inpakt. De ene met een broek aan, de andere in een mini-jurk. Ja, toen ik het blad in Londen kocht, vond ik de foto’s van het bukken en knielen ook erg erotisch. Al bladerend haalde ik haar van Rome naar Eden Square. Ik bekijk ze nooit meer. Het warme lichaam waar ze naar verwijzen, is er niet meer. Als ik dat nummer van WorldWide opensla, is het net of ik met een landkaart in mijn handen sta... van een gebied dat door een natuurramp is weggevaagd. Jij mag de nietjes hebben, Scott. Voor in je handgranaat.’

 

  ‘De fotograaf, Li’ll Remo, had me niet naar de vuilnisbakken moeten doorverwijzen.’

 

  ‘O, hij zag je voor de vuilnisman aan? Dan had hij niet alleen een goed oog voor de juiste foto, maar ook een scherpe blik voor de toekomst. Veeg jij dat hoopje daar nog even op? In het karretje hangt een schone vuilniszak.’

 

  ‘Die dienaar van rijke varkens,’ bitste Maddox, ‘wees me het paviljoen. Daar woonde de huiseigenaar. Binnendoor, langs het zwembad, was het korter. Maar Charlie moest terug naar het stinkende asfalt, en dan het modderpad nemen... helemaal over het randje van de afgrond...’

 

  ‘Er zat nog een hek tussen jou en de zuigende diepte.’

 

  ‘Precies, ja,’ schreeuwde Maddox. Hij gaf een klap met zijn bezem tegen de ijzeren reling, zodat zijn woede kort rondzong over de Ring. ‘En aan de andere kant was ook een hek... tussen mij en de zuigende minachting van jouw vrouw en haar flitslichtlakei.’

 

  ‘Die fotograaf ken ik niet persoonlijk,’ zei Remo. ‘Maar mijn vrouw heb ik nooit neerbuigend meegemaakt. Tegen wie dan ook. Ze kon niet eens uit de hoogte doen.’

 

  ‘Ze stond daar maar.’ Maddox liet zijn tanden knersen bij de herinnering. ‘Alsof ze het met alles eens was wat die lichtvreter zei. “Neem het kattenlaantje,” zei de klootzak. “En dan voorbij de vuilnisbakken. Zo kom je bij de achterbuurt.” Een Charlie verneder je niet straffeloos.’

 

 

 

  6

 

 

‘Wat me aan jou zo aanstaat, Scott, is je praktische instelling bij alle hogere bevlogenheid. Voor Hurly Burly was het om het even wie er koud gemaakt werden... als het bloedbad maar door Black Panthers aangericht leek. Maar je had nog iets te vereffenen met de bewoner van zeker adres... dat ging in één moeite door. Nooit bij je opgekomen dat je jezelf zo een motief verschafte? Wraak voor niet geleverde diensten.’

 

  Maddox beschreef hoe hij, via het kattenlaantje en de rij vuilnisbakken, bij het tuinhuis aankwam, waar hij door Altobelli’s bloedhonden weggeblaft dreigde te worden. Alleen door zijn overwicht op dieren, dat hem in de ogen school, had hij ze zich van het lijf kunnen houden. ‘De huiseigenaar was erger dan zijn honden.’ Altobelli had zijn onverwachte bezoeker net zo schofterig behandeld als de mensen bij het hoofdhuis hadden gedaan. Nee, Terry woonde daar niet meer. De platenman was met onbekende bestemming vertrokken, en had het landgoed onderverhuurd. Altobelli bond Maddox op het hart de nieuwe bewoners niet nog eens lastig te vallen.

 

  ‘Wie de nieuwe onderhuurders waren,’ zei Remo, ‘weet je inmiddels. Het ziet ernaar uit dat ze het hele incassobureau, dat voor Terry bestemd was, over zich heen hebben gekregen.’

 

  Maddox schudde zijn massieve grauwwitte hoofd. ‘Het was toevallig dat huis.’

 

  ‘Zoveel toevalligheid gun ik het toeval niet,’ zei Remo. ‘Als Terry er niet meer woonde om jouw dwangbevel in ontvangst te nemen, nou, dan moest het huis het maar ontgelden. Met de hele levende have.’

 

  ‘Het adres was een willekeurige keuze,’ hield Maddox vol. ‘Hoe kwam jij daar met je vrouwtje terecht?’

