31

We hadden ons net achter het eerste het beste huis verschanst toen ik in de verte een motor hoorde brullen.

‘Komt die auto terug?’ vroeg Hayley.

Rafe schudde zijn hoofd. ‘Als het degene die onze auto ramde om ons te doen was, zou hij zijn gebleven. Wat er ook aan de hand is, het is geen ontvoering. Als we geluk hebben, was het een toevallige voorbijganger. Zo niet…’

‘Tot nu toe hebben we nog bar weinig geluk gehad,’ mompelde ik.

Hij knikte. ‘We moeten ons opsplitsen. In ons eentje kunnen we ons makkelijker verschuilen, en het verdrievoudigt de kans dat een van ons kan wegkomen.’

‘Als het een van jullie lukt, ga dan naar Stanley Park,’ zei ik. Ik legde uit waar ze onze kampeerplek konden vinden.

‘Denk je echt dat Corey en Daniel daar nog zullen zijn?’ vroeg Hayley.

‘Nee, maar ik hoop dat ze er af en toe een kijkje komen nemen of een briefje achterlaten.’

We kozen ieder een richting en zetten het op een lopen.

De auto die ik had gehoord, kwam niet in beeld. Ik was net gaan lopen toen ik besefte dat de motor steeds verder weg klonk. Dat betekende echter niet dat ik terugging. Het doel was nu om zo veel mogelijk afstand tussen mezelf en het autowrak te scheppen… en te hopen dat Rafe en Hayley hetzelfde deden.

Ik zou de achtertuinen als vluchtroute kunnen kiezen. Dat zou geen enkel probleem opleveren, want nergens stonden nog hekken om ze van elkaar te scheiden. Maar dan zou ik te veel in het zicht zijn. En door de hopen puin en bouwputten was het geen snelle – of veilige – route.

Ik rende een straat door en wilde net oversteken toen ik banden hoorde piepen. Ik aarzelde. Voor zover ik het kon zien, was de volgende rij huizen tevens de laatste, wat betekende dat ik daarna het terrein moest verlaten en… en wat? De woonwijk in gaan, waar mensen me door hun tuinen konden zien rennen? Of het open veld in, waar ik me niet zou kunnen verschuilen? Ik kon niet zien wat er achter de volgende weg lag, dus kon ik het risico niet nemen. Ik moest een betere uitkijkpost zoeken.

Ik trok me terug naar het dichtstbijzijnde huis met twee verdiepingen. Het was nog niet eens half af en er waren maar weinig plekken om te schuilen, maar de twee huizen aan weerszijden ervan bevonden zich in dezelfde staat.

Ik baande me een weg tussen het puin door naar de voordeur, of liever gezegd: het gat waar de deur moest komen. Er was ook nog geen buitentrap, zodat de deuropening zich een meter boven de grond bevond. Ik greep het houtwerk beet, zwaaide mijn benen omhoog, klom naar binnen en viel bijna regelrecht de kelder in. De vloeren waren nog niet gestort. Ook de muren waren nog niet geplaatst. Het was alsof ik me in een huis bevond dat uit luciferhoutjes bestond. Er was geen enkele plek om me te verschuilen. Dat had ík weer.

Op de eerste verdieping lagen echter wel vloerplanken, gedeeltelijk althans. De binnenmuren waren nog niet klaar, maar als ik op de planken bleef, zou niemand me van beneden af kunnen zien. En tegen de tijd dat ze de buurt grondig kwamen uitkammen, zou ik al weg zijn. Dit was alleen maar een tussenstation om de situatie goed in ogenschouw te kunnen nemen.

Om een goede uitkijkpost te vinden, moest ik door ieder raam kijken totdat ik er eentje vond waardoor ik gedeeltelijk zicht had op de straat waar ons busje was verongelukt. Er stond nu een SUV, met de koplampen aan en openstaande portieren waar donker geklede mensen uit kwamen.

