Vrijdag 13 januari
1978
Vrijdag de dertiende
1
‘Morgen zie je me niet,’ had Maddox op donderdagavond gezegd. ‘Vrijdag de dertiende, dan blijft Charlie mooi op cel. Ik heb het met De Griek geregeld.’
‘Als die dag ongeluk brengt,’ zei Remo, ‘moet het je ook in de cel kunnen overkomen. Een aardbeving... een hartstilstand.’
‘In mijn cel bedenk ik rampen voor de niet-bijgelovigen. Zo blijf ik er zelf voor gevrijwaard.’
‘Voor mij al iets op stapel?’
Op vrijdagmorgen werd Remo wakker met een zere voet. De grote teen, die een ingegroeide nagel had, voelde koortsig aan, en klopte. Hij kon om negen uur in de ziekenboeg terecht, en moest tot die tijd strompelend maar wat veegwerk zien te verrichten. Voor deze ene keer had hij er wat voor gegeven om Maddox over het zwarte graniet tussen twee stokken op hem toe te zien skiën, met ergens beneden bezem en blik het witte spiegelbeeld van zijn verbonden hoofd. Zoals aangekondigd, hij was er niet.
In zijn cel zat hij evenmin. Nadat Remo tussen twee bewakers naar de ziekenboeg was gehinkt, zodat hij nu twee pijnlijke voeten had, trof hij zijn maat met handboeien aan op een kruk in de verbandkamer. Een verpleegster was met een spatel zalf aan het uitsmeren over enkele steriele gaasjes. ‘Jij hier, Scott?’
‘U bent abuis,’ zei hij met verdraaide stem. ‘Onder deze tulband schuilt een andere kalief.’
‘Oud nieuws.’
‘Zuster,’ riep hij opeens geërgerd, ‘moeten er echt toeschouwers bij? Wat is dit... een medisch praktijkcollege of zo?’
‘Ik heb de regels hier niet gemaakt,’ zei de verpleegster opgewekt. Ze hield met pappen op, draaide zich naar Maddox om met een knieschaar in de hand, en begon vanuit de hals, waar angstig zijn adamsappel rondsprong, het vuile verband los te knippen. Vorige week, toen Remo bij meters tegelijk de zwachtels had weggetrokken, was de pijn met enkele forse rukken een feit; nu vloekte Scott bij elk stukje gaas dat per pincet uit de zachte korsten verwijderd werd. De bewaker achter hem knipoogde naar Burdette, die bij Remo was blijven staan.
‘U neemt de hygiëne te weinig in acht, Mr Maddox,’ zei de zuster. ‘Nu moet u ervoor bloeden.’
‘Geen bloed.’ Hij kneep zijn vrije oog stijf dicht. ‘Doe je werk, zieke kut.’
‘Van zulke taal worden mijn handen niet zachter.’
Het gezicht dat onder snerpende pijnkreten geboren werd, leek nog steeds in niets op de krantenfoto’s die Remo van de beroemde Charlie kende. Anders dan vorige week was er nu de gelegenheid het eens goed te bestuderen. Schedel, wenkbrauwen, kaken, bovenlip – alles onbehaard. De huid een walgelijke soep van etter, zalfresten en zachte bladderkorsten. Het linkeroog: een soppende zweer. Na zijn arrestatie waren vriend en vijand, slaaf en slachtoffer het erover eens geweest dat Charlie de man met de duizend gezichten was. Als hij op weg naar de rechtszaal of naar het cellenblok honderd keer gefotografeerd werd, stonden er de volgende dag vijftig verschillende Charlies in de kranten geportretteerd – dromerig, lijdend, berustend, opstandig, woedend, sarcastisch, duivels, waanzinnig. De ogen half geloken. De ogen ironisch vonkend. De ogen angstaanjagend ver opengesperd. Alles wat er maar aan karakter op een gelaat te hechten was.
