Woensdag 21 december
1977
Gedresseerde kakkerlakken
1
Met het ontbijt rond zes uur ’s ochtends had Remo geen probleem. Hij was wakker lang voordat het karretje van Broeder Vroegkeuken aan kwam rammelen. Bijna met wellust onderwierp hij zich aan het gevangenisregime. Eigenlijk was dit de discipline die hij zich als filmmaker gewenst had. Vroeg op, sobere maaltijden, de klok rond werken. Geen zakenlunches, geen cocktailparty’s, geen galapremières. Vruchtbaar dromen van vrouwen, in plaats van tijdrovend erachteraan te jagen.
2
‘Agraphiotis?’
‘Present.’
‘Luister, Agraphiotis. Die nieuwe... die kleine...’
‘Gevangene Maddox.’
‘Die is ook klein, maar iets minder nieuw. Ik bedoel de laatst aangekomen dwerg.’
‘Gevangene Woodehouse.’
‘Die. Hij heeft zich vrijwillig als poetsvrouw gemeld. Ga jij met hem naar Maddox. Zorg ervoor dat die twee kobolds hun activiteiten behoorlijk op elkaar afstemmen. En dan heb ik het niet over ontsnappen via een muizenhol.’
De nieuweling had zijn cel vlakbij de cipiersloge. Ik drukte op een knop, en tegen dat ik bij zijn deur was, stond die opengeschoven. ‘Woodehouse, naar buiten.’
Hij stapte onzeker de galerij op, keek eerst naar links (niets), toen naar rechts, waar ik stond. ‘Ik heb begrepen dat je je als vrijwilliger voor schoonmaakwerk hebt opgegeven.’
Ik nam hem losjes bij de bovenarm, en leidde hem als een kind de balustrade langs naar de trapopgang. Voordat we de volgende trap bestegen, hield ik de gevangene een moment staande. Zijn arm verstijfde. De angst zat hem dicht onder de huid. Op de derde verdieping klonk het schuren van een bezem. Het luchtuur ging net in. De eerste stemmen van de dag op de binnenplaats. Eerst nog losse kreten. Een bal stuiterde. Gejoel.
Boven was niemand te zien. Op het zwarte graniet lag een bergje afval. Fruitschillen, repen stof, plastic bakjes. De veeggeluiden kwamen uit een open cel. ‘Maddox?’
Met achterwaartse passen stapte iemand gebogen de gaanderij op. Met een bezem trok hij via de deuropening slierten toiletpapier naar zich toe. Het was de man met het ingezwachtelde hoofd. ‘Peyotekakkers. Het zijn altijd dezelfden die er een strontbende van maken. Tequilazeikers.’ Hoezeer ook gedempt door het dikke verband, de stem klonk doorleefd rauw en raspend. Het papier was duidelijk gebruikt. Op een hoop geveegd stonk het.
‘Iets op Mexicanen tegen, Billy the Kid?’
‘Net zo min als tegen Grieken. Ze zouden alleen eens moeten leren, dat stelletje mescalineschuivers, om hun guirlandes van Allerzielen door te spoelen.’
‘Misschien hechten ze eraan. Ze komen hier verderop zonder papieren de grens over.’
Maddox ging, in nog steeds gebogen houding, een volgende cel binnen. ‘Hier komt Juanito,’ riep hij over zijn schouder. Met kleine haaltjes veegde hij nu kortere stukken toiletpapier de galerij op, allemaal besmeurd met de resten van uitwerpselen. De stank verergerde. Hij plantte de bezem voor zijn voeten, en leunde op de steel. Zijn gezicht dichtgepleisterd, met alleen het rechteroog onbedekt, dat onmogelijk viel uit te maken of hij de bewaker recht aankeek. Wel was duidelijk dat hij Remo negeerde. ‘Mr Agraphiotis, in ernst. Je zou zo’n cactusneuker aan de hand van zijn veegsporen kunnen identificeren. Van achteren naar voren, of van voren naar achteren. De dijen gespreid, of tussen samengeknepen hammen door. Ik ben hier in een week tijd een expert geworden. Overdwars vegen, dan krijg je het varenmotief. Er zijn er die een prop maken, en die op de plek van de aars ronddraaien. Anderen leggen een strook in het kruis van hun onderbroek, dan krijg je een gave afdruk van het bronzen oog. Prima alternatief voor de vingerafdruk. Gegarandeerd uniek. Op te sturen naar alle politiebureaus van de Verenigde Staten. Succes verzekerd.’
