Dinsdag 3 januari
1978
Bajeslokaas
1
Toen Maddox de laatste Mexicaanse guirlande een zwieper wilde geven, viel met een klap zijn bezem van de steel. ‘Afgedankte Choreaanse troep,’ zei hij.
‘Wacht,’ zei Remo. Hij haalde een katoenstaal uit de zak van zijn overall, en ging het lapje aan de kraan bevochtigen. Maddox wond de stof rond het uiteinde van de steel, en klemde dat met een schroefbeweging in het bezemgat.
‘Kan het zijn, Li’ll Remo, dat wij elkaar vroeger al ontmoet hebben? In een eerder leven, bedoel ik.’
‘In gezwam over reïncarnatie heb ik nu geen zin, Scott. Deze papieren’ (Remo begon te vegen) ‘beschrijven de wedergeboorte van een Choreaanse maaltijd. Een zielsverhuizing via speeksel, maagzuur en darmflora. Het is al meer dan ik aankan.’
‘Ik bedoel, in een vroeger leven... toen we nog geen van beiden door de maatschappij waren buitengesloten.’
‘Wanneer zou dat, in jouw geval, geweest moeten zijn?’
‘Als jij in de buurt bent, Li’ll Remo, krijg ik zo’n rottig vertrouwd gevoel.’
‘Dat heb ik omgekeerd ook, Scott. Toch zijn we elkaar voor Choreo nooit tegengekomen. Ik verwed er mijn kop om.’
‘Aan mijn kop valt niet veel meer te verwedden,’ zei Maddox. Om het uiteinde vaster in het dwarshout van de veger te drijven, ramde hij een paar keer met de steel op het granito.
‘Maddox! Woodehouse!’ De snerpende stem van Burdette, die verstoord zijn loge uitkwam. ‘Wanneer is jullie timmerwerk opgedragen?’ Hij ging meteen weer naar binnen om zijn telefoongesprek voort te zetten.
‘Dat wederzijdse gevoel van vertrouwdheid, Scott, heeft alles met postuur te maken. Wij hebben de dwerg in elkaar herkend. Eindelijk iemand om op ooghoogte mee te praten.’
‘Dan spijt het me voor jou, Li’ll Remo, dat ik je niet meer dan dat ene oog te bieden heb.’
‘Het kijkte aan voor twee, Scott. In het land der blinden ben jij nog altijd koning.’
‘Ik heb meegemaakt dat een blinde tot koning werd gekroond over het land der zienden. En nog zou hij zijn koninkrijk voor een blind paard hebben geruild.’
2
‘Spiros, het is weer zover,’ zei Carhartt in de loge op drie. ‘Sinds nieuwjaar voortdurend geschreeuw tussen die twee. Ik slinger ze op rapport. Als het zo doorgaat, haal ik ze van hun vrijwilligerswerk. Zeg ze dat maar.’
‘Het is vooral die ene, die Maddox,’ zei collega Burdette. ‘Hij houdt steeds vaker schreeuwerige toespraken tegen zijn maat. Een bezoeking, in dat galmgat van de EBA.’
‘Nog een geluk,’ zei ik, ‘dat die gewatteerde muts zijn stem dempt.’
‘In de watten of niet,’ zei Burdette, ‘het blijft rauw Midwest. De toon vreet aan mijn zenuwen.’
‘Ik roep ze tot de orde,’ zei ik. ‘Het zou zonde zijn twee nieuwe poetsers te moeten inwerken.’
Maddox en Woodehouse stonden te bekvechten op de begane grond, beneden aan de gietijzeren trappen. Ik liet me langs de cipiersladder naar eenhoog zakken, en liep daar de halve Ring rond om zo dicht mogelijk bij ze te komen. Ze hadden me nog niet opgemerkt, dus bleef ik bovenaan de treden staan luisteren.
‘Geen sprake van,’ zei Woodehouse scherp.