En dan waren er nog alle afwijkend gekapte, getrimde en bekruiste Charlies. Het schouderlange haar met of zonder baard. De geschoren schedel in combinatie met een duivelssik. Het tussen de wenkbrauwen ingebrande kruis, dat later een spiegelbeeldige swastika werd. Bij elke volgende stap in de rechtsgang had het bastaardje weer een heel ander uiterlijk – behalve dan dat hij zo klein bleef als hij was, zonder plateauzolen om hem op te krikken.
Het vochtig vlekkerige reptielenkopje dat nu door de verpleegster met een dot watten werd droog gedept, was in al z’n onherkenbaarheid gewoon Gezicht no. 1001.
Er waren Choreanen die door een proces van demoralisering hun tanden niet eens meer poetsten, en de boel lieten verstenen. Zij stonken uit hun bek. Gevangene Maddox was in deze omgeving uniek: hij stonk uit zijn gezicht. Voorzichtig ontdeed de verpleegster de wimperloze leden van zijn rechteroog van een groenige pus. Toen Scott ermee knipperde, meende Remo een paar fijne druppeltjes op de rug van zijn hand te voelen. Hij deed snel een stap naar achteren, en botste daarbij tegen bewaker Burdette op. Het was of Maddox met gehalveerde blik een verdubbelde haat naar Remo wist uit te zenden. ‘Zuster, stuur hem weg.’
‘Zover gaat mijn bevoegdheid niet.’
‘Laat hij zich dan van mijn naaktheid afkeren.’
‘Ik vind het leerzaam,’ zei Remo, en de bewakers lachten. Onder het wondvuil dat Maddox’ voorhoofd bedekte, kwam onder de vegende watten een zwarte swastika tevoorschijn, die iets uit het midden tussen de haarloze wenkbrauwen in de huid gekerfd stond. Anders dan oude foto’s suggereerden, stonden de haken van het kruis de goede kant op.
‘Elke keer als ik nieuw verband kom aanleggen,’ zei de verpleegster met een blik op Burdette, ‘hoop ik dat die enge nazi-spin intussen uit zijn vel gezworen is.’
‘Ben jij een jodin of zo?’ grauwde Maddox. ‘Ik heb het er zo diep ingebrand dat het straks nog in mijn kaalgevreten schedel zichtbaar zal zijn. Het zal me ruimschoots overleven.’
Vreemd bleef het wel. Op een ochtend was de zoveelste aflevering van Charlie voor de rechtbank verschenen, ditmaal geheel kaalgeschoren, en met die nog verse X net boven de neuswortel. Zijn vrouwelijke discipelen, die de rechtszaal niet meer in kwamen, deelden buiten op de hoek van Broadway en Temple Street stencils uit met Charlies verklaring: ‘Ik heb me uit jullie wereld weg gekruist.’
Het had iets trots en ongenaakbaars. Maar hoe te verklaren dat hij niet veel later vier streepjes haaks op het kruis brandde, en er zo het symbool voor het meest versteende type van ‘jullie wereld’ van maakte?
2
Het Choreo omringende landschap was in het gevangenissysteem opgenomen. Remo keek door het filigraan van prikkeldraad omhoog naar de massieve Bernardino’s – geen handlangers van een lonkende vrijheid, maar gewoon een muur extra.
‘Mijn vrijlating komt eraan,’ klonk het achter hem. ‘Al besloten, of moet het geld nog geteld?’
Remo draaide zich om. Het was Dudenwhacker. Zijn tranen glommen in de ochtendzon, alsof ze vers aangebracht waren en nog moesten drogen. Als de EBA onderbezet was (bijna voortdurend), konden ‘gewone’ gevangenen van wie de invrijheidstelling in zicht kwam naar een cel daar dingen – uit zelfbehoud. In die laatste weken mocht er niets voorvallen dat hun straf kon verlengen. Altijd hetzelfde rotspelletje: dreigde er iemand vrij te komen, dan probeerden zijn afgunstige medegevangenen hem erin te luizen, door bijvoorbeeld een keutel hasj onder zijn matras te verstoppen, of een tot mes geknepen en geslepen etensblik. Zo konden ze hun maat bij zich houden. ‘Uit liefde,’ werd er dan bij gezegd. Dudenwhacker was zo iemand die, anderhalve maand geleden al, beschutting had gezocht op de EBA.