 

  ‘Als jij mij vertelt, Scott, waarom Terry en Candice eind ’68 zo plotseling verhuisden, dan is die vraag ook alweer beantwoord.’

 

  ‘De kale man in het tuinhuis zei dat Terry vertrokken was... met onbekende bestemming.’

 

  ‘Een halfuur geleden wist je nog te melden dat hij in het strandhuis van Doris Day op Malibu Beach zat... steentjes over het water te keilen, of zo.’

 

  ‘Het varken heeft zijn woord niet gehouden,’ zei Maddox. ‘Hij zou mijn songs opnemen. In een goede studio.’

 

  ‘Geloof me, Scott,’ zei Remo, ‘Terry had in die dagen wel iets anders aan zijn hoofd... met Candice.’

 

  ‘Nooit, Li’ll Remo, nooit de muziek ondergeschikt maken aan relatieproblemen.’

 

  ‘Ach wat, jij hebt zelf de muziek ondergeschikt gemaakt aan een heleboel relatieproblemen. Je bent niet erg streng in de leer, Scott.’

 

 

 

  7

 

 

‘Mijn vrouw, Scott... ik verfoei mezelf dat ik het je vraag.’ Remo proefde bij de smeekbede een zoete verrotting op zijn tong. ‘Vertel me alsjeblieft... het is zwak van me, ik weet het. Zeg me hoe ze er die dag uitzag. Haar gezicht... hoe vond je haar?’

 

  Verrassend te merken hoe snel Maddox een machtspositie ontwaarde – en innam ook. ‘Voor mij, Li’ll Remo, was het een doorsnee filmpoes. Ik dacht: Terry heeft een nieuwe vriendin... of eentje tussendoor, of weet ik veel. Stroblond, niks bijzonders in Benedict Canyon. Wat wil je horen? Dat ze melkblauwe ogen had? O zeker, als vogeleieren! En dplakwimpers... je had er het pasgemaaide gras op jullie gazon mee bij elkaar kunnen vegen. Verder heeft ze geen indrukken bij me achtergelaten. O ja, ze was zwanger. Als familiehoofd zag Charlie dat direct.’

 

 

 

  8

 

 

Over de gaanderij naderde met zwaar gebonk het dikke lijf van bewaker Tremellen. ‘Woodehouse, Maddox,’ hijgde hij. ‘De toiletten. Nu. Het is er een bende.’

 

  De betegelde ruimte was bespat met alle tinten die het menselijk ingewand wist te bedenken. Van de rij porseleinen potten, zonder bril, waren er twee overvloedig met bloed bespat. Het was niet vers meer: een afrekening had al bekend moeten zijn. Misschien had Dudenwhacker hier een bloedfontein uit zijn zieke lijf geworpen. Voor een maagbloeding was de substantie trouwens niet donker genoeg.

 

 

‘Zo raak je nooit van de zwijnerijen van de varkens verlost, Scott.’

 

  Het rammelend neerzetten van de emmers met poetsgerei klonk daadkrachtig, maar verder wisten ze niet waar te beginnen, zodat ze maar bleven staan praten: het leidde op z’n minst af van de in te ademen stank.

 

  ‘Het is alweer zo lang geleden allemaal,’ zei Remo. ‘Wordt het niet eens tijd om toe te geven, Scott, dat... Luister, dat hele Hurly Burly was natuurlijk maar een mystiekerige aanleiding om... om wraak te nemen op iemand die de guts had jouw talent niet te erkennen.’

 

  ‘Li’ll Remo,’ zei Maddox met die akelige klont van ontroering in zijn keel, ‘ik zweer het je. Het was omgekeerd. Mijn leer, mijn gitaar, mijn talent... alles werd ondergeschikt gemaakt aan Hurly Burly. Het was mijn heilige oorlog.’

 

  ‘Goed, dan sla ik Hurly Burly te laag aan,’ zei Remo. ‘Laat ik het dan zo stellen: Hurly Burly was jouw manier om de hele wereld te laten boeten voor de karige wijze waarop God jou met talent bedacht had.’

 

  ‘Zou God, Li’ll Remo,’ schreeuwde Maddox plotseling, ‘zou God beknibbelen op het talent van zijn enige zoon?’

 

  ‘Erger, Scott. God heeft jou in ’t geheel geen talent toebedeeld. Zelfs de kruimels zijn nog schijn. Jouw brein is in de loop van een half mensenleven door de bajeslucht aangetast geraakt...’

