18

Ik droomde dat ik ziek was en koorts had. Ik had kramp in mijn maag en het zweet brak me uit. Ik lag thuis in mijn eigen bed en papa zat naast me. Hij veegde mijn gezicht af met een vochtige doek, zonder iets te zeggen. Hij zorgde gewoon voor me, zoals hij de andere zeldzame keren dat ik ziek was had gedaan. Mama zorgde ook voor me, maar zij deed het door soep en kruidenthee voor me te maken, mijn bed te verschonen en me mijn medicijnen te geven wanneer dat nodig was. Ze moest altijd iets te doen hebben. Papa was degene die gewoon bij me bleef zitten.

Ik zwolg erin, zelfs toen ik me realiseerde dat het maar een droom was. Maar toen ik langzaam wakker werd, voelde ik de koorts echt branden en trokken er vlagen van misselijkheid door me heen. Er zat daadwerkelijk iemand naast mijn bed die mijn gezicht afveegde. Mijn eerste gedachte was Daniel, maar toen ik met een glimlach mijn ogen opende, zag ik Calvin Antone naast me. Ik schoof bij hem weg en siste, voordat ik besefte dat ik mijn menselijke gedaante terug had. Mijn maag kwam omhoog en ik kokhalsde. Antone pakte snel een kommetje van de grond en reikte het me aan, maar ik duwde het weg en ging rechtop zitten. Met mijn handen om de rand van het laken geklemd keek ik om me heen.

Ik lag in een bed, gekleed in een T-shirt en een pyjamabroek. Bij de deur stond een man die ik niet kende. Hij droeg een pak, maar leek niet op iemand van de beveiliging. Ten eerste was hij te oud, minstens vijftig. En zijn houding deed vermoeden dat hij van niemand bevelen aannam. Hij was lang – langer dan een meter tachtig – en had blond haar en helderblauwe ogen.

‘Eindelijk,’ zei hij. ‘Zeg tegen haar dat ze een paar vragen moet beantwoorden.’

Antone keek hem geërgerd aan. ‘Ze spreekt Engels.’

‘Vast wel. Maar ze kent mij niet en ik ken haar niet. Ik weet zeker dat jij haar ervan kunt overtuigen hoe belangrijk het is dat ze antwoord geeft.’

‘Is dat een dreigement?’ vroeg ik.

De blauwe ogen van de man verkilden. ‘Sla niet zo’n toon tegen me aan, jongedame.’

‘Omdat je een of andere hoge piet van de Cabal bent?’

‘Zijn naam is Mattias Nast,’ zei Antone. ‘Hij is de neef van de directeur.’

Ash had ons verteld dat elke Cabal door een familie werd geleid. De directeur en zijn zonen stonden boven aan de ladder, maar een neef zou ook macht hebben. Behoorlijk wat macht, naar Antones toon te oordelen.

‘Het kan me niet schelen wie hij is,’ mompelde ik. ‘Ik denk dat ik wel kan raden wat hij wil weten, en het antwoord is “val dood”.’

De ogen van de man werden nog killer. ‘Antone, wil je tegen je dochter zeggen –’

‘Ik ben zijn dochter niet. Hij is maar een spermadonor. Mijn vader is Rick Delaney.’

Antone boog zich naar me toe. ‘Ik weet dat je boos bent, Maya, maar je maakt dit niet makkelijk.’

‘Ik wil het niet makkelijk maken. Ik weet wat jullie willen vragen: hoe jullie Ash kunnen vinden. Ik heb geen idee waar hij is of hoe jullie contact met hem moeten leggen. Geloven jullie me niet? Gebruik dan maar magie of een waarheidsserum of wat jullie ook hebben. Het antwoord zal niet veranderen.’

Ik zag aan hun gezicht dat ik gelijk had gehad wat de vraag betrof, en ik slaakte een onhoorbare zucht van opluchting. Ash was ontsnapt. Mooi zo.

Maar waar was hij nu? Ver weg, dat wist ik zeker. Zodra ze mij te pakken hadden, zou hij hebben gemaakt dat hij wegkwam, zo ver mogelijk. Het deed pijn om te weten dat ik hem had gevonden om hem meteen weer kwijt te raken, maar hij zou in ieder geval veilig zijn.

‘We praten hier later nog wel over, Maya,’ zei Antone. ‘Nu –’

‘Later?’ zei Nast. ‘Ik heb drie beveiligingsteams klaarstaan, die wachten op haar antwoord. Besef je wel hoeveel dit geintje kost?’

‘Niet meer dan het waard is,’ zei Antone. ‘Anders zou je hier niet zijn. Als je teams zo goed zijn, zouden ze vakbekwaam genoeg moeten zijn om mijn zoon zonder Maya’s hulp te vinden.’