‘Help me op weg, Maddox, ik ben hier nieuw,’ zei de bewaarder. ‘Is dit uit protest of zo?’
‘Kwestie van nationale loodgieterij. In Mexico hebben ze smallere afvoersystemen dan hier. De kinderen leren al van hun mammies dat ze de strontpapieren in een mand naast de pot moeten gooien. Anders raakt de boel verstopt.’
‘Maar hier...’
‘In onze gevangenissen zijn geen manden.’
‘Behalve als administratief communicatiemiddel.’
‘Een volk leer je kennen door z’n riolen. Je kunt een Mexicaan duizend keer zeggen dat hij z’n papieren door de plee moet spoelen, en dan belandt de vuiligheid nog op de grond. Van al die tequila word je blind. Die mescalwormen tasten het brein aan.’
‘Fijn om te horen, inderdaad, dat je niets tegen Mexicanen hebt.’
Het stemmengedruis op de binnenplaats zwol aan tot de kakofonie van een zwembad in de zomer. De drie mannen stonden in de stank. ‘Maddox, dit is je medegedetineerde Woodehouse. Hij komt je helpen.’
3
Langzaam, onwillig draaide de man zijn verbonden hoofd naar Remo, alsof hij die nu pas opmerkte. Het verband was smerig. Op de plekken waar pus of wondvocht door de windselen heen gedrongen was, had zich extra stof vastgezet. ‘Moet ik nu dankbaar zijn?’ Tussen de stroken die het rechteroog vrijlieten, blonk iets – geen oogwit.
‘Dit is geen huis van dankbaarheid,’ zei Agraphiotis. ‘Ik wil alleen dat jullie elkaar niet in de weg lopen.’
‘Hij is net zo’n onderkruipertje als ik. Daar zal het niet aan liggen.’
Als hij sprak, waren zijn lippen niet te zien. Waar zijn mond moest zitten, bewogen de zwachtels, die daar bruinig waren van de etensresten.
‘Geef elkaar de hand dan.’
Remo stak zijn hand uit, en had iets groots en zachts en wattigs beet. ‘Wat is je voornaam? Dat praat makkelijker.’
‘Ik ben geen prater. Zeg maar Scott.’
‘Remo.’ Hij sprak de naam op z’n Engels uit. ‘Aangenaam.’
‘Little Remo. Geen probleem.’
‘Wijs Woodehouse waar hij kan beginnen.’
Maddox zette de harde veger tegen de muur, en nam een andere ter hand, die hij met de steel op de grond plantte. ‘Dit is de zachte bezem.’
Hij streek met zijn vingertoppen liefkozend over de haren als van een kleerborstel. Het dwarshout was uitzonderlijk lang. ‘Ik leg er lijntjes mee.’ Hij draaide de bezem om, en veegde er uit verschillende richtingen rechte strepen fijn stof mee bijeen op de granito vloer, die onder de zachte haren begon te glanzen. ‘Grijze lijntjes op een zwarte spiegel. Coke voor de alchimisten.’ Hij duwde Remo de steel in handen. ‘Veeg maar achter me aan.’
‘Ik laat jullie aan het werk,’ zei Agraphiotis. ‘Onthou dat er op elke verdieping een loge is. Er ontgaat ons geen enkele beweging.’
‘Woodehouse,’ herhaalde Maddox. ‘Dat klinkt Engelser dan je accent.’
‘In een ver verleden heb ik mijn naam verengelst.’
‘Naar welke taal moet ik Woodehouse dan terugvertalen?’
‘Probeer het eens met Reto-Romaans.’
‘Remo Retoromanic, dat is me nogal een mondvol. Nee, Woodehouse is beter.’
Maddox zwiepte met zijn grove veger de cellen van de Mexicanen leeg. Remo bezemde een paar meter achter hem geluidloos het stof bijeen. Al een paar keer had Maddox de nieuwe schoonmaker tot langzamer werken gemaand. ‘Niet tegen mijn hakken aan stoten. Zorg dat de dag vol komt.’