 

  ‘Zeker,’ gromde Maddox. ‘In San Quentin kwam na elke executie wat gas vrij uit het groene kamertje. Het zweefde door de gangen. Als appetizer voor de ter dood veroordeelden.’

 

  ‘...en heeft geen talent vertekend tot groot talent. Op enig moment, misschien wel door de woorden “neem het kattenlaantje”, is de totale nietswaardigheid van jouw talent tot je doorgedrongen. Hard, hoor.’

 

  ‘De fotograaf van jouw vrouw, Li’ll Remo, had me nooit de vuilnisbakken moeten wijzen. Het was een warme dag. Ze stonken.’

 

  ‘Wees hem dankbaar,’ zei Remo. ‘De man heeft je een lucide inzicht aan de hand gedaan. Onvoldoende talent om de wereld met je muziek aan je voeten te krijgen? Dan maar groots ingezet op je aanleg voor uiterst onmuzikale hersenspoeling. Charlie had z’n vorm gevonden.’

 

  ‘Neem het modderpad maar, kreeg ik te horen,’ sputterde Maddox als een verongelijkt kind. ‘Ik ben mijn leven lang al langs de achterafpaadjes gegaan. Langs vuilnisvaten vol hongerige aristocats en aristorats en aristopets. En toen kwam Charlie daar op de Cielo Drive, vervuld van zijn muziek, en werd hem’ (er klonk een snik uit de verbandkluwen) ‘het achterpad naar de roem gewezen. Het vullisbakkenlaantje.’

 

  ‘Dus daar moesten de mensen in het huis voor boeten.’

 

  ‘Wie Charlie naar een achterbuurt stuurt, is erg suïcidaal bezig.’

 

  ‘O, je was alleen een discreet instrument voor hun zelfmoord?’ hoonde Remo. ‘Als een echte Christus heb je hun lijden op je genomen...’

 

  er iemand in aanmerking komt voor het etiket Jezus Christus,’ grinnikte Maddox, ‘is het Terry. Met zo’n moeder. Doris Day Eeuwig Maagd.’

 

  ‘Er zijn daar vijf mensenlevens opgeofferd aan jouw haat tegen de impresario’s en de platenbonzen.’

 

  ‘De impresario,’ schreeuwde Maddox, ‘had in de woestijn een tarantula doodgereden. Een veel en veel onvergeeflijker zonde dan een contract niet nakomen.’

 

  ‘Dode woestijndieren, schorpioenspinnen en zo, die kun jij toch weer levend maken... Jezusgelijk?’

 

  ‘Niet als ze tot moes liggen onder de autoband van een impresario.’

 

  Door de gang naderden plakkerige voetstappen. In de deuropening verscheen de AB’er Goering Goiter, met bewaker Scruggs achter zich. ‘Maak voort,’ zei Scruggs. ‘Er wordt beneden op me gewacht.’

 

  De twee schoonmakers keken zwijgend toe hoe de Arische Broeder zijn overall en onderbroek naar beneden stroopte, en zonder aarzelen op een besmeurde potrand ging zitten. Als een kat op de bak keek Goering Goiter zijn beoogde beschermeling Remo met vernauwde ogen aan, verliefderig bijna, en het neuriënde gekreun dat onder het persen zijn kolossale, getatoeëerde lichaam verliet, klonk als innig gespin.

 

 

 

  9

 

 

Nadat bewaker Tremellen was komen controleren hoe het er voorstond met ‘de stallen’, hadden ze toch maar een begin gemaakt met het gore karwei. Van alles wat Remo onderging bij de aanblik van de met ontlasting, als met vingerverf, vol gekliederde tegelwanden, voerde woede de boventoon. Hij ging eerst de manshoge metalen spiegels te lijf, waarop braaksel, speeksel en sperma grillige verticale sporen hadden getrokken, nu opgedroogd. Er zaten ook fijne bloeddruppeltjes op, bij wolkjes tegelijk – uit een opengewerkte pols misschien. Onder de weggeboende vuillaag doemde Maddox in de spiegel op. Hij was bezig bleekwater op de plateaus van de toiletpotten te gieten om alvast zoveel mogelijk van het vuil sissend te laten oplossen. Hij vloekte dat het goedje op zijn bronchiën sloeg.

 

  ‘In lichterlaaie gestaan, Li’ll Remo, en dan ook nog je keel verschroeien.’

