Zaterdag 31 december 1977

Het ei baart

 

  1

 

 

In het schemergebied tussen dromen en waken, dat Remo altijd zo dierbaar was geweest, trokken smerige krantenkoppen aan hem voorbij. Hij mocht dan nog in halfslaap verkeren, de woorden hadden wel degelijk, afgelopen voorjaar, in het echt zo gedrukt gestaan op de voorpagina’s van de Los Angeles Times, de Los Angeles Herald Examiner en de San Francisco Chronicle: glimmend vetzwart, als de schilden van sommige insecten.

 

  Toen hij met Dunning in het hotel aan de whisky zat, werd er op de deur geklopt: een kamermeisje kwam het avondblad brengen. ‘Zet maar op de rekening,’ zei Remo, en betaalde met een te ruime fooi voor het versgedrukte onheil. Hij gooide de krant op het bed.

 

  ‘We weten nu in ieder geval,’ zei de advocaat, zijn glas heffend, ‘waartegen we ons moeten verdedigen.’

 

  ‘Zonder getuigenverklaring van Anjelica kan de openbare aanklager weinig tegen me beginnen, lijkt me.’

 

  ‘Dan heb ik slecht nieuws voor je. De ex van je vriend heeft zich bereid verklaard tegen jou te getuigen. In ruil voor ontslag van rechtsvervolging. Het witte poeder, weet je nog? Het bleek geen schuurmiddel.’

 

  ‘Vorige keer,’ zei Remo, opstaand, ‘was ik het aangetrouwde slachtoffer. Nu ben ik de rechtstreeks beschuldigde. Ver maakt het weinig. Het een of het ander, je vrienden vallen je af.’

 

  Hij nam de krant van de sprei, sloeg hem uit, en hield Dunning de kop voor.

 

 

GROOTSTE VERKRACHTINGSSCHANDAAL HOLLYWOOD SINDS ERROL FLYNN

 

 

Zo geheim als de zittingen van de Grand Jury waren, verboden voor pers en publiek – de krant wist er wel raad mee. Remo werd niet alleen van slachtoffer tot dader gepromoveerd, het artikel stond ook vol insinuaties als zou hij zich, door een meisje gedrogeerd aan zijn perverse wil te onderwerpen, de vernietiger van zijn eigen geluk ten voorbeeld gesteld hebben.

 

  ‘Hoe kan een mens zich ooit tegen zo’n gore suggestie verweren, Doug?’

 

  ‘Elke poging in die richting geeft het verhaal meer grond.’

 

  Op de cultuurpagina werd de uitreiking, de avond tevoren in Wembley, van de Britse Academy Awards verslagen. Hij las Dunning een passage voor. Op zeker moment stond prinses Anne met zo’n Engelse Oscar voor Beste Acteur te zwaaien, maar wie er ook naar voren kwam – geen Jack. Hij zat in Aspen, Colorado, dit keer niet om er te skiën, maar om de kranten door te nemen en zich te beraden op zijn rol in het drama rond de jacuzzi aan Mulholland Drive.

 

  ‘Doug, wat zei ik over vrienden die me afvallen? Ik heb mijn vrienden hierin meegesleept.’

 

 

 

  2

 

 

Langgestraften, merkte Remo, ontwikkelden zich achter tralies vaak tot volleerde juristen. In gesprekken aan de eettafels en op de binnenplaats was er de voortdurende preoccupatie met hoger beroep, jurisprudentie, ontlastend bewijsmateriaal, heropening, vrijspraak, gratie. Ze wisten daarbij heel goed waar ze het over hadden. In de recreatie speelden de jongens met overgave rechtbankje.

 

  In Choreo werd op nog andere manieren eigen rechter gespeeld.

 

  ‘Dudenwhacker al eens ontmoet, Scott?’

 

  ‘Een charmante kruimeldief,’ gromde Maddox. ‘Zo zet hij zichzelf graag neer.’

 

  ‘En die blauwe stippen op zijn wangen? Het zijn er vijf. Links eentje meer dan rechts. Van heel dichtbij lijken het net oosterse torenkoepeltjes. Kleine uien. Zoiets.’