‘Ik heb nergens om gevraagd,’ zei Remo. ‘Jij kwam met het voorstel de hoofdcommissaris voor me op te knappen.’
‘Wat beginkapitaal voor een nieuw leven, dat zou geen kwaad kunnen. Het hoeft niet per se een beschermde diersoort te zijn.’
‘Hoeveel kost een ongeschoolde leegloper?’
‘De helft. Twee en een half. Lager ga ik niet.’
‘Je wilt straks, in februari, vrouw en kind verrassen.’
‘Ik had me nooit in dat speelhol moeten wagen.’
‘Er staat nog een schuld open...’
‘Afgelost. Mijn crediteuren waren zo schappelijk niet langer op contanten aan te dringen, en in plaats daarvan genoegen te nemen met het uitmoorden van mijn familie.’
‘Dat scheelt in cadeautjes.’
‘Een complicatie. Bij wijze van woekerrente eisen ze mijn hoofd. Ik ga er een andere smoel op laten zetten. Goering Goiter verbouwt gratis. Zo’n plastichirurg niet. Geraamde kosten: vijfentwintighonderd.’
‘Nooit bang dat ze je hier, in Choreo, al weten te vinden?’
‘Zie hoe mager ik ben. Achtenvijftig kilo. Met dat corrupte keukenpersoneel wordt mijn eten door een aparte kok toebereid.’
‘Een diëtist, zo te zien.’
‘Nee, grootmoeders keuken. Maar wie garandeert me dat hij niet net zo omkoopbaar is?’
‘Zo word je als koning in de positie van voorproever des konings gedwongen.’
‘Ik eet alleen nog verpakte dingen uit de kantine. Als een van de varkens een Mars voor me heeft gehaald, controleer ik de wikkel op injectiegaatjes. Ik fantaseer de hele dag over eten in vrijheid.’
‘Dat kan dus alleen met een ander gezicht.’
‘Best mogelijk dat ik voor de spiegel mijn eigen mond niet meer herken, maar de vette hamburger die ik erin stop, komt wel mooi in mijn oude pen terecht. Het zal me net zo goed smaken als vroeger.’
‘Dudenwhacker, dan hoop ik voor je dat de chirurg je ogen niet groter maakt dan je maag.’
3
Bezoekuur. De producenten van Cyclone, net terug uit Italië. De tweeling had zich onder de naam DinoSaur Bros als enige bezoeker van gevangene Woodehouse ingeschreven. Opzet: toen het misverstand aan het licht kwam, mochten ze allebei naar binnen, gewoon in de gemeenschappelijke ruimte. Bij hun identiek massieve binnenkomst baarden de broers enig opzien, maar omdat ze zich nooit in de spotlights drongen, was er geen enkel teken van herkenning – zodat de mensen zich ook niet hoefden af te vragen waarom die kleine, bebaarde man zulke belangrijke filmbonzen ontving.
‘De decors op Bora-Bora zijn af,’ zei Sauro. ‘Ik blijf er de rest van mijn dagen in wonen.’
‘De crew is ook compleet,’ zei Dino. ‘Van koffiejuffrouw tot belichtingsman.’
‘En de cast?’
‘Rebekah Rutherford voor de vrouwelijke hoofdrol,’ zei Dino, en zijn broer voegde er met verontschuldigend Italiaans schouderophalen aan toe: ‘Ze is wat rijper nu.’
‘Uitstekend.’
‘Er is alleen... dat ene probleem,’ vulden de broers elkaar aan. ‘Wij voelen ons als God op de Eerste Dag, maar... wij zitten zonder regisseur.’
‘Ik kom binnenkort vrij.’
‘Dan nog... het vonnis. Onzeker,’ zei Sauro. En Dino: ‘We gaan de Zweed polsen.’
‘Ingmar Bergman.’
‘Die andere grote Zweed.’
‘Jammer voor Cyclone.’
