Epiloog

Acht maanden later

Ik merkte het zodra Ash de keuken binnenkwam. Hij maakte geen geluid terwijl hij naar binnen sloop. Misschien ving ik zijn geur op, maar ik was er nog niet zo goed in om die te onderscheiden. Ik wist gewoon dat hij er was. En ik wist waarom hij daar was. Ik bleef doorgaan met sandwiches snijden totdat zijn hand om me heen gleed, op weg naar de stapel. Een flits van het mes en de hand verdween in een waterval van vloeken.

‘Let op je woorden,’ zei ik. ‘Je kent de huisregels. Vooral dat ene woord is verboden, op straffe van afwascorvee.’

‘Ik maak me meer zorgen over een snijwond in mijn hand.’

Hij liep om het kookeiland heen, zonder zijn blik van de stapel sandwiches af te wenden. Ik zwaaide met het mes naar hem.

‘Als je twee minuten wacht, kun je er eentje voor jezelf maken. Ik zal zelfs alles laten liggen… dan kun jij het opruimen.’

‘Ik wil een halve sandwich. Er komen honderden mensen naar het feest. Niemand zal merken dat er een halve ontbreekt.’

‘Nog steeds geen ster in wiskunde, hè? Het zijn er twaalf, plus Annie.’

‘Voelt aan als honderden,’ bromde hij terwijl hij op een kruk plofte.

‘Dan kom je niet.’ Ik gaf hem een halve sandwich die ik verkeerd had gesneden.

‘Het zou een belediging zijn als ik Daniels verjaardag oversloeg.’

‘Hij zou het wel begrijpen.’

Ash bromde nog wat. Hij was niet dol op grote gezelschappen – en voor hem vormden twaalf mensen al een groot gezelschap – maar hij zou gaan, voor Daniel. Toen hij naar de tweede helft van de sandwich greep, maakte ik weer een dreigende beweging met het mes.

‘Niemand mist een halve –’

‘Ze zijn niet voor het feest. Daniel en ik gaan straks de konijnen loslaten en ik neem wat te eten mee.’

‘Dus het is een picknick.’

‘Inderdaad,’ zei ik terwijl ik de sandwiches in een trommel legde.

‘Alleen jullie tweeën?’

Ik wierp hem een blik toe. ‘We gaan de konijnen vrijlaten.’

‘Met een picknick. Voor twee.’ Hij boog zich voorover en dempte zijn stem. ‘Ik heb een paar biertjes in mijn kamer als je die wilt…’

Mijn vader kwam binnen. Ash ging snel rechtop zitten en nam nog een hap van de sandwich.

‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg mijn vader terwijl hij van mij naar mijn broer keek.

‘Ash heeft bier op zijn kamer dat hij mij aanbood.’

Ash kneep zijn ogen half dicht.

‘Wat voor merk?’ vroeg mijn vader terwijl hij de koelkast opende en een blikje frisdrank pakte. ‘Als het Labatt is, koop ik er eentje van je. Ik heb niets meer en ik ga pas dinsdag weer naar de stad.’

Ash mompelde iets onverstaanbaars. Hij snapte mijn ouders nog steeds niet helemaal. Als ze niet klaagden over het bier, dacht hij dat ze alleen maar beleefd deden en hem voorlopig voorzichtig aanpakten om hem later strengere regels op te leggen. Wat tot op zekere hoogte waar was, maar alleen in die zin dat mijn vader erop zou staan dat Ash zijn bier in de koelkast zou bewaren in plaats van het in zijn kamer te verstoppen. En als ze hem met iets sterkers zouden betrappen voordat hij negentien was, zou hij een probleem hebben.

Ik begon brownies in stukken te snijden. Toen mijn vader zijn hand ernaar uitstak, zei Ash: ‘Pas maar op, ze is snel met dat mes. Die zijn voor haar picknick met Daniel.’

‘Daniel?’ vroeg mijn vader.

Ik deed de brownies in een zak. ‘Ongeveer een meter tachtig? Blond? Volgens mij heb je hem wel eens ontmoet.’

Mijn vader en Ash wisselden een blik.

‘Jij en Daniel zien elkaar de laatste tijd wel erg vaak,’ zei mijn vader.

‘Ik zie Daniel al vaak sinds ik vijf was. Ophouden. Nu.’