 

  ‘Zo komen de stedenverbranders te pas.’

 

  ‘Mijn mensen,’ zei Maddox, ‘hebben jullie steden nooit in brand gestoken. Op het kleine cowboystadje van George Spahn na dan.’

 

  ‘Nee, maar het stond wel op het programma,’ zei Remo, met een plastic paletmes moppen tandpasta van het spiegelglas bikkend. ‘Hele wijken in de hens. Net als toen in ’65, in Watts. De politie zou meteen aan de zwarten denken.’

 

  ‘Leg me geen woorden in de mond, Li’ll Remo.’ Maddox zwaaide dreigend de plastic fles met Corona Chlorine in Remo’s richting. ‘Je hebt het nu over een latere fase van Hurly Burly.’

 

  ‘Sorry, Scott, dat ik zo onbezonnen op de dingen vooruitliep,’ teemde Remo. ‘Eerst moest er met bloed angst en verwarring onder de gegoede zwijnerij van Los Angeles gezaaid worden. Dat is waar ook. Alles voor de ontwrichting van de maatschappij... deed er niet toe wie ervoor afgeslacht werden.’

 

  ‘Als het maar witte varkens waren.’

 

  ‘Cielo Drive... de volgende dag Waverly Drive... dat waren dus daden van terrorisme.’

 

  ‘Jij zegt het.’

 

  Maddox had de potten in de week gezet, en begon nu aan het smerigste deel van het karwei: het verwijderen van de stront van de muren. Tegen de stank die zou loskomen, viste Remo een linnen mondkapje uit een van de emmers. Hij legde er een dot toiletpapier met wat vloeibare zeep in, en schoof het geheel voor zijn neus en mond. In de spiegel had hij opeens een lichte varkenssnuit boven zijn baard.

 

  ‘Het maakt jou, Scott, tot de lafste terrorist op aarde‘Als lafheid helpt de terreurdaad tot een goed einde te brengen, is er niets mis mee. In een oorlog waar zoveel op het spel staat als bij Hurly Burly, zijn alle middelen geoorloofd. Ook de laaghartigste. Regel 8a van Charlies Handboek Soldaat.’

 

  ‘Terrorisme, in wat voor vorm ook,’ zei Remo, zich naar Maddox omdraaiend, ‘vind ik ten diepste verachtelijk en verwerpelijk. Maar het minste dat je van een terrorist kunt zeggen, of het nou een Duitser, een Palestijn of een Carlos is... zo’n type gaat het in ieder geval niet om persoonlijke afrekeningen.’

 

  Maddox gebruikte Remo’s plastic paletmes, waar de korrels tandpasta nog aan kleefden, om de hardgeworden excrementen van de muurtegels te steken. Iemand had in dikke smurrieletters zijn naam (SOFA SPUD) boven het urinoir geschreven, en Maddox was juist bezig de F weg te krabben. Spud had twee weken terug met zijn laatste vuil de naam van de Dood op de binnenkant van een lijkenzak geschreven, dus zijn eigen Choreaanse naam mocht nu wel uitgewist.

 

  ‘De terrorist,’ ging Remo verder, ‘probeert er het maximum aan anonieme burgerslachtoffers uit te slepen. Alles voor de kijkcijfers. Als het eens een keer om een individu gaat... een bankdirecteur, een werkgeversvoorzitter... dan geldt zo iemand als symbool van, weet ik veel, een of ander verwerpelijk maatschappelijk segment.’

 

  In het mondkapje klonk zijn stem net zo dof als die van Maddox achter het verband. Rondom zijn lippen werd de baard nat van zijn adem. Hij had er geen profijt van, want de strontstank drong toch wel tot zijn neus door, en de zeepgeur maakte alles alleen maar erger.

 

  ‘Jij, Scott, jij bent in zoverre uniek dat je burgerslachtoffers maakt om de samenleving te ontwrichten, maar dat ze... niet willekeurig gekozen zijn.’

 

  ‘Vertel me nou eens, Little Remo, wat voor persoonlijke motieven ik gehad zou kunnen hebben.’

 

  ‘Nog eens: ze woonden in het Huis van Afwijzing.’

 

  Maddox was klaar met SOFA SPUD. Hij liep de toiletpotten langs, en spoelde ze een voor een door. Met het water in aanraking gebracht verdween alle chloor hevig sissend in de afvoer. Remo had zijn mondkapje, maar Maddox kreeg een klap op zijn longen, en wankelde achteruit. ‘Zo, Li’ll Remo,’ hoestte hij, ‘schuimen de heksenketels van Hurly Burly.’