 

  ‘Op een dag was hij erbij.’ Maddox liep met zijn bezem een Mexicaanse cel binnen om de slierten toiletpapier naar buiten te vegen. Hij verhief zijn stem om verstaanbaar te blijven. ‘Een vederlichte straf. Niks bijzonders. Maar ze zetten hem op cel met een van die heterosexuele gelegenheidsflikkers... de gevangenissen zijn er vol van... Een vervalste nicht dus, en zo ongediplomeerd als hij was, probeerde hij Dudenwhackers rug op te klimmen. Met behulp van een glazen mes. Dudenwhacker heeft toen die fruitcake verkracht... met dat prachtig geslepen kristallen lemmet. Niet van achteren. Met open vizier. Rechtstreeks in het ware liefdesorgaan. Het hart. Dus...’

 

  Maddox zwiepte de bevlekte guirlandes de gaanderij op.

 

  ‘Dus wat, Scott?’

 

  ‘Zo kreeg Dudenwhacker zijn eerste traan getatoeëerd.’

 

  ‘De charmante kruimeldief heeft er vijf.’

 

  ‘Een jury gunde hem twintig jaar de tijd om er nog meer te vergaren.’

 

  ‘Een hele huilbui inmiddels.’

 

  ‘Het is zijn kostwinning. Oosterse klaagvrouwen vergieten ook tranen om den brode.’

 

  ‘Hoe moet dat nou straks, buiten? Dudenwhacker komt in februari vrij. Voorwaardelijk.’

 

  ‘Het verschil is, Li’ll Remo, dat huurmoordenaars aan de andere kant van de muur hun successen niet door de nabestaanden geturfd krijgen. Niet in de vorm van kerven in een houten kolf. Niet in de gedaante van blauwe tranen op het gezicht.’

 

  ‘Gevangenen, begrijp ik, zijn de nabestaanden van elke dode in hun midden. Dus als jij... of ik

 

  ‘Als Little Remo mij binnen Choreo koud maakt, is de kans groot dat hij van de overlevenden ook zo’n mooie tatoeage krijgt. Gratis. Zonder materiaalkosten. Het proberen waard.’

 

  ‘Nee, dank je. Van al dat vegen en dweilen worden mijn handen al vuil genoeg. Als ik uit de toon val, laat ik het ankertje van Popeye wel op mijn biceps aanbrengen.’

 

  ‘Zo gaat dat in jouw vrijblijvende wereld, ja,’ riep Maddox, in plotselinge woede. ‘Ze laten een hartje met een harpoen erdoor op hun reet tatoeëren. De naam van het grietje ernaast. Wat jij op het smoelwerk van Dudenwhacker hebt gezien, is een liefdesverklaring van gevangenen onder elkaar.’

 

  ‘En jij, Scott,’ vroeg Remo met een stem die hinderlijk trilde, ‘hoeveel tranen draag jij onder al dat verband?’

 

  ‘Als ik ze al had, zijn ze nu weggebrand.’

 

 

 

  3

 

 

De twee psychiaters mochten hun sessies met Remo in de ontvangstruimte voor advocaten houden. In een hoek zat een bewaker zijn best te doen een neutraal gezicht te behouden. Een walkietalkie lag in zijn schoot.

 

  ‘Heren,’ begon Remo, ‘hoe kunnen priesters het biechtgeheim bewaren als de koster meeluistert?’

 

  ‘Wij kunnen ons werk zo ook niet naar behoren doen,’ zei Dr De Young zacht. ‘Laten we een gooi wagen. Als er geen gedegen rapport komt, kan dat desastreus uitpakken voor u.’

 

  ‘Goed,’ zei Remo, ‘de koster denken we weg.’

 

  ‘Verder waar we vorige keer gebleven waren,’ zei Dr Urquhart, een ringband openslaand. ‘Na het overlijden van uw vrouw, hoe lang duurde toen de rouwperiode?’