‘Ik bedoel maar, je weet hoe ik erover denk. Daniel –’

Ik zwaaide met het mes. ‘Als je weer gaat zeggen dat hij voor me zorgt, laat ik de Nasts een tijdmachine bouwen en stuur ik je terug naar de negentiende eeuw, waar je ongetwijfeld veel gelukkiger zult zijn.’

‘Wat is er mis mee als hij zegt dat Daniel voor je zorgt?’ vroeg Ash. ‘Verwacht je soms dat we liever willen dat je met een jongen uitgaat die dat niet doet?’

‘Daar geef ik geen antwoord op,’ zei ik terwijl ik naar de trap liep. ‘Ik moet weg. Ash? Als je dat eten aanraakt, kun je die rijles morgen wel vergeten. Papa? Raak dat eten aan en jíj mag hem morgen rijles geven.’

Mijn vader deed een stap bij het kookeiland vandaan. Ash wierp me een vuile blik toe. Ik lachte en liep de trap op.

Ash, Kenjii en ik liepen ons ‘stadje’ binnen. Het heette Badger Lake, zeer origineel vernoemd naar het meer in het midden, dat eigenlijk niet meer was dan een grote vijver, maar daar deed niemand moeilijk over.

Het was zaterdag, maar bouwploegen waren hard aan het werk, dat was al het geval sinds het niet meer vroor. Iedereen die met ons naar Badger Lake was gekomen, had nu een huis, en een aantal gemeenschapsgebouwen was klaar. Er werden nog meer huizen gebouwd, voor families die tijdelijk in caravans woonden of die weldra zouden arriveren – voornamelijk ondersteunend personeel. Het waren Cabal-families met speciale vaardigheden, die de Nasts blijkbaar niet als een veiligheidsrisico beschouwden.

De meesten van hen waren regelmatig aan het werk in de stad – verplegend personeel, leraren, veiligheidsmensen, zelfs een winkelier – maar ze bezaten allemaal speciale vaardigheden. Vaardigheden die ons zouden helpen op te groeien tot… ja, tot wat eigenlijk? Dodelijke wapens? Superspionnen? Drugsdealers? Of echt alleen maar tot goede, multigetalenteerde Cabal-werknemers? Dat vertelden ze ons uiteraard niet, maar afgaand op het soort lessen dat we kregen, leek het in de richting van de eerste drie opties te gaan. Er waren alleen al drie experts in vechtkunsten. Op maandag kreeg ik les in zelfverdediging, een vaardigheid die ze geschikt achtten voor de snelle reflexen van een kat. Op een of andere manier betwijfelde ik of ze me klaarstoomden voor het olympisch team.

Maakten we daar bezwaar tegen? Nee. Als ze supersoldaten van ons wilden maken, dan namen we met alle plezier deel aan hun trainingen, en we zouden die, ooit, gebruiken om vrij te komen.

Twee nieuwe huizen waren voor twee nieuwe inwoners. Een van hen was een proefpersoon van Project Genesis die ze hadden opgespoord, met haar moeder. Rachelle Rodgers was een vuurhalfdemon die Chloe en de anderen hadden gekend. De ander was iemand uit Salmon Creek die tekenen van krachten scheen te vertonen. Ze vertelden ons nog niet wie het was, voor het geval ze het mis hadden. Er werd ook over gesproken om Chloes vader hierheen te brengen. Haar tante had contact met hem gehad, voornamelijk om te voorkomen dat hij naar haar op zoek zou gaan. Nu we bij de Cabals waren, hoefden ze zich daar geen zorgen meer over te maken, en dus had Chloe haar vader voor het eerst in zes maanden gezien en was er sprake van dat ze hem naar Badger Lake zouden halen.

Ash, Kenjii en ik liepen door de hoofdstraat, die hier nog onverhard was, hoewel het deel dat de stad in liep al geplaveid was. Daniel en Corey woonden aan de rand van het meer, het dichtst bij die geplaveide weg, naast de belangrijkste gemeenschapsgebouwen, waar commandant Carling haar kantoor had.

Onder het lopen riep iemand ons. Het was Antone. Hij kwam met een hamer in zijn hand om zijn huis heen lopen. Achter hem liep Moreno, met een biertje in zijn hand.

‘O ja, Daniels feestje,’ zei Antone met een gebaar naar de picknickmand en het ingepakte cadeautje. ‘Feliciteer hem van me.’ Hij verplaatste de hamer naar zijn andere hand. ‘Gaat onze afspraak voor het avondeten aanstaande zondag nog door?’

