11
Koen nam hoffelijk haar jas aan en hing deze aan de kapstok.
‘Hoe lang is het eigenlijk geleden dat wij samen een hapje zijn gaan eten?’ vroeg hij toen ze de huiskamer binnenkwamen. Isabel reageerde met een spottende blik.
‘We zijn naar de snackbar geweest, romanticus.’
‘Dat vroeg ik niet.’
‘Een maand of twee, drie geleden, denk ik. Was dat niet bij die bistro vlak bij de Kalverstraat?’
Koen knikte. ‘En die tongfilet haalde het niet bij het patatje oorlog en de frikadel speciaal van snackbar Het Hoekje. Om maar te zwijgen van het broodje kaassoufflé, dat was echt van een andere planeet.’
Isabel zuchtte theatraal. ‘Jij bent een culinaire barbaar.’
‘Op z’n tijd. Maar zeg nou eerlijk: jij vond het toch ook lekker?’
Hij dook precies op tijd weg om de mep van zijn vrouw te ontwijken. ‘Geef jij hiermee aan dat ik de locatie voor ons huwelijkslustrum moet veranderen?’ sprak hij ontdaan tijdens zijn vlucht richting bank. ‘Zonde van die geweldige deal, zeg. Voor nog geen driehonderd euro onbeperkt snacken voor de hele bups. Dat de cafetaria tijdens ons feest gewoon openblijft, zag ik niet als probleem.’ Hij keek Isabel uitdagend aan. ‘Blijkbaar denk jij daar anders over.’
Het lukte haar niet meer om de ernstige gezichtsuitdrukking vast te houden. Ze pakte een losliggend kussen van een stoel en smeet het naar zijn hoofd. ‘Idioot,’ lachte ze breeduit.
Koen dook ineen. Theatraal hield hij beide handen op de plek waar het kussen zijn hoofd had geraakt. ‘Dit noem ik mishandeling met voorbedachten rade, mevrouw de rechter. Op het moment dat wij die snackbar binnenliepen kwam dit snode plan al bij u op.’ Hij hamerde met zijn rechtervuist op de tafel. ‘Drie jaar hechtenis waarvan vier onvoorwaardelijk.’ Toen Isabel hem vernietigend aankeek, maakte hij een verontschuldigend gebaar.
‘Oké, ik stop met die flauwekul. Wijntje?’
‘Eh, nee. Doe maar wat fris. Die glazen wijn van gisteren zijn me vandaag opgebroken. Ik heb de halve dag met een stekende koppijn rondgelopen.’
Hij schonk mineraalwater voor haar in en nam zelf een half glas rode wijn. Ze kropen op de bank tegen elkaar aan. Met een half oog volgden ze een film die al een halfuur geleden was begonnen.
‘Vakantie,’ zei Koen om halftien.
‘Eindelijk,’ antwoordde Isabel terwijl de zoveelste moord in beeld kwam. Feitelijk maakte het hen weinig uit welke pulp er werd uitgezonden. ‘Als Willem zo doorgaat, loopt hij volgend jaar de marathon van New York,’ grapte Koen.
‘Zo zie je maar wat een acute levensbedreiging met iemand kan doen. Hij drinkt geen druppel meer, heeft zijn sigaren weggegooid en loopt inderdaad meer kilometers dan het meest fanatieke lid van de plaatselijke wandelvereniging.’
‘En Isolde loopt vaak beschermend met hem mee.’ Het was eruit voordat hij er erg in had.
‘Sorry.’ Tot zijn opluchting zag hij hoe Isabel zijn sarcastische opmerking wegwuifde. Net als hijzelf, zat zij er helemaal doorheen. Ze dacht er hetzelfde over en had geen zin het over Isolde te hebben.
Koen begon te zappen. In plaats van naar de televisie keek hij regelmatig op zijn horloge. Isabel ook.
‘Het is elf uur,’ zei Koen. In zijn stem klonk de eerste ongerustheid door. ‘Ze zijn laat.’
‘Zo’n dropping kan uitlopen,’ antwoordde Isabel. ‘Ach, je weet toch hoe dat gaat?’
Koen trommelde met zijn vingers op de leuning van de bank.
‘Dat weet ik dus niet. Bovendien is alles daar bij Eagles Lodge strak geregeld.’
Om halftwaalf stond Koen met een glas in zijn hand op en begon door de kamer te ijsberen. Hij keek nu constant op zijn horloge. ‘Ik kijk het tot twaalf uur aan, daarna bel ik zelf.’ Hij liep naar de keuken en weer terug.
‘Waarom belt ze nou niet, verdomme nog aan toe. Dit is om gek van te worden!’
Isabel moest zichzelf dwingen om te blijven zitten.
‘Rustig nou. Er zijn honderden redenen te bedenken waarom ze nog niet heeft gebeld.’ Haar geruststellende woorden misten overtuigingskracht.
‘O ja? Noem er één.’ Koen was geïrriteerd. Of was het angst? ‘Dat was het dan,’ zei hij om exact middernacht. ‘Ik bel die leiding zelf wel en zal meteen duidelijk maken hoe ik hierover denk. Twaalf uur ’s nachts en niemand die een meisje van negen vertelt dat ze haar ouders moet bellen. Ongehoord. Topresort, m’n reet. Een stelletje prutsers zijn het!’
‘Geef ze nog een kwartier,’ zei ze opmerkelijk krachtig, al was ze er zelf ook helemaal niet gerust op dat dit normaal was. ‘Misschien is er na de dropping wel een verrassingsfeestje dat precies tot twaalf uur duurt.’ Koen dacht even na over haar voorstel en knikte toen instemmend. ‘Klokslag kwart over twaalf pak ik de telefoon, en geen seconde later.’
De minuten kropen voorbij. Koen was gestopt met ijsberen. Hij zat naast de telefoon. Om veertien minuten over twaalf doorbrak een scherp gerinkel de drukkende stilte in de woonkamer. Koen liet een diepe zucht ontsnappen en liet Isabel de hoorn oppakken.
‘Lieverd, waar bleef je nou?’
‘Ik wil haar zo spreken,’ praatte Koen streng erdoorheen. Omdat Isabel hem negeerde, maakte hij een hopeloos gebaar met zijn armen. Hij keek haar recht aan en verstijfde.
Het bloed was uit Isabels gezicht getrokken. Haar pupillen waren groot. Ze keek alsof ze een aanstormende trein zag en geen kant op kon. Haar mond stond iets open, woorden leken in haar keel te blijven steken. Met verstikte stem zei ze: ‘We komen eraan.’ Daarna legde ze de hoorn op de telefoon. Hierna keek ze Koen aan. Haar ogen waren vochtig, haar blik angstig.
‘Bibi wordt vermist.’