 

  ‘Als ik een bepaalde periode van rouw in acht had genomen,’ zei Remo, ‘en daarna gelouterd uit mijn hol was gekropen... ik denk dat ik mezelf een onmens zou hebben gevonden. Ik diende meteen aan haar dood te gronde te gaan, of... of de hele gebeurtenis te verdringen, met haar beeltenis en al, bijvoorbeeld door beestachtig aan het werk te gaan.’

 

  ‘Geen rouwperiode dus,’ mompelde Dr De Young, die er aantekening van hield.

 

  ‘Aan het verlies van zo’n schitterend mens,’ zei Remo, ‘valt niets te verwerken.’

 

  ‘Vertelt u ons dan in kort bestek,’ zei Dr Urquhart, ‘hoe het u sindsdien emotioneel vergaan is.’

 

  ‘Eerst was er een periode van... ik zou het inderdaad geen rouw willen noemen. Verlamming. Algauw stortte ik me in de jacht op...’

 

  De bewaker zat met zijn walkietalkie te spelen. Een onverhoeds geruis en gekraak leidde Remo af.

 

  ‘...op de clandestiene vroedvrouwen, zal ik maar zeggen. Met totale overgave. Toen ze uiteindelijk gepakt waren, niet door mij, verloor ik alle belangstelling voor hun berechting. Ik ging aan het werk. Eerst kwam er iets middelmatigs, toen een mislukking, en tenslotte... enfin, anderen mogen het een meesterwerk noemen. Ik hou het er zelf op dat het goed genoeg was om mijn afzijdigheid te rechtvaardigen. De afwezigheid van rouwbetoon. Dat laatste... eh... ding was de personificatie van mijn rouw. Tot in de kleinste details.’

 

  ‘Hoe verklaart u,’ vroeg Dr De Young, ‘dat de hele gebeurtenis, inclusief het gezicht van uw vrouw, telkens zo lang beneden de drempel van uw bewustzijn kon blijven hangen?’

 

  ‘Overlevingsdrang,’ zei Remo. Hij dacht na. De portofoon ruiste, zweeg, kraakte. ‘Er was een gevangenis voor nodig om me haar beeld terug te geven... Om de herinneringen in me los te maken.’

 

  ‘Schuldgevoelens misschien toch?’ suggereerde Dr Urquhart met weifelende stem. ‘Uw affaire met Miss Zillgitt zou door u, onbewust of halfbewust, als overspel kunnen zijn ervaren...’

 

  ‘En nu,’ vulde Remo sarcastisch aan, ‘roep ik in mijn cel de gestalte van mijn overleden vrouw op om bij haar te biecht te gaan.’

 

  ‘In de menselijke psyche is niets uitgesloten,’ zei Dr Urquhart. ‘ “De waarden in ons hart verankerd, raken op drift door de wensen van de geest,” las ik laatst bij een bekende criminoloog.’

 

  ‘Ik zal u vertellen,’ zei Remo, ‘hoe het in de eenzaamheid van mijn cel toegaat.’ Hij liet zijn stem dalen tot een gefluister, onverstaanbaar voor de bewaker, die meteen zijn walkietalkie uitschakelde. ‘Op mijn brits probeer ik wat er eerder dit jaar gebeurd is te reconstrueren. Zo minutieus mogelijk. De ene keer om mezelf op een fatale misrekening te betrappen. De andere keer om er mijn armzalige gedachten aan te warmen. Het eindigt er steeds vaker mee dat ik mijn vrouw in de armen houd. Soms is het de ranke engel die ik ooit leerde kennen. Dan weer de rijpe zwangerschap zelve. Laatst het lichaam dat ze me in het mortuarium lieten identificeren. Het voelde week en slap aan, en dat kwam... Het kind lag er niet meer in.’

 

  ‘U komt eindelijk,’ zei Dr De Young, ‘aan uw verlies toe.’

 

  ‘Haar dood begint nu pas, hier in Choreo, mijn dagen en nachten te vergiftigen. En dan die angst... Terwijl de illegale verloskundigen toch weggeborgen zijn in gevangenissen wreder dan deze.’