‘Dan vraag ik het je nu op de man af, Little Remo. De misstanden in Choreo, verricht jij daar onderzoek naar?’
‘Voor wie of wat, in Godsnaam?’
‘In opdracht van de staat,’ snauwde Maddox. ‘In opdracht van de federale overheid.’
‘Je ettert er maar over door.’
‘Li’ll Remo, jij bent geen normale gevangene.’
‘Bestaan er normale gevangenen?’
‘Ik heb je in je cel bezig gezien. En maar schrijven. En maar tekenen. Er staat een groot bord, en daarop wordt de een of andere geheime score bijgehouden.’
‘Waarom denk je dat hier geen bewakers korter dan een meter tachtig rondlopen? Jij kunt met je een meter vijfenvijftig om te beginnen al niet bij het kijkgat.’
‘Reus Mattoon gaf me het juiste opkontje,’ gromde Maddox. ‘Hij koestert zijn eigen verdenkingen tegen je.’
‘Zo, mij samen met een bewaker beloeren...’
‘Je bouwt een soort kijkdozen, maar dan niet afgesloten. Maquettes misschien, van Choreaanse locaties. Er zijn hier verrot weinig gevangenen die de middelen hebben om zulke dingen te bouwen. In de werkplaats, ja. Niet op cel.’
‘Die psychiatrische onderzoeken, Scott, worden steeds verfijnder. Ingewikkelder ook. Meer heb ik er niet over te zeggen.’
‘Ik hou jou in de gaten, Li’ll Remo.’
‘Let liever op wat je de cellen uit veegt. Kijk, daar ligt een T-shirt tussen de proppen. Gisteren hing er een gebruikte onderbroek aan je bezem.’
‘Vuile mol,’ klonk het schor uit de zwachtels, ‘jij bent hier aangesteld om elke onregelmatigheid te turven.’
‘Ik turf de dagen. Net als jij. Net als elke gevangene.’
‘Spreek voor jezelf, Li’ll Remo.’ Er spatten spuugdruppels door de spleet in het verband. ‘Voor Scotts dagen is geen celmuur groot genoeg.’
‘Nee, Maddox,’ zei ik, de trap aan het gonzen brengend, ‘jij verandert alleen de maanden nog in pansfluiten. Zo is het wel weer genoeg geweest, heren. Ik heb boven een kwaaie chef. Als hij jullie de sleutel van de kast afneemt, is het overdag met praten gedaan. Maak ruzie zoveel je wilt, maar geen hysterisch gekrijs. Dempen, die stemmen. Een glimlach mag van dichtbij dodelijk zijn, als hij er op een afstand, voor Carhartt, maar broederlijk uitziet.’
‘Ik stel voor, Spiros,’ zei Carhartt, ‘om de twee kemphanen uit elkaar te halen. De een kan dan ’s morgens het veegwerk doen, de ander ’s middags dweilen.’
‘Geef ze nog een kans, Ernie. Er is beterschap beloofd. De sociale winst van hun dagelijkse gesprek dient zwaarder te wegen dan die enkele keer dat het in gekibbel ontaardt. Buiten de muren lukt het ook niet zonder steggelen.’
3
Elke keer dat Remo de luchtplaats op liep, was er een duizeling van angst: iemand kon inmiddels over de ware aard van zijn misstap hebben vernomen.
Na de arrestatie had hij twee maanden zonder agentschap gezeten. ‘Mullin & Munroe vertegenwoordigen geen verschalkers van San Quentin jail bait,’ schreef zijn agente, Dorothy Munroe, hem in boze hanenpoten. Pas toen Remo de term in een slangwoordenboek opzocht, begreep hij dat met ‘bajeslokaas’ een meisje beneden de leeftijd bedoeld werd.
Begin mei belde Victoria Mullin, bijna achteloos, met de mededeling dat het agentschap een contract van anderhalf miljoen voor hem had losgekregen bij DinoSaur Bros Productions. Als Remo akkoord ging, wilden Dino en Sauro hem graag de remake van de film Cyclone toevertrouwen.