‘Je dochter is niet de enige die op haar woorden moet letten. Vergeet niet tegen wie je het hebt, Calvin.’

Antone wendde zich tot mij. ‘We praten hier later over. Er staat iemand op je te wachten.’ Hij glimlachte. ‘Iemand die je vast en zeker graag wilt zien.’

‘Daniel,’ zei ik, terwijl ik rechterop ging zitten. ‘Is hij ongedeerd? En Corey?’

Stilte. Ik keek van Antone naar Nast, en besefte dat Daniel hier niet was. Ik voelde een lichte steek van teleurstelling, maar die verdween zodra ik me realiseerde wat het betekende.

‘Ze lopen nog vrij rond,’ zei ik. ‘Jullie hebben ze niet te pakken gekregen.’

‘Nee, maar we zoeken ze wel,’ zei Antone. ‘Nog harder dan we naar je broer zoeken. Om een heel goede reden. Er is een… ongeluk gebeurd.’

Nast mengde zich erin. ‘Die Daniel van je is door een auto aangereden toen hij het park uit vluchtte.’

‘W-wat?’

Antone wierp Nast weer een geërgerde blik toe. ‘Zou ik alsjeblieft even met mijn dochter onder vier ogen kunnen spreken?’

‘Nee, want jij zult om de feiten heen draaien om te voorkomen dat ze verdrietig wordt en gaat huilen. Hij is waardevol bezit…’

‘Bezit?’ zei ik. ‘Daniel is geen bezit. Wíj zijn geen bezit. We zijn mensen. Levende, denkende –’

‘Zo is het wel genoeg, Maya,’ mompelde Antone. En toen tegen Nast: ‘Dit is niet jouw terrein. Het spijt me als ik niet dankbaar genoeg klink dat de Cabal je hebben gestuurd, maar ik had om Sean Nast gevraagd. Hij –’

‘Sean is nog een kind, hoe zijn grootvader er ook over denkt, en hij weet niets van het project. Zelfs Thomas beseft dat er dingen zijn die zijn zogenaamde erfgenaam niet aankan. Deze operatie is er een van.’

Ik ging op de rand van het bed zitten. ‘Dus die Sean zou er een probleem mee hebben om op mensen te jagen alsof het dieren zijn? Goh, ik zou niet weten waarom.’

‘Je bezorgdheid om je vriend lijkt erg snel te zijn verdwenen, jongedame,’ zei Nast.

‘Omdat ik je vijf seconden geloofde voordat ik besefte dat het gelul is. Daniel is niet zo onvoorzichtig om onder een auto te komen. Je nam de persoon die het dichtst bij me staat en vertelde me dat hij gewond is. Ongetwijfeld ernstig gewond, en daarom moet ik jullie helpen hem te vinden.’

‘Daniel is echt onder een auto gekomen, Maya,’ zei Antone zacht. ‘Het was zijn schuld niet. Hij rende een kruising over om aan de beveiligingsmensen te ontkomen, en een auto vol jongelui negeerde een stopteken.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Bespaar je de adem. Ik weet –’

Nast liep naar me toe en gooide een paar foto’s op het bed.

Antone greep ernaar. ‘Ze hoeft niet te zien –’

Nast hield hem tegen. ‘Ik vind van wel. Deze foto’s zijn door een verkeerscamera gemaakt, Maya.’

Ik staarde naar de foto’s en mijn maag draaide zich om. Ik moest mijn ogen dichtdoen om de misselijkheid terug te dringen. Toen deed ik ze weer open om nog een keer te kijken.

De eerste foto was genomen op het moment waarop Daniel de auto zag aankomen. Het moment waarop hij zich realiseerde dat hij niet op tijd zou uitwijken. Hij nam een duik om Corey weg te duwen. Doodsangst op hun gezicht.

De tweede foto. De auto was gestopt en de jonge chauffeur stapte uit. Corey rende er vanaf de stoep op af. Die vreselijke uitdrukking op zijn gezicht… Daniel lag op de weg, met zijn armen en benen gespreid als een lappenpop.

Nast gooide een derde foto op het bed. Daniel stond weer op zijn benen. Corey hield hem overeind. Daniels gezicht zat onder het bloed, zijn kleren waren gescheurd. Zijn ene been sleepte achter hem aan. Een omstander rende wild gebarend op hen af. De auto was verdwenen.

‘Iemand belde een ambulance,’ zei Antone, nog steeds met gedempte stem. ‘Maar ze kregen een lift van die vrouw…’ Hij wees naar de omstander. ‘De mannen van de beveiliging dachten dat ze alleen even uitrustten in haar auto. Toen reed ze weg. Ze hebben het kenteken genoteerd en we hebben de vrouw opgespoord. Ze heeft hen naar het ziekenhuis gebracht, maar ze verdwenen toen zij met een verpleegster van de eerste hulp sprak.’