Als hij wilde praten, draaide hij zijn rug naar de loge, en nam dan een overdreven werkhouding aan. ‘Imposante bril. Uit mijn geboortejaar, schat ik.’
‘En dat is?’
‘Het jaar nul.’
‘Goh, dan mocht je in het jaar één je eerste kaarsje uitblazen.’
‘Jij snapt iets. Ik kan alleen je idiote accent niet thuisbrengen.’
‘Iedereen verzekert me er altijd van dat ik vlekkeloos Engels spreek.’
‘Voor het oordeel van vazallen kopen we niks. Vlekkeloos is nog niet accentloos. En Engels is nog geen Amerikaans.’
‘Wat denk je van Agraphiotis’ accent?’
‘Ze noemen hem De Griek. Choreo is Babel. Ik heb die bril eerder gezien.’
‘In het jaar nul.’
‘In een advertentie of zo.’
‘Het model is weer helemaal terug.’
‘Zet hem eens af.’
‘Ik zie mijn belager liever aankomen. Ik heb min zes en min twee.’
‘Déjà vu. Ik wist dat je min twee en min zes zou zeggen.’
‘Het déjà vu is voor bescheiden helderzienden.’
Maddox sprak met een eigenaardig soort zangerigheid, die profiteerde van de keelklanken en van een geneuriede dreun hoog in de neus – al kon dat laatste het gevolg zijn van de strakke windsels. Hij had zelfs bij de eenvoudigste mededeling naar het einde toe de neiging een beetje bozig en plechtig op te spelen, alsof hij een betoog afrondde. Er was voortdurend iets bezwerends, niet alleen in zijn manier van praten, ook in zijn gebaren, al kreeg die houding iets karikaturaals door alle zwachtels. ‘Li’lle Remo, heb jij iets met Jezus Christus?’
‘Toen ik geboren werd, was de twintigste eeuw een Christusleeftijd oud. Meer heb ik niet met Jezus.’
Maddox nam Remo de bezem uit handen, en legde het ding met het lange dwarshout over zijn schouder, zodat de steel over zijn kromme rug kwam te liggen. ‘Ziehier het kruis dat Scott Maddox in Choreo draagt. Hij die op zich neemt het stof der wereld.’ Als hij zo sprak, met een arm sidderend geheven, kreeg hij iets van een zwarte dominee tijdens de preek. Een kleine Martin Luther King. Remo had zich Maddox meteen als een blanke voorgesteld, maar hij kon net zo goed zwart zijn. Het ene kierende oog gaf geen uitsluitsel. De tint van de nagels, die tot de schoonheid van negers bijdroeg, deed hem altijd denken aan de voederbieten op het platteland waar hij de oorlogsjaren had doorgebracht. De overgang van lila naar wit... Hij speurde de handen van Maddox af. Hij had geen nagels. Zijn vingertoppen waren schilferig van het vervellen.
‘Waarom krijg ik zo’n vertrouwd gevoel bij de naam Maddox?’
‘Een heel gewone Amerikaanse naam.’
‘Ik ben geen Amerikaan.’
‘Het zal de klankovereenkomst zijn.’
‘Met wat?’
‘Mad Dogs and Englishmen.’
Remo zag meteen de platenhoes voor zich. Hij at album van Joe Cocker jaren geleden honderden keren gedraaid. ‘De ware helderziende kan het zonder déjà vu af.’
‘In mijn naam blaffen duizend en één hondsdolle honden. Vertel me alles over je accent.’
‘Ik ben in Frankrijk geboren.’
‘Scott is nooit verder gekomen dan de French Quarter van New Orleans. Ik wilde een, laten we zeggen, tweedehands Buick overdoen aan een vent die Frans sprak. We verstonden elkaar wel, maar we begrepen elkaar niet... of omgekeerd. De deal liep mis. Er zit een hoop schorem van over de grenzen in de Amerikaanse gevangenissen.’
‘Het verkopen van gestolen auto’s... is dat waarom je hier zit?’