 

 

 

  4

 

 

Vanuit de cipiersloge op twee had ik goed zicht op het natte, labyrintische patroon dat de dweilers gelijkvloers aanlegden. Pas na gedeeltelijk opdrogen werd hun slakkenspoor als grafische doolhof zichtbaar. Net als anders lieten ze om beurten steels de blik langs de drie loges gaan, maar ik had mijn bureaustoel zo neergezet dat ze mij, ook door de spiegeling van het glas, niet konden zien. Van Maddox, met zijn ene bloedverzadigde oog, had ik al helemaal niets te vrezen.

 

  Mijn twee bonobo’s waren vanmiddag nog niet tot de orde geroepen, en dat maakte ze roekelozer. Telkens, binnen gehoorsafstand van elkaar, hielden ze wat langer met werken op om zich aan hun verbale steekspel te wijden. Ik zag ze graag met elkaar praten, liever dan soppen, maar dat was een persoonlijke voorkeur, en ik had ook nog mijn verantwoordelijkheden als bewaker.

 

  Ik wilde net de Ring opgaan om het dwergkoppel een geweldige uitschijter te geven, toen Malcolm Reppy zijn tobberige hoofd door het mangat van de noodladder stak. Hij hijgde van het klauteren. ‘Spiros, met het nieuwe jaar voor de deur... probeer ik mijn kaartenbakken... oef, ik word te oud voor zo’n klim... in overeenstemming te brengen met... het boekenbestand. Op de plank, uitgeleend, in reparatie... alles.’

 

  Reppy, voormalig Choreaans bewaker, was sinds zijn zestigste beheerder van de gevangenisbibliotheek. Hij had een groot boek bij zich, dat hij op de vloer naast het laddergat legde om zich met beide handen vrij een stukje verder de ijzeren sporten op te kunnen hijsen.

 

  ‘Ik heb niets van je te leen, Colm.’

 

  ‘Dat valt nog te bezien, Spiros.’ Reppy legde het boek opengeslagen op mijn bureau. ‘Hier, kijk zelf, pagina 164.’

 

  Een oude uitgave, jaren twintig, over de Italiaanse renaissanceschilders, met reproducties in alle grijstinten tussen zwart en wit. Tussen de pagina’s 162 en 165, in het hoofdstuk over Leonardo, ontbrak een plaat, die zorgvuldig langs de marge was afgesneden.

 

  ‘Voorste schutblad,’ zei Reppy, bijna uitgehijgd.

 

  Ik bladerde naar voren. Volgens het kader met gestempelde data was het boek nog uitgeleend op 15 december 1977, en de voorlaatste keer op 3 oktober 1965, toen nog zwarte in plaats van rode inkt werd gebruikt. De schaarse uitleningen gingen terug tot begin jaren vijftig.

 

  ‘Vernieling van gevangeniseigendom,’ jammerde Reppy. ‘Het boek was tot eergisteren hier, op de EBA‘Wacht even, Colm. Volgens het reglement dient zo’n publicatie na twintig jaar afgeschreven te zijn. Het boek had zichzelf al vernietigd.’

 

  ‘Bruikbare dingen blijven in roulatie. Ik heb mijn eigen regels. Geef me die plaat terug.’

 

  ‘Loop even mee.’

 

  We lieten ons langs de ladder een verdieping lager zakken, waar ik de bibliothecaris voorging naar een cel halverwege de westelijke rij. De gepantserde deur stond opengeschoven. Reppy boog zich over de reling van de gaanderij. De schoonmakers waren opeens druk met hun dweiltrekkers in de weer.

 

  ‘Een kindergarten op de EBA,’ zei Reppy. ‘Geen slecht idee. Hebben die peuters ook een naam?’

 

  ‘Small Fry & Little Pinky.’

 

  ‘Choreo is een gekkenhuis.’

 

  We gingen de cel van Maddox binnen. Zijn gitaar, wijnrood aan de randen en goudgeel rond het galmgat, stond te glanzen in z’n standaard, en maakte de rest van de cel nog grauwer.

 

  ‘Dat is ’m.’ De bibliothecaris stak zijn hand al uit om de reproductie van de muur te grissen, maar ik hield hem tegen.

