21
De tamtam, dacht Eric Donkers. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat ik dat fenomeen heb onderschat? Na het onplezierige telefoontje bleef deze vraag aan hem knagen. Hij, de voormalige Amsterdammer, had geblunderd. Dan ben ik gewend met zoveel rekening te houden, juist omdat ik in een grote stad werkte en dan denk ik hier niet eens aan. Welkom op het platteland. En dat terwijl hij al enkele jaren in Friesland werkzaam was.
De ouders van Bibi hadden natuurlijk groot gelijk. Hij had een toezegging gedaan, maar was die niet nagekomen.
Hij had Koen Sanders uit laten razen. De man liep echt op zijn laatste benen en voelde zich bovendien belazerd door degene die het onderzoek naar zijn vermiste dochtertje leidde. Toen Sanders eenmaal zijn gal had gespuugd, probeerde Donkers hem tegemoet te komen door uitleg te geven. Hij vertelde Bibi’s vader dat er inderdaad iemand was aangehouden. Een arrestatie met de nodige strubbelingen. Hierdoor was de verdachte in het ziekenhuis beland en een rechercheur gewond geraakt. Aangezien de verdachte op last van de dienstdoende arts minstens vierentwintig uur niet aan een verhoor mocht worden onderworpen, had hij besloten hen niet op de hoogte te stellen van de aanhouding. Dit zou zomaar tot valse hoop kunnen leiden. Dat wilde hij hun in deze moeilijke tijden besparen.
Tot zijn opluchting toonde de familie Sanders uiteindelijk begrip voor zijn optreden. Hierdoor gesterkt verzocht hij hun nogmaals elk contact met de pers te mijden. Journalisten zouden geen middel onbenut laten om een verhaal uit hen los te krijgen. Het was meer een waarschuwing dan een constatering geweest. Tot nu toe hielden de verslaggevers zich behoorlijk gedeisd. Op wat meldingen in de Friese bladen na was het nog rustig in de media.
Donkers keek op zijn horloge. Eindelijk was het zover. Hij stond op en knikte naar Saïd Houdamir. Gezamenlijk liepen ze in de richting van de kamer waar Egbert de Haan lag. Naast de deur hield een agent in uniform de wacht. De man bekeek hun legitimatie, waarna ze door konden lopen.
Egbert de Haan lag alleen op de kamer. Hij was wakker en staarde naar het plafond. Het eerste wat opviel was de brede kraag rond zijn nek, waardoor zijn hoofd nog kolossaler leek. Hij sloeg zijn ogen neer toen de rechercheurs naast zijn bed kwamen staan.
‘Dag meneer De Haan,’ zei Donkers formeel. ‘Dit is rechercheur Saïd Houdamir.’ Hij liet een korte stilte vallen. ‘Wij hebben al kennisgemaakt.’
De Haan deed een halfslachtige poging om hem aan te kijken. In zijn blik was schaamte te lezen. Donkers zag het, maar trok er verder geen conclusie uit. Daarvoor had hij te veel arrestanten ondervraagd die op meesterlijke wijze emoties konden veinzen.
‘Die andere rechercheur,’ fluisterde De Haan. ‘Die dame… hoe is het met haar?’
‘Zij heeft haar sleutelbeen gebroken,’ antwoordde Donkers kortaf.
‘Wilt u haar zeggen dat het mij spijt?’ De grote man kwam enkele centimeters overeind en trok een pijnlijke grimas. ‘Dat ik er écht spijt van heb, bedoel ik.’
Donkers knikte kort.
‘Ik zal het doorgeven.’ Verder wilde hij er niet op ingaan. Nadat de arts een sleutelbeenbreuk had geconstateerd, had Lieke zich in het ziekenhuis laten verbinden om daarna doodleuk achter haar bureau plaats te nemen. Ze weigerde zich ziek te melden. Ze kon zich beter nuttig maken achter de computer dan achter de geraniums, had ze gezegd. Hoewel hij sterk had geprotesteerd, was Lieke onvermurwbaar gebleken. Terwijl hij en Saïd op het punt stonden om Egbert de Haan te verhoren, speurde zij in dossiers en op het internet verder naar mogelijke aanwijzingen. In zijn hart was Donkers trots op deze vrouw met ballen.
