13

Daarna was de dienst afgelopen. Pas toen het zover was en mensen in een rij terugliepen naar hun auto’s, besefte ik wat er was gebeurd. Niets. Geen van de ouders had voor een paar minuutjes rust en stilte de ceremonie even verlaten. Hoe konden ze ook? Ze zaten vast op de eerste rij. Ze hadden niet weg kunnen glippen, al hadden ze het gewild.

Toen de dienst was afgelopen, werden onze ouders omringd door mensen die hen regelrecht naar hun auto’s loodsten, net zoals ze hen naar hun plaatsen hadden begeleid.

‘Ze geven ze geen moment pauze,’ zei Ash. ‘Zelfs niet om te pissen. Ze zullen het moeten ophouden totdat ze hen naar een veilige plek hebben gebracht.’

Ik bleef kijken. Bleef hopen. Maar commandant Carling en Travis stapten in hun auto, evenals Daniels familie, mevrouw Tillson en de familie Morris. Mijn ouders en mijn grootmoeder waren blijven zitten. Ze stonden niet op om met iemand te praten. Ze zaten daar maar alsof ze niet beseften dat het afgelopen was. Uiteindelijk liepen er twee medewerkers op hen af die ervoor zorgden dat ze in hun auto stapten.

‘Er is niemand meer,’ fluisterde ik. ‘Helemaal niemand.’

‘Dat had ik je ook wel kunnen vertellen,’ zei Ash.

Ik keek hem kwaad aan.

‘Wat? Dat meen ik. Cabals zijn genieën in dit soort dingen. Ze bestaan al sinds de Spaanse inquisitie. Ze hebben honderden jaren ervaring in zich voordoen als brave burgers terwijl ze dingen doen waar de maffia voor zou terugdeinzen. Ze stoppen jullie dood in de doofpot en houden jullie ouders gevangen totdat ze jullie allemaal te pakken hebben. En het mooie ervan? Jullie ouders zullen zich niet eens realiseren dat ze gevangenen zijn. Ze zullen alleen denken dat de St. Clouds uitzonderlijk behulpzaam zijn.’

Hij schoof naar achteren op zijn tak. ‘Ik wist dat ze jullie nooit dicht bij hen zouden laten komen.’

‘Waarom heb je dat dan niet gezegd?’

‘Je zou toch niet hebben geluisterd.’

Daar kon ik niets tegen inbrengen, dus keek ik liggend op de tak naar beneden en speurde tussen de overgebleven vrienden en familieleden naar iemand met wie we contact konden leggen. Misschien. Als we voorzichtig waren. En wanhopig. Toen ik Brendan Hajek bij een van de openbare toiletten zag, richtte ik mijn aandacht op hem. Hij liep van ons vandaan, weg van de plek van de ceremonie. Ik keek naar de andere kant en zag zijn moeder, de plaatselijke dierenarts, helpen met het verwijderen van de posters van het podium.

Dokter Hajek had zich dus vrijwillig aangemeld om te helpen met opruimen, en Brendan maakte van de gelegenheid gebruik om een ommetje te maken. In zijn eentje.

‘Ik moet Daniel spreken,’ zei ik. ‘Ik ga naar beneden. Kun je me rugdekking geven?’

‘Wat?’

Ash had zelf ergens naar liggen turen en veerde op toen ik sprak. Ik moest mijn woorden herhalen.

‘Nee, we moeten hier blijven.’

‘Er is niemand in de buurt. Als ik ren…’

‘Je moet hier blijven, Maya, totdat die kerels weg zijn.’ Hij wees naar een groepje onbekenden naast het podium.

‘Ken je ze?’ vroeg ik.

‘Nee, maar het zijn duidelijk Cabal-klojo’s.’

In mijn ogen zagen ze er gewoon uit als mensen die rouwden. De twee mannen in uniform konden bij de beveiliging horen – ze waren er in ieder geval groot genoeg voor – maar alle andere zagen er vrij gewoontjes uit. Totdat een van hen een walkietalkie tevoorschijn haalde en een stukje bij de groep vandaan liep, en ik zijn blik volgde tot ik nog een ‘gewoontjes uitziende man’ aan de andere kant van het park zag staan, eveneens met een walkietalkie.

‘Waarom zijn ze hier nog?’ vroeg ik. ‘Bijna iedereen is weg.’

‘Jullie niet.’ Hij vloekte binnensmonds. ‘Ze wisten dat jullie zouden komen. Dat moet wel. Ze doorzoeken het park.’

‘Oké, we wisten dat dat zou kunnen gebeuren. We houden ons gedeisd totdat iedereen weg is.’