 

  ‘Colm, de bewoner van deze cel is erg aan zijn Mona Lisa gehecht. Moet je kijken wat een vodje. Zie je die vetvlekken in de hoeken? Ze zijn van de fijngekauwde broodkruimels waarmee het papier tegen de stenen is geplakt. Laat toch. Beschouw het oude boek als afgeschreven, en bestel een nieuw.’

 

  ‘Ik ben al over mijn budget voor het komend kwartaal heen.’

 

  ‘Dan zal ik O’Melveny zeggen dat er op de EBA grote behoefte bestaat aan een nieuw platenboek over de Renaissance. Art Books heeft de oude Vasari weer eens opgelapt. Met kleurenrepro’s. Ik regel het voor je.’

 

  Ondanks de vetvlekken en de verschoten grijstinten konden we ons niet van de Mona Lisa losmaken. Door kreukels in het gladde papier waren haar lippen wat verfrommeld geraakt, maar de glimlach leek intact.

 

  ‘Kun jij je voorstellen, Colm, dat de opdrachtgever tot zo’n portret... de man die zijn jonge vrouw nog voor verwelking geschilderd wil hebben... dat zo iemand radeloos wordt als het maar niet afkomt?’

 

  ‘Hangt van de aanbetaling af.’

 

  ‘Als de opdrachtgever wilde weten hoe de stand van zaken was, moest hij niet bij de onberekenbare schilder zijn. Hij koos voor een waarzegger. Die zei: “Het ei baart net zo veel pauwenogen als het mes wil.” ’

 

  ‘Zo schiet je op,’ zei Reppy.

 

  ‘De tijdgenoten kwamen er niet uit. Later hebben ze mij met het raadsel opgezadeld. Ik gold toen als een expert in decodering van dat soort malle spreuken. Een graag geziene gast op cryptogramavondjes. Ach ja, ’t is een gave.’

 

  ‘Nou, Spiros, wat bedoelde de koffiedikkijker?’

 

  ‘Koffie was er nog niet.’

 

  ‘Urine toch al wel? Piskijker dan.’

 

  ‘Da Vinci, Colm, was een luie schilder. Hij had meer op met wetenschappelijke experimenten. Die cryptische uitspraak, daar kwam ik eerst ook niet uit. Tot ik in de archieven stuitte op het verslag van enkele jonge schilders die een bezoek aan de meester hadden gebracht. In zijn Florentijnse kloosteratelier stond een schotel met hardgekookte eieren op tafel, al van de schil ontdaan. De bezoekers wilden dit blijk van gastvrijheid niet negeren, maar Leonardo trok het bord onder hun uitgestrekte handen uit. Hij liet ze zien hoe het bolletje geel uit een ei te verwijderen zonder de vorm van het wit geweld aan te doen. In de vrijgekomen holte stopte hij een van de mensenogen die in een schaal dreven... onder een doek... De oppasser van het plaatselijke mortuarium had ze hem bezorgd. Hij had er genoeg om elk ei mee te vullen. De eieren gingen terug de pot in, om de ogen mee koken. Da Vinci’s gasten hoopten inmiddels dat het niet als late night snack bedoeld was. Toen de eieren opnieuw afgekoeld waren, begon de maestro ze met een scherp mes in dunne plakjes te snijden. Probeer ze je voor te stellen, Colm, en denk daarbij aan de staartveren van een pauw...’

 

  ‘Niet moeilijk. Maar waarom stelde Da Vinci zijn gasten zo op de proef?’

 

  ‘Hij wilde ze laten zien hoe hij, in ’t geheim, autopsie verrichtte op het menselijk oog. Alles voor de wetenschap.’

 

  ‘Niet slecht geraden van zo’n piskijker,’ zei de bibliothecaris. ‘Ik ga maar eens terug naar mijn duiventil van boeken.’

 

  ‘Beloof me, Colm,’ zei ik, ‘dat je onze bescheiden vandaal er niet bijlapt. Er is al zo weinig liefde voor de kunsten in Choreo.’

 

  ‘Dan houd ik jou ook aan je woord, Spiros. Vasari, in kleur. Buiten het vaste budget.’