Hij keek nerveus, alsof hij verwachtte dat we zouden terugkrabbelen. We aten al zes maanden lang elke zondag bij hem, maar ik denk dat hij bleef verwachten dat we een smoes zouden verzinnen om niet te komen. Dat deden we niet. Het was geen gemakkelijke relatie. Misschien zou het dat ook nooit worden. Maar Ash en ik begrepen hoe belangrijk het voor hem was en dat we, al werden we nooit het gezin waar hij van droomde, toch iets van elkaar waren.

Ik verzekerde hem dat we er zouden zijn.

‘Als het nog warm is, kunnen we op mijn nieuwe achterterras eten,’ zei hij. ‘Wat tegen die tijd hopelijk klaar is… als iemand zijn bier tenminste een keer vervangt door een hamer.’

‘Hé, ik heb twee handen,’ zei Moreno. ‘En, kinders, gaat óns disfunctionele- familiemoment nog door? Lessen op de schietbaan volgende week?’

‘Woensdag na school,’ zei ik. ‘We zullen er zijn.’

‘Wat?’ Antone keek Moreno scherp aan. ‘Geweren? Je leert ze toch niet –’

‘Ze hebben het zelf gevraagd. Nou ja, Ash dan, en god verhoede dat juffrouw Maya iets zou missen.’

‘Ik wil gewoon voorbereid zijn voor het geval je ooit weer een geweer op me richt,’ zei ik terwijl we doorliepen en hen samen verder lieten bekvechten.

Een rotswand beklimmen. Na een verjaardagsfeestje. Naast Rafe omhoogklauteren terwijl onze vrienden ons aanmoedigden. En het voelde zo vertrouwd aan. Zoveel veranderingen… en ook zo weinig veranderingen.

Toen we zeiden dat we onze klimmuur wilden herbouwen, zei Antone dat hij er meteen een bouwploeg op zou zetten om de muur die we in Salmon Creek hadden exact na te bouwen. Dat was eigenlijk echt te bizar. Dus stonden we erop het zelf te doen. Tussen onze werkzaamheden door had ik voetafdrukken in de zachte aarde gezien, waardoor ik wist dat ze ons werk controleerden om ervoor te zorgen dat het veilig was, maar ze zeiden niets en lieten alles aan ons over. Dat was, tot dan toe, over het algemeen de manier waarop Sean ons behandelde. Hij bezorgde ons wat we nodig hadden en deed met alle plezier dingen voor ons, maar hij leek het nog leuker te vinden als we ze zelf voor elkaar kregen. Ze wilden zelfredzame jongvolwassenen met een onafhankelijke geest. En dat waren we van plan te worden.

En nu organiseerde ik dus een feestje voor Daniels zeventiende verjaardag, net zoals hij op mijn zestiende verjaardag voor mij had gedaan. En we waren weer in een bos en beklommen weer een muur. Rafe hing naast me voor de beslissende wedstrijd, en tijdens het klimmen was het net zoals die eerste keer: ik keek naar hem, zag zijn grijns, voelde hem naast me, en ik durfde te zweren dat ik zijn hart hoorde bonzen.

Hetzelfde. En toch niet hetzelfde.

De afgelopen acht maanden was er iets tussen ons veranderd. Ik weet niet precies wanneer het begon. Er leek helemaal geen begin te zijn. Alleen maar een geleidelijke… verandering. Ik keek opzij naar hem, en zijn grijns deed mijn hart sneller slaan, maar het was een ander soort slaan. Het was adrenaline, opwinding en blijdschap. Meer niet. Misschien was het nooit meer geweest. Misschien had ik het verkeerd geïnterpreteerd. Soms vraag ik me af of Sam misschien gelijk had, dat wat Rafe en ik voelden – die wervelwind van emoties – alleen maar dierlijke aantrekkingskracht was geweest. Als een lokroep tussen soortgenoten. De opwinding van een andere skinwalker tegenkomen, door hormonen vervormd tot iets anders, iets wat mijn hersenen abusievelijk interpreteerden als liefde.

Of misschien was het wél iets geweest, maar was het, zonder iets om de vlammen te voeden, gewoon afgekoeld en uiteindelijk volledig gedoofd. We hadden besloten een stapje terug te doen en gewoon vrienden te zijn, en in de eerste maanden kwam het wel eens voor dat ik meer wilde wanneer ik bij hem was, en ik merkte dat hij dat ook wilde. Maar dat kwam steeds minder vaak voor, en wanneer ik nu naar hem keek, zag ik een vriend. Niet meer dan een vriend. En ik zag dat hij hetzelfde voelde wanneer hij naar mij keek.