‘Die Buick, dat was een federaal misdrijf. Choreo is een Californische gevangenis.’
‘Federaal, staatsgebonden... ik haal die zaken juridisch nog altijd door elkaar.’
‘Ik heb een groot deel van mijn leven vergooid in federale kerkers. Als ik me tot de staat zelf beperkt had, was ik nog niet de helft van die tijd kwijt geweest.’
‘Waarom dan federale misdrijven gepleegd?’
‘Doordrijverij. De nor is mijn thuis. Scott blijft graag wat langer.’
‘Nu weet ik nog niet waarom je in Choreo zit.’
‘Om uit te stinken van de grote brand.’
5
’s Middags moest de grote granito vloer van de brede gang beneden worden gedweild. Op aanwijzingen van De Griek begonnen ze vanuit twee diagonaal tegenover elkaar gelegen hoeken. Ze dienden dan via een soort doolhofpatroon, terug te vinden in de natte dweilsporen, met eindeloos omtrekkende bewegingen naar elkaar toe te werken, net zo lang tot de stelen van hun mops elkaar in het middelpunt van de ruimte kruisten.
‘Ik wil geen gegil als op de luchtplaats,’ had Agraphiotis gezegd. ‘Praten op normale sterkte, binnen gehoorsafstand.’
Zolang er niet gedweild was, hing in de gangen van Choreo de lucht van gymnastiekzalen op school, een menggeur van stof en zweet. De schoonmaakmiddelen waren het gewone supermarktspul, in speciale maxiflacons voor kantoor en horeca. Ondanks de toegevoegde bloemengeuren leverden ze, eenmaal vermengd met het vuil van Choreo, een bestorven putlucht op.
De omzwachtelde intrigeerde Remo. Maddox was zo geheel anders dan hij zich een doorgewinterde gevangene had voorgesteld. Remo vond hem afstotend, onberekenbaar, maar hij kon nauwelijks wachten tot de gehoorsafstand was bereikt en het gesprek hervat kon worden. ‘Douche jij ’s morgens met de kudde, Little Remo?’ De stem klonk agressief en luid door de kale ruimte. Remo wierp een blik op de onderste loge. Het glas spiegelde. Er kwam niemand naar buiten. ‘Nee, alleen.’
‘Als je zo zacht praat, versta ik je niet, met al dat poetskatoen in m’n oren.’
‘In m’n eentje.’ Remo verhief zijn stem. ‘Onder begeleiding. De rest komt na mij.’
‘En ontbijt?’
‘Op bed. Had jij vanmorgen ook varkenskoteletten?’ Om het geluid van zijn stem minder erg te doen lijken, liet Remo de knot van zijn dekzwabber luid klatsend op het granito neerkomen. Het sop maakte een ster.
‘Ik eet geen vlees,’ riep Maddox terug, ‘en dat weten ze hier. Eieren, kaas, boter... dat eet ik ook allemaal niet.’
‘Veganist dus.’
‘Niet naar de letter. Ik gebruik honing.’
‘Waarom honing wel?’
‘Honing is een architectonische bouwstof. Er worden raten van gemaakt. Elke bijenkorf is een Alhambra, met een mozaïekvloer van puur goud. Ooit zal Scott Maddox in zo’n paleis wonen, ontworpen en ingericht door bijen. Ikzelf, mijn hofhouding... wij zullen allemaal als im gekleed gaan. Uit eerbied voor die kleine architecten. Ze zijn er altijd. Hun arbeid houdt nooit op. Het is de tijd van Cosy Horror.’
Ook wanneer hij zo oreerde, klonk zijn stem stroef, een beetje als bij iemand met een hazenlip. De genezende wonden, van wat voor aard ook, stonden hem kennelijk maar een beperkt gebruik van zijn gezichtsspieren toe. ‘Cosy Horror...?’
‘Later, later.’ Ze waren nu weer aan een dweilbaan in de lengte van de ruimte toe, waarvoor ze zich ieder naar een andere korte zijde van de ruimte van elkaar verwijderden. ‘Straks,’ riep Maddox nog.
6
‘Wat is Cosy Horror?’ vroeg Remo. Op hun parallelle routes waren de twee schoonmakers weer op gelijke hoogte gekomen. Ze namen een pauze.
