57
Kimberly dacht met weemoed aan de cowgirllaarzen die ze verleden week in de Kalverstraat had gekocht. Haar vader vond ze mooi, maar Donny zei dat het in de zomer iets te veel van het goede was. Helemáál over een spijkerbroek. Witte schoenen met een leuk hakje leken hem passender. In een vlaag van waanzin – zo zag ze het nu – had ze hem zijn zin gegeven. Daarvan had ze op dit moment enorme spijt. De onstabiele schoenen vonden nergens houvast op de drassige ondergrond. Ze zwikte en struikelde aan één stuk door. De ondingen uittrekken was echter geen optie. Ze moest nog zo ver.
Het kind was niet in de schuur. Kimberly was binnen geweest, had met de bundel van haar lantaarn de spookachtige ruimte beschenen en was op het gegraven gat gestuit. Het wicht was dus ontsnapt! Ze was zo snel mogelijk weer naar buiten gelopen.
De rillingen liepen haar nog over het lijf als ze aan die schuur dacht. Brrr, de sfeer die daar hing was om doodsbang van te worden.
Van het schot en de lichtflitsen in de boerderij had ze zich weinig aangetrokken. Voor dat gedeelte van de klus zorgde haar vader. Mocht het echt spannend worden, dan was Donny er ook nog om hem te helpen. Geen geruststellende gedachte, maar toch. Ze had het rotsvaste vertrouwen dat haar vader als overwinnaar uit de strijd zou komen. Dat was in het verleden altijd al zo geweest.
Haar vader had dit ‘de noodprocedure’ genoemd. Er kon altijd iets onverwachts gebeuren. In zo’n geval moest er een uitweg zijn. De kelder bleek hiervoor het meest geschikt. Enkele dagen nadat ze in de boerderij waren getrokken, had hij de noodprocedure met hen doorgelopen. Donny deed ook mee, want je wist nooit van tevoren wie de kelder in moest. Het verhaal van Hugo de Groot had haar vader alleen aan haar verteld. Het ging over een man die zich tijdens een lange oorlog in een boekenkist had opgesloten en daardoor kon ontsnappen. Aan Napoleon of zo. Dat kon ze zich niet meer herinneren. Wel dat ze het luik moest vergrendelen als pa het codewoord had gezegd.
Hoewel ze zich een kreupele in onherbergzaam gebied waande, was Kimberly uitermate scherp. Haar vader had geen enkel misverstand over haar opdracht laten bestaan. Als het kind was ontsnapt, moest zij het weer in handen krijgen. Zonder Bibi geen extra geld. Ze wilde haar vader niet teleurstellen. Zelf was ze ook gebrand op het geld. Om het kind gaf ze niets.
Ze weerstond de verleiding om met haar lamp de omgeving af te zoeken. Vanaf de boerderij zou het schijnsel zichtbaar zijn. Bovendien schoof het wolkenpak langzaam voorbij aan de maan, zodat het zicht steeds beter werd. Nu zag ze links en rechts tot een meter of tien details van de omgeving. Daarachter was het voornamelijk zwart.
Om haar zoekgebied te vergroten, liep ze zigzaggend. Een truc die ze van haar vader had geleerd.
Opeens draaide Kimberly zich om. Ze keek naar de boerderij en schatte de afstand in. Het grootste gedeelte van het achterland had ze inmiddels afgelegd. Dat wist ze omdat ze hier eerder twee wandelingen had gemaakt. Eén met Donny en één met haar vader. Ze hadden het terrein verkend en waren op de brede sloot gestuit die nu nog ongeveer vijfhonderd meter voor haar lag. Het meisje was deze sloot vast ook tegengekomen. De vraag was wat ze toen had besloten.
Kimberly veranderde van tactiek. Vanaf dit punt wilde ze actief gaan zoeken. Omdat ze de risico’s tot een minimum wilde beperken, bleef de lantaarn uit.
‘Bibi?’ Een reactie bleef uit.
‘Bibi, waar ben je?’ Ze bleef zigzaggend lopen.
‘Hallo, Bibi. Ik ben Marlies van de politie. Je kunt tevoorschijn komen. Ik ga je naar mama en papa brengen.’