‘Waar is Bibi Sanders, Egbert?’ begon Donkers plompverloren, maar op een toon die bijna vriendschappelijk klonk. Hij had genoeg tijd gehad om zijn tactiek te bepalen en een van de onderdelen was meteen tutoyeren.
‘Dat weet ik niet,’ antwoordde De Haan.
‘Dan zijn er dus drie mensen in dit vertrek die niet weten waar Bibi is.’ Donkers toonde een gemaakte glimlach. ‘Maar ik zal deze kamer niet eerder verlaten voordat jij mij hebt verteld waar Bibi is, Egbert. Al moet ik hier tot morgennacht zitten. Of langer.’ Hij keek de tuinman nu doordringend aan. ‘Ben ik duidelijk?’
De Haan probeerde te knikken, waardoor hij een scheut in zijn nek kreeg. Hij verbeet de pijn.
‘Ik weet niet waar dat meisje is. Dat zweer ik u.’
Donkers hief zijn rechterhand.
‘Niet zweren, Egbert. Dat soort toneelstukjes heb ik net iets te veel meegemaakt.’
De Haan zuchtte.
‘Ik weet wat jullie denken. Ik ben ziek. In mijn hoofd. Dat is misschien wel zo.’ Hij haalde diep adem. ‘Maar niet zo ziek dat ik een kind kwaad zou doen. Dat is onmogelijk. Ik hou van kinderen.’
Donkers telde in gedachten tot vijf. Dat is godverdomme een mooi eufemisme. Van kinderen houden. Hij was terug in de ondergrondse schatkamer van Egbert de Haan. De fotocollages aan de muur vormden een pervers mozaïek van pornografische afbeeldingen. De handelingen werden verricht door jonge kinderen. Niet een van hen was ouder dan tien… Op het bureau stond een ouderwetse projector. Aan de achterste wand in het gewelf hing een scherm. Tegen de muur stonden metalen blikken waarin de filmrollen werden bewaard. Oude opnames in zwart-wit. Nog steeds gewild onder pedofielen, wist Donkers van zijn collega’s bij Zeden.
Ook al walgde hij ontzettend van de man, hij diende zich voor het onderzoek professioneel en objectief op te stellen. Hoe verschrikkelijk moeilijk dit ook in deze zaak mocht zijn.
‘Dus je houdt van kinderen, Egbert?’ Donkers liet bewust een stilte vallen waarin hij De Haan strak bleef aankijken.
‘Goed, laten we eens aannemen dat jij gek op kinderen bent en ze nooit iets aan zou doen. Dan heb je dus, op het in bezit hebben van verboden materiaal na, niets te verbergen, toch? Waarom vertrok je dan halsoverkop nadat ik had gebeld?’
‘Omdat ik bang was,’ reageerde De Haan meteen. ‘Ik had gehoord van dat meisje… Nou, met mijn verleden lag het voor de hand dat…’ Hij keek hulpeloos voor zich uit.
‘Wist niemand bij Eagles Lodge of hier in de omgeving van jouw verleden?’ haakte Donkers in.
‘Nee, dat heb ik altijd verzwegen. Voor mij was de baan bij het resort een nieuwe start.’
Donkers knikte. ‘Je hoorde van de verdwijning, meldde je ziek en hoopte maar dat de bui over zou trekken.’
‘Zo ongeveer, ja. Ik kon niets beters bedenken.’ Uit zijn stem klonk weinig overtuiging.
‘Waar was jij op de avond dat Bibi Sanders verdween?’
‘Thuis.’
‘Kan iemand dat bevestigen?’
Egbert zuchtte. ‘Nee, ik was alleen.’
