8

Is er een standaardreactie voor het moment waarop je je tweelingbroer voor het eerst ontmoet? Een tweelingbroer van wiens bestaan je een week geleden nog niet eens af wist?

Ik had in films gezien hoe mensen dierbaren na lange tijd terugvonden. Ik had zelfs een paar non-fictieboeken gelezen waarin broers en zussen met elkaar werden herenigd. Als ik op die verhalen moest afgaan, zou ik nu naar hem toe moeten rennen en mijn armen om hem heen moeten slaan. Maar dat deed ik niet.

Ik stond daar maar naar die vreemdeling te staren terwijl de woorden Mijn tweelingbroer, mijn tweelingbroer zich bleven herhalen in mijn hoofd. Ik kon het niet verwerken. We hadden negen maanden lang een baarmoeder met elkaar gedeeld. We waren samen baby’s geweest en hadden waarschijnlijk in hetzelfde wiegje gelegen. Zijn gezicht was waarschijnlijk het eerste wat ik elke ochtend zag en het laatste voordat ik ’s avonds in slaap viel. En toch was hij een volslagen vreemde voor me.

Zijn reactie hielp ook niet mee. Hij weigerde me zelfs maar aan te kijken. Hij stond daar maar, met zijn handen in zijn zakken en een opstandige blik, alsof…

Alsof hij mijn aanblik niet kon verdragen.

‘Is het waar?’

‘Ja.’ Zijn stem klonk nors en emotieloos.

‘Hoi,’ zei ik, wat nogal dom klonk, maar het was het enige wat ik kon uitbrengen. ‘Ik ben Maya.’

‘Je meent het.’

Daniel boog zich voorover alsof hij tussenbeide wilde komen. Maar hij deed het niet. Pas toen Ashton zijn handen uit zijn zakken haalde en ik van zijn plotselinge beweging schrok, greep Daniel me vast en trok me achter zich, waarna hij Ashton uitdagend aankeek.

‘Ik was niet van plan om je meisje aan te vallen. Verdomde benandante,’ sneerde hij.

‘Ze is mijn vriendín.’

‘Fijn voor je.’

‘Dat heb ik weer,’ zei ik. ‘Ontmoet ik eindelijk mijn tweelingbroer, blijkt het een klojo te zijn.’

Corey lachte. Ashton keek me voor het eerst aan, alsof hij het verkeerd had verstaan.

‘Ja, ja,’ zei Corey grinnikend. ‘Dat zei ze. Jij mag dan de klojogenen hebben geërfd, maar Maya heeft de pijnlijk eerlijke genen meegekregen.’

‘Zo is het wel genoeg,’ zei Daniel terwijl hij naar voren stapte. ‘Is hier nog iemand anders? Of was jij degene die die e-mails stuurde?’

‘Dat was ik.’

We moesten allemaal moeite doen om niet teleurgesteld te kijken.

‘Hoe kwam je dan aan dat e-mailadres?’ vroeg ik.

Hij draaide zich om en keek me aan, zonder antwoord te geven.

‘Fijn,’ mompelde ik. ‘Moet ik mijn vragen soms eerst door een vertaalprogramma halen?’

‘Dat hangt ervan af. Ga je me weer een klojo noemen?’

‘Dat hangt ervan af. Ga je je als een klojo gedragen?’

Ik verwachtte dat Daniel zich ermee zou bemoeien. Maar hij bleef met zijn armen over elkaar en een ondoorgrondelijke blik op zijn gezicht staan, terwijl Corey moeite deed om niet te lachen.

‘Luister,’ zei ik. ‘We zitten in de problemen. Ernstige problemen. We namen contact op met de enige naam die we hadden. En dan verschijn jij. Je bespioneert ons en probeert te vluchten, en nu doe je alsof we je van een belangrijk afspraakje afhouden. Op een of andere manier heb jij dat bericht gekregen, je wist dat ik je tweelingzus was en beantwoordde het. Dat zou niet meer dan logisch zijn als je je zus zou willen helpen, maar dat is duidelijk niet het geval.’

‘O, is het zo duidelijk?’

‘Als ik het mis heb, laten we dan overnieuw beginnen. Ik ben Maya. Dat is Daniel en dat is Corey. Heet je echt Ashton?’

‘Ash. Niemand noemt me Ashton.’