Antone boog zich wat dichter naar me toe. ‘Ik weet dat je ons niet wilt geloven, maar we maken ons vreselijk veel zorgen om Daniel. We hebben geen idee hoe ernstig hij gewond is. De kans is groot dat hij inwendige verwondingen heeft. We moeten hem vinden.’

Ik schudde mijn hoofd. Verdwaasd. Verdoofd.

‘Wat voor bewijs heb je nodig, Maya? Vertel het me en ik lever het je. Ik kan je naar de vrouw brengen die ze heeft opgepikt. Naar het ziekenhuis waar een verpleegster ze heeft gezien voordat ze ervandoor gingen.’

‘D-dat is het niet. Ik… Ik heb geen idee waar ze zijn. We zijn elkaar kwijtgeraakt bij de herdenkingsdienst en daar hadden we geen noodplan voor bedacht. Ash en ik wachtten tot later, om terug te kunnen gaan naar de plek van de herdenking, voor het geval ze terug zouden komen.’

Niet helemaal waar. Nee, we hadden geen plan. Nee, ik kon geen contact met hen opnemen. Maar ik wist waar ze heen zouden gaan als het even mogelijk was – onze plek in Stanley Park.

Maar dat ging ik Antone niet vertellen. Ik vertrouwde hem niet; ik vertrouwde Daniel. En misschien nog wel belangrijker: ik vertrouwde Corey. Als Daniel te ernstig gewond was om zelf beslissingen te nemen, dan zou Corey hem naar een ziekenhuis brengen, ongeacht de risico’s. Hij zou Daniel niet laten –

Ik boog me kokhalzend voorover toen mijn maag opnieuw verkrampte. Toen Antone me de kom weer aangaf, klemde ik het koele metaal vast en boog me eroverheen.

‘Dat heet stress, jongedame,’ zei Nast. ‘En schuldgevoel.’

‘Nee,’ zei ik. ‘Dat heet een dubbele dosis verdovingsmiddel. Jullie hebben me ziek gemaakt.’

‘Je hebt jezelf ziek gemaakt door ons te dwingen je te verdoven. Net zoals je vriend Daniel zichzelf misschien de dood heeft ingejaagd…’

Ik dook op Nast af. Ik dook gewoon op hem af, jankend en met uitgestoken nagels, als klauwen, en krabde hem in zijn gezicht terwijl hij achteroverviel en ik boven op hem terechtkwam. Vaag hoorde ik Antone schreeuwen. Vaag voelde ik hem aan me trekken. Vaag voelde ik een vlaag van paniek, iets diep in me wat zei dat ik moest ophouden, dat ik nú moest ophouden. Maar ik was vervuld van woede, vervuld van de geur van bloed die mijn woede nog versterkte…

Antone trok me weg en drukte me tegen de grond, en het was alsof er een knop werd omgezet. Ik bleef verdwaasd liggen.

‘Maya?’ zei hij.

‘W-wat…’

Ik keek op en zag dat Nast een zakdoek over zijn gezicht haalde. Uit diepe krabwonden droop bloed. Ik keek naar mijn hand en zag huid onder mijn nagels. Ik wist dat ik hem had gekrabd. Ik herinnerde me dat ik het deed. Maar toch staarde ik ongelovig naar mijn nagels, en toen…

Schaamte. Ik voelde schaamte.

Toen Antone me losliet, duwde ik hem van me af, rende naar de kom op het bed en gaf over. Terwijl ik braakte, klopte hij me op mijn rug en zei dat alles goed zou komen.

‘Nee,’ zei Nast. ‘Het komt niet goed. Het begint. Ze heeft haar eerste gedaanteverandering meegemaakt en nu begint ze te degenereren. Net als Annabella.’

Annabella?

Annie. Hij bedoelde Annie.

Ik greep de kom vast en gaf weer over.

‘Dit is niet zoals met Annabella,’ zei Antone. ‘Maya is nog verdwaasd en verward door de verdoving. Je hebt haar net foto’s laten zien van haar beste vriend, die onder een auto is gekomen. Je suggereerde zelfs dat hij dood is. Na alles wat ze al heeft meegemaakt, was dat voor haar de druppel die de emmer deed overlopen. Meer niet.’

‘Nee, ze degenereert. Het is anders dan bij Annabella omdat je dochter anders is dan Annabella. Die wetenschappers voorspelden dat de effecten van degeneratie zouden afhangen van de persoonlijkheid van de proefpersoon. Volgens haar broer was Annabella een lief, stil meisje. Dat geldt niet voor je dochter.’

Voordat Antone antwoord kon geven, beende Nast de deur al uit. ‘Je moet haar onder de duim houden, Calvin. We hebben twee andere skinwalkers in bezit, en een derde bijna. We hebben er geen vier nodig.’