25
Het schelle geluid van de zoemer overstemde de achtergrondmuziek van de film die ze aan het kijken was. Bibi legde de afstandsbediening weg en stond op uit haar stoel. Ze liep naar de wasbak, poetste haar tanden, waste haar gezicht en kamde haar donkere haren. Met drie passen was ze bij het bed. Ze sloeg de lakens opzij en ging liggen. Daarna begon ze te tellen. Bij vijfentachtig ging het licht uit. Drie seconden later dan gisteren.
Het was nu pikdonker. Als ze haar ogen openhield, kon ze na tien tellen iets zien. Begon ze te huilen, dan duurde het veel langer.
Het rook in deze kamer naar dieren. Niet naar hond of kat, maar naar grote beesten. Paarden en koeien. Misschien wel varkens. In het begin was het geen fijne geur geweest. Ze vond het stinken. Nadat het licht voor de derde maal sinds ze hier zat was uitgegaan, was ze aan de stank gewend geraakt. Nadat het voor de vijfde keer donker was geworden, rook ze het bijna niet meer. Het hoorde erbij.
Ze opende haar ogen en staarde naar de contouren in haar gevangenis. Naast de deur stond een tafel met daarop een televisie en een spelletjescomputer waarin ze ook dvd’s kon afspelen. Er waren in totaal twintig spelletjes waaruit ze kon kiezen. Ze had ze inmiddels allemaal uitgeprobeerd en er waren maar vier leuke bij. De rest vond ze wel aardig of ronduit stom. Vooral het autoracen.
Links van de tafel stond de emmer. Daar moest ze in plassen en poepen. Zo vies! De man met het masker kwam driemaal per dag de emmer halen. Dan vroeg hij wat ze wilde eten en drinken en kwam hij later terug met een schone emmer, een plastic bekertje en een bord met eten. Tweemaal per dag kreeg ze brood. Met jam, pindakaas, ham of kaas. Een keer per dag werd er warm eten gebracht. Meestal pizza of vlees met groente. Ze had moeite om alles op te eten, maar had het toch gedaan. Dat moest van de man met het masker.
Hij sprak heel weinig tegen haar. Op de eerste dag het meest, toen had hij haar de regels uitgelegd. Die waren simpel. Als het licht brandde mocht ze in de kamer rondlopen en spelen. Zo gauw als ze de zoemer hoorde, moest ze tandenpoetsen en in bed gaan liggen. Als het licht eenmaal uitging, duurde het best wel lang voordat het weer zou gaan branden. Dus moest ze gaan slapen.
Schreeuwen was verboden. De man met het masker vertelde haar dat als ze toch zou schreeuwen, hij haar zou straffen. Ze geloofde hem.
In het begin had ze hem allerlei dingen gevraagd. Wanneer ze terug naar papa en mama ging, of ze buiten mocht spelen en het licht wat langer kon branden. Aangezien de man weigerde haar vragen te beantwoorden was ze daar maar mee gestopt. Ze miste haar ouders heel erg. En opa en oma. Tante Isolde ook wel. Maar iets minder dan de anderen.
Ze was ontvoerd. Of gekidnapt, zoals ze soms op televisie zeiden. Waarom wist ze niet. Niemand vertelde haar wat en zelf kon ze het niet bedenken. Ze was hier alleen. Daarom huilde ze ook zoveel. ’s Nachts, heel stilletjes. Zodat de gemaskerde man haar niet zou horen. Ze was bang voor de man zonder gezicht.
Vlak voor haar bed stond nog een tafel. Daarop lagen meisjesbladen, een pop met diverse kleertjes en een make-updoos. Hierin zaten een spiegel, oogschaduw, poeder en lippenstift. Vandaag had ze zich voor de eerste keer een beetje opgemaakt. Om te spelen en even iemand anders te zijn. Ze had het er meteen weer afgewassen. Ze wilde niet dat hij haar zo zag. Ze wilde niet mooi zijn voor hem.
Door de planken van de muur schenen flinterdunne lichtstraaltjes. Dat moest van de maan zijn. Er zaten piepkleine openingen tussen de planken, die je overdag niet zag. Al nachtenlang lag ze te denken hoe ze een gat kon maken waaruit ze kon ontsnappen. Maar ze had tot nu toe niets durven te proberen. Stel dat die man opeens achter haar zou staan als ze probeerde uit dit hok weg te komen? Ze rilde. God, wat was ze bang voor de man die ze driemaal per dag zag.
Bibi slikte de neiging om te huilen weg. Ondanks haar vrees voor de gijzelnemer, werd haar weerstand elke dag een beetje groter. Diep in haar zat een opstandig stemmetje dat haar aanspoorde om actie te ondernemen. Soms klonk deze stem zo hard dat ze bang was dat de man hem zou kunnen horen.
Ze keek nog eenmaal naar de langwerpige, verticale lichtstrepen en sloot daarna haar ogen. Misschien ging ze morgen iets proberen.
Of niet.