‘Niet nu.’
‘Vertel me tenminste waarom je hier zit.’
‘Ik heb het de directeur gevraagd. “Zoek er niet te veel achter,” zei die. “Gewoon, om zonder commotie van je wonden te kunnen genezen.” Ik revalideer. Choreo is een herstellingsoord.’
‘Waar zat je?’
‘Vacaville. Nee, Folsom. In Folsom vatte ik vlam. Toen hebben ze me naar de California Medical Facility gestuurd, in Vacaville. Voor de zalf.’
‘In Folsom brak brand uit.’
‘In Folsom brak de pleuris uit. Om een stel kakkerlakken. Meer wil ik er niet over kwijt.’
‘De link tussen kakkerlakken en brandzalf ontgaat me.’
‘In Folsom pisten de kakkerlakken een brandbare stof over me uit. Op dat moment kwam Florence Nightingale met een open aansteker voorbij. Wil jij een gesprek voeren met Scott Maddox, Li’ll Remo, dan om te beginnen niet alles letterlijk nemen.’
‘Een overdrachtelijk verslag is ook goed.’
De twee gevangenen hielden allebei de steel van hun mop stevig omklemd, alsof ze anders zouden omvallen. Maddox wiegelde met zijn bovenlijf. ‘Als in Folsom iemand isoleer krijgt, zetten ze hem op hongerdieet. Eens per dag water en brood, verder niks. Ziet zo iemand een kakkerlak, dan stopt hij hem in zijn brood. Snap je? Voor het eiwit. Scott niet. Scott legt het liever af tegen eiwittekort dan dat hij een dier opeet. Scott is strenger in de leer dan Johannes de Doper, die sprinkhanen at in de woestijn. Ik zou de sprinkhanen toespreken... ik zou ze dopen... In Folsom mag de gevangene geen dieren houden in zijn cel. Platluis? De beestjes worden per gifaanval gedood. Ik had twee kakkerlakken gevangen, en hield ze in een luciferdoosje. Het waren mijn vriendjes. Ik richtte ze af, tot ze allerlei kunstjes voor me deden. Hun mooiste act, Little Remo, was de schorpioenendans. Ik had ze net zo lang met een tandenstoker gemanipuleerd tot ze dansten als meneer en mevrouw Schorpioen. Tot en met de doodsteek... en het doodliggen. En het applaus. Doek. Toen beging ik een fout. Ik was zo trots op mijn kleine artiesten dat ik ze aan een bevriende bewaker liet zien. Hij bedelde om een kunstje. Met behulp van een draadje liet ik ze hun eigen luciferdoosje voorttrekken als een kar. De bewaker had de tranen in zijn ogen staan.’
Remo had het toch goed gezien. Het verband onder Maddox’ rechteroog was een beetje nat geworden.
‘Dezelfde dag... cel doorzocht. Ze namen het doosje met mijn kakkerlakken in beslag. Ik vraag bewakers nooit om een gunst, maar toen heb ik gesmeekt mijn vriendjes te mogen houden. “Gevangene Maddox moet het reglement nog maar eens lezen. Geen huisdieren op cel.” Ik hield ze voor dat kakkerlakken toch geen huisdieren waren. “Zodra je ze hebt afgericht, Maddox, zijn het huisdieren, en dienen wij ze af te voeren.” Ik heb de hele dag gehuild. Die nacht heb ik tussen twee controles in mijn bed in brand gestoken.’
Over de Ring stuiterde het handgeklap van De Griek. , heren. Genoeg gekletst nu.’ Een treffen van droge, lichtbeëelte handpalmen, profiterend van de akoestiek binnen kale muren. ‘De dweilen worden hard. Ieder z’n kant op.’
De schoonmakers doopten hun dekzwabbers in de emmers met sop. ‘Straks de rest,’ zei Maddox, naar de grond kijkend. ‘Zorg dat je met een kleinere boog naar me toe werkt.’
Al zwabberend verwijderden ze zich ruggelings van elkaar.