Wat vond ik daarvan? Het deed me een beetje verdriet, denk ik. Een deel van mij rouwde om wat we hadden gehad. Het was zo nieuw, zo onbekend en zo opwindend geweest. En toen het verdween, voelde ik me een beetje… angstig, denk ik. Hoe kon iets wat zo sterk was zo makkelijk verdwijnen? Nee, niet verdwijnen. Omslaan. Veranderen in iets wat goed en echt was, maar desondanks niet hetzelfde, nooit meer hetzelfde. Ik ben blij met wat we hebben, maar ik rouw een beetje om wat we hadden.

‘Maya! Vooruit! Hij krijgt een voorsprong op je!’

Ik keek omhoog. De zon scheen recht in mijn ogen en ik knipperde. Toen schoof er een hoofd voor. Mijn uitkijk. De jongen die ervoor zorgde dat ik niet viel. De jongen die er altijd voor zou zorgen dat ik niet viel.

Daniel grijnsde, en het was alsof die zon weer recht in mijn ogen scheen. Ik verstarde.

‘Hé! Nee! Ga door! Je moet hem laten zien wie hier nog steeds de beste is.’

Rafe riep iets omhoog wat ik niet helemaal verstond. Ik bleef naar Daniels grijns kijken en voelde vuurpijltjes afgaan in mijn buik.

Ook dat was veranderd. Mijn gevoelens voor Daniel. Of misschien waren ze niet zozeer veranderd, maar alleen van de duisternis het licht in gegleden.

Ik hield van Daniel, en niet op de manier waarop je van een beste vriend of een broer hield. Het was echt en het was heerlijk, en het was doodeng, want hoe meer ik het accepteerde, hoe meer ik me begon af te vragen wat hij echt voor mij voelde. Kwam het ook maar enigszins in de buurt van mijn gevoelens voor hem? Ik had geen idee.

Toen ik naar Daniel opkeek, voelde ik niet wat ik voor Rafe had gevoeld. Het was niet die allesverterende blinde behoefte om alleen maar bij hem te zijn. Het was een andere behoefte, fundamenteler, net zo intens, sterker zelfs in zekere zin. Ik wilde naar hem toe. Gewoon naar boven klimmen, zijn armen om me heen voelen, zijn geur inademen, zijn lach horen en bij hem zijn. Ik wilde mijn picknickmandje pakken, al onze geliefde maar tijdelijk ongewenste vrienden gedag zeggen en Daniel meenemen naar een rustig plekje waar ik hem helemaal voor mezelf had en…

En… Ja, dat was het obstakel dat ik nog niet helemaal had overwonnen. Hoewel ik het prima vond om gewoon bij hem te zijn en met hem te praten en te dollen, kon ik wel meer dingen bedenken die ik wilde doen. Genoeg om er blij om te zijn dat niemand me kon zien blozen. Ik koos ervoor mijn blik af te wenden en me op de klim te concentreren.

‘Je bent er bijna!’ riep Daniel. ‘Iets sneller! Je kunt het. Je hebt Ash al verslagen.’

‘Mijn hand gleed weg,’ bromde Ash ergens onder me.

Ik keek weer op naar Daniel, en toen ik zijn glimlach zag, voelde ik een nieuwe adrenalinestoot door me heen gaan. Ik moest naar hem toe. Daar moest ik me op concentreren. Nog twee keer overpakken. Nog één keer. En nu je hand uitsteken…

‘We hebben een winnaar!’ riep Daniel, en hij trok me omhoog voor mijn overwinningsknuffel.

Daarna vierden we ons feestje. Ik had een van Moreno’s beveiligingsjongens pizza laten halen. Ze zijn erg nuttig voor dat soort dingen. De Nasts waren er niet erg happig op om onze aanwezigheid aan de buitenwereld bekend te maken, dus mochten we niets laten bezorgen, en het dichtstbijzijnde dorp van enige betekenis lag op een halfuur rijden over slechte weggetjes, dus stonden onze ouders niet te springen om ‘even’ wat voor ons te halen. Daar waren de jongens van de beveiliging blijkbaar voor. Echte bescherming hadden we niet nodig.