‘Ik wist niet,’ zei Remo, ‘dat Mullin & Munroe mij nog vertegenwoordigden. Dorothy heeft me midden maart de wacht aangezegd.’
‘Je bent nooit van de cliëntenlijst geschrapt,’ piepte Vicky.
‘Ik snap het. Toen de broertjes DinoSaur met een vet aanbod belden, keerde mijn naam op wonderbaarlijke wijze in jullie kaartenbak terug. Dotty moet nodig over lokaas beginnen. Waarom komt ze zelf niet aan de telefoon?’
‘Diepe schaamte. Mullin & Munroe konden in maart niet weten hoe verschrikkelijk ze je erin hebben laten lopen.’
‘En als ik straks de cel in draai,’ vroeg Remo, ‘wordt jullie bestand dan weer gereorganiseerd?’
‘Vertel me liever of je het bod van DinoSaur accepteert.’
‘Nee zeggen is verleidelijk, alleen al omdat ik jullie hypocrisie die vijftien procent niet waard vind. Maar ik heb geen andere keus, Vicky. De kosten van de juridische bijstand drijven me de kant van het bankroet op.’
‘Deze maand moeten er op Frans Polynesië locaties worden uitgezocht. Laat de rechter je met de gebroeders meevliegen, denk je?’
‘Ritterbach heeft me laatst ook naar Parijs laten gaan. Ik zal mijn advocaat erop zetten.’
San Quentin jail bait, dat begrepen ze in Choreo ook, maar het was een aas dat nog niet met de kleine baardmans in verband werd gebracht. Sinds het brilincident van laatst lieten ze hem ongemoeid – al kon natuurlijk elke dag een tribunaal op hem toekomen, bestaande uit vaders van opgroeiende meisjes. Mannen die voorlopig geen andere manier vonden om het voor hun kind op te nemen.
Niet alleen in de gevangenis was de liefhebber van jonge vrouwen vogelvrij, buiten de muren net zo goed. Op Bora-Bora bereikten Remo verontrustende berichten over de man in wiens handen zijn lot nu was: Shurrell Ritterbach. Als hij na de zoveelste jacht op locaties met Dino en Sauro in het hotel terugkwam, lag er altijd wel een briefje in Remo’s vak met het telefoonnummer van Dunning & Hendrix.
‘Ritterbach wordt met de dag gevaarlijker,’ zei Dunning over de wereldzeeën heen. ‘De man heeft zijn werk altijd in de luwte gedaan. In de schaduw. Nu volop in de spotlights, en liggen de schaduwen aan zijn voeten. Hij slaat geen interview af, en heeft het hogere genot van de persconferentie ontdekt. Meneer is tegenwoordig elke avond te vinden in de Palisades Cliffside Golf & Yacht Club. Van een collega die daar lid is, hoor ik dat hij zijn oor laat hangen naar medeledenmaal zeer behoudende lui, die jouw hoofd opeisen. Onze vriend Shurrell geeft avond aan avond een rondje van jouw bloed.’
4
Na het luchtuur besloot Remo met zijn voorstel te komen, maar hij had het beter voor zich kunnen houden, want Maddox was nog chagrijnig van het gesprek eerder die ochtend.
‘Open kaart tegen elkaar,’ zei Remo. ‘En samen een bastion tegen de rest van de EBA. Jij vertelt mij heel precies waarom je hier zit. Ik stel er mijn verhaal tegenover.’
Maddox was de volle vuilniszakken aan het dichtbinden. ‘Samenzwering,’ gromde hij, ‘dat zei ik toch al. Een complot tegen de staat. Hou het daar maar op.’
‘Wees iets specifieker,’ zei Remo. ‘Anders geen ruil van strafblad.’