Ik spitste mijn oren, maar ving alleen vaag gemompel op dat bijna verloren ging in het geklapper van bouwzeilen in de wind. Ik zag die zeilen ook, gescheurde witte vlaggen van overgave op bijna alle verlaten huizen. Het was een spookachtig beeld van hieraf: de rijen huizen, de lege raamkozijnen en deurposten, als duistere poelen in bleke gezichten.

Ik sloop naar de andere kant van het huis en keek uit in de richting die ik op wilde gaan. Zo te zien lag er een braakliggend terrein achter de laatste straat. Behoorlijk open. Te open? Moeilijk te bepalen.

Toen ik iets hoorde kraken, kroop ik op handen en knieën naar het trapgat en keek om een gedeeltelijk afgebouwde muur heen. Niemand te zien. Ik wachtte. Nog steeds niets. Toen ik me omdraaide om terug te keren naar mijn post, ving ik een waas van beweging op, maar toen ik snel omkeek, zag ik niets.

Mijn handen begonnen te jeuken. Ik wreef ze hard over elkaar en haalde een paar keer diep adem. Dit was niet het moment om te transformeren.

Of wel? Als kat zou ik me lager bij de grond kunnen voortbewegen. Ik zou mezelf beter in evenwicht kunnen houden als ik moest klimmen. Als er iemand achter me aan kwam, zou ik in een van die huizen kunnen verdwijnen en al op het dak zitten voordat zij de eerste verdieping hadden bereikt.

Maar ze hoefden niet dicht bij me in de buurt te komen om een pijltje af te schieten. Eerder die dag had ik de vooruitziende blik gehad om de donkerste kleding aan te trekken die ik kon vinden, voor het geval Antones ‘gelegenheid’ zich zou voordoen. In de gedaante van een kat zou ik door mijn bruine vacht veel meer opvallen.

Ik moest dus tot rust komen voordat ik zou transformeren. Wat makkelijk was, want door na te denken over welke gedaante beter was, wás ik tot rust gekomen en was het proces omgekeerd.

Ik grinnikte in mezelf. Maar goed dat ik niet had besloten dat ik wel wilde transformeren. Ik kroop terug naar de lege sponning van het raam en stond op om naar buiten te kijken, toen er achter me een vloerplank kraakte. Ik draaide me vliegensvlug om en zag dat vreemde waas weer, dat recht op me afkwam. Ik dook opzij. Handen grepen mijn enkel vast. Ik gaf een trap en wist mijn voet los te rukken. Ik kroop opzij en wilde opspringen, maar iets raakte me in mijn zij. Niet ‘iemand’. Iets, als een onzichtbare kracht die me uit evenwicht bracht.

Toen ik een glimp van mijn aanvaller opving, wankelde ik achteruit van verbazing.

‘Dokter Inglis?’ zei ik.

‘Je vader vertrouwt erop dat ik je bescherm,’ zei ze. ‘Ik ga niet terug om hem te moeten vertellen dat je bent gevlucht.’

‘Nee, hij –’ Ik onderbrak mezelf. Als hij haar niet had verteld dat hij hierachter zat, dan moest ik hem beschermen.

‘Misschien wil hij wel helemaal niet dat ik terugkom,’ zei ik snel. ‘Na wat er met Nicole was gebeurd, leek hij er niet zo van overtuigd dat het de juiste plek voor me was.’

Een schuldbewuste blik schoot over haar gezicht. Toen vernauwden haar ogen zich en ik voelde een kille vlaag, die ik probeerde te negeren. Dit was dokter Inglis. Ik kende haar al mijn hele leven. Ze mocht dan een hoofdrol hebben gespeeld in het experiment, maar ze leek ons altijd oprecht te willen helpen.

‘Wat heeft hij gezegd?’ vroeg ze.

‘Niets. Alleen…’ Ik slikte. ‘Ik was daar niet veilig, dat hebt u zelf gezien.’

‘Wat ik heb gezien, was dat je problemen hebt, Maya. Ernstige problemen, hoe graag je vader het ook wil ontkennen. Je degenereert.’

