26

Als er geen licht door mijn raam had geschenen, zou ik ervan overtuigd zijn geweest dat het inmiddels laat in de avond was. Dat moest haast wel, als je bedacht wat er allemaal was gebeurd.

Ik lag al bijna een uur lang in mijn kamer op bed na te denken. Nee, niet na te denken. Ik lag me zorgen te maken. Over Daniel. Ik zag geen uitweg uit deze gevangenis, dus er was niets om over na te denken, behalve Ik moet hier weg zien te komen en hem vinden, wat natuurlijk weinig specifiek en uitermate zinloos was. En als ik hier weg kon komen, dan zou ik Rafe, Annie, Sam, Hayley en Kenjii mee moeten nemen, en hoe moest ik dat in vredesnaam voor elkaar krijgen, tenzij ik een gepantserd bestelbusje tot mijn beschikking had waarmee ik de hekken kon platrijden en ons in veiligheid kon brengen?

Geroffel op de deur onderbrak mijn gedachtegang.

De deur ging op een kier open. ‘Ben je aangekleed?’ vroeg Rafe.

‘Ja.’

‘Verdorie.’ Hij duwde de deur open.

‘Als je iets hoopte te zien, had je beter niet kunnen aankloppen.’

‘Dat zou niet netjes zijn,’ zei hij terwijl hij binnenkwam. ‘Beter was geweest als je had gezegd: “Nee, maar kom toch maar binnen”.’

‘Aha.’

Ik gaf een klopje naast me op het bed. Hij wiebelde met zijn wenkbrauwen. Ik schudde mijn hoofd en hij mompelde weer ‘verdorie’. Ik lachte, en toen hij naar me toe liep, voelde ik me opeens… lichter. Alsof er iets van me af viel, niet alles, maar genoeg om weer te kunnen functioneren.

Hij ging niet zitten, maar boog zich voorover om Kenjii te aaien. ‘Ik hoopte je zover te krijgen dat je met me mee het dak op ging.’

‘Is het huisarrest opgeheven?’

‘Mijn deur was open. Jouw deur was open. Dat betekent volgens mij dat we weer mogen rondlopen, en zo niet, dan glippen we snel het dak op voordat iemand het merkt.’

‘Goed plan.’

Ik wierp een blik op Kenjii en wilde net vragen of we haar mee konden nemen, toen hij haar een klopje op haar poot gaf en ze van het bed sprong en ons naar de deur volgde. Toen hij gebaarde dat ze moest wachten, ging ze zitten.

‘Volgens mij heb je mijn hond ingepikt,’ zei ik.

‘Niet echt. Maar we hebben de afgelopen dagen samen een kamer gedeeld. Ze wilden haar in een hok stoppen, maar ik zei: “Niks daarvan.” Ze is een slimme hond. Ze wist dat het kiezen of delen was: gehoorzamen of op een betonnen vloer slapen.’

‘Dank je.’

Hij haalde zijn schouders op en deed de deur open.

Ik greep de rand van de deur vast. ‘Nee, ik meen het. Dank je.’ Ik boog me naar hem toe en kuste hem.

Toen ik mijn hoofd terugtrok, grijnsde hij. ‘Zie je, ik ben niet zo stom als ik eruitzie. De meeste meisjes houden van bloemen, chocola, strandwandelingen. Maar de weg naar jouw hart leidt via je huisdieren.’ Hij zweeg even. ‘En je vrienden, maar met dat deel van mijn meesterplan heb ik nog wat problemen.’

We liepen de gang op, met Kenjii in ons kielzog.

‘Maken Sam en Hayley het je erg moeilijk?’ vroeg ik terwijl we een andere gang insloegen.

‘Sam altijd. Hayley zegt niet veel. Dat kan ik haar niet kwalijk nemen. Ik heb me als een schoft gedragen door haar aan het lijntje te houden. Ik probeerde mijn pijlen op Nicole te richten en dat leek beter te gaan, totdat –’

‘Sorry dat ik het je niet heb verteld.’

‘Dat kon je ook niet. Ik ben alleen maar… geschokt. Verbijsterd. Ik blijf mezelf voorhouden dat ze een geestesziekte heeft of zo, maar dat maakt het er niet echt beter op. Ik snap niet hoe iemand zo ver kan gaan, gek of niet.’ Hij keek me aan. ‘Het spijt me dat je dit moest doorstaan. Erachter moest komen. Dat moet vreselijk zijn geweest.’ Hij zweeg even. ‘Gelukkig had je Daniel.’