4
Elke vrijdagavond werd in de kapel een aantal als ‘erotisch’ aangeprezen films gedraaid, die voornamelijk een parade van schommelende billen en borsten te zien gaven, zonder een pluk schaamhaar en zonder een schijn van een verhaal. Niet dat het gejoel en voetgetrappel van de Choreanen er minder om was. Meestal ging het om uit kapot gedraaide films geredde fragmenten, die zonder enige ordening tot een rolprent van zo’n anderhalf uur aan elkaar gemonteerd waren, wat vaak tot komische sprongen in de handeling leidde.
Voor vanavond moest er, meer nog dan met de montage, iets misgegaan zijn met de selectie van de restanten. Remo was uit pure verveling naar de vertoning gegaan, vooral om te zien hoe dat toeging, zo’n hormonenoproer in de gevangenis. Het begon allemaal onschuldig genoeg, met dienstmeisjes die hun schortstrik op hun blote billen droegen.
‘Zulke bewakers voor Choreo...!’ riep iemand.
Na een minuut of wat stond er opeens, in zwartwit, een pornografische amateurfilm op het scherm te bibberen, duidelijk opgenomen in een doorsnee huiskamer vol angstige en verlegen mensen, die zich zo snel mogelijk van hun nummer leken te willen kwijten. Na enkele lelijke lassen keerde de kleur terug, maar uiterst korrelig en flets. Een groep jonge mannen en vrouwen gaf zich in de open lucht, bij een beek met een kleine waterval, door elkaar heen krioelend aan de liefde over. De locatie kwam Remo bekend voor. Toen de idylle zich verplaatste naar de veranda van een houten gebouw, en de camera inzoomde op een bord met LONGHORN SALOON, wist hij dat het om Spahn’s Movie Ranch ging. De eindeloos bestudeerde foto’s uit Hurly Burly zaten zo scherp in zijn hoofd dat hij in de close-ups moeiteloos een aantal leden van The Circle herkende: Little Patty, Clem, Lulu, Ouisch, Tex, Gypsy, Capistrano, Ezeltje Dan, Katie, Bruce, Squeaky, Mary, Sadie, Linda, Kitty en haar mooie Bobby, die ook wel Cherub Cupid werd genoemd. De regisseur van dit koprol en slobberspektakel kwam even later in beeld, gezeten bovenop een rotsblok, zijn naakte lijf in lotuszit gevouwen rond het gezwollen hart van de bloem. Op het dat hij een van de vrouwen naar boven wenkte om hem te bedienen, en zijn gezicht voluit in beeld verscheen, begon het bijna stilgevallen publiek te fluiten, te gillen en met de voeten te stampen.
‘Het is ’m! Het is ’m!’
‘Kill the son of a bitch!’
‘Castreren, dat beest...!’
Remo keek de donkere kapel rond. Het merendeel van de aanwezigen was overeind gekomen, en stond nu met geheven armen, vol haat, de kleine rotsheilige op het doek toe te schreeuwen, die zich door (als Remo het goed zag, want ze had haar kattenbril niet op) de kleine Barbara liet pijpen. Het was niet moeilijk om in het publiek het sneeuwwit omzwachtelde hoofd van Maddox te ontdekken, dat al het indirecte licht naar zich toe leek te halen. Hij had er beter aan gedaan ook de avond van vrijdag de dertiende op cel te blijven. Om niet uit de toon te vallen stond hij ook met de vuisten omhoog – kijk, nu klom hij zelfs op de stoelzitting, zodat hij over de hoofden van de Choreanen heen zijn luide verachting naar het projectiescherm kon slingeren. Vreemd, maar de bewakers deden niets om het tumult te smoren. De bende kwam pas tot bedaren na de volgende las, waar een ademstokkend mooie blondine met ontbloot bovenlijf op het strand een flacon vuilgele smeerolie leegde op de naakte rug van een man.