Hoewel het muisstil bleef, voelde Kimberly de intensiteit in de lucht hangen. Elk moment kon een snik of een kreun het zwarte gordijn openscheuren. Ze besloot een gokje te wagen. Ze knipte haar lantaarn aan en uit. Dit herhaalde ze driemaal.
‘Bibi, dat was mijn politiesignaal. Jij gaat naar huis. Ik kom je…’
‘Wie ben jij?’
Kimberly verstijfde van schrik. De stem was van heel dichtbij gekomen. Hierdoor was ze even gedesoriënteerd.
‘Ik ben Marlies,’ antwoordde ze om tijd te winnen. Het was haar nog niet duidelijk uit welke richting het stemmetje kwam.
‘Waarom zijn jullie er nu pas? Ik heb heel lang opgesloten gezeten.’
Kimberly negeerde de inhoud van de vraag. Ze wist nu ongeveer waar Bibi zich bevond. Stap voor stap liep ze daarnaartoe.
‘Je was moeilijk te vinden, Bibi,’ antwoordde ze op een toon waaruit medeleven sprak. ‘Het belangrijkste is dat ik er nu ben. Je wilt toch terug naar je ouders?’
‘Ja,’ antwoordde Bibi, die vanachter een boom was gestapt en bij haar stond.
Kimberly aaide het meisje over haar verwilderde haardos. Bibi keek haar verbaasd aan.
‘Wat een rare kleren voor een politieagent.’
‘Burgerkleding,’ verklaarde Kimberly afwezig. Haar gedachten schakelden over naar de volgende fase. Ze moest nu met het kind de vluchtauto zien te bereiken. Maar de weg ernaartoe was een groot obstakel. Ze wierp een snelle blik op de boerderij die als markeringspunt gold. Toen ze zeker van haar zaak was, trok ze Bibi ruw mee aan haar schouder.
‘Au!’
‘Kom op, Bibi. Niet zeuren. Als je snel naar huis wilt, moet je wel meewerken.’
Met snelle passen liepen ze naar de zijkant van het stuk land. Met vallen en opstaan bereikten ze de sloot die tussen de weilanden lag.
‘Hier moeten we overheen,’ zei Kimberly. Ze deed haar schoenen uit en hield ze in haar hand.
‘Dat durf ik niet.’
‘Ik vind het ook vervelend, weet je wel. Hoor je mij soms zeuren?’
‘Jij bent helemaal niet aardig.’
Kimberly was het zat. Ze had het helemaal gehad met het platteland, natte voeten, gescheurde kleding, het gevoel opgejaagd te worden en een negenjarig bijdehandje dat tegenstribbelde. ‘Je hoeft me ook niet aardig te vinden, loeder. Ik vind jou ook niet aardig. Je doet wat ik zeg en daarmee uit!’
Bibi schrok van deze heftige uitval. Ze begon te huilen.
‘Ik… wil… niet… over… die… sloot.’
Kimberly gooide haar schoenen naar de overkant. Ze pakte Bibi stevig bij haar schouder.
‘We springen samen, dat lukt best. De sloot is maar twee meter breed. Ik tel tot drie.’
‘Nee!’ gilde Bibi.
‘Hou toch je bek, kutkind!’
‘Bibi!’
Bibi en Kimberly bleven als versteend staan. Het geluid van de stem was zo intens.
‘Mama!’ reageerde Bibi als eerste. Ze probeerde zich los te rukken van Kimberly’s vingers die haar greep verstevigde.
‘Hier blijven, jij,’ siste ze boosaardig.
‘Laat mijn dochter los,’ sprak Isabel ijzig kalm. Elk woord was voorzien van een lading onverzettelijkheid.
‘Laat Bibi los of ik vermoord je met mijn blote handen.’
Kimberly keek over haar schouder en taxeerde de vrouw die op enkele passen afstand van haar stond. De aanblik was verre van prettig. Het was een getergde moeder die geen middel zou schuwen om haar dochter terug te krijgen.
‘Dan zul je me eerst te pakken moeten krijgen, heks,’ antwoordde ze met een spottende grijns. Ze zette af. In haar sprong sleurde ze Bibi mee.