Die knul kon werkelijk geen enkele vraag normaal beantwoorden. Dit kon nog leuk worden.

‘Laten we ergens gaan zitten en praten,’ zei Daniel. ‘Misschien met een hapje erbij.’

‘Zeg, ik kan het mis hebben, hoor, maar zouden jullie niet dood moeten zijn? En achterna worden gezeten door twee Cabals? Jullie walsen heel Vancouver door en eten in restaurants?’

‘O nee,’ zei Corey. ‘Ik wals nooit. Maar ik doe wel eens een foxtrotje.’

‘Hier vlakbij is een koffiehuis,’ zei ik zo rustig mogelijk. ‘Daar kunnen we iets halen en dan ergens gaan zitten waar we wat privacy hebben. Het is uren geleden sinds we wat hebben gegeten, en ik weet niet hoe het met jou zit, maar de jongens hier eten alsof ze zich voorbereiden op een marathon.’

‘En wat is jouw excuus?’ vroeg Corey terwijl we begonnen te lopen.

‘De vormveranderingen,’ zei Daniel. ‘Die kosten haar veel energie.’

‘Dat kun je wel stellen,’ zei ik terwijl ik naar hem grijnsde.

Ash snoof. ‘Het zal wel even duren voordat je je daar zorgen over hoeft te maken.’

‘Nou, nee,’ zei Corey. ‘Het is al gebeurd.’

Ash’ blik verduisterde, waaruit ik opmaakte dat het hem nog niet was overkomen, en ik zei snel: ‘Een paar keer nog maar.’

Hij keek me geërgerd aan, alsof ik aan het opscheppen was, maar toen liet hij zich een paar passen terugvallen en ging zwijgend naast Corey lopen.

Gezellig. Heel gezellig.

Bij het koffiehuis verknalde ik het per ongeluk bijna weer. Daniel, Corey en ik pakten ieder wat we wilden hebben. Aangezien het mijn beurt was om te betalen, vroeg ik Ash wat hij wilde.

‘Ik betaal zelf,’ zei hij met een norse blik waarvan ik me begon af te vragen of het zijn gebruikelijke gezichtsuitdrukking was, net zoals Daniels glimlach of Coreys grijns.

‘Wil je dat ik iets voor je pak?’ vroeg ik.

‘Nee.’

Toen hij met grote passen wegliep, keken we hem na om te zien of hij er niet vandoor ging.

‘Vat het niet te persoonlijk op,’ mompelde Daniel. ‘Wat zijn probleem ook is, jij bent het niet. Hij heeft je net voor het eerst ontmoet.’

‘Ik weet het.’

Hij boog zich naar me over, kneep in mijn hand en fluisterde: ‘Ik vind het rot voor je. Ik weet dat je je dit heel anders had voorgesteld.’

Ik kon zeggen dat ik het me helemáál niet had voorgesteld – er was te veel gebeurd om zelfs maar over mijn pas ontdekte tweelingbroer na te denken. Maar dat zou een leugen zijn. Ik had me wel voorgesteld dat ik hem zou ontmoeten. Ik had erover nagedacht hoe het zou zijn om een tweelingbroer te hebben. Iedereen zei dat tweelingen een band met elkaar hadden die verder ging dan alleen een bloedband.

Ik keek naar Ash, die met een chagrijnig gezicht in de rij stond.

Dus niet. Geen enkele band.

Ik ging achter Ash in de rij staan. Hij moet hebben geweten dat ik daar stond, maar hij draaide zich niet om, zelfs niet toen ik mijn keel schraapte en zei: ‘Ash?’

Ik probeerde het nog een keer. ‘Mag ik je iets vragen?’

Hij keek achterom. ‘Wat?’

‘Je bent alleen, hè?’

‘Dat zei ik toch al?’

Niet echt. Hij gaf nooit antwoord op een vraag. Maar dat zei ik niet.

‘Dus ze is niet bij je,’ zei ik. ‘Onze, eh… moeder?’

‘Nee.’

‘Heb je haar achtergelaten?’

Een blik die ik niet kon duiden. ‘Niet precies,’ zei hij, en hij keerde me weer de rug toe.

‘Is ze… dood?’

Het bleef zo lang stil dat ik dacht dat hij geen antwoord zou geven. Maar toen zei hij: ‘Geen idee’, en hij stapte op de toonbank af om zijn bestelling door te geven.