‘Nee, ik ben…’

‘Gespannen? In de war?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Je vergeet hoe goed ik je ken, Maya. Je bent sterk, en je bent een van de nuchterste jonge vrouwen die ik ken. Als je na alles wat er is gebeurd niet bent ingestort, gaat dat nu ook niet gebeuren. Je degenereert. Diep in je hart weet je dat. Als ik je laat gaan, zou je je vrienden in gevaar kunnen brengen. Hoe zou dat zijn, om Daniel te vinden en opgelucht te zijn dat hij nog leeft… om vervolgens de controle over jezelf kwijt te raken en hem aan te vallen?’

De eerste vlaag van woede spoelde door me heen. Iedereen kende mijn zwakke plek en maakte daar te pas en te onpas misbruik van.

‘En Rafe?’ zei dokter Inglis. ‘Je zou hem kwaad kunnen doen. Of je broer Ashton. Of Corey en Hayley.’

‘Ik zal nooit iemand kwaad doen,’ zei ik, en ik dook op haar af.

Ik was niet van plan haar aan te vallen. Ik wilde haar alleen uit de weg duwen. Ze bewoog niet. Ze prevelde alleen iets wat ik niet verstond. Toen ik een armlengte bij haar vandaan was, verstijfde ik, net zoals in de steeg was gebeurd.

‘Het heet een bindingsspreuk,’ zei ze. ‘Ja, ik ben een heks. Ik heb geprobeerd de Nasts te vertellen dat mijn detectiespreuk sterk genoeg was om je te vinden, maar ze wilden per se hun eigen heks erbij halen. Ik ga je terugbrengen naar je vader, Maya. Hij heeft niet gezegd dat ik dat niet moet doen, dus kan hij het me niet kwalijk nemen, of wel soms? En ik ben niet van plan jou te laten ontsnappen.’

Terwijl ze sprak, probeerde ik los te komen uit de betovering. Ik wist waarom de Nasts hun eigen heks hadden laten komen: omdat dokter Inglis niet goed genoeg was. We hadden elkaar buiten Salmon Creek gezien en ze had haar spreuk niet gebruikt. Of ze had het wel geprobeerd, maar het was niet gelukt. Nu, terwijl ik ertegen vocht, voelde ik een van mijn vingers bewegen. En toen een tweede.

Dokter Inglis merkte het niet en praatte verder. ‘Jij bent mijn beste werk. Jij en Daniel. De anderen halen jullie uiteindelijk wel in, maar nu zijn jullie tweeën een lichtend voorbeeld van alles wat ik de St. Clouds heb beloofd toen we met Project Phoenix begonnen.’

Terwijl ze sprak, verscheen er een man achter haar. Hij… doemde gewoon op uit het niets. Alsof hij hierheen was getransporteerd. Ik weet zeker dat ik mijn verbijstering niet had kunnen verbergen… als ik meer controle over mijn lichaam had gehad. De zwaargebouwde blonde man keek naar me en glimlachte, waarna hij een injectiespuit omhooghield en op dokter Inglis wees terwijl zijn andere vinger naar zijn lippen ging.

Haar lichaam spande zich, alsof ze iets voelde. Ik wist mijn mond open te wrikken.

‘Nicole,’ zei ik snel, gedempt omdat ik mijn kaken nauwelijks van elkaar kreeg. ‘U hebt haar gedrogeerd. Daarom bood ú aan om haar te testen. Om het feit te verdoezelen dat u haar had gedrogeerd en haar in mijn kamer hebt gelaten om me te vermoorden.’

De man sloop voorzichtig dichterbij.

‘Nee, Maya. Ik heb meegeluisterd. Ik zou tussenbeide zijn gekomen als ze je iets zou aandoen, maar ik wist dat je jezelf wel kon redden.’ Er verscheen een vage glimlach om haar lippen. ‘Dat doe je altijd. Je zou jezelf redden en wij zouden bewijzen dat Nicole instabiel is en ervoor zorgen dat ze haar ver bij jou vandaan zouden brengen.’