Maddox schopte een scheur in een van de zakken. Er droop fruitpulp naar buiten in een lucht van schimmel en alcohol. ‘Omverwerping van het gezag... tenminste, de voorbereidingen daartoe. Scott is een politieke gevangene. Ik zeg het niet voor ’t eerst. Scott hoort hier niet. Ik word behandeld als een ordinaire misdadiger. Ook door jou, Li’ll Remo.’
‘Nooit in beroep gegaan?’
‘Ze staan het niet toe.’
‘Stel, Scott, je wordt erkend als politieke gevangene. Dan gooien ze je in een of ander militair strafkot. Stuur me een kaartje... als ze het je toestaan.’
‘Weet je, Li’ll Remo? Ik hoef al niet meer te weten wat jou hier brengt. Voor mij hoor je tot de doorsnee veroordeelden. Scott is alleen geïnteresseerd in politieke martelaren.’
5
Als Remo ’s avonds de tuimelruitjes in zijn tralievenster dichthield, en ook de kleppen van de luchtroosters in de schuine vensterbank sloot, wist hij de spreekkoren aardig te weren. Nieuwsgierigheid dreef hem dan toch weer onder de deken uit om te proberen ze een stem te geven. Stel dat de onberekenbare valwinden uit het gebergte zich deze nacht koest hielden, en plaats hadden gemaakt voor een akoestiek zuiverende bries van tegengestelde richting...
Toen de kleine bovenlichten, in tuimelstand, het recitatief nog steeds niet verstaanbaar doorgaven, zette Remo ook de luchtkleppen weer open. De wind moest inderdaad gedraaid zijn, want het stemmengedruis kolkte nu, opgezogen door buitenroosters, in de spouwmuren van Choreo’s westkant – alsof de spreekkoren opeens van heel dichtbij in vervormende putten scandeerden.
Nadat Remo elke open verbinding met de buitenlucht dicht had gestopt, bleven stemmenflarden gesmoord tussen de wanden rond honen. Ze kwamen allang niet meer van de mensen bij het kwijnende kampvuur. Remo’s breinbroei was vannacht een soort decodeersleutel, die het recitatief naar believen in de klacht van een dode kon veranderen of in de beschuldiging door een magistraat.
Een mens telde de dagen en de jaren. Hij gedacht en herdacht. Omdat de sterfdag van zijn vrouw bezoedeld dreigde te raken door een volgende zitting in Santa Monica, was Remo al eerder bloemen op haar graf gaan leggen. In het gerechtsgebouw nam officier van justitie Longenecker hem apart. ‘Klopt het dat u het gisteren op Holy Cross aan de stok heeft gekregen met een societyfotograaf?’
‘Ik had geen afspraak met hem,’ zei Remo.
‘Hij kwam vanmorgen een klacht bij me deponeren,’ zei Longenecker. ‘U zou schade hebben toegebracht aan zijn apparatuur.’
‘Verzwarende omstandigheden,’ zei Remo, ‘kan ik er ook nog wel bij gebruiken.’
‘Hij kwam niet voor niets bij mij. Uw fotografische activiteiten moesten in een nog kwader daglicht gesteld worden.’
‘Laat het allemaal maar over me heenkomen,’ zei Remo. ‘Hoe eerder de verplettering een feit is, hoe b‘Ik heb hem doorverwezen naar de civiele rechtbank,’ zei Longenecker.
Ondanks de nabijheid van de oceaan en het suizen van ventilatoren was het in de rechtszaal van Santa Monica net zo benauwd als het, daar boven in de heuvels, op de dag van het dodelijke kraambed geweest moest zijn. Zwetend van late rouw liet Remo niet tot zich doordringen wat de openbare aanklager, onder de afkeurende blik van rechter Ritterbach, te melden had. Remo staarde naar de zwarte grafsteen van zijn liefde. De snik die ergens tussen neus en keel vastzat, schoot los toen Douglas Dunning hem in zijn bovenarm kneep. Remo bracht zijn hoofd naar de schouder van de advocaat, ervoor zorgend dat die zijn natte gezicht niet te zien kreeg. ‘Doug, wat zei Longenecker?’