We bleven kijken. Er stopte weer een auto, waar een vrouw uit stapte. Ze zag er net zo gewoontjes uit als de anderen. Iets ouder, ergens in de vijftig, met kort grijzend haar. Ze droeg een keurig broekpak.

Ash vloekte en krabbelde overeind.

‘Wat is er?’ vroeg ik.

‘Een heks.’

Ik wierp een blik op de vrouw, die meer op een schooljuf leek. ‘Waar zie je dat aan?’

‘Aan het lange zwarte haar en de haakneus.’ Hij wierp me een spottende blik toe. ‘Ik herken haar natuurlijk. De St. Clouds hebben voor zover ik weet maar één heks, en dat is zij.’

‘Eén heks? Zijn ze zeldzaam?’

‘Nee, maar tovenaars werken gewoon niet graag met heksen, en andersom.’

‘Oké, dus…’

‘Cabals hebben heksen om krachtige heksenmagie te kunnen gebruiken, zoals detectiespreuken.’

Ik herinnerde me een memo te hebben gezien over onze ontsnapping. Calvin Antone had om een weerwolf en een Enwright-heks gevraagd om te helpen ons op te sporen.

‘En wat doen detectiespreuken precies?’ vroeg ik, hoewel ik het antwoord eigenlijk niet wilde horen.

‘Ze… detecteren.’ Hij zwaaide met zijn hand en trok een gezicht, alsof het een stomme vraag was. ‘Als een soort radar of warmtedetector. De St. Clouds zullen wachten totdat alle rouwende bezoekers het park hebben verlaten en laten haar dan haar spreuk gebruiken. Als dat gebeurt, zijn we de pineut. De Nasts zijn hier waarschijnlijk ook al, met hun heks. Ze hebben de handen in elkaar geslagen om jullie van de straat te halen.’

‘We moeten –’

Ik keek naar beneden. De tweede man met de walkietalkie kwam onze kant op. Links van ons deden een man en een vrouw alsof ze een stelletje waren dat door het park slenterde, maar ik zag de radio uit de zak van de man steken.

‘Ja,’ zei Ash. ‘Blijkbaar niet zo’n slim idee om naar je eigen herdenkingsdienst te gaan. We zitten vast in deze boom, Maya. De jongens kunnen door het bos ontsnappen. Ze hebben alleen geen idee wat er aan de hand is, omdat alleen wij kunnen zien wat er gebeurt en het hun niet kunnen vertellen.’

‘We moeten –’ begon ik weer.

‘We zitten in de val, begrijp je dat dan niet? We kunnen niet ongezien naar beneden klimmen, en als we niet naar beneden kunnen, vinden ze ons zodra die heks haar spreuk gebruikt.’

‘Noem je dat helpen? Want daar kwam je toch voor? Om ons te helpen?’

Het enige antwoord was een boze blik.

‘Dat beschouw ik als een ja, hoewel het moeilijk te bepalen is, want kwaad kijken lijkt je standaardreactie te zijn. En het heeft ook weinig zin om me te vertellen wat we níét kunnen doen.’ Ik keek omhoog. ‘We kunnen verder omhoogklimmen. Tot hoe ver reikt die spreuk?’

‘Hoe moet ik dat in vredesnaam weten?’

‘Dan klimmen we omhoog, als dat onze enige optie is. Maar daar hebben de jongens niets aan.’

‘Je kunt je geen zorgen maken over –’

‘Ja, dat kan ik wel.’

Ik boog me zo ver voorover als ik durfde. De surveillerende medewerkers kwamen steeds dichterbij. Ik zwaaide. Geen beweging in het struikgewas. Ik haalde een muntje uit mijn zak en draaide me om naar Ash.

‘Kun je een beetje mikken?’

‘Ik ben werper in het honkbalteam van school en kampioen boogschieten van mijn sportclub.’

Ik gooide het muntje. Het kwam niet eens in de buurt.

Ash zuchtte en gooide er eentje van achter me. Het kwam precies op de goede plek terecht. Hetzelfde gold voor een tweede muntje. Maar de jongens kwamen niet tevoorschijn.

‘Ze zijn weg,’ zei Ash. ‘Of ze hebben niets gemerkt. Er is verder niets wat je kunt doen.’

‘Ik kan –’

‘Hebben jullie sinds dat ongeluk soms elkaars handje vastgehouden en met één hand de beren en poema’s en ratelslangen verjaagd?’

‘Er zijn hier geen ratelslangen.’

‘Het zijn grote jongens, Maya. Ze kunnen voor zichzelf zorgen. En je benandante-vriendje weet blijkbaar dat jij ook voor jezelf kunt zorgen.’

‘Hij is mijn vriendje niet.’

‘Waarom zeg je dat steeds? Het kan me niets schelen of je iets met die gozer hebt, wat duidelijk wel het geval is.’