 

 

 

  10

 

 

‘Waarom denk je, Li’ll Remo, dat Jacuzzi het woord terrorisme nooit in de mond heeft genomen?’

 

  Ze waren bezig met in schuimend sop gedoopte pleeboenders de toiletpotten verder schoon te borstelen.

 

  ‘Jacuzzi heeft ontdekt wat voor oorlogje jij aan het voeren was,’ zei Remo. ‘De waanzin van Hurly Burly. Het leek in niets op wat de terroristische organisaties van die dagen deden. Ik weet niet meer precies wat er toen allemaal speelde, maar als je de bendes neemt die nog steeds bestaan... de Brigate Rosse, de Rote Armee Fraktion... die willen er een lekkere utopie op marxistische grondslag door drukken. De Palestijnen willen hun eer en hun land terug. In Zuid-Afrika, Zuid-Amerika... weer andere groeperingen... allemaal hun eigen doelstellingen. Japan. Vergeet Japan niet.’

 

  ‘Vergeet Californië niet, Little Remo.’ Maddox wilde zijn woorden kracht bijzetten door met zijn borstel naar Remo te wijzen, maar kon niet voorkomen dat het ding zich als een wijwaterkwast gedroeg, en Remo met smerige groene druppels besprenkelde. ‘O, sorry. Nou ja, het moest er ooit van komen. Hiermee doopt Charlie je uit naam van de Kolonel, de Mensenzoon en de Heilige Familie.’

 

  Remo nam zijn bril af, en veegde met een flard toiletpapier de glazen schoon. ‘Californië, ja. De oven waarin jouw lemen soldaten worden gebakken. Voor de Palestijn is de woestijn hooguit logistiek interessant. Hij heef z’n opleidingskampen. Wie heeft er ooit van een terrorist gehoord die zich, na de haatzaaiing, met zijn krijgers in de woestijn terugtrekt... in een onderaards paradijs... om daar de uitkomst van een bovengrondse rassenoorlog af te wachten? Ik zie jullie voetjes al bungelen in rivieren van goudkleurige melk...’

 

  ‘Je geeft het zelf aan, Li’ll Remo. Charlie is geen terrorist.’

 

  ‘O, jawel.’ Remo zette zijn bril weer op. ‘Van een heel bijzondere soort. Een dictatortje dat vanuit de woestijn zijn afgerichte meisjes eropuit stuurt. Om voor hem met Buckmessen angst en haat te zaaien. Maar wat jou vooral tot een heel speciale terreurboer maakt, Scott, is de keuze van je slachtoffers... op grond van kleine, persoonlijke rancunes.’

 

  Ze waren met schrobben gestopt, en stonden nu met geheven borstel tegenover elkaar.

 

  ‘Afgelopen weekend,’ zei Remo snuivend van spanning, ‘kwam ik in Hurly Burly een opmerkelijke passage tegen. Toen die meiden al volmondig schuldig bevonden waren door de jury... toen alleen nog de strafmaat bepaald hoefde te worden... vrijwel zeker de gaskamer... toen hebben ze zich nog voor jou, Scott, in allerlei meinedige bochten gewrongen om je van elke betrokkenheid vrij te pleiten. Typisch gedrag van het lagere echelon terroristen. Ze offeren zich op voor de man achter de schermen. Hij dient gespaard om het ideaal verder uit te dragen. Bevelen, nietwaar, moeten weer aan een volgende generatie strijders kunnen worden doorgegeven.’

 

  ‘Mijn naam is Charlie,’ zei Maddox met een buiging, ‘maar ik ben geen communistische sluipschutter.’

 

  Spinaziegroen vocht droop langs de steel van de borstel in Remo’s mouw. Toen hij het ding liet zakken, vatte Maddox dat op als toestoten, en bijna had Remo een klap met de harige knuppel tegen de zijkant van zijn hoofd te pakken.

 

  ‘Jij noemt ons terroristen. Wat zou je zeggen van... politiek-religieuze tegenbeweging? Ja, nou sta je raar te kijken.’ Maddox maakte een snelle beweging met de borstel richting Remo’s gezicht, waardoor het mondkapje bespikkeld raakte. ‘Wij hebben, op onze manier, de overheid bevochten... en die heeft ons in het cachot gegooid. Politieke gevangenen, dat is wat we zijn. De varkens behandelen ons als ordinaire misdadigers. Na al die jaren nog.’