 

 

 

  5

 

 

‘Ik wil je niet op stang jagen, Scott, maar... ik zie nu De Griek jouw cel uit komen. Samen met die zeur van de Circ Lib. Niet omkijken.’

 

  ‘Mijn schilderij,’ zei Maddox.

 

  ‘Misschien kammen ze alle cellen uit,’ zei Remo. ‘Onderzoek naar de steekpartij.’

 

  Zolang Agraphiotis nog op de Ring met de bibliothecaris stond te praten, dweilden de twee schoonmakers maar wat om het middelpuntige afvoerputje heen.

 

  ‘Zo’n onderzoek,’ gromde Maddox, ‘stelt nooit iets voor. In de wereld buiten zijn altijd loslippige buurvrouwen te vinden. Hierbinnen wonen alleen blinden. Geef me het rapport, Li’ll Remo, en ik vul in wat ze zullen zeggen. Allemaal hetzelfde: “De anderen stonden rijen dik voor me.” Heb je naar hun handen gekeken? Iedereen dezelfde handschoenen. Grijs of donkerblauw. Anderhalve dollar in de kantine.’

 

  ‘Ik heb ze ook. In het bruin.’

 

  ‘Zie dan maar vingerafdrukken van zo’n lepel te kwasten.’

 

  ‘Bloedsporen op de handschoenen, misschien levert dat wat op.’

 

  ‘Heb jij gezien, Li’ll Remo, dat de bewakers handschoenen in beslag namen?’

 

  ‘Ik heb de mijne nog.’

 

  ‘Ze hebben er niet eens genoeg boterhamzakjes voor. Denk eens aan alle etiketten die beschreven zouden moeten worden... De varkens zijn er te lui voor.’

 

  ‘En de lepel die een mes werd, Scott?’

 

  ‘Op het lab zullen ze gewichtig constateren dat het bloed van Sofa Spud is. De enige goeie neger is een dooie neger, en de zegen na.’

 

  ‘Geen intern onderzoek?’

 

  ‘O ja, dat kennen we. Het zal uitwijzen dat de lepel uit de bestekbak van Choreo’s keuken stamde. En dat het ding in de werkplaats was bijgepunt. Op de elektrische slijpsteen. Donatie aan het labmuseum – zo noemden we in Folsom zulk wapenverlies.’

 

  ‘Wie krijgt de blauwe traan voor Sofa Spud?’

 

  ‘Zou ik je dat vertellen, Li’ll Remo, dan had ik de eerste stap naar verlinking al gezet. Tel vandaag de tranen. Tel ze morgen. Meet het verschil.’

 

  ‘Wat ik van het tranensysteem nog steeds niet snap, Scott, is... waarom zo openlijk?’

 

  ‘Vergelding en ridderslag. Brandmerk en ereteken.’

 

  ‘Voor het oog van de bewakers is het toch een vorm van verklikken.’

 

  ‘Met die tranen turven gevangenen de keren dat ze hun eigen zaakjes hebben geregeld... buiten de autoriteiten om. Ze moeten voor iedereen zichtbaar zijn, juist omdat er niet over gepraat wordt.’

 

 

 

  6

 

 

Remo’s herdersuurtje ging ook vandaag op aan breinbroei.

 

  ‘Natuurlijk houd ik van hem,’ had Oscar Wilde na zijn veroordeling over B gezegd. ‘Hoe zou ik niet van hem houden? Hij heeft me geruïneerd.’

 

  Liggend op zijn brits probeerde Remo net zo’n romantische houding uit tegenover Wendy, maar dat viel tegen. Het kleine loeder (nou ja, op naaldhakken twintig centimeter langer dan hij) was na die ene keer uit zijn leven verdwenen, en tot de onzichtbare vijand toegetreden. Voorzover ze hem nog niet geruïneerd had, zou dat spoedig z’n beslag krijgen, ook zonder dat de affaire de kans kreeg tot een grote, onmogelijke liefde uit te groeien.

 

  En toch. En toch. En toch.