‘Nee!’ schreeuwde Bibi terwijl ze al boven de sloot waren.
Ze haalden de overkant net niet. Omdat Bibi tijdens de afzet bleef tegenstribbelen, kwamen ze een halve meter te kort. Het kroos week uiteen toen ze op het water landden. Bij Kimberly reikte het slootwater tot aan haar borsten, Bibi had moeite om haar mond boven water te houden.
Isabel reageerde instinctief. Ze maakte een grote sprong en belandde vlak naast haar dochter in het water. Ze greep Bibi beet, zette kracht en duwde haar omhoog. Bibi kreeg houvast aan de oever en trok zichzelf uit het water. Toen Isabel zich na deze krachtsinspanning realiseerde dat die vrouw er nog was, raakte de lantaarn haar vol op haar voorhoofd. Ze zag opeens vlekken en voelde hoe de kracht uit haar lichaam wegvloeide. De temperatuur van het water werd behaaglijk, de omgeving was vertrouwd, haar geliefden waren trots op haar prestatie.
‘Mama!’ De kreet van Bibi redde haar. Ze schrok wakker uit de bedwelmende toestand. Het waas voor haar ogen werd minder dik, maar een stekende pijn maakte haar duizelig. Eerst zag ze schaduwen, daarna een vrouw die uit het water kroop.
‘Mama!’ gilde Bibi nogmaals. ‘Word wakker!’ Het werkte als doping.
Isabel was opeens weer doordrongen van de situatie. Ze zette af en strekte zich. Haar hand greep de enkel van haar belaagster die bijna uit het water was. Ze trok uit alle macht, waarna de vrouw terug in de sloot gleed. Het liefste wilde ze de vrouw onder water houden. Totdat ze niet meer ademde. Omdat Bibi haar armen naar haar uitstrekte, liet ze die gedachte varen. Ze pakte de oever en klom uit het water.
‘Ik ben er lieverd,’ fluisterde ze. ‘Mama is weer bij je.’
Op het moment dat ze haar tweede been optrok, daalde de lantaarn voor de tweede keer op haar neer. Ditmaal op haar achterhoofd. Isabel dacht helemaal niets meer. Het werd zwart voor haar ogen. Langzaam zakte haar lichaam naar de bodem van de sloot.
Ze zweefde. Hoewel ze haar ogen had gesloten, waren er toch kleurverschillen. Witte en zwarte schakeringen. Ze was in een landschap zonder kenmerken. Geen heuvels, bomen, wegen of water. De lucht was reukloos. Het was zowel fascinerend als angstaanjagend.
Toen ze beter keek, zag ze dat zwart en wit uit steeds meer tinten bestonden. Het veranderde in grijs, daarna lichtgrijs. Er tekende zich een gezicht in af.
Ze schokte met haar bovenlichaam, draaide zich op haar zij en spuugde een straal slootwater uit. De lucht die ze wild inademde brandde in haar longen. De hoest bracht meer smerig water naar buiten. Ten slotte ademde ze door haar neus en besefte ze eindelijk waar ze was. Hoewel Isabel niet begreep waar hij zo snel vandaan was gekomen, herkende ze het gezicht van de man meteen.
‘Welkom terug, mevrouw Bouman,’ zei Eric Donkers. ‘Dat was op het nippertje.’
Voordat ze de gelegenheid kreeg om te antwoorden, had Bibi haar handen al om haar nek geslagen. Ze trok haar dochter stevig tegen zich aan.
Donkers deed een stapje terug, zodat het tweetal dit unieke moment in alle rust kon beleven. Bovendien moest hij ervoor zorgen dat hij de vrouw die hij had zien wegrennen, kon inhalen. De schaduw die over de sloot sprong, kwam uit de richting van de boerderij. Hoewel hij de man niet herkende, ging Donkers ervan uit dat het om iemand van zijn team ging. Hij kon de hulp nu goed gebruiken. Een misrekening die pas tot hem doordrong toen de rennende persoon hem tot een armlengte was genaderd. De kolf van het pistool raakte hem vol op zijn slaap, waarna Eric Donkers in elkaar zakte.