 

  ‘Misschien, Scott, had je het programma wat politieker moeten formuleren. Zoals het er nu ligt, is het een nogal occult document. Het heeft de rechterlijke macht van de tegenstander in verwarring gebracht.’

 

  ‘Wij zijn slachtoffers van een bewind, Li’ll Remo, dat geen kritiek duldt.’

 

  ‘Jullie kritiek was ook wel erg plastisch.’

 

  ‘Amerika begon arrogant te worden,’ grauwde Maddox, de borstel met beide handen beetgrijpend en als een knots achterwaarts zwaaiend. ‘Het kon niet meer stuk voor zichzelf. Ze waren net terug van de maan. Michelinmannetjes hadden daar een stijf vlaggetje geplant... om de Russen te laten zien wie de baas was. Vietnam werd in hoog tempo ontbladerd. Het moest een stuk maan worden... om de commies te tonen wie de baas was. Woodstock in voorbereiding. Alles wat zich als progressief beschouwde, als alternatief of relatief... dat maakte zich allemaal op, Li’ll Remo, voor drie dagen elektriek moddervrijen. Alleen Bob Dylan verborg zich achter de gordijnen. En toen, middenin het grote halleluja van vrede en oorlog, van muziek en wetenschap... toen was daar opeens die bloedbruiloft... het begin van Hurly Burly.’

 

  ‘Ja, zoiets maakt een natie nederig,’ zei Remo. ‘Het is jouw verdienste geweest, Scott, dat je de Verenigde Staten van de ergste hoogmoed hebt verlost. Mijn complimenten.’ Remo gaf Maddox onverhoeds een zachte klap met de borstel tegen de zijkant van het hoofd, net hard genoeg voor een rasterachtige afdruk van strontspikkels op de zwachtels. ‘In de naam van God, de heilige Joris en de heilige Michaël.’

 

 

 

  11

 

 

‘Er was meer aan de hand,’ zei Remo. ‘Amerika werd dat jaar steeds extremistischer. Op alle fronten. Aan de ene kant de gevestigde orde, zoals we dat toen noemden... die hield lijstjes met ongewenste en gevaarlijke personen bij. Daartegenover de alternatieve orde, die nog steeds volksverlakkerig de underground werd genoemd... met een valse bijklank van raadselpop en van drukpersjes die in souterrains verboden blaadjes stonden uit te spuwen. Nou, wat daar gedrukt werd, waren steeds vaker dodenlijsten. Nog na haar dood stond de naam van mijn vrouw in een pikzwart register van te liquideren personen.’

 

  ‘Geen lijst van ons,’ bromde Maddox. Ze stonden in de schoongeboende toiletruimte te wachten tot bewaker Tremellen hun werk kwam keuren.

 

  ‘Dat neem ik aan,’ zei Remo. ‘Anders hadden jullie haar naam wel doorgestreept. Niet dat ze in slecht gezelschap was. Nixon... Lyndon B. De gouverneur van Californië, Reagan, had net laten weten bij rellen op studenten te laten schieten. Met scherp desnoods. Het was echt het jaar van Easy Rider. In elke rechtgeaarde Amerikaan stond plotseling een redneck op. Reagan stond dus ook op de rol. Samen met mensen uit onze wereld. Filmers... acteurs. Wij hadden die underground mogelijk gemaakt, en nu... nu figureerden we in het liquidatieregister van de beweging. We waren het ongedierte van onze eigen alternatieve moestuin geworden... klaar voor verdelging. Middenin die loopgravenoorlog tussen onder en bovenwereld waren daar opeens jouw mensen, Scott, om Hurly Burly te stichten. Het klimaat had niet beter kunnen zijn.’

 

 

 

  12

 

 

‘Het maakt me ziedend, Li’ll Remo, dat jij mijn volk wenst te zien als een stel messentrekkers vervuld van mensenhaat. Charlie had ze discipline bijgebracht. Systeemdenken. Na mijn veroordeling pleegde The Circle de ene roofoverval na de andere. In Glendale haalden ze een grote wapenwinkel leeg. Pistolen, karabijnen... bij tientallen. Vrachten munitie. Het hele assortiment.’