 

  Had ze nou maar iets, hoe cryptisch ook, laten merken, Wendy. Het een of andere kinderlijke teken, als geheime bevestiging dat er echt iets tussen hem en haar geweest was. Een rare verspreking. Een halve traan, en geen blauwe.

 

  Niets. Half april moest Remo in Santa Monica voor rechter Ritterbach verschijnen. Dat de zaak nu in een provinciaals gerechtsgebouw diende, betekende niet dat de pers Remo niet wist te vinden. Hier was de langverwachte boodschap van Miss Zillgitt: niet zij, hij was nu aan het zuigen van de camera onderworpen. Remo wist zich niet langer door menselijke wezens omringd. Robots met een mechanische snuit waren het, die de blik van hun ene, glanzende oog in hem boorden, en hem dan, metaalachtig hikkend, doorstaken met een verblindende lichtstraal. Zo zagen Wendy’s heirscharen eruit.

 

  Remo werd door de zure rechter Ritterbach formeel in staat van beschuldiging gesteld, en weer kwamen ze voorbij, de zes banvloeken van de Grand Jury. Over een smal brilletje keek Ritterbach de aangeklaagde vol minachting aan. ‘Acht u zichzelf op de genoemde punten schuldig dan wel onschuldig?’

 

  ‘Onschuldig, Edelachtbare,’ zei Remo (maar met onvaste stem).

 

  ‘Onschuldig,’ herhaalde Ritterbach met slecht verborgen sarcasme. Er was tijdens de zitting niets te timmeren geweest, maar de man haalde met het afhameren zijn schade in. Hij veranderde zijn eigen rechtszaal in een scheepswerf, en bleef er maar op losbeuken. Hout op hout.

 

  Dit keer was het Dunning die de borgsom voldeed. Remo kon terug naar zijn hotelletje aan de Strip.

 

 

 

  7

 

 

Al toen Remo de gaanderij op stapte om naar de recreatie te gaan, was het hakkende gitaarspel van Maddox te horen. Er werden daar nieuwe akkoorden uitgeprobeerd, maar het klonk nergens naar. Tegen de tijd dat Remo de cel aan de overkant had bereikt, hield het gepluk op. Maddox draaide zijn verbonden handen om en om, en keek ernaar alsof hij ze voor ’t eerst zag.

 

  ‘Vroeger, Little Remo, spuwde ik in mijn handen als ik ging spelen. Nu vloek ik erin.’

 

  ‘Die twee tamme kakkerlakken konden het ook niet helpen.’

 

  ‘Scott zal nooit een schepsel Gods als een kakkerlak vervloeken.’

 

  ‘Wie is dan de adressant?’

 

  ‘Een overbelichte monnik van hare krisjna. Swami Sumatrapa... Swami Satrapuma, zoiets... aka Jan Johanson.’

 

  ‘Wat heeft hij met jouw brandwonden van doen?’

 

  ‘Later, Li’ll Remo.’

 

  ‘Ga mee naar de recreatie.’

 

  ‘Als Scott maar genoeg tranen, die van hemzelf, over zijn verbrande handen uitgiet, worden ze misschien eerder beter.’

 

  ‘Huilen, dat betekent zout in de wonden. Kom mee.’

 

  ‘Oudjaar vieren is voor de ingesloten huisvaders. Ik houd niet van alcohol. Zelfs niet van de twee procent in een gegist fruitschilletje. Iemand, Li’ll Remo, moet met zijn kop bij de wereld blijven.’

 

 

 

  8

 

 

Om kwart voor twaalf begonnen bewakers in de recreatie met het uitdelen van papieren zakken aan de gevangenen, die ze lusteloos aanpakten, duf als ze allemaal waren van de licht alcohische vruchtendrank. Kort voor middernacht werd er, boerend, begonnen met het opblazen van de builen. Remo volgde ieders voorbeeld. Ze bleven met geheven hand zitten tot de klok op het televisiescherm twaalf uur precies aangaf. Toen werd via een open tuimelraam, boven het unisono klappen van de zakken uit, het fluiten en knallen van echt vuurwerk hoorbaar. Het klonk te dichtbij om van San Bernardino te komen.