‘Hij weet het niet.’

We hadden de deur aan het eind van de gang bereikt. Hij bleef stilstaan en keek me fronsend aan.

‘Hoe moet ik het hem vertellen?’ zei ik. ‘Ze heeft Serena vermoord om hem.’

En wat het nog erger maakt, is dat hij op het punt stond het uit te maken. Als hij dat maar iets eerder had gedaan…

‘En daarna werd jij haar doelwit,’ mompelde hij.

Ik knikte. ‘Dat snap ik niet. Er is nooit iets gebeurd tussen Daniel en mij. Dat bewijst denk ik wel dat ze gestoord is.’

Hij drukte op de zoemer om iemand de deur te laten opendoen. Hij ging met een klik open. Aan de andere kant was een trap die naar een volgende deur leidde.

Hij liet me voorgaan. ‘Je hebt gelijk over Daniel. Dat is nogal wat om iemand mee op te zadelen. Dat verdient hij niet. Hij is best oké.’

‘Dat is hij zeker.’ Ik keek achterom. ‘En dank je dat je dat zegt. Ik weet dat hij tegenover jou niet altijd zo oké is geweest.’

‘Ach, zoals ik al zei: de weg naar jouw hart leidt via je vrienden – harige en andere. Hij had een reden om me niet te vertrouwen. Ik hoop dat ik de kans nog krijg om hem van gedachten te doen veranderen.’

‘Die krijg je wel.’

We beklommen de trap, met Kenjii op onze hielen. Boven aangekomen deed ik de deur open en we kwamen uit op het dak.

Als ik op een groot plat dak met heel veel ruimte had gehoopt, dan kwam ik bedrogen uit. Als dochter van een architect had ik waarschijnlijk beter moeten weten. Een plat dak op zo’n groot huis is niet alleen onpraktisch, maar zou het ook een vreemde industriële uitstraling geven. Er was wel een plat stuk van ongeveer vijf bij zeven meter, omringd door hoge muren. De paar laatste zonnestralen die erop schenen, waren nauwelijks genoeg om je gezicht in te koesteren.

‘Net de luchtplaats van een gevangenis, vind je niet?’ Hij gebaarde naar het basketbalnet en de verzameling gewichten. ‘Inclusief camera’s. Daar en daar,’ wees hij. ‘Vast niet waar je op had gehoopt,’ zei hij. ‘Maar dit is wel leuk.’ Hij liep naar een evenwichtsbalk en sprong erop.

Ik nam een aanloop en kwam gehurkt neer. Daarna ging ik schrijlings op de balk zitten.

‘Uitslover.’

Ik grijnsde. ‘Als ik me had willen uitsloven, was ik er staand op terechtgekomen.’

‘Als je dat kon, had je het vast gedaan.’

‘Daag je me uit?’

Ik zwaaide mijn been over de balk om eraf te springen, maar hij greep me bij mijn shirt.

‘Nog niet. Eerst omhoog.’

Hij liet mijn shirt los en stond op, met de ene voet voor de andere, met een gemak alsof hij op de grond stond. Ik volgde zijn voorbeeld en hapte toen naar adem.

Ik kon over de muur heen kijken, net genoeg om een glimp van de omgeving op te vangen. We bevonden ons op een berghelling, zo hoog dat ik in de verte boomtoppen en daken van andere huizen kon zien. Hoewel het heerlijk was om bomen te zien, herinnerden ze me er alleen maar aan dat ik vastzat in een ommuurd gebouw en er niet naartoe kon, ze niet kon aanraken, er niet in kon klimmen. Ik kon ze zelfs nauwelijks ruiken door de overweldigende stank van nieuwbouw.

‘Het is niet veel,’ zei Rafe. ‘Maar net genoeg om ons het gevoel te geven dat we iets doen wat niet mag. Ik kan er niet goed wijs uit worden.’

Uit de omgeving, bedoelde hij. Waar we waren en hoe we konden ontsnappen.

Ik stond op mijn tenen over de muur te kijken en vroeg me af waar Daniel was, hoe het met hem ging en hoe ik hem moest bereiken.