 

  ‘Weer eens wat anders,’ zei Remo, ‘dan uit de supermarktcontainers van de erven LaBianca pakken vla opduikelen van ver over de datum.’

 

  ‘Zo zien de varkens ons,’ gromde Maddox. ‘Als een stel bedelaars, dat de pannen van de rijken uitlikt. Snap dan, Li’ll Remo, dat het onze stille tijd was. De vooravond van Hurly Burly. We deden krachten op voor de strijd. Twee jaar later... raak. Charlies elitekorps hield in Glendale een urenlang vuurgevecht met de LAPD. Mary, Gypsy... ze stonden hun mannetje. Gypsy verborg die dag iets anders in haar vioolkist dan een valse krekel.’

 

  ‘Het geld, de wapens... allemaal bedoeld om jou te bevrijden.’

 

  ‘Indirect,’ zei Maddox. ‘Ik had ze opgedragen een Boeing 747 te kapen. Elk halfuur een passagier dood. Net zolang tot Charlie en de meisjes vrijgelaten werden. Oorlog vraagt om oorlogshandelingen. Twijfel je er nu nog aan, Li’ll Remo, dat The Circle een dissidente politieke organisatie is? Wij waren... wij zijn bereid tot het uiterste te gaan. Uit overtuiging. Uit idealisme.’

 

  ‘Je doet net, Scott, of die kaping er ook echt geweest is. Al die schietgrage familieleden van jou stonden terecht voor de gewapende overval in Glendale. Niks Boeing vol ten dode opgeschreven ultimatums. Vliegtuigjes vouwen achter de tralies.’

 

  ‘De ene ontsnapping na de andere,’ brieste Maddox. ‘In de dagen van het proces al. Wij speelden met de rechterlijke macht, Li’ll Remo, als een luipaard met een muis.’

 

  ‘Achterhoedegevechten.’

 

  ‘Hurly Burly is niet te winnen en niet te verliezen.’ Maddox’ lippenschuim kookte nu door de spleet in het verband heen. ‘Het is een oorlog die gewonnen... en verloren.’

 

 

 

Het Schervengericht
titlepage.xhtml
Het_schervengericht_split_000.html
Het_schervengericht_split_001.html
Het_schervengericht_split_002.html
Het_schervengericht_split_003.html
Het_schervengericht_split_004.html
Het_schervengericht_split_005.html
Het_schervengericht_split_006.html
Het_schervengericht_split_007.html
Het_schervengericht_split_008.html
Het_schervengericht_split_009.html
Het_schervengericht_split_010.html
Het_schervengericht_split_011.html
Het_schervengericht_split_012.html
Het_schervengericht_split_013.html
Het_schervengericht_split_014.html
Het_schervengericht_split_015.html
Het_schervengericht_split_016.html
Het_schervengericht_split_017.html
Het_schervengericht_split_018.html
Het_schervengericht_split_019.html
Het_schervengericht_split_020.html
Het_schervengericht_split_021.html
Het_schervengericht_split_022.html
Het_schervengericht_split_023.html
Het_schervengericht_split_024.html
Het_schervengericht_split_025.html
Het_schervengericht_split_026.html
Het_schervengericht_split_027.html
Het_schervengericht_split_028.html
Het_schervengericht_split_029.html
Het_schervengericht_split_030.html
Het_schervengericht_split_031.html
Het_schervengericht_split_032.html
Het_schervengericht_split_033.html
Het_schervengericht_split_034.html
Het_schervengericht_split_035.html
Het_schervengericht_split_036.html
Het_schervengericht_split_037.html
Het_schervengericht_split_038.html
Het_schervengericht_split_039.html
Het_schervengericht_split_040.html
Het_schervengericht_split_041.html
Het_schervengericht_split_042.html
Het_schervengericht_split_043.html
Het_schervengericht_split_044.html
Het_schervengericht_split_045.html
Het_schervengericht_split_046.html
Het_schervengericht_split_047.html
Het_schervengericht_split_048.html
Het_schervengericht_split_049.html
Het_schervengericht_split_050.html
Het_schervengericht_split_051.html
Het_schervengericht_split_052.html
Het_schervengericht_split_053.html
Het_schervengericht_split_054.html
Het_schervengericht_split_055.html
Het_schervengericht_split_056.html
Het_schervengericht_split_057.html
Het_schervengericht_split_058.html
Het_schervengericht_split_059.html