‘Hoezo is dat duidelijk? Omdat we met elkaar praten? Omdat we elkaar graag mogen?’

‘Eh… nee. Omdat jullie altíjd met elkaar praten. Behalve wanneer jullie fluisteren of giechelen. En als je met elkaar graag mogen bedoelt dat jullie niet van elkaar af kunnen blijven…’

‘Pardón?’

‘Misschien proberen jullie het geheim te houden dat jullie iets met elkaar hebben, maar altijd als hij in de buurt is, vindt hij wel een excuus om je hand of je arm aan te raken, en jij bent net zo erg.’

Ik keek hem woedend aan. ‘We zijn door een hel gegaan. Dat heet medeleven. Misschien zou je het ook eens moeten proberen.’

‘Dat is geen medeleven, Maya.’ Hij hief een hand om mijn protest in de kiem te smoren. ‘Prima. Jullie zijn alleen maar goede vrienden. Waar het om gaat, is dat Daniel erop vertrouwt dat jij je wel redt, en dat hij Corey in veiligheid zal brengen.’

Ash speurde het terrein af. De drie mensen die we eerder hadden gezien, stonden nog steeds in de buurt. Verderop, bij het gedeeltelijk afgebroken podium, leek de heks haar laatste instructies te krijgen.

‘Shit,’ mompelde Ash. ‘Ik zal je moeten redden.’

‘Wat? Niemand hoeft mij –’

‘Ik ga je redden, dus hou je mond en wees dankbaar.’ Hij kwam half overeind. ‘Ik klim naar de volgende boom en spring naar beneden. Dat zal voor afleiding zorgen. Zodra ze toehappen, ga jij ervandoor.’

Hij ging op zijn hurken zitten en greep naar de tak boven zijn hoofd.

Ik kwam overeind. ‘Ik laat jou niet –’

Hij draaide zich zo snel om dat ik mijn evenwicht bijna verloor. ‘Als ik mijn leven op het spel zet, dan is het je geraden dat je hier blijft, Maya. Denk je dat ik dit doe om je te pesten? Ik probeer aardig te zijn, maar als je achter me aan komt, dan ben ik niet zo aardig meer. Ga zitten en wacht af. Ze kennen mij niet. Ze zullen hoogstens even achter me aan gaan, en dat zal jou de tijd geven om ervandoor te gaan. Ik vind je later wel weer terug.’

Hij had gelijk, ze zouden hem niet herkennen. Als hij voor afleiding kon zorgen, moest ik daar gebruik van maken.

Ik keek toe terwijl hij naar de volgende boom klom. Ik spande mijn spieren aan, klaar om naar beneden te springen en het bos in te vluchten. Dat was de veiligste optie, en ik zou langs de plek komen waar Daniel en Corey zich schuilhielden, zodat ik ze zou kunnen waarschuwen als ze daar nog zaten.

Ash sprong echter niet uit de volgende boom naar beneden. Blijkbaar besefte hij dat de boom ernaast dichterbij was dan hij had gedacht, en ik zag zijn donkere gestalte nog een sprong maken. Toen hoorde ik iets. Een stem die ik herkende. Ik draaide me snel om naar het geluid, in de hoop dat ik het mis had…

Antone en Moreno liepen van een SUV naar de plek waar de heks van de St. Clouds en twee mannen net wegliepen om het gebied te gaan verkennen.

Ash had gelijk. Beide Cabals waren hier. Ze mochten dan rivalen zijn, maar in sommige gevallen hadden ze er beide baat bij om samen te werken. Zoals ons te pakken krijgen voordat we problemen zouden veroorzaken.

Maar als Antone hier was… Ik keek naar Ash’ donkere gestalte, die door de derde boom kroop.

Ik stond op, greep de volgende tak vast en ging achter hem aan. Adrenaline stroomde door mijn aderen, en ik bewoog me zo snel dat ik, toen ik naar de derde boom sprong, niet eens de tijd nam om de afstand in te schatten, en pas nadat ik was gesprongen merkte dat de volgende tak te ver weg was. Een flits van doodsangst toen ik mijn fout te laat opmerkte. Een verraste kreet van Ash toen hij me zag springen.

Op een of andere manier landde ik met gemak op de volgende tak, alsof hij maar een stap van me vandaan was. Ik keek achterom en vroeg me af hoe ik dat had gedaan. Een nieuwe bovennatuurlijke kracht?

Ash siste een reeks vloeken terwijl hij naar me toe kroop. ‘Ik zei toch dat je daar moest blijven! Wil je ons allebei –’

‘Je kunt niet naar beneden springen,’ zei ik, me stevig aan de tak vastklemmend terwijl ik op adem probeerde te komen. ‘Hij zal je herkennen.’