‘Maak je je zorgen over Daniel?’ Iets in Rafes stem deed me hem een scherpe blik toewerpen.

‘Natuurlijk doe je dat,’ zei hij zacht. ‘Stomme vraag, hè?’ Hij probeerde te glimlachen, maar slaagde daar niet helemaal in, dus verbrak hij het oogcontact en liet zich weer op de balk zakken.

Hij is jaloers.

Nee toch? Niet Rafe.

Vanaf de eerste keer dat ik met een jongen uitging, had ik met jaloerse vriendjes te maken gehad. Veel jongens vinden het niet leuk dat hun vriendin iemand van het andere geslacht als beste vriend heeft. Maar aangezien ik alleen met zomergasten uitging – en nog niet eens erg serieus – was dat over het algemeen geen groot probleem. Maar een paar keer werd ik bij het tweede of derde afspraakje voor de keuze gesteld: ‘Wil je met mij uitgaan? Blijf dan bij hem uit de buurt.’ Het antwoord was altijd simpel: ‘Wil je dat ik bij hem uit de buurt blijf? Dan ga ik niet meer met jou uit.’ Zonder uitzondering.

Maar met Rafe had ik nooit problemen over Daniel gehad. Hij leek te accepteren dat het niet meer was dan vriendschap. Nu herinnerde ik me zijn gezicht toen Sam me ervan beschuldigde dat ik met Daniel had geflikflooid.

Ik keek naar hem, zittend op de balk, om zich heen kijkend alsof hij gefascineerd was door de kale muren. Niet doen, Rafe. Alsjeblieft, doe dit niet.

Kenjii kwam zacht jankend dichterbij.

Rafe keek op. ‘Wil je erover praten?’

Mijn keel kneep dicht. Uiteindelijk wist ik eruit te persen: ‘Waarover?’

‘Over Daniel. Je maakt je zorgen en dat kan ik je niet kwalijk nemen. Misschien voel je je beter als we erover praten.’

Ik ademde uit en ging weer schrijlings op de balk zitten, met mijn gezicht naar hem toe. ‘Dank je, maar ik denk dat praten het alleen maar erger maakt. Ik heb gewoon afleiding nodig.’

‘Aha.’ Een glimp van een glimlach. ‘Zoals…’ Hij gebaarde naar de basketbalring. ‘Eén tegen één?’

‘Precies.’ Ik schoof wat dichter naar hem toe. ‘Alleen niet met een basketbal.’

Hij schoof een paar centimeter bij me vandaan, met opgeheven handen terwijl hij moeite deed om niet te grijnzen. ‘Ho even, ik weiger op die manier te worden gebruikt.’

‘O ja?’

‘Ja. Het is…’

Zijn blik ontmoette de mijne en zijn woorden stierven weg. Ik dacht aan hoe het voelde om hem te kussen, aan hoe híj aanvoelde, aan hoe hij rook. Meer was er over het algemeen niet nodig. Maar nu duurde het iets langer voordat mijn hartslag versnelde. Het gebeurde echter wel, toen ik me concentreerde. Ik keek hem aan en zag de bekende sprankeling in zijn glanzende, amberkleurige ogen waarvan de pupillen zich verwijdden.

‘Wat zei je ook alweer?’ mompelde ik.

Hij overbrugde de afstand tussen ons zo snel dat ik hem niet eens zag bewegen totdat hij vlak bij me zat. Toen we elkaar kusten, wachtte ik tot mijn twijfels zouden verdwijnen en dat gevoel zou terugkeren. Het was er wel, maar anders. Ik was te veel afgeleid. Ik moest ophouden met me zorgen maken over –

De deur naar het dak werd opengegooid.

‘Allemachtig,’ zei Sam terwijl ze naar buiten hinkte. ‘Doen jullie wel eens iets anders? Geen wonder dat ze nog steeds bij je is, Rafe. Je hebt het te druk met flikflooien om een echt gesprek met elkaar te hebben, zodat ze er niet achter kan komen hoe geschift je bent.’

Rafe verstijfde. Ik kneep in zijn been en keek over mijn schouder.

‘Ik ben hierheen gestuurd om te zeggen dat we gaan eten.’ Sam wees met haar duim achter zich, waar ik een bewaker zag staan. ‘Hij is gestuurd om jullie bij kop en kont te pakken als jullie niet snel komen.’

We sprongen van de balk af.