7
Juist toen Remo zich afvroeg hoe Maddox door dat dikke verband heen kon horen, draaide de man zijn hoofd een kwartslag. Ter hoogte van het oor puilde een van gaatjes voorziene uitstulping door de windselen heen, van plastic of van piepschuim. ‘Hoor je net zo goed als vroeger?’
‘De vlammen zijn mijn oren binnen gelekt. Oorsmeer werkt als olie op vuur. Scott vangt geluiden op met zijn staartbeen.’
‘Ik zal mijn stem wat meer laten trillen.’
‘Voordat ik de brandstapel aanstak, heb ik de directeur laten roepen. Hij kwam. Scott zei: “Als ik van u geen kakkerlakken mag houden in mijn cel, wees dan zo dapper ze voor mijn ogen dood te trappen.” Dat zei Scott.’
‘Twee brijachtige vlekken op de vloer, is dat niet erger dan afpakken?’
‘Little Remo is geen natuurmens. Trap een kakkerlak kapot... haar eitjes overleven. Wie zijn huis kakkerlakvrij wil maken, moet met brandende kranten langs de muren, anders krijgt hij snel met de volgende generatie te maken. Scott wilde het nageslacht van zijn vriendjes africhten.’
‘De directeur deed niks.’
‘Toen is Scott in een kakkerlak veranderd... tussen brandende kranten.’
‘Je bent op tijd gevonden.’
‘Ze roken iets.’
‘Hoe erg?’
‘Gezicht. Handen. Hier en daar nog een schroeiplek... de afdruk van een strijkbout, meer niet.’
‘En nu zit je hier. Vast niet omdat Folsom bang was dat je een nieuw kakkerlakkencircus zou beginnen.’
‘In het rapport stond: “Extreem suïcidaal.” Door de gangen van Folsom spookt de pluizenbol van George Jackson. Te veel dooien met een verhaal is niet goed voor een gevangenis.’
‘Nu weet ik hoe je van Folsom in Choreo kwam. Ik weet nog altijd niet wat je naar Folsom bracht.’
‘Scott is in Choreo niet op z’n plaats. Scott was in Folsom niet op z’n plaats. Scott krijgt niet de behandeling die hij verdient. Hij is een politieke gevangene.’
‘Leg me...’
‘Ik ben een verdwaalde politieke gevangene. Het is niet in het belang van mijn zaak daar tegenover een gewone gedetineerde mededelingen over te doen. De vijfde colonne zit overal.’
Nadat Maddox over zijn autodafe had verteld, voelde Remo voor ’t eerst sinds zijn aankomst de baard op zijn gezicht branden, en nu niet in de vorm van jeuk. Hij kon de stank van verbrand haar bijna ruiken. ‘Als je toen zelf niet in je bed verbrand bent, wat hebben ze dan met je gedaan?’
‘In de isoleer daar wemelde het van de kakkerlakken. Ze gooiden me in het hol om me een lesje keuze te leren: kakkerlakken dresseren... of opvreten.’
8
De Griek stond op de uitkijk. ‘Hou het kort, Scott.’
‘Getrouwd?’
‘Geweest.’
‘Scheiding.’
‘Weduwnaar.’
‘Kanker...’
‘Kraambed.’
‘Kind?’
‘Dood.’
‘Ongelukkige.’
9
‘De baby heeft zijn moeder overleefd,’ zei Remo.
halve wees. Ik wou dat ik mijn moeder had overleefd. Dan zat ik hier niet.’
‘Hij stierf later dan zijn moeder.’
‘Hoeveel later?’
‘Twintig minuten.’
‘Wat is je punt? Dan zijn ze dus samen in het kraambed gestorven.’
‘Die twintig minuten, daar gaat het juist om.’
‘In jouw wereld van muggenzifters, ja.’
‘Het gaat hier om het ziften van een menselijke ziel.’
‘Waarom,’ vroeg Maddox, ‘is er geen keizersnede uitgevoerd, als dat het kind had kunnen redden?’
‘Er was geen arts in de buurt.’
‘Ook geen scalpel... of een scherp mes?’
‘O, messen genoeg, en scherp ook. En handen om ze te bedienen.’
‘Nou, dan. De vrouw was dood. Voor haar hoefde niemand meer voorzichtig te zijn. Waarom dan de baby er niet eenvoudig uit gehaald?’