‘Wie zal me herkennen?’

‘Onze…’ Ik hapte naar adem. ‘Onze vader.’

‘Wat?’ Zijn gezicht vertrok. ‘Je bedoelt jouw vader?’ Hij tuurde naar beneden. ‘Is hij teruggekomen?’

‘Nee, ónze vader. Onze biologische vader.’ Ik wees naar de andere kant van het park. ‘Calvin Antone.’

Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Die vent daar? In dat spijkerjack? Is dat…’ Hij keek de andere kant op, dus ik kon zijn gezichtsuitdrukking niet zien.

‘Dat is onze vader,’ zei ik. ‘Ik heb hem ontmoet. Hij werkte eerst voor de St. Clouds, maar is toen overgelopen. Hij is degene die de Nasts getipt heeft en dit hele gedoe in gang heeft gezet.’

Hij bleef nog even naar Antone kijken. Toen schudde hij een paar keer wild zijn hoofd, draaide zich om en keek me aan. ‘Maakt niet uit. Hij kan me met geen mogelijkheid herkennen. Jij lijkt op hem. Ik niet.’

Dat was niet waar. Toen ik Ash voor het eerst zag, kwam hij me bekend voor. Nu wist ik waarom. Antone en ik hadden misschien dezelfde ogen en jukbeenderen, maar Ash leek als twee druppels water op hem. Wat me op het verkeerde been had gezet, waren zijn hazelnootbruine ogen en zijn bruine haar. Dat bedoelde hij waarschijnlijk, dat hij niet dezelfde kleur haar en ogen had als onze vader. Het deed er niet toe.

‘Hij zal je herkennen,’ zei ik.

‘Hij heeft me nog nooit gezien.’

‘Maakt niet uit. Weet je waarom hij bij de St. Clouds is weggegaan? Omdat ze hem mij niet wilden geven. Daarom heeft hij ons verraden bij de Nasts. Omdat zij hebben beloofd mij aan hem te geven.’

‘Dat ging om jou. Niet om –’

‘Hij wil mij omdat ik degene ben die hij heeft gevonden. Hij is nog steeds op zoek naar jou. Als iemand ooit een foto van je heeft genomen, kun je er donder op zeggen dat hij die heeft. Waarschijnlijk in zijn portemonnee. Wat heel schattig zou zijn als hij niet bereid was om iedereen neer te maaien die tussen ons en hem komt. Hij zal je herkennen, Ash, dat garandeer ik je.’

‘Oké.’ Na een laatste blik op Antone keek hij uit over het park. ‘Wat nu?’

‘We gaan terug naar waar we zaten en vluchten het bos in.’

‘Ze zullen ons zien.’

‘We kunnen –’

‘Dat wil je alleen maar omwille van je vrienden.’ Hij schoof een stukje over de tak. ‘Ik snap dat je je zorgen om ze maakt. Jullie zijn met elkaar opgegroeid en hebben samen heel wat meegemaakt, en Daniel is overduidelijk… belangrijk voor je.’

‘Dat geldt voor al mijn vrienden.’

Ash sloeg zijn ogen ten hemel, maar ging er niet op door. ‘Dat is mooi, neem ik aan. Behalve wanneer je zo bezorgd bent dat je een stomme, ondoordachte zet doet om ze te bereiken. Je moet erop vertrouwen dat ze voor zichzelf kunnen zorgen, Maya. Jij moet voor jezelf zorgen.’

Zijn blik schoot naar rechts, en ik zag Antone, de heks en de anderen op nog geen honderd meter afstand.

Ash vloekte. ‘Lekker dan. Tot zover de peptalk.’ Hij keek me aan. ‘Je gaat met me mee of ik ga weg. Ik ben hier niet gekomen om in een kooitje te worden gestopt.’

‘Ik ga met je mee.’

Ik speurde de omgeving af. Het kleine gebouwtje met de toiletten stond recht onder een boom. Ik wees ernaar.

Ash schudde zijn hoofd. ‘Heb ik al naar gekeken. We kunnen niet ongezien op het dak springen, en de takken die erboven hangen, reiken niet ver genoeg om aan de andere kant naar beneden te kunnen springen en ons te verschuilen.’

‘Dan zullen we verder moeten springen.’

‘Te riskant. Ik kan niet zien hoe dik die takken zijn, en –’

‘Heeft iemand je wel eens verteld dat je een onverbeterlijke pessimist bent?’

‘En heeft iemand jou wel eens verteld dat je roekeloos optimistisch bent?’

‘Het is niet roekeloos als je geen andere keuze hebt.’ Ik kroop naar voren. ‘Volg mij. Probeer niet te vallen.’

Hij mompelde iets binnensmonds, maar hij bleef wel achter me.