‘Ik neem aan dat je in je hobbyhok zat?’
Egberts zwijgen sprak voor zich.
‘Over die tombe gesproken,’ ging Donkers verder. ‘Heb jij die zelf gebouwd?’
De Haan schudde zijn hoofd, wat hem weer een pijnlijke scheut bezorgde.
‘Ik ontdekte de ruimte een paar maanden nadat ik het huis had gehuurd. Omdat ik altijd met groen bezig ben, zag ik de oneffenheden. Ik denk dat het een schuilplaats uit de Tweede Wereldoorlog is. Een onderduikadres voor joden of zo. Zeker weet ik het niet, heb er nooit met iemand over gesproken.’
‘Oké,’ zei Donkers. ‘Daar kan ik in meegaan. Jij stuitte op dat hol en besloot het te renoveren tot een ruimte voor privéaangelegenheden.’
Hij stak een vinger op om te suggereren dat hem zojuist iets te binnen was geschoten.
‘Wij hebben dat hol onderzocht en volgens de technische recherche is het een rechthoekige ruimte. Kan het zijn dat ze ergens overheen hebben gekeken? Gecamoufleerde panelen die een opening verbergen, bijvoorbeeld?’
‘Niet dat ik weet,’ antwoordde De Haan snel. Té snel naar de zin van Donkers.
‘Als je liegt zorg ik er persoonlijk voor dat je nooit meer vrijkomt, Egbert. En dat zweer ik je.’
‘Er is geen verborgen ruimte. Het is nog in dezelfde staat als waarin ik het aantrof. Dat zweer…’
‘Niet doen, Egbert. Je woord is voorlopig voldoende.’
De ademhaling van De Haan werd onregelmatiger. ‘Ik heb zo’n spijt van mijn idiote gedrag. In mijn paniek deed ik stomme dingen, zoals u en die dame aanvallen. Ik was gek van angst. Kon niet meer helder denken. Ik wilde vluchten, ver weg van alles, begrijpt u?’
Saïd Houdamir keek op van zijn blocnote waarop hij enkele aantekeningen had gepend.
‘Misschien begrijpen we dat wel. Maar wat ik me niet kan voorstellen is dat iemand in paniek de tegenwoordigheid van geest bezit om zijn computer af te koppelen en in de kofferbak te leggen.’ Zijn donkere ogen rustten nu op de tuinman, die steeds schichtiger werd.
‘Er stonden dingen op die computer… niet zoals beneden… anders, minder erg… begrijpt u?’
‘Websites en adressen van andere pedofielen,’ vulde Houdamir aan. ‘Het harde werk lag beneden in de bunker opgeslagen. Alleen voor privégebruik.’
De Haan sloeg zijn ogen neer.
‘Ik weet hoe jullie over mij denken,’ zei hij zacht, alsof hij het eerder tegen zichzelf had. ‘Hoe de hele wereld over mij denkt. Ik ben een smeerlap. Een stuk uitschot dat niet in deze maatschappij thuishoort.’
Donkers kneep zijn oogleden iets samen.
‘Je denkt er zelf blijkbaar anders over.’
De Haan ontweek opzichtig zijn blik. Uit zijn houding sprak twijfel. Na een ongemakkelijke stilte keek hij Donkers aan.
‘Voor de wet ben ik een misdadiger. Zo voel ik me echter niet,’ ging De Haan verder. ‘Ik lijd aan een ongeneeslijke obsessie. Mijn liefde voor kinderen laat zich niet onder een noemer plaatsen, daarvoor is het te veelomvattend. Ik vind het heerlijk om naar ze te kijken als ze spelen en plezier hebben. Als ze verdrietig zijn, voel ik hun pijn. Dan wil ik ze troosten. Ze aaien, kusjes geven. Net zoals ieder ander mens zou doen.’