‘Weet jij het, Scott? Ik niet.’
‘En jij, Little Remo?’
‘Ik was er niet bij. Ik was ver weg.’
‘Wat hebben ze gedaan?’
‘Wie?’
‘De lui die erbij waren.’
‘Ze zijn weggegaan.’
‘En de baby in de moeder aan zijn lot overgelaten...’
‘Zo is het gegaan.’
‘Het zullen je vrienden maar zijn.’
‘Vrienden waren het niet.’
‘Wat deden ze daar dan?’
‘Ongenode gasten bij de bevalling.’
‘Kortom,’ zei Maddox, ‘Cosy Horror... om de dood zijn tanden te ontnemen, en ze in het weke mondvlees van de boreling te planten. We zullen terugdeinzen voor de grommende zuigeling, die zijn hoektanden ontbloot. Niet langer schuwen we bescherming te zoeken aan de geruststellende borst van de dood. Omkering van alle angsten. Herwaarding van elke huiver.’
10
Eindelijk stonden ze in het centrum van een schematische doolhof, bestaande uit gedeeltelijk opgedroogde banen sop.
‘Klaar,’ zei Remo.
‘Nu nog met trekker en dweil,’ zei Maddox. ‘En toch ken ik jou ergens van.’
‘Verwar me niet met mijn bril.’
‘Het is onze kleinheid, Li’ll Remo. We kijken bij elkaar in de spiegel. Precies even groot.’
‘Ik ben langer dan jij.’
‘Mijn officiële lengte is een meter vijfenvijftig. Als ze me tegen de gevangenismeetlat zetten, en ik heb zin de boel te belazeren... met ietsje geheven hielen dus... dan kom ik aan een meter zesenvijftig. Meer zit er niet in. Ik schat dat jij net zo lang bent als ik wanneer ik smokkel.’
‘Ik ben een meter zevenenvijftig.’
Maddox stak zijn arm de lucht in, en wenkte. ‘Mr Agraphiotis...!’
De Griek, die net de cipiersloge op de eerste verdieping binnen wilde gaan, boog af in hun richting. Hij daalde aan de overkant de trap af, en liep op zijn hakken naar ze toe, zoals mensen doen als ze een natte vloer oversteken.
‘Woodehouse en ik,’ zei Maddox, ‘hebben een klein meningsverschil over onze lengte.’
‘Twee lilliputters die om een millimeter vechten,’ zei de bewaarder. ‘Ga maar met de ruggen tegen elkaar staan.’
Als gezeglijke kinderen deden ze wat hij ze opdroeg. Nu hun hoofden tegen elkaar rustten, ving Remo de geur van bederf op uit Maddox’ verbandkluwen. Uitgewerkte zalf, zachte wondkorsten, etter misschien.
‘Rechtop,’ zei Agraphiotis, die iets verschikte aan de kromme houding van Maddox. ‘Anders benade jezelf. Eens kijken... Woodehouse lijkt inderdaad een paar centimeter langer. Maar wat zie ik daar? Hoe kom jij aan gympen, Woodehouse?’
‘Die had ik bij me. Ze hadden op het magazijn geen slippers in mijn maat.’
‘Dat scheelt minstens anderhalve centimeter. Maar zelfs als we die verrekenen, steekt gedetineerde Woodehouse nog ietsje boven gedetineerde Maddox uit. Maddox fraudeert door zich een weinig op de tenen te verheffen. Het helpt hem niets. Plaats rust.’
Maddox gaf Remo een kontje, en de schoonmakers draaiden zich allebei tegelijk om. ‘Troost je,’ zei De Griek. ‘Kleinheid hoeft grootheid niet in de weg te staan. Alexander de Grote mat een meter zevenenveertig. Zo’n decimeter korter dan jullie gemiddelde. Het belette hem niet Alexander de Grote te zijn. Zonder plateauzolen.’
‘Kort of lang,’ zei Remo, ‘het leven legt ons op hetzelfde procrustesbed. Zijn we er te lang voor, dan wordt het overhangende afgehakt. Wie onder de maat is, wordt uitgerekt tot hij past.’