Dunning fluisterde: ‘Hij verwerpt er vijf van de zes.’
‘Ik behoor te weten,’ zei Remo even zacht, ‘wat dat betekent.’
‘Geen proces.’
Remo bette met een mouw zijn gezicht. ‘Mijn tweede overwinning op de pers binnen een etmaal.’
Ritterbach had zijn hardhouten hamer, bijna zwart van donkerte, steeds al in de hand gehouden. Hij timmerde nu om stilte aan de kant van de verdediging. Zijn slagen hadden een kort, droog bijgeluidje, alsof de hamer na elke klop nog een millimeter of wat opveerde.
‘Blijft overeind,’ zei Longenecker, zijn stem verheffend, ‘de beschuldiging van onwettige sexuele omgang.’
Ritterbach, die zijn mond graag met veel vochtig, rood vlees liet openflapperen, kon zijn lippen ook heel goed tot bleekheid opeenklemmen. Zijn furieuze gehamer overstemde ruimschoots het opgewonden fluisteren in de zaal.
‘Verklaart de beklaagde zich bereid,’ vroeg Ritterbach, over Remo heenkijkend, ‘voor dit feit de verantwoordelijkheid op zich te nemen?’
Remo verhief zich half van zijn stoel. ‘Is het mij toegestaan, Edelachtbare, om eerst met mijn advocaat te overleggen?’
‘Het college keert over twintig minuten terug.’ Ritterbach liet zijn hamer, tot drie keer toe, onnodig hard op het bijpassende plankje neerkomen.
6
Het aantal keren dat de bewaker van dienst al met een staaflantaarn over zijn slapeloze lichaam had geschenen, was door Remo niet meer bijgehouden. In de spouwmuren moest de wind, die van over de Interstate kwam aangerold, het nu zonder spreekkoren klaren, maar stemmen bracht hij toch wel voort. Het holle geluid van Dunning werd er alleen maar luguberder door.
‘Schuld bekennen,’ baste Doug in wat op een lege melkfles leek. ‘Er zit niets anders op.’
‘Riskeer ik daarmee niet te veel?’ vroeg Remo. Ze zaten in de advocatenkamer. De snel draaiende ventilator kon de bedorven hittegolflucht van acht jaar terug niet verdrijven. Het was of ze Los Angeles sindsdien niet meer goed hadden laten doortochten.
‘Minder,’ zei Dunning, ‘dan met stug volgehouden onschuld.’
‘Mijn oude vader,’ zei Remo. ‘Ik moet steeds denken aan hoe dit alles op hem overkomt.’
‘Hij leest straks ook over de vijf vervallen aanklachten.’
‘Goed.’ Remo stond op, en voelde de luchtstroom van boven sterker worden (niet koeler). ‘Ik neem de zesde op me.’
Voor de rechtbank naast de lange advocaat staand kromp Remo nog meer. Onder zijn jasje plukte hij het natte overhemd van zijn rug.
‘Edelachtbare,’ zei Dunning droog, ‘mijn cliënt bekent schuld aan het ten laste gelegde in punt drie van de aanklacht.’
Nog meer dan tevoren bleven de slagen waarmee Ritterbach de zitting nu afhamerde onheilspellend in Remo’s hoofd nadreunen. Alsof hij niet zojuist van vijf ernstige aanklachten was ontheven. Ook de blik die de opnieuw, rakelings over Remo de zaal in wierp, beloofde weinig goeds.
Wat Ritterbachs blik op die hete augustusdag beloofd had, werd in Choreo van dag tot dag duidelijker. Voor vannacht: elk halfuur een vuistslag lantaarnlicht in zijn smoel; spookachtig gonzende spouwmuren; een rechtszitting die tot aan het ochtendgrauwen herhaald werd.