Iemand moest met de filmmontage gerotzooid hebben. De vrouw op het doek was Sharon – in haar rol van Solana uit Skydivers. Nog steeds... haar borsten kon je niet zien zonder het koele vilt ervan in je handpalmen te willen voelen. De ontroering wist maar heel even de verontwaardiging te verdringen. ‘Met vlakke palm in de olie slaan,’ had de regisseur gezegd. ‘Zoals je een stevige hond op de flanken mept.’ Remo herinnerde zich haar weerzin tegen de scène – en nu had iemand zomaar, schaamteloos... Geen van de toeschouwers scheen haar te herkennen als de beroemde actrice die ze meteen na haar dood korte tijd geweest was, en dat deed hem weer verdriet. De Choreanen juichten om een anonieme boezem.
Wie de rolprent voor vanavond had samengesteld, wist wat hij deed door de fragmenten in deze volgorde te plaatsen. Hoe kwam de smeerlap aan zijn materiaal? Met Sharon had hij destijds een keer de liefdesdaad op video opgenomen, een band die na haar dood door de LAPD was gevonden, bekeken en discreet weer teruggelegd. Na alles wat hij nu gezien had, konden er logischerwijs alleen nog scènes uit die opname volgen, en dan was het de vraag of de mannen om hem heen de wat jongere, bril en baardloze uitvoering van hun medegevangene niet zouden herkennen. Remo zette zich schrap – maar van wat er kwam, snapte hij niets.
In tegenstelling tot de voorgaande was dit weer een onprofessionele opname, erger dan gewoon amateuristisch: als door dronkemanshand bediend zwaaide de camera over de grond. Doordat er iemand met een lamp achter hem liep, stuwde de cameraman zijn eigen silhouet, compleet met geschouderd apparaat, voor zich uit – over een natuurstenen tuinpad, dat met een flauwe bocht door het gras van een kort gehouden gazon voerde. Katten vluchtten voor het licht en de aanroffelende voeten uit, en bleven dan op een afstand zitten toekijken. Pas aan de witte deur, type dutch door, tussen twee koetslantaarns herkende Remo zijn huis aan de Cielo Drive.
‘Verkeerde film,’ riep iemand. Camera en lamp waren nu in de woonkamer. Schaduwen zetten hoge kamelenruggen tegen de muren, maar de gezichten van de heftig door elkaar bewegende aanwezigen bleven onderbelicht, al deden hun angst en ontreddering zich toch wel gelden. Remo zag details terug van het interieur. De spijlen van de schommelstoel werden tot een traliehek uitgerekt op de haardplaats geprojecteerd. De Choreanen zouden in de vrouw met, losjes, een touw rond haar hals zeker niet de blondine van daarnet, uit Skydivers, herkennen – Remo wel.
De ilm werd plotseling stopgezet, en meteen daarna gingen de bollampen in de kapel aan. Er klonk schril gefluit. Bewaker Tremellen beklom het spreekgestoelte. ‘Heren, excuses. Er ging van alles fout vanavond. Volgende week een halfuur extra.’
5
Na alles wat Remo in zelfs de gerenommeerdste weekbladen had gelezen over voodoorituelen, groepsorgieën en het in besloten kring zweepstriemen van malafide drugshandelaars, waren het ironisch genoeg de moordenaars die getuigden van de huiselijke idylle die ze die avond op de Cielo Drive aantroffen. Voytek op de bank luisterend naar muziek. Gibby met een boek in bed. Jay, met een blikje Heineken, in vertrouwelijk gesprek met Sharon, die uitgeput van zwangerschap op de dekens lag uitgestrekt, spelend met haar zwerfkatje. Nog meer katten, tientallen, in de tuin rond het huis – in alle stadia van krolsheid en vechtlust, en uiteindelijk verenigd in hun angst voor de gemeenschappelijke vijand: de terriër Proxy.