‘Als opdondertje,’ vond Maddox, ‘ben je beter af. Liever de spieren verrekt dan op stompen verder. Voor ik ’s morgens van mijn veel te grote brits stap, rek ik me ook altijd even uit. Net genoeg om de dag te kunnen plukken.’
‘Mr Agraphiotis,’ zei Remo, ‘u bent aanwezig geweest bij de oprichtingsvergadering van de Vereniging van Procrustesbedhouders Carpe Diem. Zonder winstoogmerk.’
‘Een hele eer.’
Maddox leek ineens door een fanatieke woede bevangen. Het dikke verband om zijn handen belette hem zijn vuisten behoorlijk te ballen.
‘Mannen die van nature groot zijn, verkeren uiteindelijk in het nadeel. Ze groeien uit hun kleren, en verslijten de ene garderobe na de andere, en brengen hun moeder tot wanhoop. Als ze uitgegroeid zijn, maken ze zichzelf wijs dat voorspoed ze in de genen zit. Zo beginnen ze heel tevreden met zichzelf, en aartslui, aan hun volwassen leven... hun loopbaan. Nee, dan de ambitie van de kleine man...! Die staat van meet af aan op scherp. Uit pure overlevingsdrang.’
11
‘Ik hoorde je gisteravond zingen en spelen,’ zei Remo. ‘Maar publiek stoort je, merkte ik.’
‘Ik was dingen aan het uitproberen. Ik wil niet dat de mensen mijn halffabrikaten in hun hart meenemen.’
‘Ik kon wat ik hoorde niet in een bepaalde stroming plaatsen.’
‘Stromingen...’ zei Maddox vol minachting.
‘Wat je deed, riep bij mij alleen associaties op met enkele eenlingen.’
‘Zoals?’
‘Van Morrison.’
‘Van Morrison zingt altijd alsof hij een haar op zijn tong heeft. Waarom dan niet meteen gezongen met een uilenbal in de keel?’
‘Scott, vertel eens... hoe heb jij gitaar leren spelen?’
‘Op de tralies van mijn cel. Het kost wat moeite om ze goed ingedrukt te krijgen, je nagels springen erop stuk, maar het gaat steeds beter... dankzij de akoestiek van de bajes...’
‘Laat maar.’
‘Popmuziek,’ spoog Maddox met diepe verachting. ‘Als ik terugkijk op de jaren zestig, zie ik jonge doodgravers die een spade voor onze voeten in de grond staken, en de spleet wijder maakten net zo lang tot er een generatiekloof gaapte. Ze predikten het God Noch Gebod met vloek-, scheld en schuttingwoorden. Ze brachten ons aan de drugs, en maakten ons zo ongeschikt voor een normaal, werkzaam bestaan. Diezelfde popjongens gebruiken hun progressieve muziekvorm tegenwoordig om er Jezus en de Blijde Boodschap mee aan de man te brengen. Als ik de kans krijg, koop ik hun roadies om, en vraag ze hier en daar een gitaar verkeerd in te pluggen... dat is schoner dan de kogel
12
Om bij de recreatie te komen koos Remo opnieuw voor de omweg langs Maddox’ cel. De man speelde en zong hetzelfde nummer van laatst (‘Crosstalk in the meadows’), maar geroutineerder, met minder misslagen. Toen Remo voorzichtig de open deur naderde, hield Maddox op met spelen. Remo gluurde om de post heen. De gitarist drukte de knoppen in van een recorder die voor hem stond, en schoof een microfoon op een kleine driepoot dichter naar zich toe. Hij zette de blues opnieuw in, nu met draaiende spoelen.
Op zijn tenen liep Remo door. Uit sommige open cellen dreef een vage lucht van drank en zoete verrotting de gaanderij op. Als hij er voorbijkwam, moest hij steeds de bananenvliegjes van zich afslaan. Het was de geur van een vroege zomerochtend aan het eind van een feest... augustus, zijn verjaardag... als hij na het uitlaten van de laatste gasten in huis terugkeerde. De bijna lege punchbowl op het aanrecht, met een wolk fruitvliegjes erboven.
Zo had ook zijn verjaardag acht jaar terug moeten zijn. Er streken andere vliegen in zijn huis neer.