We wonen meer afgelegen dan in Salmon Creek, maar we redden ons wel. De maandelijkse helikoptervluchten naar Toronto zorgen voor de broodnodige afleiding. De vrijdag krijgen we dan vrij, zodat we er een lang weekend van kunnen maken. Ze laten ons nog niet zonder onze ouders – en Moreno’s mannen – gaan, maar daar werken we aan.

Dus hielden we ons pizza-en-bier-feestje. Derek en Chloe glipten weg zodra hij zijn pizza had, en Chloe zei dat ze op tijd terug zouden zijn voor de taart en de cadeautjes. Derek hield, net als Ash, niet van grote gezelschappen. Of van feestjes. Simon had daar geen last van. Hij maakte vanaf het begin deel uit van ons groepje. Ik heb me wel eens afgevraagd of Derek dat vervelend vond, maar daar zag het niet naar uit. Hij leek het prima te vinden dat Simon met ons omging, en af en toe gingen de broers samen op pad.

Tori maakte niet echt deel uit van de kern van de groep. Hetzelfde gold voor Hayley. Ze waren dikke vriendinnen geworden en hielden zich meestal afzijdig, hoewel ze zich bij dit soort gelegenheden wel bij ons aansloten. Ook ik had een vriendin gevonden in de Genesis-groep. Of liever gezegd, we werkten eraan. Chloe was nog steeds stil, een beetje onzeker over zichzelf, en voelde zich het meest op haar gemak bij Derek en haar eigen ‘stam’, maar we gingen steeds meer met elkaar om, wat fijn was. Ze kon Serena’s plaats natuurlijk nooit helemaal innemen, maar ze vulde wel die leegte.

Van alle Phoenix-proefpersonen kon Derek het beste met Daniel opschieten. Daniel had in hem een goede sparringpartner gevonden. En een partner in crime. Derek was niet alleen de grootste en sterkste van onze groep, hij was ook de slimste. Griezelig, absurd slim. Daar was Daniel een beetje door geïntimideerd – hij is ook slim, maar hij moet hard werken voor zijn cijfers. Derek was echter geen uitslover of betweter, dus stond het hun vriendschap niet in de weg. De twee jongens, Chloe en ik gingen veel met elkaar om. We maakten plannen voor de toekomst en luisterden naar elkaars ideeën.

Op het romantische vlak gebeurde er verder weinig. Corey en Hayley hadden weer een poging gedaan, maar ik denk dat Corey zich schuldig voelde over hoe hij haar had behandeld, en toen ze het weer probeerden, kwamen ze erachter dat ze eigenlijk niet bij elkaar pasten. Ash en Tori lagen zo vaak met elkaar in de clinch dat ik dacht dat er meer tussen hen zou kunnen zijn… als ze elkaar niet eerst vermoordden. En Sam? Nou ja, voor Sam was er niemand, wat een van de problemen van ons geïsoleerde leven was. Zelfs van de heteroseksuele jongeren kon je niet verwachten dat iedereen stelletjes vormde omdat ze geen andere keuze hadden. We hadden een groter jachtgebied nodig. Dat had ik tegen Sean gezegd. Hij begreep het en zocht naar manieren om onze horizon te verbreden, misschien door ons cursussen te laten volgen in een nabijgelegen stad.

Het leven in Badger Lake was dus niet perfect. Maar hoe graag we het ook zouden willen ontkennen, het was goed. Heel goed. Het was niet de manier waarop we de rest van ons leven wilden doorbrengen, maar wanneer twijfels me bekropen, hoefde ik alleen maar te kijken naar de kinderen die een groot deel van hun leven op de vlucht waren geweest – Ash, Derek, Simon, Rafe, Annie en Sam – en te zien hoe ze zich ontspanden en opbloeiden, om te weten dat ik de juiste keuze had gemaakt.

‘Oké,’ zei Daniel terwijl we ons een weg baanden over het zompige pad. ‘Blijf hier, dan zoek ik een plek om deze jongens vrij te laten. En niet kijken. Ik wil niet dat je weet waar ik potentiële poemasnacks loslaat.’

‘Ha, ha,’ zei ik terwijl ik over een plas heen sprong. ‘Ik zorg er wel voor dat ik genoeg eet voordat ik transformeer. Dieren oplappen om ze later op te eten zou nogal zinloos zijn.’

‘Of duivels slim. Ze zouden je ruiken en denken dat ze te eten krijgen, naar je toe rennen om je te begroeten en… hap.’