6
Remo had zijn lugubere kompaan een keer gevraagd wat hij toch al die jaren, een kwarteeuw van zijn nog korte leven, achter de tralies gedaan had. Nadenken? Toekomstplannen maken? Na zijn wonderbare wederopstanding van death row in 1972 had Maddox, vanuit het cellenblok der levenden, natuurlijk zijn organisatie te leiden gehad. Overvallen op wapenwinkels, de ontsnapping van Circlers en Circlets uit detentie, de geplande kaping van een Boeing en het gijzelen van tweehonderd passagiers – dat vereiste allemaal instructies uit het absolute middelpunt van The Circle. (Of er elk halfuur of iedere drie kwartier iemand in het vliegtuig doodgeschoten moest worden om de eis van Charlies vrijlating kracht bij te zetten, dat kon vanzelfsprekend alleen Charlie zelf beslissen.) Maar in de jaren daarvoor, van zijn twaalfde op de Gibault School for Boys in Terre Haute, Indiana tot zijn tweeëndertigste op Terminal Island, San Pedro, Californië, had hij voornamelijk de muurscheuren in zijn cel bestudeerd, en dat niet eens om er zijn toekomst uit af te lezen. Ja, hij had de Bijbel uitgespeld, en ook wel eens een ander boek ingekeken, maar het meest had hij toch geleerd van de muizen die door de spleten in de wand zijn cel binnendrongen: hun gewiekstheid, hun systematiek.
‘De verbeteringsgestichten in dit land hebben me al vroeg geleerd mijn verstand stil te zetten... op z’n minst niet langer dan vijf seconden vooruit te denken.’
Op zijn brits gezeten volgde Remo het patroon van mortelloze naden in de bakstenen celmuur. Het was zo regelmatig, zonder zelfs maar een rafelige plug, dat het hem algauw verveelde. En muizen, die kwamen hier niet binnen om hem voor te doen hoe hij buiten kon komen: te goed onderhouden, die wanden. Het verstand stilzetten dan maar. Minder dan vijf seconden vooruitdenken.
Het bleek Remo algauw dat hij niet zo grondig getraind was in het passief doden van tijd als Maddox. Telkens wanneer zijn brein een soort nulstand leek te bereiken, vlamde de gedachte aan de Eeuwige Tragicus weer in hem op.
De familie Zillgitt niet te na gesproken: daar probeerde een moeder haar ambities te bevredigen via haar dochter. Voor ’t overige leek het wel of moderne opvoeders voor niets zo beducht waren als voor buitensporige eerzucht bij hun kroost. Talent in uitputtingsslag met ander talent, alleen zo ontstonden volgens Remo grote dingen. Maar als je in deze tijd kunst en kunde opvatte als een zaak van leven en dood leed je algauw aan grootheidswaan.
‘Toch was het winnen van de wedstrijd voor de Grieken uiteindelijk geen zelfzucht,’ had Agraphiotis gezegd. ‘Je deed het voor de stadstaat... tot nut van het algemeen.’
Daar had Remo geen boodschap aan. Hij wilde eenvoudigweg de grootste zijn, en op grond daarvan verketterd worden. Tot heil van welke maatschappij moest hij zijn kunst bedrijven? Wie in een communistische staat , leerde alles in eerste instantie voor zichzelf te doen. Veelgehoorde uitdrukking in Polen: ‘Je hebt een geit nodig om te melken.’
Ja, uiteindelijk deed je het allemaal voor de mensheid – dus ook voor jezelf.
7
Op mijn ronde over de Ring keek ik bij Woodehouse binnen. Hij zat op de brits naar zijn storyboard te turen, met een dubbelgepunt potlood in de hand, dat aan de ene kant rood was, aan de andere kant blauw. Zijn lippen bewogen zacht. Hij stond op, en zette enkele blauwe kruisen op het papier, die met rood werden omcirkeld.
Ik hield van mensen die het onmogelijke nastreefden, en zelfs op weg naar het onbereikbare nog een heel eind kwamen. Het maakte hun wanhoop mooier, net als hun falen. Het nakende doel liet hun mislukking fonkelen.
Nooit zou ik deze geniale Remo, met zijn gouden cameraoog, toestaan de afgunst van de goden over zichzelf af te roepen. De hoogmoed...! Het meneertje had zichzelf alvast, via een verzonnen schervengericht, een plaats op ijskoude, eenzame hoogte in de filmkunst toegedacht. Zolang er een Griekse logica bestond, ging hoogmoed nog altijd aan de val vooraf. Ik wilde me graag opwerpen als de nalever van die logica.