Hij haalde diep adem. ‘Naast mijn platonische liefde voor kinderen, voel ik ook een seksuele aantrekkingskracht. Die is sterker en constanter dan elke andere aandrang die ik ooit in mijn leven heb ondervonden. Een gekmakend verlangen, dat eenvoudigweg bevredigd moet worden. Hoewel ik mij ervan bewust was dat dit gedeelte van mijn obsessie maatschappelijk onaanvaardbaar was, heb ik er in het verleden aan toegegeven.’
Tijdens het spreken hield De Haan zijn kaken bijna op elkaar, waardoor zijn gefluister nog lastiger te verstaan was.
‘Het is overigens niet wat u denkt. Ik heb me nooit daadwerkelijk aan een kind vergrepen. Jaren geleden heb ik in de buurt van een basisschool regelmatig in de bosjes gestaan. Tijdens het speelkwartier bevredigde ik mezelf. Dat was alles.’
De twee rechercheurs keken stoïcijns voor zich uit.
‘De “hobbykamer”, zoals u het net zo vleiend noemde, redde mijn leven. Ik was net aangenomen bij Eagles Lodge en de zwarte kant van mijn geaardheid stond op het punt de regie over te nemen. Op het moment dat ik op die verlaten ruimte stuitte, overwoog ik serieus er een eind aan te maken. Ik kon wel leven met mijn seksuele voorkeur, maar niet met de drang daadwerkelijk mijn steeds verdergaande fantasieën in praktijk te brengen. Ik onderzocht de ruimte, sloot elektriciteit aan en trok me er terug als de aandrang te groot werd. In de daaropvolgende maanden was ik voor het eerst in mijn leven gelukkig. Ik had een prettige baan en kon thuis mezelf zijn zonder daar eventueel anderen mee te kwetsen.’
‘En toen verdween Bibi Sanders,’ zei Saïd.
‘En veranderde mijn leven van het ene op het andere moment in een puinhoop,’ vulde De Haan aan.
Eric Donkers stond op. ‘Dit was het voor nu. Bedankt voor je openhartigheid, Egbert.’ Hij knikte De Haan toe en liep naar de deur.
‘Meneer Donkers?’
Terwijl Saïd de deur voor hem opende, draaide hij zich om.
‘Ja?’
‘Ik begrijp dat u vraagtekens achter mijn verhaal zet.’ De stem van Egbert de Haan was helderder dan tijdens de ondervraging. ‘Ik heb alles tegen en ben daarom de ideale verdachte.’ Hij legde zijn rechterhand op zijn hart. ‘Ondanks al het materiaal dat u hebt gevonden, zweer ik dat ik Bibi Sanders nog nooit met een vinger heb aangeraakt.’
Donkers wilde impulsief antwoorden. Hij bedacht zich en liep de kamer uit. Zijn collega volgde hem op de voet.
‘Eerste indruk?’ vroeg Donkers toen ze in de lift stonden.
‘Zoals hij zelf al zei, alles wijst op zijn betrokkenheid,’ antwoordde Houdamir. ‘Trouwens, hij is aardig welbespraakt voor een tuinman.’
Donkers knikte bedachtzaam. ‘Hij leek op een advocaat die vrijspraak eiste voor zijn cliënt.’
‘Wat hem nog lukt ook, want we hebben niets wat op zijn directe betrokkenheid met deze zaak wijst.’
‘Maar wel genoeg om hem weken, zo niet maanden, van de straat te houden.’
‘Tja,’ zei Houdamir. ‘Maar schieten we daar wat mee op?’
De lift stopte op de begane grond. Beiden stapten uit.
‘Maak een nieuw rooster voor het team,’ zei Donkers toen ze bij de auto aankwamen.
‘Elke zes uur wordt De Haan door twee van onze mensen ondervraagd. Wat mij betreft mogen ze tot het gaatje gaan.’
Hij opende het portier en stapte in. Voordat hij de motor startte, wierp Donkers zijn collega een blik toe die niets aan duidelijkheid overliet.
‘We persen hem net zo lang uit tot hij breekt.’