Ik trok een gezicht naar hem. ‘Ash is degene over wie we ons zorgen moeten maken. Sinds hij voor het eerst is getransformeerd, heb ik hem een paar keer heel verlekkerd naar de dierenschuur zien kijken. Ik heb tegen mijn vader gezegd dat we goede sloten nodig hebben.’

Daniel lachte en gebaarde dat ik het pad moest verlaten. We hadden Kenjii achtergelaten. Fitz was hier ergens, maar hij wist dat hij uit de buurt moest blijven wanneer ik prooidieren bij me had, anders zou hij in de schuur worden opgesloten. We liepen naar een drogere plek bij het klif, met dicht struikgewas, en deden de kist open. De konijnen – weesjes nadat hun moeder door een havik was gedood – schuifelden naar buiten. Ze snoven de lucht op en gingen ervandoor. Sommige zochten de vrijheid, andere schoten veilig onder het struikgewas.

‘Graag gedaan!’ riep ik ze achterna, en ik mompelde toen: ‘Ondankbare schepsels.’

Daniel lachte. ‘Een goede oefening voor als je ooit kinderen hebt.’ Hij wierp me een zijdelingse blik toe. ‘Over snacks gesproken… heb ik goed begrepen dat er eten in dat mandje zit?’

‘Ja. Voor diegenen onder ons die geen vijf pizzapunten en twee stukken taart naar binnen hebben gewerkt.’

‘Ik ben in training.’

‘Jij bent altijd in training.’

‘Daarom eet ik ook altijd.’

Al pratend liepen we wat dichter naar het klif toe, totdat we een goede picknickplek hadden gevonden. Daar spreidde ik de deken uit en aten we. We praatten nog wat, voornamelijk over de problemen die we met onze krachten hadden. Dokter Fellows – Lauren – had me de hele winter in de gaten gehouden, en na overleg met de andere artsen geconcludeerd dat mijn ‘woedeaanvallen’ inderdaad een vorm van regressie waren. Ze had me behandeld, net zoals ze Annie hadden behandeld, maar ik had gevraagd of ik minder medicijnen en meer training kon krijgen, zodat ik er meer controle over zou krijgen. Dat leek te werken.

Daniel had zelf ook wat problemen met woedebeheersing. In zijn geval was het geen misplaatste woede, maar een onevenredige reactie op een dreiging. Als een stier die een rode lap ziet. Sam had dezelfde bijverschijnselen, waarschijnlijk al veel langer. Daniel hield ze op dezelfde manier onder controle als ik: wat medicijnen, veel training en veel praten. We luchtten ons hart bij elkaar en spraken over de oorzaak en hoe we ermee omgingen. Wederzijdse steun en zo nodig een schop onder onze kont.

Toen we klaar waren met eten, legden we onze agenda’s voor de komende week naast elkaar. Het leven hier was drukker dan het in Salmon Creek was geweest. Drukker en ingewikkelder. Niet alleen door de problemen rond het ontwikkelen van onze krachten, maar ook op het persoonlijke vlak. Ash en Antone maakten nu ook deel uit van mijn leven. Daniel moest een manier vinden om met zijn broers om te gaan, van wie er eentje gedurende de zomer in Badger Lake wilde komen wonen. Hij was student geneeskunde en de Cabal had hem een baan bij ons aangeboden, waarna ze hem naar de medische faculteit in Toronto wilden sturen. Daniel vond het leuk om zijn broer in de buurt te hebben, maar of hij er blij mee was dat hij voor een Cabal ging werken, was een tweede. Hij zou morgen op verjaardagsvisite komen… en voor een sollicitatiegesprek. Complicaties alom dus.

‘Heb je woensdag vrij?’ vroeg ik. ‘Ik kan je inplannen voor woensdag.’

Een kort lachje. ‘Ja, daar begint het wel op te lijken, hè? Ja, hou woensdagavond maar vrij, dan gaan we wat leuks doen. En vergeet niet dat we zaterdag met de auto naar de stad gaan. Alleen jij en ik. Niets tegen de anderen zeggen voordat we vijf kilometer uit de buurt zijn.’

‘Geloof me, ik kijk wel uit. Noem het woord “excursie” en voor je het weet zit je pick-up bomvol gegadigden.’