‘Echt waar? Want het klonk eerder alsof ze toch al van plan waren haar over te plaatsen. Ik denk dat u het hebt gedaan om ervoor te zorgen dat ik zwaarder bewaakt zou worden. U wist dat ik anders uiteindelijk zou zijn ontsnapt, dus –’

De man stak de injectiespuit in haar arm. Ze draaide zich op haar hakken om. De betovering werd opgeheven en ik viel op de grond terwijl zij een nieuwe spreuk begon te prevelen. Ik sprong overeind en rende over de plankenvloer. Ik was bijna bij de trap toen een stuk hout uit het niets op me af vloog en me in mijn knieholtes raakte. Ik viel op mijn handen en knieën. Voordat ik weer overeind kon springen, tilde iemand me van de grond. Ik draaide me om en zag nog een grote man – deze had bruin haar –, die me in het luchtledige liet bungelen. Dokter Inglis lag bewusteloos op de grond. De blonde man stond over haar heen gebogen en controleerde haar polsslag.

Ik haalde uit naar mijn aanvaller. Hij hield me alleen maar wat verder van zich af en lachte.

‘Klauwtjes in, katje,’ zei hij, nog steeds grijnzend. ‘Je bent echt net een kat, hè? Ik red je en krijg nog een paar krabben toe.’

Zijn glimlach was oprecht en zijn toon luchtig en geamuseerd. Ik hield op met tegenstribbelen.

‘Wie zijn jullie?’ vroeg ik.

‘Ik zou kunnen zeggen “vrienden van je vader”, maar dat is niet helemaal waar. We zijn gewoon twee halfdemonen met speciale talenten, die kunnen worden ingehuurd.’ Hij zette me neer, maar bleef met één hand mijn shirt vasthouden. ‘Blijkbaar ben je toch weggekomen na het ongeluk. Ik heb jullie harder geraakt dan ik eigenlijk van plan was. Het is lastig om dat soort dingen te plannen.’

Zijn metgezel liep naar ons toe. ‘De dokter is helemaal van de wereld. We laten haar hier gewoon liggen.’

‘Dus jullie zijn degenen,’ – ik had moeite met het vormen van de woorden – ‘die mijn vader heeft ingehuurd. En wat nu?’

‘Niets,’ zei de man die me vasthield. ‘Dit is waar je pappie voor heeft betaald, dus verder zul je het zelf moeten uitzoeken, katje. O ja, alleen dit nog…’ Hij haalde een stapeltje bankbiljetten, een metalen sleutel en een klein voicerecordertje uit zijn zak en stopte alles in mijn hand. ‘Uiterst geheime instructies. Luister ernaar en eet het bewijs daarna op.’

‘Bedankt.’ Ik draaide me om naar de trap.

De man met het bruine haar riep me na. ‘Ga je ons niet eens vragen om je te helpen hier weg te komen? Onafhankelijk katje, hè?’

‘Nee, ik denk alleen dat ik jullie honorarium niet kan betalen. Zelfs hiermee niet.’ Ik zwaaide met de bankbiljetten.

Nu grinnikte zelfs de blonde man. ‘We brengen je wel naar de stad. Als we een van je maatjes tegenkomen, kunnen ze meerijden, maar alleen als we ze onderweg toevallig zien.’

De bruinharige man knikte. ‘We willen niet gesnapt worden terwijl we naar een paar verdwaalde kinderen zoeken.’

Ik wilde in discussie gaan, maar ze hadden gelijk. We verlieten het huis. De blonde man legde uit dat hij me zou meenemen in de SUV die hij had gebruikt om de aandacht af te leiden, terwijl zijn partner de beschadigde pick-up in veiligheid zou brengen.

Op weg naar de SUV ving ik vaag Hayleys geur op in de bries. De halfdemonen lieten me naar haar op zoek gaan en haar mee terugbrengen. Rafe was nergens te bekennen, en ik drong er niet op aan om hem te gaan zoeken. Hij mocht dan niet zoveel ervaring op straat hebben als Ash, maar hij had een paar jaar met Annie rondgezworven, dus kon hij wel voor zichzelf zorgen.