 

  ‘Het kampeerterrein,’ riep Remo’s bovenbuurman Tiff. ‘Vanuit mijn cel is het goed te zien.’

 

  ‘Ja, Mr Burdette,’ vroeg Pozzo met zijn smekendste stem, ‘mogen we gaan kijken?’

 

  De aangesprokene overlegde met collega Agraphiotis, die zei: ‘Niet meer dan vier man.’

 

  Tiff, Pozzo, Remo en Catbird kregen toestemming om naar tweehoog te gaan, onder begeleiding van Burdette en De Griek. ‘Vijf minuten,’ riep Carhartt het groepje na. ‘Geen seconde langer.’

 

  De bewakers bleven in de deuropening staan, en protesteerden dit keer niet toen de vier gevangenen een voor een op de verwarming klommen. Als derde was Remo aan de beurt. Tiffs cel had een beter uitzicht dan die van Remo, een verdieping lager. Naast het receptiegebouwtje flakkerde groen licht laag aan de grond. Een vuurpijl ging fluitend de lucht in, en spatte uiteen in een heleboel tinten paars: de ochtendkleuren van het omringende gebergte. Toen was het op. De bewoners van het kamp verzamelden zich bij het prikkeldraad voor een heftig spreekkoor. Alweer was wat er gescandeerd werd onverstaanbaar, mogelijk doordat de wind uit de verkeerde richting woei.

 

  ‘Nu wil ik,’ zei Catbird.

 

  ‘Het is over,’ zei Remo, op de grond springend. ‘Een dollar voor wie mij kan zeggen wat die meiden zingen of roepen.’

 

  ‘Gewoon,’ zei De Griek vanaf de drempel, ‘gelukkig nieuwjaar.’

 

 

 

Het Schervengericht
titlepage.xhtml
Het_schervengericht_split_000.html
Het_schervengericht_split_001.html
Het_schervengericht_split_002.html
Het_schervengericht_split_003.html
Het_schervengericht_split_004.html
Het_schervengericht_split_005.html
Het_schervengericht_split_006.html
Het_schervengericht_split_007.html
Het_schervengericht_split_008.html
Het_schervengericht_split_009.html
Het_schervengericht_split_010.html
Het_schervengericht_split_011.html
Het_schervengericht_split_012.html
Het_schervengericht_split_013.html
Het_schervengericht_split_014.html
Het_schervengericht_split_015.html
Het_schervengericht_split_016.html
Het_schervengericht_split_017.html
Het_schervengericht_split_018.html
Het_schervengericht_split_019.html
Het_schervengericht_split_020.html
Het_schervengericht_split_021.html
Het_schervengericht_split_022.html
Het_schervengericht_split_023.html
Het_schervengericht_split_024.html
Het_schervengericht_split_025.html
Het_schervengericht_split_026.html
Het_schervengericht_split_027.html
Het_schervengericht_split_028.html
Het_schervengericht_split_029.html
Het_schervengericht_split_030.html
Het_schervengericht_split_031.html
Het_schervengericht_split_032.html
Het_schervengericht_split_033.html
Het_schervengericht_split_034.html
Het_schervengericht_split_035.html
Het_schervengericht_split_036.html
Het_schervengericht_split_037.html
Het_schervengericht_split_038.html
Het_schervengericht_split_039.html
Het_schervengericht_split_040.html
Het_schervengericht_split_041.html
Het_schervengericht_split_042.html
Het_schervengericht_split_043.html
Het_schervengericht_split_044.html
Het_schervengericht_split_045.html
Het_schervengericht_split_046.html
Het_schervengericht_split_047.html
Het_schervengericht_split_048.html
Het_schervengericht_split_049.html
Het_schervengericht_split_050.html
Het_schervengericht_split_051.html
Het_schervengericht_split_052.html
Het_schervengericht_split_053.html
Het_schervengericht_split_054.html
Het_schervengericht_split_055.html
Het_schervengericht_split_056.html
Het_schervengericht_split_057.html
Het_schervengericht_split_058.html
Het_schervengericht_split_059.html