Ja, Daniel had een pick-up. Nee, niet zijn oude, krakkemikkige barrel. Hij was niet gloednieuw, maar de Nasts beloonden verantwoordelijkheidsgevoel. Ze konden erop vertrouwen dat Daniel niet midden in de nacht in de auto zou stappen om in een andere stad te gaan feesten, dus kreeg Daniel zijn eigen pick-up. Corey had een fiets gekregen.

‘Heb je al plannen voor dat ritje naar de stad?’ vroeg ik.

‘Lunch en een bioscoopje, had ik gedacht. En misschien in een restaurant eten als je ouders het niet erg vinden dat je laat thuiskomt.’

‘Oei, dat klinkt bijna als een echt afspraakje.’

Er verschenen rode vlekjes op zijn wangen en hij lachte sputterend. ‘Ja.’

Ik pakte een brownie en vroeg zo nonchalant als ik kon: ‘En wat als ik zou willen dat het een echt afspraakje was?’

‘Wat?’

Ik rechtte mijn schouders en probeerde mijn bonzende hart tot rust te brengen. Daarna dwong ik mezelf hem aan te kijken. ‘Wat als ik zou willen dat het een echt afspraakje was?’

Hij deed een poging om te lachen, wat niet erg lukte. Toen wreef hij met de rug van zijn hand over zijn mond en sloeg zijn blik neer. Hij schraapte zijn keel, strekte zijn benen en schoof ongemakkelijk heen en weer. Toen keek hij me weer aan, met een behoedzame, aarzelende blik.

‘Is dat een afwijzing?’ vroeg ik.

‘Nee. Ik bedoel…’ Hij deed weer een poging tot een glimlach. ‘Ik wacht alleen op het addertje onder het gras. Dat ik moet betalen als het een echt afspraakje zou zijn of zo. Of dat je bloemen verwacht. Of…’ Zijn stem stierf weg.

‘Er is geen addertje onder het gras,’ zei ik.

Ik ging op mijn knieën zitten en schoof naar hem toe totdat ik recht voor hem zat, op dertig centimeter afstand.

‘Geen addertjes, Daniel,’ zei ik. ‘Ik vraag of je met me uit wilt.’

Hij gaf geen antwoord. Hij stak alleen zijn hand uit en schoof hem tussen mijn haar en mijn gezicht, waarna hij me naar zich toe trok en…

En me kuste.

Zijn lippen raakten de mijne, aarzelend, nog steeds onzeker, en ik schoof nog wat dichter naar hem toe en sloeg mijn armen om zijn nek. Toen kuste hij me echt, een lange kus die ik tot diep in mijn ziel voelde, een klik, een connectie, iets diep in me wat zei: ‘Ja, dit is het.’

Zelfs toen we de kus onderbraken, was hij niet voorbij. Het was alsof we even boven water kwamen voor een snelle teug lucht, om vervolgens weer onder te duiken, op zoek naar die fijne plek, en daar zo lang mogelijk te blijven. Uiteindelijk lagen we zij aan zij op de picknickdeken, met zijn hand op mijn heup, elkaar langzaam kussend, met meer adempauzes, totdat ik zei: ‘Dit hadden we eerder moeten doen.’

Hij glimlachte, een luie halve glimlach, en even keek hij me alleen maar aan, in een roes van blijdschap, voordat hij zei: ‘Nu is prima.’ En hij kuste me weer, langzamer en zachter, terwijl we met half gesloten ogen op de deken lagen.

‘Wat zaterdag betreft, volgens mij heb jij mij mee uitgevraagd,’ zei hij na een korte stilte. ‘Wat zou betekenen dat jij betaalt.’

‘Nee hoor, dat denk je maar. Ik weet hoeveel jij eet, dus dat komt voor jouw rekening. Maar ik wil je wel op een bioscoopje trakteren. En bloemen voor je meenemen.’

Hij grinnikte. ‘Echt waar?’

‘Ja, tien roze rozen, die je de hele avond bij je moet houden om me niet te beledigen.’

‘En wat gebeurt er als ik je wel beledig?’

‘Dan krijg je dit niet meer.’

Ik boog me voorover en kuste hem weer. En terwijl de zon onderging, bleven we daar liggen, pratend en kussend, maar voornamelijk alleen maar genietend van bij elkaar zijn. We hadden een lange weg te gaan en ik wist dat het niet makkelijk zou worden. Maar ik had alles wat ik wilde – alles wat ik nodig had – en het zou goed komen. Met ons allemaal.